liBIBSGH DACHESlüAB, Woensdag* 2S Soptamlssr. Tareoda Bial. PERSOVERZICHT. FEUILLETON. De erfenis der Rodrians. Nb. 15522. Anus £'9X3. Over do katholieke meeting zegt ^Het Volle": Minister Talma, de christelijke regiering, heeft Zondag oen les gekregen. De les, ten eerste, dat trots alle antirevolutionaire ze- mclknooparij de katholieke arbeiders rustig hun eigen opvattingen volgen inzake het ge bruik van den Zondag. In dit opzicht toonen de katholieken een Juister begrip te hebben van de eischen van het arbeidersleven dan de anti-revo lutionairen. Zij bpseffen, dat, indien de ar beider zijn maatschappelijke plichten be hoorlijk wil vervullen, hij zijn Zondag aan godsdienstige overdenkingen en samenkom sten alleen niet kan wijden, maar dat hij een deel er van most bestemmen voor de behartiging der belangen zijner klasse. Zoo lang den arbeider niet naast den Zondag nog een tweede wekelijksche rustdag wordt toegestaan, zal deze eisch meer en meer 'gaan klemmen. De katholieken most en nu hun coalitie-bondgenooben maar overtuigen, 'dat de Calvinistische uitlegging van de or dinantiën een schoovo is, en het allerminst 'een onheilige goast uit de diepte, maar in tegendeel oen noodzakelijk streven is, van groote zedelijke beteekenis, dat de arbeider den Zondag doet bestemmen voor groote bc- toogingen. Misschien doet dan ook „Patri monium" nog eens mee aan een optocht voor den tie n-u r e n-d a g. Deze Zon dag leert verder aan de Regeering, dat inr. Aalberee geen hol dreigement uitte, toen hij een jaar geleden minister Talma bezwoer, ido door do Kamer aangenomen tien-uren- motie om te zetten in een degelijk wets ontwerp. Blijkbaar verkeert de katholieke arbeiderswereld nog in de verwachting, dat dit kabinet, als het maar goed wordt aan gepord, nog wel voor een goed stuk ar beidswetgeving is te vinden. Da mannen broeders moeten dan maar porren, porren, porren. Wij voor ons zijn overtuigd, dat alle porren niet zal helpen. Zelfs zwecpslar gen en deze meeting deed sterk aan een zweepslag denben zullen het kabinet niet brengen tot vervulling van den eisch, die trilt bij al wat leeft in de Nederlandsohe fLrboidenswieneldMaar deze arbeiders hopen nog. Welnu, dan zullen zij, als de beraad slagingen over Arbeid bij de Staatsbegroo- ting hun niet een groot» voldoening brengt, op nieuwe, nog forschere agitatie 'moeten zinnen. Do katholieke arbeiders" zullen bijvoorbeeld in massa moeten gaan in de katholieke kies- vereenigingon, en daar de zaak aan de orde stellen. 'Hot zal hun wellicht niet gemak kelijk warden gemaakt; men zal eerst pro- boeien., met een zaoht lijntje hen aan den praat te houden; zij ziullen ook dei noodige klasse-hooghartigheid ondervindenmaar brengen zij het eenmaal zoo ver, dat de t ierf-Uren-dag alom op de agenda staat van de politieke organisaties hunner geloofsge noot-en dan'zal ook alom. de grooto schei dingslijn voor den dag komen tusschen de mocratie aan don oenenkaï^t^:conservatisme ön reactie aan don anderen.- Dan.- eindelijk zal hun duidelijk warden, hoe door de con servatieven onder hun geloofsgeinooten de religie wordt gebezigd als een onheilig mid del ter bescherming van hun klasse-belan gen. Dan zullen zij de vraag hebbon te Overwegen, of zij de staatsmacht mogen laten in handen van dergelijke lieden, ook hl zijn zij katholiek. En oetfsfc dan zal blij ken of de katholieke arbeiders alleen mannen groot van mond zijn, gelijk in den ouden tijd de „Patrinionium"-kindcTen, en gelijk thans nog de anarchisten, dan wel ook sterk van hart on kloek van daad. Dan 'eerst zal blijken, of zij het recht Webben, zich op te werpen a.ls kampioenen van de zaak der arbeiders. Wij zijn verplicht cje arbeiders op de mogelijkheden van de toekomst te wijzen. Do beweging vooy den tien-uren-dag, dit schijnt men Zondag niet duidelijk genoeg te hebben begrepen, is ingezet on tot kracht gebracht door de S.