JLGENTISN Vk T Van öer f erlstraai 206 «X15 Fijn gekruide St-Iieolaas, Nieuwe Japonstoffen S. H. C. SMITS. GASLAMPEN M. A. M. VAN NOORT, C. Th. BREEBAART. tfo. 15510. LSI9SCH BAGrBILAB, Woensdag1 14 September. Bord© Blad. Anno 1910. DE MEEST GEBRUIKT WORDENDE EN VOORDEELIGSTE TOILETZEEP 7 Cents per stuk. 75 Cents per dozijn. I Telefoonnummer ©44. Prsnsessekade Aanba-^capk Sï. ï^3LiXS©. H. SMITS, HaarLstraat 121. van aï lieden wedsrom dagelijks verscli verkrijgbaar. Doezastraat IS5 Teiefoonn. ONTVANGEN: Najaag* @si üiBitar., Nieuwe EB!ious@-Stoffen, Vayella?s, Sportflanel, enz» Leiden, üare 5f£B T©0. 544. PERSOVERZICHT. Atjeh. SABOEN BIRTAE 2293 69 Aanbevelend, «Sa gevraagd tegen hooge atsluit-commissie voor d« N. V. Levens- verzekering-Maatschappij „De Waarborg'' waaraan ook verbonden is een Afdeeling Volksverzekering met afdalende premiebetaling. Alleen ernstige Candidaten komen In aanmerking uit Leiden, Oegstgeeat, Rijnsburg, Katwijk B., Katwijk a/Z.f Stoinpwijk, Zoeterwonde, Voor- bont, Üoordwijk-D., Noord wijk a/Z., Koordwijkerhont, Piet- Gijzenbrng, Saasenheim, Warmond, Leiderdorp, t3oogmr.de, De Vink, Wassenaar en Roelof-Arendsveen. 2557 28 Brieven met volledige inlichtingen in te zonden aan den Hooldagont onzer Maatschappij, den Heer J. G. TENEÏ, HoogeRyndjjk 25, Leiden. Grossier in Glaswerk, Porcelein, Aardewerk, Lampeglnzcn, Lampekatoen, Lampenbranders. GASGLOEILICHT-ARTIKELEN als: Konajes, van 8, ÏO, I8J ets. en hooger, b(j 12 stuks korting. Branders, Kappen, Glazen met gaatjes 8 en 10cis., Rechte 4en G cis. Ontvangen: Een party Prima geëmailleerde bruine Pannen, beslist gift vrij en vuurvast legen de minste prijzen; een groote ge ëmailleerde Emmer 65 conls. 2468 28 N.B. In voorraad een groijÜ j^r,t(j-HarïngilesacIien. r alleen 1ste kwaliteit, tegen UITiEBST LA1G gestelde prijzen. 1263 26 Tejef. 6SS. Beleefd aanbevelend, 2515 30 VOOR 2?59 69 Aanbevelend, (Groote Sia'.en voorhanden). „D e Nederlander" zegt, dat bevor dering der ziekteverzekering van overheidswege een sociale taak is. Be vordering, niet overneming. Naar Ohriste- lijk-historische beginselen verdient wat uit het volksleven opkomt de voorkeur boven hetgeen aan dat leven van overheidswege kan worden opgelegd. De overheid is ge roepen de gebreken der uit het leven opge komen verzekering te herstellen en te trach ten, door leiding te geven aan den arbeid' in deze richting, het bestaande te vervol maken en nieuwe fondsstichting mogelijk en aanlokkelijk te maken. Ziedaar een taak der Overheid, die met heb begr.nsei van particulier initiatief vol maakt strooken zou. Echter heeft de Regeering, die, in navol ging van twee Kabinetten, welke haar voor afgingen, een regeling van do ziekte-verze-" kering op baar program bracht, in het on langs ingediend wetsontwerp, waarin het yerzekerings-denkbeeld belichaamd werd, een anderen weg ingeslagen. Zij heeft niet de historisohe lijn gevolgd en in de eerste plaats zich afgevraagd - wat er bestond, én of dat bestaande deugdelijk was, noch indien noodig, of haar hulp in staat zou blijven, de deugdelijkheid der eelfhelp te verzekeren; zij heeft zon der nadere omschrijving, en zonder dat ook maar blijkt van een poging in deze rich ting, alle uitingen van particulier initiatief ter zijde gezet en veroordeeld, wijl ze ,,er 6leohts in beperkte mate in slagen dien steun (aan den tot arbeiden ongeschikt ge worden arbeider) te verleenen," zij heeft voor leiding der Overheid, regel i n g door de Overheid in dplaats gesteid. En dat op dezen rechtsgrond (paragraaf 2 der Mem. van Toelichting)„tiet recht, immers de taak der Overheid is, om, waar rij daartoe in staat is, zorg te drag m, dat niet de verhoudingen, dde door haar be schermd en in stand