XïSÏB'BCH BA@25£alL3$,'"S^btèrdTasr'SC OcioVer. Berde Blad. Gemengd Nieuws. tSo. fSS25. Offieieele Kennisgeving. FEUILLETON. Se erfenis der Kodrians. Brieven van een Leidenaar. Anno 3.910. den kunnen bedragen of in het geheel niet hajdden behoeven gedaan te zijn. Wij hebben in de laatste jaren heel wat groote werken uitgevoerd, die, al vragen zij zware offers van de .gemeentenaren, nu ©n in de toekomst, niet hadden mogen zijn Da- gelaten. Het Rijk legt de gemeenten steeds, meer dere lasten op op het gebied der volkshuis vesting, der gezondheid en der veiligheid en voor wat al niet meer. .Het onderwijs in alle vertakkingen van het j lager tot het hooger en van het vak onderwijs tevèné, vraagt steeds meerdere offers ehwij mogen, er met/ doof voor blij ven. Yan verschillende kanten wordt er door particuliere vêreenigïngen steun en hulp van de-gemeente gevraagd voor allerlei góede dingen en het -gemeentebestuur kan en mag in veie gevallen niet weigeren. I>e gemeente behoort als openbaar lichaam de personen^ die ze in dienst heeft, behoor lijk te bezoldigen en do-steeds verhoogde le- venseischen in alle standen dwingen haar de jaarweddén en werklopnen af en toe te ver- hoogen. Het is wel gemakkelijk een klaag toon aan"te~heffen, en de Stadsbestuurders er een verwijt van té maken dat de uitgaven zoo onrustbarend toenemen, doch ala die klagers en bedillers zelf, eens aan de. groene •tafel zaten, zou het evenm:n gemakkelijk vallen te bezuinigen. Men had om bij den laatsteen tijd te blij ven, kunnen nalaten de oud© Paardensteeg te yerbreeden. Wij hadden het er buiten kunnen doen en als uien het niet had ge daan, was de overwulving van het Kort- Rapenburg en het bouwen van een nieuwe Blauwpoortsbrug ook niet noodig geweest. Maar dan wasde electrische tram er ook niet gekomen, waardoor de stad een ged-uch- ten sprong vooruit doet en het verkeer wordt bevorderd. Het zou zeer de vraag zijn of zuinigheid op dit gobied de wijsheid niet bedroog. Er moet leven in de stad blijven en komen, an ders gaan wij achteruit. Een laag percenta ge der belasting is niet de eenige graadme ter voor het welvaren der gemeente. Ik geloof dat het. ook de dood van de stad zou kunnen zijn als we daarbij véle dingen, die den vooruitgang der burgers kunnen bevorderen, verwaarloosden. Als het de burgers goed gaat, kan er wel wat ruim aan belastingpeaningen worden opge bracht. Maar met dat al staat het vast dat wij met deze redeneering tot achtergrond maar niet altijd met verhooging der belastingen kunnen doorgaan en dit vooral niet, omdat bij elke stijging van het percentage de nei ging van d© bezitters van groote vermogens grooter wordt om onze gemeente metter woon te verlaten. Wat men hier vpor een jaar of tien reeds zei de, n.l. dat de grens van de draagkracht der Leidsche burgorij bereikt was, ala men 3 en 3l propenf van het inkomen als plaatse- lijko directe belasting eischtë. mag thans zeker en met meer recht herhaald worden np we staan voor het feit dat de 20ste pen ning en meer zal worden gèëisoht. Stel dat wij met de vermeerdering der uitgaven op dezelfde wijze voortgaan als in het tienjarig tijdperk, dat achter ens ligt, en er is geen enkele reden aan te voe ren waarom dit niet zal gebeuren, dan zóu togen 1920 onze hoofdelijke omslag t-ot onge veer een milloen zijn gestegen. Misschien hebben wij naast de plaatselijke directe be lasting er dan nog een of meer andere hef fingen bij straatbclasting, verhooging der opcenten op het personeel of wat er door de door den nood gedrongen vindingrijkheid van belastingspecialiteiten nog anders uit gevonden wordt doch in welken vorm ook, betaald zal