liBIBSGH DACHESlüAB, Woensdag* 2S Soptamlssr. Tareoda Bial.
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
De erfenis der Rodrians.
Nb. 15522.
Anus £'9X3.
Over do katholieke meeting zegt
^Het Volle":
Minister Talma, de christelijke regiering,
heeft Zondag oen les gekregen. De les, ten
eerste, dat trots alle antirevolutionaire ze-
mclknooparij de katholieke arbeiders rustig
hun eigen opvattingen volgen inzake het ge
bruik van den Zondag.
In dit opzicht toonen de katholieken een
Juister begrip te hebben van de eischen
van het arbeidersleven dan de anti-revo
lutionairen. Zij bpseffen, dat, indien de ar
beider zijn maatschappelijke plichten be
hoorlijk wil vervullen, hij zijn Zondag aan
godsdienstige overdenkingen en samenkom
sten alleen niet kan wijden, maar dat hij
een deel er van most bestemmen voor de
behartiging der belangen zijner klasse. Zoo
lang den arbeider niet naast den Zondag
nog een tweede wekelijksche rustdag wordt
toegestaan, zal deze eisch meer en meer
'gaan klemmen. De katholieken most en nu
hun coalitie-bondgenooben maar overtuigen,
'dat de Calvinistische uitlegging van de or
dinantiën een schoovo is, en het allerminst
'een onheilige goast uit de diepte, maar in
tegendeel oen noodzakelijk streven is, van
groote zedelijke beteekenis, dat de arbeider
den Zondag doet bestemmen voor groote bc-
toogingen. Misschien doet dan ook „Patri
monium" nog eens mee aan een optocht
voor den tie n-u r e n-d a g. Deze Zon
dag leert verder aan de Regeering, dat
inr. Aalberee geen hol dreigement uitte, toen
hij een jaar geleden minister Talma bezwoer,
ido door do Kamer aangenomen tien-uren-
motie om te zetten in een degelijk wets
ontwerp. Blijkbaar verkeert de katholieke
arbeiderswereld nog in de verwachting, dat
dit kabinet, als het maar goed wordt aan
gepord, nog wel voor een goed stuk ar
beidswetgeving is te vinden. Da mannen
broeders moeten dan maar porren, porren,
porren. Wij voor ons zijn overtuigd, dat
alle porren niet zal helpen. Zelfs zwecpslar
gen en deze meeting deed sterk aan een
zweepslag denben zullen het kabinet niet
brengen tot vervulling van den eisch, die
trilt bij al wat leeft in de Nederlandsohe
fLrboidenswieneldMaar deze arbeiders hopen
nog. Welnu, dan zullen zij, als de beraad
slagingen over Arbeid bij de Staatsbegroo-
ting hun niet een groot» voldoening brengt,
op nieuwe, nog forschere agitatie 'moeten
zinnen.
Do katholieke arbeiders" zullen bijvoorbeeld
in massa moeten gaan in de katholieke kies-
vereenigingon, en daar de zaak aan de orde
stellen. 'Hot zal hun wellicht niet gemak
kelijk warden gemaakt; men zal eerst pro-
boeien., met een zaoht lijntje hen aan den
praat te houden; zij ziullen ook dei noodige
klasse-hooghartigheid ondervindenmaar
brengen zij het eenmaal zoo ver, dat de
t ierf-Uren-dag alom op de agenda staat van
de politieke organisaties hunner geloofsge
noot-en dan'zal ook alom. de grooto schei
dingslijn voor den dag komen tusschen de
mocratie aan don oenenkaï^t^:conservatisme
ön reactie aan don anderen.- Dan.- eindelijk
zal hun duidelijk warden, hoe door de con
servatieven onder hun geloofsgeinooten de
religie wordt gebezigd als een onheilig mid
del ter bescherming van hun klasse-belan
gen. Dan zullen zij de vraag hebbon te
Overwegen, of zij de staatsmacht mogen
laten in handen van dergelijke lieden, ook
hl zijn zij katholiek. En oetfsfc dan zal blij
ken of de katholieke arbeiders alleen mannen
groot van mond zijn, gelijk in den ouden
tijd de „Patrinionium"-kindcTen, en gelijk
thans nog de anarchisten, dan wel ook
sterk van hart on kloek van daad. Dan
'eerst zal blijken, of zij het recht Webben,
zich op te werpen a.ls kampioenen van de
zaak der arbeiders.