gehouden worden, voor de burgerij of een deel daarvan gevolgen hebben, die het rechtsbesef bij de massa ondermijnen, en daardoor het rechtsleven en daarmede haar eigen bestaan bedreigen. En dat de bestaans-onzekerbeid van den arbeider tot de bovenaangehaalde gevolgen van onze maatschappelijke verhoudingen be hoort, behoeft wel geen betoog." De Regeering nu a-cht het in strijd met het rechtsbesef, dat een arbeider, zoodra hij niet meer werken kan, aangewezen is op onderstand van derden De zedelijke eisch dat het loon ook strekken moet tot onder houd in tijd van-ziekte, kan zonder opzette lijke regeling niet effectief worden gemaakt. Dit alles nu is misschien heel mooi als theorie, maar het komt ons voor onvoldoen de te zijn, als rechtsgrond voor een regeling als thans door minister Talma is ingediend. Dio theorie kan leiden tot aanbeveling dar verzekering in het algemeen, tot steun van hetgeen voor zulke verzekering reeds-is ge daan, kortom tot het ontwerpen van rochtsbepalingon, die den z e- |delijken eisch oonsolideeren in de prakt ij kt en hem zoo mogelijk een nog betere toepassing verzekeren, maar o. i. nooit tot het scheppen eener nieuwe rechts-onzekerheid, als gelegen is in een wet telijk voorschrift, volgens hetwelk den ar- 'beider een deel van hetgeen hij zich door den arbeid verworven heeft, niet wordt Uitbetaald (paragraaf 3 M. v. T.) In het wetsontwerp-Talma is o.i. d i t do zwakke plek, dat het, door inhouding van loon van overheidswege wil dwingen tot het op zichzelf goede van verzekering, m. a, w. dat den volwassen arbeider in vasten dienst, ook den besten, een regeling wordt opge drongen, die hij zichzelf vrijwillig zou kun nen verschaffen, terwijl zijn tegenstand te gen die „v a d e r 1 ij k e" zorg der overheid hem niet baat, aangezien immers de kosten van die zorg, misschien tegen zijn wil, voor een deel op zijn loon worden gekort. Be zwakke plek in het wetsontwerp- Talma, dat bedoelt den arbeiders een ziek teverzekering te crschaffen, ig dus het d w a n g-karakter, dat aan de ontworpen regeling is gegeven, welk** ^»wang boven dien meebrengt, dat de verzekering, welke den arbeider in het algemeen ten goede moest kunnen komen, slechts voor een deel, slechts voor de dusgenaamd vaste arbei ders, dienen lean. Minister Talma's ziekte-verzekeringsont- werp gaat dus uit van de hoofdgedachte: dat het belang van het arbeidersgezin, dat door de wegneming van één factor van be staans-onzekerbeid gebaat wordt, dwang van Overheidswege en zelfs een ingrijpen in de wij zo van loons-besteding rechtvaardigt. Er is wellicht ook nog een factor van alge meen belang aan te voeren: het is in het algemeen belang, dat de „maatschappelijke arbeidskracht" (het woord is van ,,D e Beukelaar") zoo min mogelijk wordt beperkt. Dit laatste is misschien als rechtsgrond voor een door de Overheid ingestelde ziekte verzekering nog wèl zoo klemmend als het individueel belang der arbeiders. Maar of zelfs dit algemeene belang beslag der Over heid op een deel van het.loon rechtvaardigt valt te betwijfelen.. Ötemfc men dit toe voor een deel van het loon, dan is er slechts gradueel verschil tus- schen deze en algeheéle opvordering van het loon door den Staat, in ruil waarvoor*"deze niet alleen verzekering in tijd van nood, maar ook levensonderhoud voor het heden verschaft, en dan is daarmede het begin der socialistische gemeenschap aangebroken. Zeg nu niet, dat dit te kras is, dat het zoo'n vaart niet loopen zal, dat immers daaraan veel meer vast zit, het is alles juist: in de practijk zou het zoo ver zoo licht niet komen, maar principieel is voor deze Staats- voogdij beslist, en toch, tegen deze „opper hoogheid" van den Staat hebben juist die van anti-revolutionairen