XïSÏB'BCH BA@25£alL3$,'"S^btèrdTasr'SC OcioVer. Berde Blad.
Gemengd Nieuws.
tSo. fSS25.
Offieieele Kennisgeving.
FEUILLETON.
Se erfenis der Kodrians.
Brieven van een Leidenaar.
Anno 3.910.
den kunnen bedragen of in het geheel niet
hajdden behoeven gedaan te zijn.
Wij hebben in de laatste jaren heel wat
groote werken uitgevoerd, die, al vragen zij
zware offers van de .gemeentenaren, nu ©n
in de toekomst, niet hadden mogen zijn Da-
gelaten.
Het Rijk legt de gemeenten steeds, meer
dere lasten op op het gebied der volkshuis
vesting, der gezondheid en der veiligheid en
voor wat al niet meer.
.Het onderwijs in alle vertakkingen van
het j lager tot het hooger en van het vak
onderwijs tevèné, vraagt steeds meerdere
offers ehwij mogen, er met/ doof voor blij
ven. Yan verschillende kanten wordt er
door particuliere vêreenigïngen steun en
hulp van de-gemeente gevraagd voor allerlei
góede dingen en het -gemeentebestuur kan
en mag in veie gevallen niet weigeren.
I>e gemeente behoort als openbaar lichaam
de personen^ die ze in dienst heeft, behoor
lijk te bezoldigen en do-steeds verhoogde le-
venseischen in alle standen dwingen haar de
jaarweddén en werklopnen af en toe te ver-
hoogen. Het is wel gemakkelijk een klaag
toon aan"te~heffen, en de Stadsbestuurders
er een verwijt van té maken dat de uitgaven
zoo onrustbarend toenemen, doch ala die
klagers en bedillers zelf, eens aan de. groene
•tafel zaten, zou het evenm:n gemakkelijk
vallen te bezuinigen.
Men had om bij den laatsteen tijd te blij
ven, kunnen nalaten de oud© Paardensteeg
te yerbreeden. Wij hadden het er buiten
kunnen doen en als uien het niet had ge
daan, was de overwulving van het Kort-
Rapenburg en het bouwen van een nieuwe
Blauwpoortsbrug ook niet noodig geweest.
Maar dan wasde electrische tram er ook
niet gekomen, waardoor de stad een ged-uch-
ten sprong vooruit doet en het verkeer
wordt bevorderd.
Het zou zeer de vraag zijn of zuinigheid
op dit gobied de wijsheid niet bedroog. Er
moet leven in de stad blijven en komen, an
ders gaan wij achteruit. Een laag percenta
ge der belasting is niet de eenige graadme
ter voor het welvaren der gemeente.
Ik geloof dat het. ook de dood van de
stad zou kunnen zijn als we daarbij véle
dingen, die den vooruitgang der burgers
kunnen bevorderen, verwaarloosden. Als
het de burgers goed gaat, kan er wel wat
ruim aan belastingpeaningen worden opge
bracht.
Maar met dat al staat het vast dat wij
met deze redeneering tot achtergrond maar
niet altijd met verhooging der belastingen
kunnen doorgaan en dit vooral niet, omdat
bij elke stijging van het percentage de nei
ging van d© bezitters van groote vermogens
grooter wordt om onze gemeente metter
woon te verlaten.
Wat men hier vpor een jaar of tien reeds
zei de, n.l. dat de grens van de draagkracht
der Leidsche burgorij bereikt was, ala men
3 en 3l propenf van het inkomen als plaatse-
lijko directe belasting eischtë. mag thans
zeker en met meer recht herhaald worden
np we staan voor het feit dat de 20ste pen
ning en meer zal worden gèëisoht.