Wij zijn verplicht cje arbeiders op de
mogelijkheden van de toekomst te wijzen.
Do beweging vooy den tien-uren-dag, dit
schijnt men Zondag niet duidelijk genoeg
te hebben begrepen, is ingezet on tot kracht
gebracht door de S.-D. A.-P., in samenwer
king met het N. V. V. Zij is aangegroeid
tot een algemeens beweging in de Neder
land schei arbeidersklasse. De katholieken zijn
na ons gekomen. Dat is niet zoo erg. Zij
hebben hun tien - uren - be weg i ng apart gehou
den van do groote. Dat versterkte de zaak
niet. En wanneer zij ten slotte, als het
er op aankomt, de macht tö veroveren, die
een tien-uren-wet tot stand zou kunnen bren
gen, zich in de luren laten leggen, en het
coalitiebelang hooger stellen dan het arbei
dersbelang, is hun actie weinig minder dan
verraad, verraad, te vuiler, naarmate zij
harder hebben geschreeuwd, en daardoor
meer arbeiders hebban afgehouden van de
groote, algemeeno beweging.
Na de betooging van Zondag is heb meer
dan ooit zaak, te vragen, wat de katholieke
arbeidersorganisaties niet alleen over den
tien-uren-dag zeggen, maar ook, wat zij er
voor doen.
..De Gelderlander" verklaart in een
driestar, dat, al zou hot waar zijn, dat door
de afschaffing vam den nachtar
beid der bakke rs het brood wat duur
der zou worden; al zou het waar zijn, dat
het publiek liet (tussoben twee haakjes veel
gezondere) oudbakken brood zou moeten eten
in plaats van vcrsck, ja zelfs al zou de
beklagenswaardige grootindustrie, die er o
zoo slecht aan .toe is, schade lijden, dan
nog zij van de wenschdijkheid, de nood
zakelijkheid van afschaffing van den bak-
kersnachtarbeid overtuigd zou blijven. Want,
redeneert zij, goedkooper brood mag niet ge
kocht worden met verkorting van liet men-
schelyk leven; ter wille van den verwenden
smaak van het publiek mogen de bakkers
gezellen niet gedwongen worden, tegen de
natuurlijke orde in, van don nacht dag te
makende geldbeurs van den grootindustrisel
mag niet worden gespekt ten koste van het
ook voor de maatschappij zoo uiterst be
langrijke gezinsleven zijner werklieden.
Wie het ernstig meent met de Christelijke
beginselen heeft ook hier de zedelijke eischen
voorop te stellen en allereerst daaraan te vol
doen.
Inde Oliristelijk-sociale staatkunde kunnen,
evenmin als in het particulier loven, God
en de Mammon tegelijkertijd worden gediend.
„De Standaard" vergeleek het ont-
werp-Talma inzake ziekteverzeke
ring met het ontwerp, indertijd door dr.
Kuyper ingediend, en doet in de eerste
plaats opmerken, dat bij het eerstganoemde
de decentralisatie eenerzijds nog verder is
doorgevoerd, doordat het de controle groo-
tendocls in eigen kring vormt (verzekerings
raden te kiezen door belanghebbenden), an
derzijds veel minder ver, doordat de wet
Talma veel grooter districten neamt. Het
sterkst sprekend verschil komt eerst uit,
zoo men let op do gevolgen van de ont
worpen voor de beurs der belanghebbenden.