-D. A.-P., in samenwer king met het N. V. V. Zij is aangegroeid tot een algemeens beweging in de Neder land schei arbeidersklasse. De katholieken zijn na ons gekomen. Dat is niet zoo erg. Zij hebben hun tien - uren - be weg i ng apart gehou den van do groote. Dat versterkte de zaak niet. En wanneer zij ten slotte, als het er op aankomt, de macht tö veroveren, die een tien-uren-wet tot stand zou kunnen bren gen, zich in de luren laten leggen, en het coalitiebelang hooger stellen dan het arbei dersbelang, is hun actie weinig minder dan verraad, verraad, te vuiler, naarmate zij harder hebben geschreeuwd, en daardoor meer arbeiders hebban afgehouden van de groote, algemeeno beweging. Na de betooging van Zondag is heb meer dan ooit zaak, te vragen, wat de katholieke arbeidersorganisaties niet alleen over den tien-uren-dag zeggen, maar ook, wat zij er voor doen. ..De Gelderlander" verklaart in een driestar, dat, al zou hot waar zijn, dat door de afschaffing vam den nachtar beid der bakke rs het brood wat duur der zou worden; al zou het waar zijn, dat het publiek liet (tussoben twee haakjes veel gezondere) oudbakken brood zou moeten eten in plaats van vcrsck, ja zelfs al zou de beklagenswaardige grootindustrie, die er o zoo slecht aan .toe is, schade lijden, dan nog zij van de wenschdijkheid, de nood zakelijkheid van afschaffing van den bak- kersnachtarbeid overtuigd zou blijven. Want, redeneert zij, goedkooper brood mag niet ge kocht worden met verkorting van liet men- schelyk leven; ter wille van den verwenden smaak van het publiek mogen de bakkers gezellen niet gedwongen worden, tegen de natuurlijke orde in, van don nacht dag te makende geldbeurs van den grootindustrisel mag niet worden gespekt ten koste van het ook voor de maatschappij zoo uiterst be langrijke gezinsleven zijner werklieden. Wie het ernstig meent met de Christelijke beginselen heeft ook hier de zedelijke eischen voorop te stellen en allereerst daaraan te vol doen. Inde Oliristelijk-sociale staatkunde kunnen, evenmin als in het particulier loven, God en de Mammon tegelijkertijd worden gediend. „De Standaard" vergeleek het ont- werp-Talma inzake ziekteverzeke ring met het ontwerp, indertijd door dr. Kuyper ingediend, en doet in de eerste plaats opmerken, dat bij het eerstganoemde de decentralisatie eenerzijds nog verder is doorgevoerd, doordat het de controle groo- tendocls in eigen kring vormt (verzekerings raden te kiezen door belanghebbenden), an derzijds veel minder ver, doordat de wet Talma veel grooter districten neamt. Het sterkst sprekend verschil komt eerst uit, zoo men let op do gevolgen van de ont worpen voor de beurs der belanghebbenden. Stel, oen ar beider verdient een gemiddeld loon van f 10 per week. Dan ontvangt hij volgens het onfcwerp-Kuyporlo. f7 per weck als ziekengeld, 2o. geneeskundige be handeling van dokter en apotheker, 3o. ge neeskundige verzorging van zijn gezin, en 4o. begrafenis-geld. Nu mag men de genees kundige behandeling per week, dokter en apotheker saam, op f 1.50 stellen. Hij ont ving alzoo ten minste f 8.50. Volgens hat nu ingediende ontwerp daarentegen ontvangt hij slechts f 5, en daar moet dan nog de geneeskundige behandeling af. Gerekend op f 1.50 per week, zou de medicatie alzoo het ziekengeld feitelijk op f 3.50 doen slin ken, en alzoo meer dan de helft verschil len van wat hem in 1904 was toegedacht. Dit verschil zal ernstig onder de oogen zijn te zien, daar in dagen van ziekt» de nood voor een gezin vaak grooter is en deze verzekering juist dient om te zorgen, dat ook in dagen van ziekt» het gezin op peil kan blijven. Intusschen dit is een