Stel dat wij met de vermeerdering der
uitgaven op dezelfde wijze voortgaan als
in het tienjarig tijdperk, dat achter ens
ligt, en er is geen enkele reden aan te voe
ren waarom dit niet zal gebeuren, dan zóu
togen 1920 onze hoofdelijke omslag t-ot onge
veer een milloen zijn gestegen. Misschien
hebben wij naast de plaatselijke directe be
lasting er dan nog een of meer andere hef
fingen bij straatbclasting, verhooging der
opcenten op het personeel of wat er door
de door den nood gedrongen vindingrijkheid
van belastingspecialiteiten nog anders uit
gevonden wordt doch in welken vorm
ook, betaald zal het moeten worden.
En dan het h'ooge woord moet er
uit is er geen betalen meer mogelijk.
Dan loopt de boel spaak, dan gaat de ge
meente bankroet. i
Ik weet wel dat Leiden in dit opzicht j
niet alleen staat, en buurmans leed moge
troosten, het is toch altijd 'n schrale troost.
Maar wordt er gezegd, het Rijk m->et fn
zal bijspringen: het belastinggebied \an
de gemeente zal noodwendig moeten wor
den uitgebreid of. het Rijk zal moeten over
nemen de volle kosten van het onderwijs of
van dé politie enz.
Ik heb daar een zwaar Koofd in. Be
uitgaven van het Rijk stijgen al even on
rustbarend. De Staatsbegrooting neemt
jaar op jaar toe en men zoekt er ook
maar steeds naar nieuwe belastingen en
het komt ten slotte toch ook op hetzelfde
neer of wij het geld moeten brengen hj
den gemeente-ontvanger op het Staih'*is
of bij den Rijksontvanger aan de Cieen-
schuur, alleen met. dit-onderscheid dat men
op Eet stadhuis een beetje vlugger n pi t
tiger wordt bediend.
Wat is er dan aan te doen om uit het
moeras, waarin wo op financieel gebied zoo
langzamerhand geraakt* zijn, weg te ko
men
Ik moet eerlijk bekennen: ik weet het
niet. Misschien zijn er die het wèl weten,
dat ze het dan zeggen Mogelijk dat Ie bes
te stuurlui nog aan den wal staan.
Het ©enige wat ik er op weet is, dat do
heeren van don Raad nu eens voor eens en
voor altijd zeggen: tot hiertoe en niet
verder! De begrooting mag niet hooger
dan zij nu is en het percentage zal niet
hooger stijgen. Wij moeten de tering naar
de nering zetten.
Wij hebben nu de stad behoorlijk in orde
en kunnen op velerlei gebied met andere
gemeenten van ongeveer dezelfde grootte
heel goed ooncurreeren.
Zetten we er ons nu eens op de inkom
sten te doen vermeerderen* de gasfabriek
en de electrische centrale hebben daartoe
wel neiging ons marktwezen is bloeiend en
toont eveneens neiging tot vooruitgang,
maar gaan wc tegelijk de uitgaven zoo mo
gelijk inkrimpen, althans niet meer uitbrei
den.
Ik weet er waarlijk geen ander middel op
om te blijven die we zijn
Het is tot dusverre, contrarie met wat in
een geordende burgerhuishouding geschiedt,
met de gemeento nog zoo gegaandat men
eerst de uitgaven vaststelde en daarna de
inkomsten regelde, waarbij dan de post
„hoofdelijke omslag" sluitpost word. La
ten we met die gewoonte eens breken en
bij het opmaken der begrooting eerst eens
zien op hoeveel inkomsten de gemeente kan-
rekenen en daarnaar de uitgaven vaststel
len.
Dan zal er wel eens wat moeten worden,
uitgesteld en wat nagelaten, dat beter was
dat het tot stand kwam en uitgevoerd werd
maar het valt misschien nog wel wat mee
ook eh wij voorkomen, dat wij niet weder
gaan op den weg, die naar een gemeente
bankroet zou voeren.