Stel, oen ar beider verdient een gemiddeld
loon van f 10 per week. Dan ontvangt hij
volgens het onfcwerp-Kuyporlo. f7 per
weck als ziekengeld, 2o. geneeskundige be
handeling van dokter en apotheker, 3o. ge
neeskundige verzorging van zijn gezin, en
4o. begrafenis-geld. Nu mag men de genees
kundige behandeling per week, dokter en
apotheker saam, op f 1.50 stellen. Hij ont
ving alzoo ten minste f 8.50. Volgens hat
nu ingediende ontwerp daarentegen ontvangt
hij slechts f 5, en daar moet dan nog de
geneeskundige behandeling af. Gerekend op
f 1.50 per week, zou de medicatie alzoo
het ziekengeld feitelijk op f 3.50 doen slin
ken, en alzoo meer dan de helft verschil
len van wat hem in 1904 was toegedacht.
Dit verschil zal ernstig onder de oogen
zijn te zien, daar in dagen van ziekt» de
nood voor een gezin vaak grooter is en
deze verzekering juist dient om te zorgen,
dat ook in dagen van ziekt» het gezin op
peil kan blijven. Intusschen dit is een kwes
tie van cijfers, die bij amendement tot op
lossing kan komen.
Voor do uitsluiting van de geneeskundige
behandeling pleit veel. Emerzijds ontwijkt
men daardoor gevaar voor moeilijkheden,
maar aan den anderen kant zal nu do zie
kenkas door een eigen geneesheer controle
moeten uitoefenen, wat ook weer tot ge
schil leiden kan.
Tegen het wegvallen van de begrafenis-
geldon bestaat geen overwegende bedenking.
De Raden van Arbeid, onder wier beheer de
districtskassen komen, noemt „Do Stand
aard" op zichzelf een uitnemend» instel
ling, maar minister Talma beoogt er meer
mede. Hij wil de werkzaamheden van deze
Raden zich doen uitstrekken over een tame
lijk breed terrein van arbcidsaangel©gen
heden.
Of de minister hierin slagen zal, mag
intusschen betwijfeld. Een doublure van de
Kamers van Arbeid mogen ze niet zijn.
Ze moeten oen lokaal houvast voor de Re
geering worden, zoodra deze op arbeidster
rein advies, inlichting of een instrument
tot uitvoering van noode heeft. Ze moe
ten alzoo een geheel algemeen karakter dra
gen en voor alles, wat voorkomt, ter bered
dering en afdoening, klaar staan. En juist
dit doel nu wordt bijna altoos gemist, zoo
men e>en instelling in het leven Toept voor
een bepaaldo aangelegenheid. Men bedoelt dan
wel algemeen te regelen, maar regelt
toch s peciaal. Reeds de saamstelling van
deze Raden verraadt dit. Omdat het hier
geldelijk beheer geldt, moet er in de saam-
stelling zekere garantie worden geboden.
Vandaar de gemengde saamstelling, het groo
te aantal stemmen van enkele patroons en
het benoemen van ein voorzitter door de
Kroon. Voor goede bedrijfsorganisatie daar
entegen moeten patroons en arbeiders altcos
beginnen met op eigen terrein zelfstandig
op te treden ,oin eerst door delegatie tot
samenwerking te geraken.
Togen de Verzekeringsraden bestaat onzer
zijds geen bedenking. Zo geven aan heel
het Instituut meer zelfstandigheid, dan het
ontwerp van 1904 in de controleurs en het
opperbestuur van do Bank bood, en dezo
verbetering moet worden toegejuicht.
Het blad dringt ten slotte aan op spoedige
behandeling.
Over de meerdere tariefop-
brongst zegt „De Standaard":
Van Liberale zijde legt men er nadruk
op, dat do hoogere tarief opbrengst al spoe
dig in do algemeeno kas zal vloeien, cn dat,
uitgenomen nu de kosten voor de Ziekte
verzekering, al het overigs al spoedig zal
moeten strekken, om het tekort, waarvoor
we staan, te dekken.