het moeten worden. En dan het h'ooge woord moet er uit is er geen betalen meer mogelijk. Dan loopt de boel spaak, dan gaat de ge meente bankroet. i Ik weet wel dat Leiden in dit opzicht j niet alleen staat, en buurmans leed moge troosten, het is toch altijd 'n schrale troost. Maar wordt er gezegd, het Rijk m->et fn zal bijspringen: het belastinggebied \an de gemeente zal noodwendig moeten wor den uitgebreid of. het Rijk zal moeten over nemen de volle kosten van het onderwijs of van dé politie enz. Ik heb daar een zwaar Koofd in. Be uitgaven van het Rijk stijgen al even on rustbarend. De Staatsbegrooting neemt jaar op jaar toe en men zoekt er ook maar steeds naar nieuwe belastingen en het komt ten slotte toch ook op hetzelfde neer of wij het geld moeten brengen hj den gemeente-ontvanger op het Staih'*is of bij den Rijksontvanger aan de Cieen- schuur, alleen met. dit-onderscheid dat men op Eet stadhuis een beetje vlugger n pi t tiger wordt bediend. Wat is er dan aan te doen om uit het moeras, waarin wo op financieel gebied zoo langzamerhand geraakt* zijn, weg te ko men Ik moet eerlijk bekennen: ik weet het niet. Misschien zijn er die het wèl weten, dat ze het dan zeggen Mogelijk dat Ie bes te stuurlui nog aan den wal staan. Het ©enige wat ik er op weet is, dat do heeren van don Raad nu eens voor eens en voor altijd zeggen: tot hiertoe en niet verder! De begrooting mag niet hooger dan zij nu is en het percentage zal niet hooger stijgen. Wij moeten de tering naar de nering zetten. Wij hebben nu de stad behoorlijk in orde en kunnen op velerlei gebied met andere gemeenten van ongeveer dezelfde grootte heel goed ooncurreeren. Zetten we er ons nu eens op de inkom sten te doen vermeerderen* de gasfabriek en de electrische centrale hebben daartoe wel neiging ons marktwezen is bloeiend en toont eveneens neiging tot vooruitgang, maar gaan wc tegelijk de uitgaven zoo mo gelijk inkrimpen, althans niet meer uitbrei den. Ik weet er waarlijk geen ander middel op om te blijven die we zijn Het is tot dusverre, contrarie met wat in een geordende burgerhuishouding geschiedt, met de gemeento nog zoo gegaandat men eerst de uitgaven vaststelde en daarna de inkomsten regelde, waarbij dan de post „hoofdelijke omslag" sluitpost word. La ten we met die gewoonte eens breken en bij het opmaken der begrooting eerst eens zien op hoeveel inkomsten de gemeente kan- rekenen en daarnaar de uitgaven vaststel len. Dan zal er wel eens wat moeten worden, uitgesteld en wat nagelaten, dat beter was dat het tot stand kwam en uitgevoerd werd maar het valt misschien nog wel wat mee ook eh wij voorkomen, dat wij niet weder gaan op den weg, die naar een gemeente bankroet zou voeren. In een papierwarenweTkplaats, gevestigd in perceel 83 Egelanüersgracht te Amsterdam, toebehoorende aan den heer -Frenkel^ is gisternacht door onbekende oor- zaait brand ontstaan. Doordat er des nachts niemand in het pand aanwezig was, had. het vuur reeds hevig om zich heen gegre pen, voordat het door de buren bemerkt en de brandweer gewaarschuwd was. Deze was de vlammen, die voedsel hadden in den groe ten voorraad papieren artikelen, spoedig moester, maar heeft niet kunnen voorkomen, dat do verdieping gelijkvloers geheel en de eerste verdieping gedeeltelijk uitbrandde. Tien duiven, oenigc honden, kippen en een papegaai zijn in den brand omgekomen. Te Hindeloopenhad oendroc- vig ongeluk plaats. Een zeer hulpbehoevendt bijna 11-jarig kind van den werkman W. de J., was alleen thuis Een in de kamer staan de stoof, die voor verwarming dient, ge raakte door een onbekende oorzaak in brand ten gevolge, waarvan de kleine hevige