In een papierwarenweTkplaats,
gevestigd in perceel 83 Egelanüersgracht te
Amsterdam, toebehoorende aan den heer
-Frenkel^ is gisternacht door onbekende oor-
zaait brand ontstaan. Doordat er des nachts
niemand in het pand aanwezig was, had.
het vuur reeds hevig om zich heen gegre
pen, voordat het door de buren bemerkt en
de brandweer gewaarschuwd was. Deze was
de vlammen, die voedsel hadden in den groe
ten voorraad papieren artikelen, spoedig
moester, maar heeft niet kunnen voorkomen,
dat do verdieping gelijkvloers geheel en
de eerste verdieping gedeeltelijk uitbrandde.
Tien duiven, oenigc honden, kippen en een
papegaai zijn in den brand omgekomen.
Te Hindeloopenhad oendroc-
vig ongeluk plaats. Een zeer hulpbehoevendt
bijna 11-jarig kind van den werkman W. de
J., was alleen thuis Een in de kamer staan
de stoof, die voor verwarming dient, ge
raakte door een onbekende oorzaak in brand
ten gevolge, waarvan de kleine hevige
brandwonden kreeg. Kort nadat de moeder
het ongeluk bemerkte^ overleed het kind.
(L. Ct.)
In een Londensch gasthuis
is Dinsdag een niet allediaagsche operatie
verricht. Een achtjarig morisjo had een tijd
geleden ernstige brandwonden gekregen.
Zij was bijna genezen, maar de dokters
hadden een stuk menschevel noodig om de
brandwonden behoorlijk te bedekken. De
vader stelde zijn lichaam beschikbaar, en
Dinsdag is hem voor zijn dochtertje van
Rijkskeuring Tan Hengsten.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS
Ier gemeente Leiden;
Gelet op het besluit van Gedeputeerde
Staten der provincie Zuid-Holland van den
2den Augustus Hó. (Provinciaal
blad No. 66);
Brengen ter kennis van belanghebbenden,
dat de gewone Rijkskeuringen van tot dek
king bestemde hengsten van ten minste 2
jaar ia dtefc najaar van 1910 voor- Zuid-
Holland zullen gehouden worden. Ie
Leiden op 19 Ootóben
Rotterdam 20
Dordrecht 21
Dirksland 22
Daarbij vestigen zij de aandacht van be
langhebbenden voor zooveel noodig op do
antt. 4 en 5 van het Koninklijk Besluit
vain 14 Augustus 1901 (Staatsblad No. 204),
gewijzigd bij Koninklijke Besluiten van 25
Juni 1906 (Staatsblad No. 135) en 6 No
vember 1906 (Staatsblad No. 278), wdkei
luiden als volgt-
Artikel 4.
Tot de najaarskeuringen worden toegela
ten alle hengsten, die ten minste 2 jaar
oud zijn.
Tot de voorjaarskeuringen worden alleen
toegelaten:
a. hengsten, die daartoe aangegeven zijn
bij de najaarskeuringen van het vooraf
gaande jaar;
b. hengsten, die volgens een schriftelijke
verklaring van een geëxamineerden veearts
vgens ziekte niet op de najaarskeuringen
van het voorafgaande jaar hebben kunnen
komen
o. hengsten van 3 jaar of ouder, die uit
het buitenland of uit een andere provincie
ingevoerd zijn na de .najaarskeuringen van
het voorafgaande jaar;
d. driejarige hengsten, die de eigenaars
of houders om aannemelijke redenen ter be
oordeeling van de provinciale regelings
commissie, niet als tweejarig© in het na
jaar te voren lieten keuren.
Artikel 5.
De eigenaar of houder, die een hengst ter
keuring wensch't aan te bieden^ is verplicht
daarvan ten minste drie weken vóór de
keuring vrachtvrij een schriftelijke en on-
derteekende aangifte te zenden aan den
Secretaris der betrokken provinciale rege-
Ungscommissie met opgave van:
a naam en woonplaats van den eigenaar
en houder;
b. naam, ouderdom, ras, kleur en bijzon
dere kenteekenen van den hengst bene/en 3,
indien deze in een stamboek is ingeschre
ven, stamboek en stamboeknummer
o. zoo mogelijk afstamming van den
hengst zoowel van vaders- als van móeders
zijde en naam en woonplaats van den fokker.