Zelfs laat men doorschemeren, dat voor
de verdere sociale maatregelen dun geen
geld in kas zal zijn, en dat deze alzoo óf
zullen moeten uitblijven, óf meen lasten op
de burgerij zullen loggen.
Hiervan nu moot worden toegegeven, dat
er in de millioenen-nota één uitdrukking is,
die .aan dit vermoeden grond zou kunnen
geven. Do Minister geeft toch dc mogelijk
heid toe, dat een overschot van deze in
komsten zou kunnen strekken, om cok de
kas te stijven. Hier staat echter tegenover,
dat de Minister uitdrukkelijk spreekt van
een overschot, nadat eerst de gelden voor
de sociale maatregelen uit de totaal-opbrengst
zullen gekweten zijn.
Is het nu aan to nemen, dat een Minis
ter van Financiën, die natuurlijk weet wat
zijn ambtgenoot van Landbouw acht voor
sociale wetten noodig te hebban, zoo licht
vaardig zijn nota zou hebben gesteld, dat
hij uitsluitend doelen zou op de Ziektever
zekering
Dit hem toe te schrijven; is kortweg on
redelijk. Zoo doet geen man van ernst. En
te minder gaat deze. opvatting door, daar
natuurlijk heel Si et Kabinet, on dus ook
minister Talma, voor de milLioenon-nota ver
antwoordelijk is.
Do invaliditeitsverzekering komt nog in
deze zitting in. Dan zal men dus Weten,
wat dé sociale wetten aan liet Rijk kosten
zullen. En wat spoed de Kamer ook make,
vast staat, dat er van een invoering van
het nieuwe tarief in elk geval dit jaar geen
sprake kan zijn, ook al neemt men dat jaar
tot September 1911.
Al zulk geschrijf strekt dan ook tot niets
anders dan om kwaad vermoeden togen het
Kabinet te wekken, als zou het aan zijn
Ministers goen ernst zijn, om met de so
ciale maatregelen door te tastenen niets
is er, dat recht geeft om hun zulk boos
opzot toe te dichten.
Naar recht mag men in de millioenen-
nota dus niet anders lezen, dan dat de
sociale maatregelen zullen voorgaan, en dat
alleen bijaldien het tarief meer in de schat
kist bracht dan deze maatregelen aan het
Rijk zullen kosten, het overschot, dat toch
niet ongebruikt behoeft te blijven liggen,
de algemoene kas zal kunnen stijven.
En dit nu spreekt zoo vanzelf en ligt
zoozeer in den aard der zaak, dat hot zelfs
in do nota niet behoefde gezegd te worden.
Laat men nu oenst eens afwachten, wat
de sociale wetten kosten zullen en op hoe
veel de opbrengst van het verhoogde tarief
zal worden geraamd, en laat men dan spreken.
Eer niet.
Het r.-k. blad „D e Gelderlander"
dat zich reeds van den aanvang af togen de
Regeeringsplannen betreffende de kust
verdediging heeft verzet, schrijft
thans naar aanleiding van een „Stand-
a a r d"-driestar over de lamdsdefensie
„Dus: behalve 40 millioen voor de kust-
verdediging en ongeveer 10 millioen voor de
Amsterdamsche stelling, nog x millioen
voor de Utrechtsche linie en x millioen voor
de verbetering van het staande leger.
Wij hebben over dezen drang in milita
ristische richting slechts één ding to zeg
gen, n.l. dit:
Mochten deze denkbeelden] van de
„Standaar d" steun vinden bij de coa
litie, dan keeren wij ons van deze politieke
par tij groep coring af.
En wij weten mot zekerheid, dat velen
hotzelfde zouden doen, wier geweten hun
zegt, dat steun aan een partijgroepeering,
die in deze richting drijft en liet volk daar
voor ontzettende lasten moet opleggen, niet
is in het ware belang des lands."