brandwonden kreeg. Kort nadat de moeder het ongeluk bemerkte^ overleed het kind. (L. Ct.) In een Londensch gasthuis is Dinsdag een niet allediaagsche operatie verricht. Een achtjarig morisjo had een tijd geleden ernstige brandwonden gekregen. Zij was bijna genezen, maar de dokters hadden een stuk menschevel noodig om de brandwonden behoorlijk te bedekken. De vader stelde zijn lichaam beschikbaar, en Dinsdag is hem voor zijn dochtertje van Rijkskeuring Tan Hengsten. BURGEMEESTER en WETHOUDERS Ier gemeente Leiden; Gelet op het besluit van Gedeputeerde Staten der provincie Zuid-Holland van den 2den Augustus Hó. (Provinciaal blad No. 66); Brengen ter kennis van belanghebbenden, dat de gewone Rijkskeuringen van tot dek king bestemde hengsten van ten minste 2 jaar ia dtefc najaar van 1910 voor- Zuid- Holland zullen gehouden worden. Ie Leiden op 19 Ootóben Rotterdam 20 Dordrecht 21 Dirksland 22 Daarbij vestigen zij de aandacht van be langhebbenden voor zooveel noodig op do antt. 4 en 5 van het Koninklijk Besluit vain 14 Augustus 1901 (Staatsblad No. 204), gewijzigd bij Koninklijke Besluiten van 25 Juni 1906 (Staatsblad No. 135) en 6 No vember 1906 (Staatsblad No. 278), wdkei luiden als volgt- Artikel 4. Tot de najaarskeuringen worden toegela ten alle hengsten, die ten minste 2 jaar oud zijn. Tot de voorjaarskeuringen worden alleen toegelaten: a. hengsten, die daartoe aangegeven zijn bij de najaarskeuringen van het vooraf gaande jaar; b. hengsten, die volgens een schriftelijke verklaring van een geëxamineerden veearts vgens ziekte niet op de najaarskeuringen van het voorafgaande jaar hebben kunnen komen o. hengsten van 3 jaar of ouder, die uit het buitenland of uit een andere provincie ingevoerd zijn na de .najaarskeuringen van het voorafgaande jaar; d. driejarige hengsten, die de eigenaars of houders om aannemelijke redenen ter be oordeeling van de provinciale regelings commissie, niet als tweejarig© in het na jaar te voren lieten keuren. Artikel 5. De eigenaar of houder, die een hengst ter keuring wensch't aan te bieden^ is verplicht daarvan ten minste drie weken vóór de keuring vrachtvrij een schriftelijke en on- derteekende aangifte te zenden aan den Secretaris der betrokken provinciale rege- Ungscommissie met opgave van: a naam en woonplaats van den eigenaar en houder; b. naam, ouderdom, ras, kleur en bijzon dere kenteekenen van den hengst bene/en 3, indien deze in een stamboek is ingeschre ven, stamboek en stamboeknummer o. zoo mogelijk afstamming van den hengst zoowel van vaders- als van móeders zijde en naam en woonplaats van den fokker. Een hengst na bovenvermelden termijn aangegeven, wordt van de keurig uitgeslo ten, tenzij de Commissie geen bezwaar te gen toelating heeft en de eigenaar of hou der vóór den dag der keuring een som van f 10 bij voornoemden secretaris stort. Tevens worden de belanghebbenden er op gewezen, dat de inschrijvingsbiljetten voor de keuringen op vrachtvrije, schrifte lijke en onderteekende aanvragen aan eige naren en houders van hengsten door den secretaris der Provinciale Regelingscom missie, den heer J. H. Van der Torren te Gouda, zullen verstrekt worden. Burgemeester en Wethouders voornoemd, N. O. DE GIJSELAAR, li L I Burgemeester. VAN HEYST, Secretaris. Leiden, 13 Augustus 1910. Najaarsschouw. Burgemeester en Wethouders van Leiden; Gezien artikel 17 der verordening van den 6en Juli 1899 (Gem. blad No. 15)laatste lijk gewijzigd bij de verordening van den 3en Juni 1909 (Gem. blad No. 9); Brengen ter kennis van belanghebbenden, dat te beginnen met Dinsdag, 4 October e.k., 1) Schauffert trachtte nu een woordje tot zijn buurvrouw te