Een hengst na bovenvermelden termijn
aangegeven, wordt van de keurig uitgeslo
ten, tenzij de Commissie geen bezwaar te
gen toelating heeft en de eigenaar of hou
der vóór den dag der keuring een som van
f 10 bij voornoemden secretaris stort.
Tevens worden de belanghebbenden er
op gewezen, dat de inschrijvingsbiljetten
voor de keuringen op vrachtvrije, schrifte
lijke en onderteekende aanvragen aan eige
naren en houders van hengsten door den
secretaris der Provinciale Regelingscom
missie, den heer J. H. Van der Torren te
Gouda, zullen verstrekt worden.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
N. O. DE GIJSELAAR,
li L I Burgemeester.
VAN HEYST, Secretaris.
Leiden, 13 Augustus 1910.
Najaarsschouw.
Burgemeester en Wethouders van Leiden;
Gezien artikel 17 der verordening van den
6en Juli 1899 (Gem. blad No. 15)laatste
lijk gewijzigd bij de verordening van den
3en Juni 1909 (Gem. blad No. 9);
Brengen ter kennis van belanghebbenden,
dat te beginnen met Dinsdag, 4 October e.k.,
1)
Schauffert trachtte nu een woordje tot
zijn buurvrouw te zeggen, doch die bevond
zich in een soort kruisvuur met haar vis-a-
vis, stemde telkens weer met het vroolijke
lachen der anderen in en antwoordde
slechts verstrooid, wanneer Schauffert haar
toesprak. Het was een levenslustige, jonge
vrouw, en mooi, zelfs zeer mooi. Maar de
toon, waarop zijn mooie buurvrouw zich
met do beeren onderhield, was tamelijk vrij.
Zij liet het ook toe, dat men haar fami
liaar bij haar voornaam noemde: „Cilli",
wat van Cecil'a afgeleid was.
Steeds meer gasten werden het beneden-
salon ontrouw en zochten het jongere ge
zelschap op. Iedere nieuweling werd met
een uitgelaten protest ontvangen. Doch dat
gaf niets. Men moest steeds meer op elkaar
sohuiven en ten slotte was er gebrek aan
klapstoelen, om de nieuw aangekomenen
van een zitplaats te voorzien.
Schauffert had reeds meermalen ongedul
dig naar den ingang der kajuit gekeken.
Endelijk verscheen ook de jonge mevrouw
Rodrian met den bankier Hollinde, die zijn
arm door den hare had gestoken en haar
niet weer wilde vrij laten.
„Wat, is er geen plaatsje voor zulk een
slanken, jongen man als ik ben?" riep de
dikke bankier, toen zich bij zijn binnen
komst een kleine storm verhief.
„Neen neen, mijnheer Hollinde, u be-
hoort m het andere salon bij de grootwaar-
digheidsbekleeders l"
zullen geschouwd worden: a-ile wegen, lanen,
paden, straten, kaden, pleinen, hofjes, ste
gen, sloppen of poorten en gangen bene
vens de daarin gelegen of daartoe behoo-
rende bruggen en andere kunstwerken,
voor zoover die bijzonder eigendom zijn en
met gedoogen van.de rechthebbenden voor
het publiek verkeer Openstaan; en allé wa
teringen en slooten 'en de riolen, ter ver
vanging daarvan gemaakt, benevens de:
daartoe behoorende> sluizen, duikers, buizen,
toegangskokers en dergelijke werken, voor
zoover die bijzonder b:gendom zijn.
j Burgemeester en Wethouders voornoemd,
J. A. VAN HAMEL,
Weth. loco Burgemeester.