Wij lezen in „H et Centru m"
De geschiedenis herhaalt zich
Onder het eerste Christelijk Ministerie
was de militaire kwestie, en met name
de voorgestelde invoering van den per
soonlijkon dienstplicht, voor een aantal
katholieken aauleiding, om zich tegen de
Rechtsohe samenwerking te keeren.
De naweeën daarvan zijn bekend en....
de persoonlijke dienstplicht kwam er toch,
iets, waarover nu maar weinigen rouwig
meer zullen zijn.
Thans, nu weer een Rechtsohe Regeering
met militaire voorstellen komt, die zware,
zij 't dan ook alleen financieele of
fers eischen, is er zoowaar opnieuw een
katholiek orgaan te vinden^ dat met opzeg
ging der samenwerking dreigt.
Hét is „De Gelderlander".
Nu wil het nog altijd voorkomen, dat
een coalitie als die der Rechterzijde er
niet is ter wille van een enkele zaak, en
ook niet ter wille van zulk een enkele zaak
dient prijsgegeven.
En dit te minder, wanneer die zaak
valt buiten den strijd der beginselen.
Er zijn hooge geestelijke belangen, die
de in-stand-houding der Rechtscho meerder
heid ë.sohen, en het lijkt ons daarom min
stens lichtvaardig ter wille van het mili
taire vraagstuk een houding aan te ne
men, als door ,,D ©Gelderlander" in
't vooruitzicht wordt gesteld.
Maar dlit nog daarlatende, zouden wij de
eenvoudige vraag willen stellen, of het op
den weg van een dagblad ligt de coalitie
op te zeggen en een band te verbreken, die
door de partijen is gelegd.
Ons dpnkt, dat over een zoo ernstige
aangelegenheid die partijen zelve verte
genwoordigd dn hun organisaties, heb
ben be beslissen.
Met name heeft de katholieke partij haai
Algcmeenen Bond, om ons nu maar te af
perken tot. die organisatie buiten de Kamer.
Het dreigement van „De Gelderlan
der" lijkt ons daarom niet slechts licht
vaardig, maar ook in strijd met elk behoor
lijk begrip van partijwezen, en maakt het
een a 11 er vreemdsten indruk, dat een enkele
redactie zich aanmatigt, wat slechtg aan
de partij als geheel toekomt.
aandrang van eenige leden der Kamer, die
toch' zeker, zelfs al had op dat moment der*
gelijke inmenging bestaan, daarvan onkun
dig zouden zijn geweest, een commissie in
zake de samenwerking van land- en zee
macht benoemd.
Op 22 en 28 Aug. van datzelfde jaar 1903
dus vóór hot zoog. fatale jaar 1901
werd aan die commissio door de Minister»
van Marino en van Oorlog opgedragen om
het vraagstuk van de herziening en aan
vulling der defensiemiddelen aan de zee«
zijde in zijn geheclen omvang te onderzoe
ken, daarover te rapporteeren en een ra
ming van kosten in te brengen. Men ziet
dus: de oommissie had de opdacht de kust
verdediging te bestudeeren, daaromtrent
een voorstel te doen en de vermoedelijke
kosten op t» geven... aldus precies dezelfde
onderwerpen, waaromtrent nu door de Ro-
geering voorstellen aan de Staten-GeneraaJ
zijn voorgelegd.
24 Sept. 1904 kwam de commissie met
haar rapport gereed.
Conclusie: onafhankelijk van eenige in
menging waarvan niemand beweert, dat
zij reeds vóór 1901 bestond werd het
initiatief genomen tot en de voorbereiding
ter hand genomen van de plannen tot
kustverdediging, waarover nu de Regeering
het oordeel der Kamera vraagt.
Dan schrijft het blad nog een enkel
woord over de geheime" mobilisatie, waar
over de heer Van Löben Seis op 8 Febr.
1907 sprak.
Of hot tactvol van genoemd lid van ons
Hoogcrh'uis was, zelf militair, deze mobili
satie te Den Heldor, die zeker niet zon
der reden „in het diepste geheim verd
bedisseld", ton aanhcore van de natie te
behandelen, zij slechts terloops gevraagd.