zeggen, doch die bevond zich in een soort kruisvuur met haar vis-a- vis, stemde telkens weer met het vroolijke lachen der anderen in en antwoordde slechts verstrooid, wanneer Schauffert haar toesprak. Het was een levenslustige, jonge vrouw, en mooi, zelfs zeer mooi. Maar de toon, waarop zijn mooie buurvrouw zich met do beeren onderhield, was tamelijk vrij. Zij liet het ook toe, dat men haar fami liaar bij haar voornaam noemde: „Cilli", wat van Cecil'a afgeleid was. Steeds meer gasten werden het beneden- salon ontrouw en zochten het jongere ge zelschap op. Iedere nieuweling werd met een uitgelaten protest ontvangen. Doch dat gaf niets. Men moest steeds meer op elkaar sohuiven en ten slotte was er gebrek aan klapstoelen, om de nieuw aangekomenen van een zitplaats te voorzien. Schauffert had reeds meermalen ongedul dig naar den ingang der kajuit gekeken. Endelijk verscheen ook de jonge mevrouw Rodrian met den bankier Hollinde, die zijn arm door den hare had gestoken en haar niet weer wilde vrij laten. „Wat, is er geen plaatsje voor zulk een slanken, jongen man als ik ben?" riep de dikke bankier, toen zich bij zijn binnen komst een kleine storm verhief. „Neen neen, mijnheer Hollinde, u be- hoort m het andere salon bij de grootwaar- digheidsbekleeders l" zullen geschouwd worden: a-ile wegen, lanen, paden, straten, kaden, pleinen, hofjes, ste gen, sloppen of poorten en gangen bene vens de daarin gelegen of daartoe behoo- rende bruggen en andere kunstwerken, voor zoover die bijzonder eigendom zijn en met gedoogen van.de rechthebbenden voor het publiek verkeer Openstaan; en allé wa teringen en slooten 'en de riolen, ter ver vanging daarvan gemaakt, benevens de: daartoe behoorende> sluizen, duikers, buizen, toegangskokers en dergelijke werken, voor zoover die bijzonder b:gendom zijn. j Burgemeester en Wethouders voornoemd, J. A. VAN HAMEL, Weth. loco Burgemeester. VAN HEYST, Secretaris. Le.den, 9 September 1910. CCCXXVII. Het vraagstuk der gomeente-financiën heeft zich in onze gemeente weder op den voorgrond gedrongen sinds dé cijfers van dé begrooting voor het dienstjaar 1911 bekend zijn geworden. Inkomsten en uitgaven zijn geraamd op f 3,043,594 en het bedrag der plaatselijke directe belastingen op f445,575. In het jaar 1910 werden de inkomsten en uitgaven vastgesteld op f 2,624,621 en de plaatselijke directe belasting f399.186. Om nu eens bij dit laatste cijfer te blij ven, wij zien er uit dat voor het jaar 1911 weer ruim f 46,000 meer voor deze belas- ting opgebracht moet worden dan in 1910. Toen werd er echter al geklaagd en ge zegd, dat het niet langer zoo kon blijven. Maar hoe sterk de uitgaven der gemeente stijgen en derhalve ook de belastingen om hoog gaan, blijkt veel duidelijker, als men eens een jaar of tien terug gaat. In het jaar 1900 was de totaal der opbrengst van de kohieren f 158,221, dat is veel minder dan de helft van hetgeen tien jaar later die in 1910 werd opgebracht, en in 1911 is het bedrag bijna driemaal zoo groot als 11 jaar vroeger. Het percentage was toen 2.35 pCt. en als er in die dagen eens een vermeerdering van uitgaven in uitzicht werd gesteld, hoorde ik zelfs raadsleden zeggen, dat wij voor zichtig moesten wezen, want dat voor een stad als Leiden het percentage niet hooger mocht stijgen dan tot 3 pCt. En nu zal het in 1911 grif meer dan 5 pCt. van het belast baar inkomen zijn. Daarbij moet dan ook nog hiermede rekening worden gehouden, dat het inkomen nu veel hooger geschat wordt dan een jaar of tien geleden. Het is best mogelijk dat de inkomens werkelijk sinds dien tijd vermeerderd zijn, zelfs al moet er bij opgemerkt worden, dat er voor