VAN HEYST, Secretaris.
Le.den, 9 September 1910.
CCCXXVII.
Het vraagstuk der gomeente-financiën
heeft zich in onze gemeente weder op den
voorgrond gedrongen sinds dé cijfers van dé
begrooting voor het dienstjaar 1911 bekend
zijn geworden.
Inkomsten en uitgaven zijn geraamd op
f 3,043,594 en het bedrag der plaatselijke
directe belastingen op f445,575.
In het jaar 1910 werden de inkomsten en
uitgaven vastgesteld op f 2,624,621 en de
plaatselijke directe belasting f399.186.
Om nu eens bij dit laatste cijfer te blij
ven, wij zien er uit dat voor het jaar 1911
weer ruim f 46,000 meer voor deze belas-
ting opgebracht moet worden dan in 1910.
Toen werd er echter al geklaagd en ge
zegd, dat het niet langer zoo kon blijven.
Maar hoe sterk de uitgaven der gemeente
stijgen en derhalve ook de belastingen om
hoog gaan, blijkt veel duidelijker, als men
eens een jaar of tien terug gaat. In het
jaar 1900 was de totaal der opbrengst van
de kohieren f 158,221, dat is veel minder
dan de helft van hetgeen tien jaar later die
in 1910 werd opgebracht, en in 1911 is het
bedrag bijna driemaal zoo groot als 11 jaar
vroeger.
Het percentage was toen 2.35 pCt. en als
er in die dagen eens een vermeerdering van
uitgaven in uitzicht werd gesteld, hoorde
ik zelfs raadsleden zeggen, dat wij voor
zichtig moesten wezen, want dat voor een
stad als Leiden het percentage niet hooger
mocht stijgen dan tot 3 pCt. En nu zal het
in 1911 grif meer dan 5 pCt. van het belast
baar inkomen zijn. Daarbij moet dan ook
nog hiermede rekening worden gehouden,
dat het inkomen nu veel hooger geschat
wordt dan een jaar of tien geleden. Het is
best mogelijk dat de inkomens werkelijk
sinds dien tijd vermeerderd zijn, zelfs al
moet er bij opgemerkt worden, dat er voor
tien jaar nog een paar menschen met heel
groote vermogens in de stad waren,'die er
nu niet meer zijn. Doch zeker is het, dat c-r
nu veel nauwer gekeken wordt door hen,
die de aanslagen opmaken en controleeren,
z>oodat feitelijk het verschil in percentage
veel grooter is.
Het zou mij te ver voeren om de cijfers
van al de begroetingen die er tusschen 1900
en 1911 liggen, na te gaan en de bedragen
te noemen, die er aan plaatselijke directe
belasting zijn geïnd, maar we kunnen wel
zeggen, dat met eenige afwijkingen er een
gestadige v or meerdering valt waar te ne
men. En nu valt hierbij op te merken, dat
sinds dien tijd het gemeentebestuur nog al
eens verandering onderging èn wat de per
sonen betreft èn wat de bovenliggende partij
aangaat. Burgemeesters van onderscheidene
politieke partij volgden elkander op, het
college van wethouders wijzigde zich en
ook de gemeenteraad veranderde nogal
eens. Het gaat dus niet aan een groep van
personen of een bepaalde partij van de
steeds - stijgende uitgaven do schuld te ge
ven, zooals soms wel eens vooral in verkie
zingsdagen gedaan wordt, wanneer men
geen doeltreffender leuze kon bedenken dan
die van bezuiniging.
Ik zou nog verder willen gaan en zeggen
dat het gemeentebestuur in het algemeen
geen verwijt kan treffen, al zullen cr uit
gaven aan te wijzen, wezen, die minder had-
„Gij, slungelsMaar dan neem ik mijn
vrouw ook meeKom, Cilli, mijn duifje, wij
verlaten onder protest dit lokaal 1"
„Mevrouw Cilly, neen, die staan wij niet
af."