Hoofdzaak is, dat met de data kan worden
aangetoond, d.at ook deze mobilisatie met
Duitsche invloeden niets te maken had.
Immers 6 Febr. 1904 verbreekt Japan de
diplomatieke betrekkingen met Rusland. '0
Febr. verklaart het den oorlog. 12 Febr.
publiceert dc Nederlandsch'e Regeering in
do „Staatscourant" haar onzijdig
heid en den dag daarop, 13 Febr., werd
reeds met het oog op mogelijke noodzake
lijkheid onze onzijdigheid to dekken bij het
voorbijtrekken van een Russische vloot, een.
begin gemaakt met de mobilisatie, waarop
de heer Van Löben Seis doelde, en die
waarschijnlijk tot zoo vele valsche geruch
ten aanleiding gegeven heeft.
Met Duitsche pressie in verband met een
inval van Engeland had de geh'eele zaak
niets te maken en kon zij ook niets te ma
ken hebben gehad, gelijk uit de snelle op
eenvolging der data blijkt.
Natuurlijk zal ook dit niet voldoende zijn
en zullen velen steeds weer om nieuw licht
vragen en telkens nieuwe veronderstellingen
maken. Mensohen, die van meening zijn,
dat als er een gerucht -loopt, er toch altijd
wel iets van waar zal zijn, zullen er altijd
blijven.
Gemeentelijk pensioenfonds
Rotterdam.
„D e Nederlander" komt er tegen
op, dat enkele bladen in hun beschouwin
gen over de aanvrage van veertig mil
lioen voor de kustverdediging
nog altijd spreken, ondanks de verklaring
van den minister van buitcnlandsche zaken,
over inmenging van Duitsche
zijde.
Het blad wil nu mot data deze bladen
overtuigen van hun dwaling over de „legen
de Van Heeckeren".
Reeds 25 Juni 1903, lang voor van de
zoog. inmenging van den Duitsohen Keizer
sprake zou zijn geweest, werd, mede op
Tot nu toe heeft de Gemeentelijke pen-
sioonverordening de bepaling, dat de fond
sen moeten worden belegd in schuldbrieven
ten laste der gemeente Rotterdam. De be
trokken commissie heeft er op gewezen dat
door dit voorschrift eeni geringere rente
wordt gekweekt dan anders mogelijk zou
zijn. B. en Ws. erkennen zulks en stellen
voor te bepalen, dat de kapitalen voortaan
belegd worden overeenkomstig hetgeen ten
aanzien van de beschikbare gelden der
Rijksverzekeringsbank in het eerste lid van
art. 92 dor Ongevallenwet 1901 is bepaald.
Groentijd.
Het Studenten-Weekbl." meldt:
Het bestuur van den Delftsohen Studen-
tenbond aoht het, ter voorkoming van wan
begrippen noodzakelijk mede te doelen, dat
de, sinds jaren bestaande, verplichte ken
nismaking voor de nieuwe leden geschiedt
op voet van volkomen gelijkhetd en juist
daardoor zich onderscheidt van den groen
tijd zooals cfezc bij de korpsen in zwang is.
3)
Schauffert Laokte. „Met welk recht eigen
lijk? Wijl ik altijd lichtzinniger was dan gij'?
De jeugd moet toch ééns voorbij zijn. De
hemelsblauwe jeugdige onbezonnenheid met
haar rozerood© droomem Morgen begint de
tredmolen. Ach, als de oomes in het -Posen-
sche. ten minste maar een meer hadden I
Een meerl De Berlijnsche amusementen,
tentoonstellingen, dierentuin en theater,
zou ik hun dan gaarne present geven! Ik
keer nu, Gustaafje; het hoofd naar beneden
en de stuurpen naar links. Zoo^ nog meer.
Het gaat nu regelrecht den Havel in....
Hojotoho.... Ei, wel daar komt een golf aan
het kielwater van de stoomboot ginds. Woep
een kleine doop. Is het geen prachtbootje?