kwes tie van cijfers, die bij amendement tot op lossing kan komen. Voor do uitsluiting van de geneeskundige behandeling pleit veel. Emerzijds ontwijkt men daardoor gevaar voor moeilijkheden, maar aan den anderen kant zal nu do zie kenkas door een eigen geneesheer controle moeten uitoefenen, wat ook weer tot ge schil leiden kan. Tegen het wegvallen van de begrafenis- geldon bestaat geen overwegende bedenking. De Raden van Arbeid, onder wier beheer de districtskassen komen, noemt „Do Stand aard" op zichzelf een uitnemend» instel ling, maar minister Talma beoogt er meer mede. Hij wil de werkzaamheden van deze Raden zich doen uitstrekken over een tame lijk breed terrein van arbcidsaangel©gen heden. Of de minister hierin slagen zal, mag intusschen betwijfeld. Een doublure van de Kamers van Arbeid mogen ze niet zijn. Ze moeten oen lokaal houvast voor de Re geering worden, zoodra deze op arbeidster rein advies, inlichting of een instrument tot uitvoering van noode heeft. Ze moe ten alzoo een geheel algemeen karakter dra gen en voor alles, wat voorkomt, ter bered dering en afdoening, klaar staan. En juist dit doel nu wordt bijna altoos gemist, zoo men e>en instelling in het leven Toept voor een bepaaldo aangelegenheid. Men bedoelt dan wel algemeen te regelen, maar regelt toch s peciaal. Reeds de saamstelling van deze Raden verraadt dit. Omdat het hier geldelijk beheer geldt, moet er in de saam- stelling zekere garantie worden geboden. Vandaar de gemengde saamstelling, het groo te aantal stemmen van enkele patroons en het benoemen van ein voorzitter door de Kroon. Voor goede bedrijfsorganisatie daar entegen moeten patroons en arbeiders altcos beginnen met op eigen terrein zelfstandig op te treden ,oin eerst door delegatie tot samenwerking te geraken. Togen de Verzekeringsraden bestaat onzer zijds geen bedenking. Zo geven aan heel het Instituut meer zelfstandigheid, dan het ontwerp van 1904 in de controleurs en het opperbestuur van do Bank bood, en dezo verbetering moet worden toegejuicht. Het blad dringt ten slotte aan op spoedige behandeling. Over de meerdere tariefop- brongst zegt „De Standaard": Van Liberale zijde legt men er nadruk op, dat do hoogere tarief opbrengst al spoe dig in do algemeeno kas zal vloeien, cn dat, uitgenomen nu de kosten voor de Ziekte verzekering, al het overigs al spoedig zal moeten strekken, om het tekort, waarvoor we staan, te dekken. Zelfs laat men doorschemeren, dat voor de verdere sociale maatregelen dun geen geld in kas zal zijn, en dat deze alzoo óf zullen moeten uitblijven, óf meen lasten op de burgerij zullen loggen. Hiervan nu moot worden toegegeven, dat er in de millioenen-nota één uitdrukking is, die .aan dit vermoeden grond zou kunnen geven. Do Minister geeft toch dc mogelijk heid toe, dat een overschot van deze in komsten zou kunnen strekken, om cok de kas te stijven. Hier staat echter tegenover, dat de Minister uitdrukkelijk spreekt van een overschot, nadat eerst de gelden voor de sociale maatregelen uit de totaal-opbrengst zullen gekweten zijn. Is het nu aan to nemen, dat een Minis ter van Financiën, die natuurlijk weet wat zijn ambtgenoot van Landbouw acht voor sociale wetten noodig te hebban, zoo licht vaardig zijn nota zou hebben gesteld, dat hij uitsluitend doelen zou op de Ziektever zekering Dit hem toe te schrijven; is kortweg on redelijk. Zoo doet geen man van ernst. En te minder gaat deze. opvatting door, daar natuurlijk heel Si et Kabinet, on dus ook minister Talma, voor de milLioenon-nota ver antwoordelijk is. Do invaliditeitsverzekering komt nog in deze zitting in. Dan zal men dus Weten, wat dé sociale wetten aan liet Rijk kosten zullen. En wat spoed de Kamer ook make, vast staat, dat er van een invoering van het nieuwe tarief