„Och wat, kinderen, eT is ruimte in de
kleinste hut voor een teeder minnend
paar
De jonge vrouw naast Schauffert schoof
met een gilletjes verder op de bank, toen
baar man nn de rij verbrak en in al zijn
zwaarte naast haar neerplofte. Er werd zóó
gelachen over Hollindes potsierlijke wijze
van doent dat er van een -verstandig ge
sprek geen sprake meer was. Schauffert
kon zich nauwelijks verroeren; hij zat vast
geklemd tusschen de jonge mevrouw Ro
drian en juffrouw Mieze Dornke.
„Wel, mijn waarde heer levensredder,"
wendde de bankier zich tot hem, „hoe vindt
gij ons? Een beetje mal, hè? x.±aar u heeft,
dunkt me, een goed plaatsje."
De kapel zette juist weer op verlangen
van velen d'e barcarole uit „Hoffmann's
Erzahlungcn" in. Het dooreen praten werd
nu wat minder, het meerendeel der jongelui
neuriede, zacht heen en weer wiegend, de
lieflijke melodie mede en Hollinde tracht
te met den vreemde een gesprek aan te
knoopen. Schauffert was ontroostbaar, dat
het hem wederom niet zou gelukken, met
zijn interessante jonge buurvrouw eenige
woorden te wisselen.
„Is u bij de Regeering v, erkzaam, mijn
heer von Schauffert?"
„Neen, mijnheer Hollinde."
„Dan bij een rechtscollege?"
„Ik ben tot dusver bij een advocaat en
notaris qp het kantoor geweest.
„Bij wien, als ik vragen mag?"
„Bij den advocaat Decker."
„Ooh, neen!"
Beide Hollindes keerden verrast hun ge
laat naar hem toe.
„Bij den ouden Decker?" De bankier
sloeg zich op zijn knie. „Wel, dat is al heel
toevalligDecker, dat is toch die uit de
Stralauerstraat V'
„Hij was'het. Ja. Hij is in het begin van
deze maand gestorven, drlotseling."
„Natuurlijk, natuurlijk; dat weet ik. Ik
moet zijn nalatenschap regelen. Wij heb
ben toch reeds samen gecorrespondeerd,
nietwaar?"
Schauffert trok zijn sohouders op. „Uw
boekhouder heeft mij ten minste geschre
ven, mijnheer Hollinde."
„Zoo, dat interesseert mij. Wat heeft hij
u geschreven?"
„U weet dat niet, mijnheer Hollinde?"
Het gepraat en gelach maakten het voor
hen onmogelijk elkaar te verstaan. Me
vrouw Christa nam, toen Hollinde zich nu
voorlangs haar heenboog, de gelegenheid
waar om haastig achterwaarts te ontko
men.
„Ach neen, nu spreken de heeren zelfs
nog over zakenzeide zij op eenjgszins te-
leurgcstelden toon. De bankier hield Rudi
von Schauffert bij een knoop van zijn mari-
ne-saooo vast. „Dus u zegt.... Ik heb mij tot
dusver om die zaak nog in 't geheel niét
kunnen bekommeren....."
Een paar seconden weifelde Schauffert.
Wanneer hij bij den heer Hollinde bleef zit
ten, hem met een paar woorden de noodige
opheldering gaf en van de oogenblikkelijk
zoo fideel-gemoedelijke stemming van don
bankier gebruik maakte, dan kon hem mo
gelijk dadelijk een belofte worden gedaan,
welke de uitspraak van den zaakwaarne
mer geheel te niet deed.
Maar in de deur stond de jonge mevrouw
Rodrian en er lag in haar oogen zulk een
eigenaardig teleurgestelde uitdrukking.
De jonge Paasch had de kleine scène op
gemerkt. Lachend riep hij over de tafel:
„Mevrouw Cilli, duld niet, dat uw man hier
over zaken spreekt."