tien jaar nog een paar menschen met heel groote vermogens in de stad waren,'die er nu niet meer zijn. Doch zeker is het, dat c-r nu veel nauwer gekeken wordt door hen, die de aanslagen opmaken en controleeren, z>oodat feitelijk het verschil in percentage veel grooter is. Het zou mij te ver voeren om de cijfers van al de begroetingen die er tusschen 1900 en 1911 liggen, na te gaan en de bedragen te noemen, die er aan plaatselijke directe belasting zijn geïnd, maar we kunnen wel zeggen, dat met eenige afwijkingen er een gestadige v or meerdering valt waar te ne men. En nu valt hierbij op te merken, dat sinds dien tijd het gemeentebestuur nog al eens verandering onderging èn wat de per sonen betreft èn wat de bovenliggende partij aangaat. Burgemeesters van onderscheidene politieke partij volgden elkander op, het college van wethouders wijzigde zich en ook de gemeenteraad veranderde nogal eens. Het gaat dus niet aan een groep van personen of een bepaalde partij van de steeds - stijgende uitgaven do schuld te ge ven, zooals soms wel eens vooral in verkie zingsdagen gedaan wordt, wanneer men geen doeltreffender leuze kon bedenken dan die van bezuiniging. Ik zou nog verder willen gaan en zeggen dat het gemeentebestuur in het algemeen geen verwijt kan treffen, al zullen cr uit gaven aan te wijzen, wezen, die minder had- „Gij, slungelsMaar dan neem ik mijn vrouw ook meeKom, Cilli, mijn duifje, wij verlaten onder protest dit lokaal 1" „Mevrouw Cilly, neen, die staan wij niet af." „Och wat, kinderen, eT is ruimte in de kleinste hut voor een teeder minnend paar De jonge vrouw naast Schauffert schoof met een gilletjes verder op de bank, toen baar man nn de rij verbrak en in al zijn zwaarte naast haar neerplofte. Er werd zóó gelachen over Hollindes potsierlijke wijze van doent dat er van een -verstandig ge sprek geen sprake meer was. Schauffert kon zich nauwelijks verroeren; hij zat vast geklemd tusschen de jonge mevrouw Ro drian en juffrouw Mieze Dornke. „Wel, mijn waarde heer levensredder," wendde de bankier zich tot hem, „hoe vindt gij ons? Een beetje mal, hè? x.±aar u heeft, dunkt me, een goed plaatsje." De kapel zette juist weer op verlangen van velen d'e barcarole uit „Hoffmann's Erzahlungcn" in. Het dooreen praten werd nu wat minder, het meerendeel der jongelui neuriede, zacht heen en weer wiegend, de lieflijke melodie mede en Hollinde tracht te met den vreemde een gesprek aan te knoopen. Schauffert was ontroostbaar, dat het hem wederom niet zou gelukken, met zijn interessante jonge buurvrouw eenige woorden te wisselen. „Is u bij de Regeering v, erkzaam, mijn heer von Schauffert?" „Neen, mijnheer Hollinde." „Dan bij een rechtscollege?" „Ik ben tot dusver bij een advocaat en notaris qp het kantoor geweest. „Bij wien, als ik vragen mag?" „Bij den advocaat Decker." „Ooh, neen!" Beide Hollindes keerden verrast hun ge laat naar hem toe. „Bij den ouden Decker?" De bankier sloeg zich op zijn knie. „Wel, dat is al heel toevalligDecker, dat is toch die uit de Stralauerstraat V' „Hij was'het. Ja. Hij is in het begin van deze maand gestorven, drlotseling." „Natuurlijk, natuurlijk; dat weet ik. Ik moet zijn nalatenschap regelen. Wij heb ben toch reeds samen gecorrespondeerd, nietwaar?" Schauffert trok zijn sohouders op. „Uw boekhouder heeft mij ten minste geschre ven, mijnheer Hollinde." „Zoo, dat interesseert mij. Wat heeft hij u geschreven?" „U weet dat niet, mijnheer Hollinde?" Het gepraat en gelach maakten het voor hen onmogelijk elkaar te verstaan. Me vrouw Christa nam, toen Hollinde zich nu voorlangs haar heenboog, de gelegenheid waar om haastig achterwaarts te ontko