in elk geval dit jaar geen sprake kan zijn, ook al neemt men dat jaar tot September 1911. Al zulk geschrijf strekt dan ook tot niets anders dan om kwaad vermoeden togen het Kabinet te wekken, als zou het aan zijn Ministers goen ernst zijn, om met de so ciale maatregelen door te tastenen niets is er, dat recht geeft om hun zulk boos opzot toe te dichten. Naar recht mag men in de millioenen- nota dus niet anders lezen, dan dat de sociale maatregelen zullen voorgaan, en dat alleen bijaldien het tarief meer in de schat kist bracht dan deze maatregelen aan het Rijk zullen kosten, het overschot, dat toch niet ongebruikt behoeft te blijven liggen, de algemoene kas zal kunnen stijven. En dit nu spreekt zoo vanzelf en ligt zoozeer in den aard der zaak, dat hot zelfs in do nota niet behoefde gezegd te worden. Laat men nu oenst eens afwachten, wat de sociale wetten kosten zullen en op hoe veel de opbrengst van het verhoogde tarief zal worden geraamd, en laat men dan spreken. Eer niet. Het r.-k. blad „D e Gelderlander" dat zich reeds van den aanvang af togen de Regeeringsplannen betreffende de kust verdediging heeft verzet, schrijft thans naar aanleiding van een „Stand- a a r d"-driestar over de lamdsdefensie „Dus: behalve 40 millioen voor de kust- verdediging en ongeveer 10 millioen voor de Amsterdamsche stelling, nog x millioen voor de Utrechtsche linie en x millioen voor de verbetering van het staande leger. Wij hebben over dezen drang in milita ristische richting slechts één ding to zeg gen, n.l. dit: Mochten deze denkbeelden] van de „Standaar d" steun vinden bij de coa litie, dan keeren wij ons van deze politieke par tij groep coring af. En wij weten mot zekerheid, dat velen hotzelfde zouden doen, wier geweten hun zegt, dat steun aan een partijgroepeering, die in deze richting drijft en liet volk daar voor ontzettende lasten moet opleggen, niet is in het ware belang des lands." Wij lezen in „H et Centru m" De geschiedenis herhaalt zich Onder het eerste Christelijk Ministerie was de militaire kwestie, en met name de voorgestelde invoering van den per soonlijkon dienstplicht, voor een aantal katholieken aauleiding, om zich tegen de Rechtsohe samenwerking te keeren. De naweeën daarvan zijn bekend en.... de persoonlijke dienstplicht kwam er toch, iets, waarover nu maar weinigen rouwig meer zullen zijn. Thans, nu weer een Rechtsohe Regeering met militaire voorstellen komt, die zware, zij 't dan ook alleen financieele of fers eischen, is er zoowaar opnieuw een katholiek orgaan te vinden^ dat met opzeg ging der samenwerking dreigt. Hét is „De Gelderlander". Nu wil het nog altijd voorkomen, dat een coalitie als die der Rechterzijde er niet is ter wille van een enkele zaak, en ook niet ter wille van zulk een enkele zaak dient prijsgegeven. En dit te minder, wanneer die zaak valt buiten den strijd der beginselen. Er zijn hooge geestelijke belangen, die de in-stand-houding der Rechtscho meerder heid ë.sohen, en het lijkt ons daarom min stens lichtvaardig ter wille van het mili taire vraagstuk een houding aan te ne men, als door ,,D ©Gelderlander" in 't vooruitzicht wordt gesteld. Maar dlit nog daarlatende, zouden wij de eenvoudige vraag willen stellen, of het op den weg van een dagblad ligt de coalitie op te zeggen en een band te verbreken, die door de partijen is gelegd. Ons dpnkt, dat over een zoo ernstige aangelegenheid die partijen zelve verte genwoordigd dn hun organisaties, heb ben be beslissen. Met name heeft de katholieke partij haai Algcmeenen Bond, om ons nu maar te af perken tot. die organisatie buiten de Kamer. Het dreigement van „De Gelderlan der" lijkt ons daarom niet slechts licht vaardig, maar ook in strijd met elk behoor lijk begrip van partijwezen, en maakt het een a 