Mevrouw Cilli luisterde niet, zij wiegde
zich op de maat der melodie en neuriede
mede.
Hollinde ergerde zioli en bulderde: „Maar
voor den drommel. Halt, assessor, verdui
veld, gij levensredder, blijf toch!"
Rudi von Schauffert wag opgesprongen,
liet den heer Hollinde zitten, benevens zijn
onbeperkte macht over zijn lot, en stond in
het volgende oogenblik buiten op het dek
tegenover de jonge vrouw.
Zij ontstelde over zijn plotseling verschijnen
„Ik kon het daar binnen niet langer uit
houden", bekende zij hem. „Ik ben nog niet
weer aan groote gezelschappen gewoon. Dat
drukke gepraat. En vooral dat spreken van
de heeren over zaken. U zult ten slotte nog
'n geheel verkeerd oordeel over ons krijgen."
„Maar, mevrouw, hoe zou ;k mij een oor
deel durven veroorloven over een kring,
dien ik pas één, twee uren ken?"
Zij keek hem onderzoekend aan. „Dafc is
niet uw oprechte meening. Ik heb u een
paar malen gadegeslagen en toen wist ik,
hoe gij over ons dacht."
Hij was onthutst. Innerlijk moest hij haar
gelijk geven. Maar hij beproefde het toch
nog te loochenen.
een been vel afgenomen. Beide patiënten
maakten het gisteren goed.
DokoffiehuisbouderBteiïam-
burg zijn er in geslaagd, haast allo plaatsen
van de stakende bedienden doov kellnera
uit badplaatsen en uit Berlijn te bezetten.
Het verbond van koffiêhuiahouders is to
rade geworden do stakers voorloopig niet
terug te nemen en te bewerken, dat ©ij voor
een tijd in beei Duitschland uitgesloten zul
len worden.
De Japaüscbe toren. Dé
prachtige Japansehe toren, dien koning
Leopold te La eken deed bouwen, zal ia heb
begin van October voor het publick ter l>e-<
zichtiging worden go stel d. Do Koning deed,
er afstand van aan den Staat, op voor
waarde, dat er een museum werd gevestigd
van Belgische en Japansoho uitvoerproduc-
ten. De keizer van Japan stelde groot be
lang in deze stichting en schonk mooie
dingen.
Vier millioen fr. heeft de toren gekost.
Hij is 70 meter hoog, geheel van hout, eu
electrisch verlicht. Vau de vijfde verdie
ping kan men bij helder weer de kathedraal
van Antwerpen zien. Een lift lerdt naar elk
der vijf verdiepingen: een wonderbaar mooi
in rood, goud, groen, enz., gepolychromeer
de zaal, telkens kleiner, hoe hooger men
komt, en met. prachtig gebeeldhouwde deu
ren. Klem©electrische lampen zijn tcge.n
de zoldering aangebracht.
Het publiek wordt niet op de etages toe
gelaten, maar alleen in do beide tentoon
stellingszalen in Japanschen stijl op den be-
ganen grond, die een rijkdom van voort
brengselen van Japansehe kunstnijverheid
bevatten.
Misschien zalde groote uit
sluiting in het katoenbedrijf, indien zij door
gaat waarop alle kans is niet dadelijk
zoo algemeen zijn als men eerst dacht, en
wel hierom, schrijft een Engelsch blad: Zoo
zeker waren verscheiden fabrikanten, dafc
heb gosoliil geschikt zou worden, dat zij hun
fabrieken de aankondiging van de uitsluiting
lieten afscheuren en amk:e ze niet bijtijds
aanplakten. Het gevolg zal zijn, dat althans
met 1 October niet al -dé betrokken fabrie
ken stop gezet zullen kunnen worden.