huizo zijn, zich ten alle tijde ernstig verzet. Alvorens dus op dit hoofdpunt der Regee ring voet te geven, zal principieel moeten worden beslist of men dien weg op wil, of noodstand voldoende verontschuldi ging is voor de aanvaarding van een prin- cipe, dat men nooit anders dan als verder felijk heeft beschouwd. In „De Handwerksman", hot .maandblad van de vereeniging „Handwer kers-Vriendenkring", schrijft H. B. over het ziekt e-verzekeringsont- w e r p. De schrijver betoogt, dat de Minister, wat de ziekenfondsen betreft, „zijn advies heeft ingewonnen bij belangstellenden of absolute voorstanders van het abonnementstelscl", althans de in artikel 95 voorgestelde bepa ling dwingt de verzekerden zioh aan te slui ten bij een ziekenfonds, dat op het abon nementstelsel is gebaseerd. Daartegenover plaatst de schrijver „het betere stelsel" van betaling per visite, dat o.a. door „Zieken zorg" wordt toegepast. Ik kan mij voorstellen, dat, wanneer men den belanghebbenden artsen, die aan ziekenfondsen verbonden zijn vraagt: Aan welk stelsel geeft gij de voorkeur? dat zij dan zullen antwoorden: Aan het abonne mentstelsel. Dooh late men dat eens aan de arbeiders vTagen, die met hun gezinnen bij een fonds zijn aangesloten, waar de arts per visite betaald wordt. Zij zullen eenstem mig antwoorden, dat zij aan het laatste stol sel de voorkeur geven. Het is toch begrij pelijk, dat dit stelsel veel beter waarborg geeft voor goede behandeling van den zie ke, omdat dit stelsel berust op het rechte vaardige van „loon naar werken". Opmer kelijk is ook, dat een referendum uitge schreven door de Mij. tot bevordering der Pharmacie, over de vraag welk stelsel de voorkeur verdient, tot uitslag had, dat er 215 leden zioh vóór het abonnementstelsel en 217 vóór het verrichtingsstelsel verklaar den. Ook minister Veegens heeft in 1906 op een zijner audiënties aan betrokken personen verklaard, dat zijn ziekteverzekeringswet geen voorkeur zal geven aan een bepaald stelsel van honoreeren van artsen en apo thekers. Zeer betreurt echr. het, dat in het wets ontwerp geen ander stelsel wordt genoemd dan het abonnementstelsel. „De belangen der verzekerden worden hierdoor geschaad" en schr. bepleit, dat de verzekerde in elk geval vrij zal worden galaten in de keuze bij welk stelsel hij zich wil aansluiten. „H et Vaderland" begon een artikel over de Berner Conventie als volgt Met den tegenstand tegen de Berner Con ventie is het al evenzoo gesteld als met dien tegen de Octrooiwet. Men bestrijdt haar met argumenten, ontleend aan het vrije ruilverkeer, terwijl de vrijheid, die men in naam daarvan opeischt, op de keper beschouwd in beide gevallen niets anders is dan vrijheid tot diefstal. In dit opzicht zou men gaan gelooven, dat in ons volk nog altijd iets is overgebleven van het bloed der Watergeuzen en vooraf gaande vrijbiiitersgeslachtenl Misschien js het deze onbewuste uiting van een atavis tisch in ons levende neiging tot anarchie, die ons er afkeerig van maakt, onze geheele samenleving af te zetten met de stakctsels van het eigendomsrecht, en ons doet hopen, ergens een kleine ruimte té kunnen open houden, waar men zioh nog alles mag toe eigenen, waarop men de hand kan leggen En nu dat terrein door de wettelijke er kenning en bescherming van het eigendon.s- recht op industrieel© uitvindingen weer be langrijk is ingeperkt, nu verdedigt de oude vrijbuitersgeest met hand en tand het laat ste stukje grond, waar de diefstal nog al tijd geduld wordt: het terrein, van den let terkundigen en artistieken eigendom. Intusschen valt gelukkig reeds sinds jaren onder ons een besef van schaamte te con- stateeren over de verregaande vrijmoedig heid, waarmee men hier te lande over den eigendom