Hoe het zich weer opricht hè? Ach, jongen,
jongen, en nu zal er aan het heerlijke zeilen
een einde komen, wellicht voor altijd. Men
yit in een afgelegen oord, tobt zich overdag
af met veldarbeiders en marskramers en
drinkt 's avonds aan de stamtafel met de
notabelen dun lager bier. Is het niet ont
zettend?"
Kóberle glimlachte weemoedig. „Ha, ik
weet wat het wil zeggen, eiken dag van
vroeg tot laat in den tredmolen te loopen.
Maar ik ben het ook niet anders gewoon."
Schauffert strekte zich op het dek van
de miniatuur-kajuit in zajn volle lengte uit
en liet zich schommelen, waarbij hij zijn ar
men nog altijd onder het hoofd hield gesla
gen. Hij ademde diep de frisok over het
water strijkende lucht in en keek langs het
blinkende witte zeil, hetwelk zich rimpel
loos onder den druk van den wind spande,
naar de heldere avondlucht op.
„Och, onzin, tredmolen! Dat is immers
alles morgen. Pas morgen. En vanavond
zit men toch nog aan boord en is gelukkig.
Zoo gelukkig, Gustaafje! Of niet? Is 't
niet alsof dat aldoor zoo verder moest loo
pen?" Hij begon, eerst zacht, doch langza
merhand luider, het oude studentenlied te
l^^uriën, waaraan zij zich als jongelingen te
Heidelberg, wanneer zij in geldverlegenheid
of andere moeilijkheden zaten, telkens weer
verkwikt hadden: „Wat de wereld morgen
brengt, of zij mij zorgen brengt, leed of
vreugde, daarnaar vraag ik niet, dat kwelt
mij niet, morgen is ook een dag; heden
is hedenEn het refrein jubelde hij letter
lijk, terwijl hij zich in de boot oprichtte en
met zijn witte muts zwaaide: „Heden is
heden 1"
Het was een zeer genotvol uurtje.
Gustaaf Köberle verloor langzamerhand
zijn. angst. Het eervolle ambt van stuurman
streelde hem en bij alle behaaglijkheid
voerde de eigenaar der „Meeuw" de noo
dige zeilmanoeuvres steeds uiterst handig
en met onfeilbare zekerheid uit. Op den
verderen tocht begon Köberle ook uit zijn
leven te vertellen. Hij verried zijn ouden
vriend zelfs, dat hij weer eenmaal een
„vlam" had. Gustaaf was in Heidelberg
ontelbare malen verliefd geweest, doch er
hadden zich daaruit nooit groote romans
ontwikkeld. Ditmaal ging dieper.
„Dus mag men je spoedig gehikwenschen V'
vroeg Schauffert.
«Wij zijn het nog lang niet eens."
„Maar zij mag je toch, hè?"
„Ik weet het niet."
„Hebt gij haar nog niet gevraagd?"
„O, bewareZij is znlk een bij-de-handje.
Zij zou in staat zijn iemand dadelijk do
vriendschap op te zeggen."
„Woont zij in jouw pension?"
„Ja. Aan. den voorkant. Ik heb slechts
een achterkamertje. Zij verdient veel geld."
„O, is zij zelfstandig?"
„Zeer. Zij is namelijk van-huis-uit een
schilderes, en komt uit Weenen. Maar met
de hoogere kunst heeft zij niets bijzonders
bereikt. En toen is zij oaricaturenteekenares
geworden."
„Wel, dat is uiterst origineel."
„Zij vierkt voor aco'n paair politiek»
spotbladen. Zij heeft duizend grappige in
vallen. Verleden jaar met Kerstmis is er
een boek van haar uitgekomen met niets
dan bakvisoh-caricaturen. Nu heeft zij het
op de sportlui voorzien. Zij heeft gezegd,
dat zij zich dezen namiddag met haar schets
boek op het pauweneiland zou opstellen,
om do wielrijders en automobilisten te be
studeeren."