11 er vreemdsten indruk, dat een enkele redactie zich aanmatigt, wat slechtg aan de partij als geheel toekomt. aandrang van eenige leden der Kamer, die toch' zeker, zelfs al had op dat moment der* gelijke inmenging bestaan, daarvan onkun dig zouden zijn geweest, een commissie in zake de samenwerking van land- en zee macht benoemd. Op 22 en 28 Aug. van datzelfde jaar 1903 dus vóór hot zoog. fatale jaar 1901 werd aan die commissio door de Minister» van Marino en van Oorlog opgedragen om het vraagstuk van de herziening en aan vulling der defensiemiddelen aan de zee« zijde in zijn geheclen omvang te onderzoe ken, daarover te rapporteeren en een ra ming van kosten in te brengen. Men ziet dus: de oommissie had de opdacht de kust verdediging te bestudeeren, daaromtrent een voorstel te doen en de vermoedelijke kosten op t» geven... aldus precies dezelfde onderwerpen, waaromtrent nu door de Ro- geering voorstellen aan de Staten-GeneraaJ zijn voorgelegd. 24 Sept. 1904 kwam de commissie met haar rapport gereed. Conclusie: onafhankelijk van eenige in menging waarvan niemand beweert, dat zij reeds vóór 1901 bestond werd het initiatief genomen tot en de voorbereiding ter hand genomen van de plannen tot kustverdediging, waarover nu de Regeering het oordeel der Kamera vraagt. Dan schrijft het blad nog een enkel woord over de geheime" mobilisatie, waar over de heer Van Löben Seis op 8 Febr. 1907 sprak. Of hot tactvol van genoemd lid van ons Hoogcrh'uis was, zelf militair, deze mobili satie te Den Heldor, die zeker niet zon der reden „in het diepste geheim verd bedisseld", ton aanhcore van de natie te behandelen, zij slechts terloops gevraagd. Hoofdzaak is, dat met de data kan worden aangetoond, d.at ook deze mobilisatie met Duitsche invloeden niets te maken had. Immers 6 Febr. 1904 verbreekt Japan de diplomatieke betrekkingen met Rusland. '0 Febr. verklaart het den oorlog. 12 Febr. publiceert dc Nederlandsch'e Regeering in do „Staatscourant" haar onzijdig heid en den dag daarop, 13 Febr., werd reeds met het oog op mogelijke noodzake lijkheid onze onzijdigheid to dekken bij het voorbijtrekken van een Russische vloot, een. begin gemaakt met de mobilisatie, waarop de heer Van Löben Seis doelde, en die waarschijnlijk tot zoo vele valsche geruch ten aanleiding gegeven heeft. Met Duitsche pressie in verband met een inval van Engeland had de geh'eele zaak niets te maken en kon zij ook niets te ma ken hebben gehad, gelijk uit de snelle op eenvolging der data blijkt. Natuurlijk zal ook dit niet voldoende zijn en zullen velen steeds weer om nieuw licht vragen en telkens nieuwe veronderstellingen maken. Mensohen, die van meening zijn, dat als er een gerucht -loopt, er toch altijd wel iets van waar zal zijn, zullen er altijd blijven. Gemeentelijk pensioenfonds Rotterdam. „D e Nederlander" komt er tegen op, dat enkele bladen in hun beschouwin gen over de aanvrage van veertig mil lioen voor de kustverdediging nog altijd spreken, ondanks de verklaring van den minister van buitcnlandsche zaken, over inmenging van Duitsche zijde. Het blad wil nu mot data deze bladen overtuigen van hun dwaling over de „legen de Van Heeckeren". Reeds 25 Juni 1903, lang voor van de zoog. inmenging van den Duitsohen Keizer sprake zou zijn geweest, werd, mede op Tot nu toe heeft de Gemeentelijke pen- sioonverordening de bepaling, dat de fond sen moeten worden belegd in schuldbrieven ten laste der gemeente Rotterdam. De be trokken commissie heeft er op gewezen dat door dit voorschrift eeni geringere rente wordt gekweekt dan anders mogelijk zou zijn. B. en Ws. erkennen zulks en stellen voor te bepalen, dat de kapitalen voortaan belegd worden overeenkomstig hetgeen ten aanzien van de beschikbare gelden der Rijksverzekeringsbank