men. „Ach neen, nu spreken de heeren zelfs nog over zakenzeide zij op eenjgszins te- leurgcstelden toon. De bankier hield Rudi von Schauffert bij een knoop van zijn mari- ne-saooo vast. „Dus u zegt.... Ik heb mij tot dusver om die zaak nog in 't geheel niét kunnen bekommeren....." Een paar seconden weifelde Schauffert. Wanneer hij bij den heer Hollinde bleef zit ten, hem met een paar woorden de noodige opheldering gaf en van de oogenblikkelijk zoo fideel-gemoedelijke stemming van don bankier gebruik maakte, dan kon hem mo gelijk dadelijk een belofte worden gedaan, welke de uitspraak van den zaakwaarne mer geheel te niet deed. Maar in de deur stond de jonge mevrouw Rodrian en er lag in haar oogen zulk een eigenaardig teleurgestelde uitdrukking. De jonge Paasch had de kleine scène op gemerkt. Lachend riep hij over de tafel: „Mevrouw Cilli, duld niet, dat uw man hier over zaken spreekt." Mevrouw Cilli luisterde niet, zij wiegde zich op de maat der melodie en neuriede mede. Hollinde ergerde zioli en bulderde: „Maar voor den drommel. Halt, assessor, verdui veld, gij levensredder, blijf toch!" Rudi von Schauffert wag opgesprongen, liet den heer Hollinde zitten, benevens zijn onbeperkte macht over zijn lot, en stond in het volgende oogenblik buiten op het dek tegenover de jonge vrouw. Zij ontstelde over zijn plotseling verschijnen „Ik kon het daar binnen niet langer uit houden", bekende zij hem. „Ik ben nog niet weer aan groote gezelschappen gewoon. Dat drukke gepraat. En vooral dat spreken van de heeren over zaken. U zult ten slotte nog 'n geheel verkeerd oordeel over ons krijgen." „Maar, mevrouw, hoe zou ;k mij een oor deel durven veroorloven over een kring, dien ik pas één, twee uren ken?" Zij keek hem onderzoekend aan. „Dafc is niet uw oprechte meening. Ik heb u een paar malen gadegeslagen en toen wist ik, hoe gij over ons dacht." Hij was onthutst. Innerlijk moest hij haar gelijk geven. Maar hij beproefde het toch nog te loochenen. een been vel afgenomen. Beide patiënten maakten het gisteren goed. DokoffiehuisbouderBteiïam- burg zijn er in geslaagd, haast allo plaatsen van de stakende bedienden doov kellnera uit badplaatsen en uit Berlijn te bezetten. Het verbond van koffiêhuiahouders is to rade geworden do stakers voorloopig niet terug te nemen en te bewerken, dat ©ij voor een tijd in beei Duitschland uitgesloten zul len worden. De Japaüscbe toren. Dé prachtige Japansehe toren, dien koning Leopold te La eken deed bouwen, zal ia heb begin van October voor het publick ter l>e-< zichtiging worden go stel d. Do Koning deed, er afstand van aan den Staat, op voor waarde, dat er een museum werd gevestigd van Belgische en Japansoho uitvoerproduc- ten. De keizer van Japan stelde groot be lang in deze stichting en schonk mooie dingen. Vier millioen fr. heeft de toren gekost. Hij is 70 meter hoog, geheel van hout, eu electrisch verlicht. Vau de vijfde verdie ping kan men bij helder weer de kathedraal van Antwerpen zien. Een lift lerdt naar elk der vijf verdiepingen: een wonderbaar mooi in rood, goud, groen, enz., gepolychromeer de zaal, telkens kleiner, hoe hooger men komt, en met. prachtig gebeeldhouwde deu ren. Klem©electrische lampen zijn tcge.n de zoldering aangebracht. Het publiek wordt niet op de etages toe gelaten, maar alleen in do beide tentoon stellingszalen in Japanschen stijl op den be- ganen grond, die een rijkdom van voort brengselen van Japansehe kunstnijverheid bevatten. Misschien zalde groote uit sluiting in het katoenbedrijf, indien zij door gaat waarop alle kans is niet dadelijk zoo algemeen zijn als men eerst dacht, en wel hierom, schrijft een Engelsch