„En heeft de jonge dame je nu daoj
vanavond een rendez-vous toegestaan?"
„Zij wil om aoht uren in 't „Zweedsche pa
viljoen" soupeerenj' bekend© Köberle be
schaamd. „Ik verheug mij daar erg op.
Maar rendez-vousZooals gij je dat voor
stelt is het niet tusschen ons. Yan liefheb
ben en zoo mag men bij Loni geen enkel
woordje reppen, anders is het voor goed
tusschen ons uit."
De assessor had intusschen op zijn horlo
ge gekeken. „Het is zeven uren. Wij zullen
omkeeren, want terug moeten wij lavee-
ren en gaat het langzamer en gij moogt niet
te lakt komen
„Het heeft mij echter veel genoegen
gedaan, dat ik je heb weergezien, Schauf
fert."
„Mij ook. En ik beloof je plechtig, wan
neer ik eenmaal in Bombst of Meseritz als
rechter fungeer, dan zend ik je eens een
prentbriefkaart. Jammer, dat ik ook geen
caricaturen kan teekenen." Hij sloeg zich
even op de knie. „Maar ja, wij zouden
immers niet over morgen spreken." En hij
neuriede weer het refrein. „Heden is he
den De klank van zijn stem had nu echter
niets jubelends meer. Met de ondergaande
zon was ook zijn vroolijke stemming meer
en meer gedaald.
Opeens gleed bij het laveeren een licht
voorwerp, dat door den wind boven tegen
het zeil was gedrukt, maar beneden. Gus
taaf bukte er naar. Het was een stroo-
hoed. Daar de wind dien verder in de boot
dreef, voordat hij hem kon bereiken, liet
Schauffert het zeil fladderen en greep
naar den hoed.
Gustaaf Köberle gilde, want de „Meeuw"
begon dadelijk te dansen. Tegelijkertijd
hoorde men over het water gelach en geroep
van hoeren en dames.
Schauffert klemde den hoed tusschen zijn
knieën, trok het zeil met krachtigen ruk
naar beneden en keek om zich heen.
Op ©enigen afstand, niet ver van „Het
Zweedsche paviljoen", lag een zeer groote
boot van twee verdiepingen midden in het
meer voor anker. De assessor was die reeds
dikwijls voorbij gevaren. Zij behoorde aan
een „Amerikaanschen millionnair". Op het
promenadedek onder een rood en wit ge
streept linnen zeil was een elegant gezel
schap verzameld: de dames in lichte toilet
ten, de meeste hoeren in zeilkostuum.
Een tamelijk gezet heer van gevorderden
leeftijd stond blootshoofds tegen de borst
wering, beide zijn armen in grappige wan
hoop uitgestrekt. Hij floot en riep om zijn
hoed, welke over boord was gevlogen, en
het overige gezelschap lachte om zijn komi
sche, overdreven wijze van doen. Men scheen
zeer geanimeerd aan boord van do grooto
boot. Over het water klonk de weergalm
van de luidruchtig gevoerde gesprekken,
welke telkens door lachen werden onder
broken.
„Ik sterf aan een vreeselijko verkoud
heid, wanneer ik mijn hoed niet dadelijk te
rug krijg!"
„Een hoed, een hoed, een koninkrijk voor
een hoedparodieerde een uit den kring.
„Het was toch, hoop ik, een panama?"
„Acht en zeventig mark, zoo juist ge
kocht
„Daar, daar, de heer daar in de zeilboot
heeft hem
„Een knappe man, hè? Zooals hij daar
zoo rechtop staat 1"
„Ja, mooi." En een der jonge heeren
riep: ,,Ik geloof, dat ik hem ken. Ja, wa
rempel, een lid van mijn zeil club."
„Dat treft bijzonder."
„Een assessor. Doctor Schauffert, von
Schauffert zelfs."
„Buitengewoon vriendelijk, dat hij extra
dien omweg maakt."
'Wordt vervolgd.)