in het eerste lid van art. 92 dor Ongevallenwet 1901 is bepaald. Groentijd. Het Studenten-Weekbl." meldt: Het bestuur van den Delftsohen Studen- tenbond aoht het, ter voorkoming van wan begrippen noodzakelijk mede te doelen, dat de, sinds jaren bestaande, verplichte ken nismaking voor de nieuwe leden geschiedt op voet van volkomen gelijkhetd en juist daardoor zich onderscheidt van den groen tijd zooals cfezc bij de korpsen in zwang is. 3) Schauffert Laokte. „Met welk recht eigen lijk? Wijl ik altijd lichtzinniger was dan gij'? De jeugd moet toch ééns voorbij zijn. De hemelsblauwe jeugdige onbezonnenheid met haar rozerood© droomem Morgen begint de tredmolen. Ach, als de oomes in het -Posen- sche. ten minste maar een meer hadden I Een meerl De Berlijnsche amusementen, tentoonstellingen, dierentuin en theater, zou ik hun dan gaarne present geven! Ik keer nu, Gustaafje; het hoofd naar beneden en de stuurpen naar links. Zoo^ nog meer. Het gaat nu regelrecht den Havel in.... Hojotoho.... Ei, wel daar komt een golf aan het kielwater van de stoomboot ginds. Woep een kleine doop. Is het geen prachtbootje? Hoe het zich weer opricht hè? Ach, jongen, jongen, en nu zal er aan het heerlijke zeilen een einde komen, wellicht voor altijd. Men yit in een afgelegen oord, tobt zich overdag af met veldarbeiders en marskramers en drinkt 's avonds aan de stamtafel met de notabelen dun lager bier. Is het niet ont zettend?" Kóberle glimlachte weemoedig. „Ha, ik weet wat het wil zeggen, eiken dag van vroeg tot laat in den tredmolen te loopen. Maar ik ben het ook niet anders gewoon." Schauffert strekte zich op het dek van de miniatuur-kajuit in zajn volle lengte uit en liet zich schommelen, waarbij hij zijn ar men nog altijd onder het hoofd hield gesla gen. Hij ademde diep de frisok over het water strijkende lucht in en keek langs het blinkende witte zeil, hetwelk zich rimpel loos onder den druk van den wind spande, naar de heldere avondlucht op. „Och, onzin, tredmolen! Dat is immers alles morgen. Pas morgen. En vanavond zit men toch nog aan boord en is gelukkig. Zoo gelukkig, Gustaafje! Of niet? Is 't niet alsof dat aldoor zoo verder moest loo pen?" Hij begon, eerst zacht, doch langza merhand luider, het oude studentenlied te l^^uriën, waaraan zij zich als jongelingen te Heidelberg, wanneer zij in geldverlegenheid of andere moeilijkheden zaten, telkens weer verkwikt hadden: „Wat de wereld morgen brengt, of zij mij zorgen brengt, leed of vreugde, daarnaar vraag ik niet, dat kwelt mij niet, morgen is ook een dag; heden is hedenEn het refrein jubelde hij letter lijk, terwijl hij zich in de boot oprichtte en met zijn witte muts zwaaide: „Heden is heden 1" Het was een zeer genotvol uurtje. Gustaaf Köberle verloor langzamerhand zijn. angst. Het eervolle ambt van stuurman streelde hem en bij alle behaaglijkheid voerde de eigenaar der „Meeuw" de noo dige zeilmanoeuvres steeds uiterst handig en met onfeilbare zekerheid uit. Op den verderen tocht begon Köberle ook uit zijn leven te vertellen. Hij verried zijn ouden vriend zelfs, dat hij weer eenmaal een „vlam" had. Gustaaf was in Heidelberg ontelbare malen verliefd geweest, doch er hadden zich daaruit nooit groote romans ontwikkeld. Ditmaal ging dieper. „Dus mag men je spoedig gehikwenschen V' vroeg Schauffert. «Wij zijn het nog lang niet eens." „Maar zij mag je toch, hè?" „Ik weet het niet." „Hebt gij haar nog niet gevraagd?" „O, bewareZij is znlk een bij-de-handje. Zij zou in staat zijn iemand dadelijk do vriendschap op te zeggen." „Woont zij in jouw pension?" „Ja. Aan. den voorkant. Ik heb slechts een achterkamertje. Zij verdient veel geld." „O, is zij zelfstandig?" „Zeer. Zij is namelijk van-huis-uit een schilderes, en komt uit Weenen. Maar met de