blad: Zoo zeker waren verscheiden fabrikanten, dafc heb gosoliil geschikt zou worden, dat zij hun fabrieken de aankondiging van de uitsluiting lieten afscheuren en amk:e ze niet bijtijds aanplakten. Het gevolg zal zijn, dat althans met 1 October niet al -dé betrokken fabrie ken stop gezet zullen kunnen worden. Te Ziirioh waren Woensdag avond twee spoorwegbeambten bezig met het inladen van koffers, die voor liet mee rendeel -aan Russen toebehoorden. Een der koffers schoot hun uit de handen en viel op den grond; een hevige ontploffing volgde en beide beambten werden ernstig gewond. In den koffer was een bom verborgen ge weest- De eigenaar van den koffer, een Rus uit Agram, werd met vrouw en kind in hechtenis genomen. De Italiaanse li e militaire bestuurbare luchtballon was gisterochtend te half vijf uit Braociano vertrokken. De bal lon, dio naar Venetië zou gaan (een afstand van 600 K.M.) is te 9 uren op 4 K.M. van Arezzo ten gevolge van een gebrek aan den motor moeten landen. De schroeven zouden gebroken zijn. De officieren, dio de reis meemaakten, hebben gezegd dat zij ter nauwernood aan een groot gevaar ontsnapt waren, daar het maar weinig gescheeld had of het luohtschip was door de vonken van den motor in brand gevlogen. Te Sohönhagen bij Pritzwalk, heeft een veldarbeider uit Russisch Polen Woensdagavond dan landheer Kleine in zijn stal met een hamer doodgeslagen. Zijn vrouw werd in haar stoel geworgd en zijn dochters van 16 en 26 jaren met touwen ge kneveld. Daarna ging de moordenaar naar j geld zoeken. De meisjes hadden zich intus— schen los kunnen werken en waren naar de stad geloopen, om de politie te halen. I Toen de politie kwam, was de moordenaar al weg. Hij had 1000 mk. buit gemaakt. Men I roeent zijn naam t© kennen. De oudste -vrouw vfnWeenen, Katharina Lust, is 112 jaren oud, overleden. Ze was een arme Israëlietisohe, weduwe van een kleermakersknecht, met wien zijn in 1816 trouwde. Ze is haar heele leven arm ge weest, heeft hard voor den kost moeten werken en was tot kort voor haar dood zoo gezond en. flink, dat ze geen bril noodig bad, en heeft 10 kinderen gehad. Nu schudde zij haar hoofd. „Ik gee-f immera ■ook aan een stillen kring, waarin men ge zellig kan praten verreweg de voorkeur. Maar wanneer de Berliiners „en masse" op treden, dan... Ach hemel, nu maak ik het slechts nog erger. Zijn eigen gasten belaste ren, hoe leelijk." Zij sprong van den hak op den tak. Iets als trots vertoonde zich op haar gelaat. „Eigenlijk zijn het me^r de gasten van tante Kitty. Ik ben hier zelve ftog bijna vreemd." Hij vond haar steeds raadselachtiger. Het had or vec-1 van alsof zij zich over haar eigen gasten schaamde. „Ik heb werkelijk geen oordeel, mevrouw. Het zijn hier niets dan rijke menschcn, voor wie het leven enkel een bal is. En wanneer men een arme drommel is zooals ik, dan is mon meer verbaasd dan dat men oritiseert. Ik kijk slechts als een kind met wijd open gesperde, verwonderde oogen in een mij ge heel vreemde wereld. Waarom kijkt u mij zoo aan?" „Deed ik dat?" Zij stond tegen de borstwering, leunde er met beide armen op en keek over het water, dat glinsterde in het electrisch licht. „Ik verheug mij slechts", zeido zij met een kinderlijk-trouwhartige uitdrukking. „Waarover 1" „Wel, omdat de avond nu toch niet alleen met eten, dansen, drinken en lachen is voor bijgegaan. Slechts een enkel goed, treffend woord, of een mooi idee een stemming dat verzoent mij altijd weer en ik denk er gaarne aan terug." Zij knikte hem vrien delijk toe. „Het is maar goed, dat u aan boord is gekomen." (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1910 | | pagina 13