Te Ziirioh waren Woensdag
avond twee spoorwegbeambten bezig met
het inladen van koffers, die voor liet mee
rendeel -aan Russen toebehoorden. Een der
koffers schoot hun uit de handen en viel
op den grond; een hevige ontploffing volgde
en beide beambten werden ernstig gewond.
In den koffer was een bom verborgen ge
weest- De eigenaar van den koffer, een Rus
uit Agram, werd met vrouw en kind in
hechtenis genomen.
De Italiaanse li e militaire
bestuurbare luchtballon was gisterochtend
te half vijf uit Braociano vertrokken. De bal
lon, dio naar Venetië zou gaan (een afstand
van 600 K.M.) is te 9 uren op 4 K.M. van
Arezzo ten gevolge van een gebrek aan
den motor moeten landen. De schroeven
zouden gebroken zijn. De officieren, dio de
reis meemaakten, hebben gezegd dat zij ter
nauwernood aan een groot gevaar ontsnapt
waren, daar het maar weinig gescheeld had
of het luohtschip was door de vonken van
den motor in brand gevlogen.
Te Sohönhagen bij Pritzwalk,
heeft een veldarbeider uit Russisch Polen
Woensdagavond dan landheer Kleine in zijn
stal met een hamer doodgeslagen. Zijn
vrouw werd in haar stoel geworgd en zijn
dochters van 16 en 26 jaren met touwen ge
kneveld. Daarna ging de moordenaar naar
j geld zoeken. De meisjes hadden zich intus—
schen los kunnen werken en waren naar de
stad geloopen, om de politie te halen.
I Toen de politie kwam, was de moordenaar
al weg. Hij had 1000 mk. buit gemaakt. Men
I roeent zijn naam t© kennen.
De oudste -vrouw vfnWeenen,
Katharina Lust, is 112 jaren oud, overleden.
Ze was een arme Israëlietisohe, weduwe van
een kleermakersknecht, met wien zijn in
1816 trouwde. Ze is haar heele leven arm ge
weest, heeft hard voor den kost moeten
werken en was tot kort voor haar dood
zoo gezond en. flink, dat ze geen bril noodig
bad, en heeft 10 kinderen gehad.
Nu schudde zij haar hoofd. „Ik gee-f immera
■ook aan een stillen kring, waarin men ge
zellig kan praten verreweg de voorkeur.
Maar wanneer de Berliiners „en masse" op
treden, dan... Ach hemel, nu maak ik het
slechts nog erger. Zijn eigen gasten belaste
ren, hoe leelijk." Zij sprong van den hak
op den tak. Iets als trots vertoonde zich
op haar gelaat. „Eigenlijk zijn het me^r
de gasten van tante Kitty. Ik ben hier zelve
ftog bijna vreemd."
Hij vond haar steeds raadselachtiger. Het
had or vec-1 van alsof zij zich over haar eigen
gasten schaamde.
„Ik heb werkelijk geen oordeel, mevrouw.
Het zijn hier niets dan rijke menschcn, voor
wie het leven enkel een bal is. En wanneer
men een arme drommel is zooals ik, dan is
mon meer verbaasd dan dat men oritiseert.
Ik kijk slechts als een kind met wijd open
gesperde, verwonderde oogen in een mij ge
heel vreemde wereld. Waarom kijkt u mij
zoo aan?"
„Deed ik dat?"
Zij stond tegen de borstwering, leunde
er met beide armen op en keek over het
water, dat glinsterde in het electrisch licht.
„Ik verheug mij slechts", zeido zij met
een kinderlijk-trouwhartige uitdrukking.
„Waarover 1"
„Wel, omdat de avond nu toch niet alleen
met eten, dansen, drinken en lachen is voor
bijgegaan. Slechts een enkel goed, treffend
woord, of een mooi idee een stemming
dat verzoent mij altijd weer en ik denk
er gaarne aan terug." Zij knikte hem vrien
delijk toe. „Het is maar goed, dat u aan
boord is gekomen."
(Wordt vervolgd.)