hoogere kunst heeft zij niets bijzonders bereikt. En toen is zij oaricaturenteekenares geworden." „Wel, dat is uiterst origineel." „Zij vierkt voor aco'n paair politiek» spotbladen. Zij heeft duizend grappige in vallen. Verleden jaar met Kerstmis is er een boek van haar uitgekomen met niets dan bakvisoh-caricaturen. Nu heeft zij het op de sportlui voorzien. Zij heeft gezegd, dat zij zich dezen namiddag met haar schets boek op het pauweneiland zou opstellen, om do wielrijders en automobilisten te be studeeren." „En heeft de jonge dame je nu daoj vanavond een rendez-vous toegestaan?" „Zij wil om aoht uren in 't „Zweedsche pa viljoen" soupeerenj' bekend© Köberle be schaamd. „Ik verheug mij daar erg op. Maar rendez-vousZooals gij je dat voor stelt is het niet tusschen ons. Yan liefheb ben en zoo mag men bij Loni geen enkel woordje reppen, anders is het voor goed tusschen ons uit." De assessor had intusschen op zijn horlo ge gekeken. „Het is zeven uren. Wij zullen omkeeren, want terug moeten wij lavee- ren en gaat het langzamer en gij moogt niet te lakt komen „Het heeft mij echter veel genoegen gedaan, dat ik je heb weergezien, Schauf fert." „Mij ook. En ik beloof je plechtig, wan neer ik eenmaal in Bombst of Meseritz als rechter fungeer, dan zend ik je eens een prentbriefkaart. Jammer, dat ik ook geen caricaturen kan teekenen." Hij sloeg zich even op de knie. „Maar ja, wij zouden immers niet over morgen spreken." En hij neuriede weer het refrein. „Heden is he den De klank van zijn stem had nu echter niets jubelends meer. Met de ondergaande zon was ook zijn vroolijke stemming meer en meer gedaald. Opeens gleed bij het laveeren een licht voorwerp, dat door den wind boven tegen het zeil was gedrukt, maar beneden. Gus taaf bukte er naar. Het was een stroo- hoed. Daar de wind dien verder in de boot dreef, voordat hij hem kon bereiken, liet Schauffert het zeil fladderen en greep naar den hoed. Gustaaf Köberle gilde, want de „Meeuw" begon dadelijk te dansen. Tegelijkertijd hoorde men over het water gelach en geroep van hoeren en dames. Schauffert klemde den hoed tusschen zijn knieën, trok het zeil met krachtigen ruk naar beneden en keek om zich heen. Op ©enigen afstand, niet ver van „Het Zweedsche paviljoen", lag een zeer groote boot van twee verdiepingen midden in het meer voor anker. De assessor was die reeds dikwijls voorbij gevaren. Zij behoorde aan een „Amerikaanschen millionnair". Op het promenadedek onder een rood en wit ge streept linnen zeil was een elegant gezel schap verzameld: de dames in lichte toilet ten, de meeste hoeren in zeilkostuum. Een tamelijk gezet heer van gevorderden leeftijd stond blootshoofds tegen de borst wering, beide zijn armen in grappige wan hoop uitgestrekt. Hij floot en riep om zijn hoed, welke over boord was gevlogen, en het overige gezelschap lachte om zijn komi sche, overdreven wijze van doen. Men scheen zeer geanimeerd aan boord van do grooto boot. Over het water klonk de weergalm van de luidruchtig gevoerde gesprekken, welke telkens door lachen werden onder broken. „Ik sterf aan een vreeselijko verkoud heid, wanneer ik mijn hoed niet dadelijk te rug krijg!" „Een hoed, een hoed, een koninkrijk voor een hoedparodieerde een uit den kring. „Het was toch, hoop ik, een panama?" „Acht en zeventig mark, zoo juist ge kocht „Daar, daar, de heer daar in de zeilboot heeft hem „Een knappe man, hè? Zooals hij daar zoo rechtop staat 1" „Ja, mooi." En een der jonge heeren riep: ,,Ik geloof, dat ik hem ken. Ja, wa rempel, een lid van mijn zeil club." „Dat treft bijzonder." „Een assessor. Doctor Schauffert, von Schauffert zelfs." „Buitengewoon vriendelijk, dat hij extra dien omweg maakt." 'Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1910 | | pagina 5