van anderen op het gebied van letteren en kunst beschikt; een vrijmoedig heid, die zoo groot is, dat wij ons slecht3 aan auteursrecht storen., voor zoover het door Nederlanders bezeten wordt, maar al les, wat van onze gading in het buitenland vei-schijnt, zonder scrupules vertalen. Wij stelen romans, verhalen, reisbeschrijvingen, wetensohappelijke werken, kortom alles wat de pers voortbrengt. Wij illustreeren ze heel netjes met gestolen illustraties. En daar ook voor den buitenkant moet gezorgd wor den, stelen wij vervolgens een boekband-ont werp, laten dat nadrukken en brengen onze gestolen waar aldus op de markt, zonder schaamte, omdat de langdurige gewoonte ons heeft doen gelooven, dat het zoo be hoort. Die diefstal op letterkundig en artistiek gebied neemt van onze letterkundigen en kunstenaars het brood uit den mond. Cynisch uitgedrukt, stelt men zich de vraag: indien wij zulk werk van vreemdelingen stelen" kunnen, waarom zullen wij dan door onze schrijvers, door onze teekenaars, door onze ornamenteurs oorspronkelijk werk laten maken, dat wij hun betalen moeten En voor zoover de omstandigheden ons ver plichten het te doen, blijft de overweging, dat vertaalde novellen en „overgenomen" illustraties zooveel goedkooper zijn, natuur lijk van invloed op het honorarium, dat wij betalen. Wij konden dit alles vrijelijk doen, omdat wij ons tot nog toe hebben onthouden van toetreding tot de internationale Staten-Unie ter bescherming van den letterkundigen en artistieken eigendom, dio bekend is als de Berner Conventie. België, Denemarken, Duitschland, Frankrijk met Algiers, Enge land met al zijn koloniën en bezittingen, Italië, Japan, Luxemburg, Monaco, Noor wegen, .Spanje, Tunis, Zweden, Zwitserland en Haïti, kortom nagenoeg geheel Europa en het grootste deel der Staten van de be schaafde wereld hebben door toetreding tot die Conventie zich onderling en wederkee- rig verbonden tot bescherming van hun auteursrecht. Maar Nederland hield zich er buiten, bleef als een spin in zijn web zitten, en ging voort te stelen naar hartelust. Tot het ontwaken van het besef, dat dit zoo niet langer ging, heeft veel bijgedragen de ervaring, die onze eigen letterkundigen en kunstenaars opdeden, toen zij zooals in de laatste j'aren meer dan vroeger het geval is op hun beurt vertaald of „over genomen" en dus, om een bekend woord van Herman Heijermans te gebruiken, vaak op hun beurt in het buitenland „begapt" wer den. Wel is waar poogde men dat soms te ontgaan door zelf te vertalen of te doen vertalen, en zioh dan in het buitenland het auteursrecht voor de vertaling te reservee ren, maar deze weg was omslachtig, lastig en kostbaar. Dooh nu men zelf de nadoelen van onze onthouding aan den lijve ging ge voelen, rees ook van dien kant de vraag naar aansluiting bij de Conventie van Bern. Een artikel over het ontwerp betreffende de kustverdediging in „De Nieuwe Courant" eindigt aldus Resumeerende komen wij tot het besluit dat, in het gezicht der huidige politieke constellatie in Europa, voor ons kustgebied het strategisch zwaartepunt ligt aan de Wes- terschelde; dan volgen de wateren langs de Zuid-HolLandscbe eilanden; dan de ha ven van IJmuiden; terwijl aan de Tessel- sche zeegaten slechts een zeer secundair be lang kan worden toegekend. Ten einde niet te worden misverstaan, willen wij hier dade lijk aan toevoegen, dat de haven van Nieu- wediep altijd van belang zal blijven bij eea aanval op ons land, om de reden, die wij hierboven reeds memoreerden, t w. als vóórstelling van de Stelling van Amsterdam, Die haven en de reede van Tessel zullen dus niet van verdedigingsmiddelen ontbloot mo gen worden. In verband daarmede kan men er ook een reparatiewerf van beperkte ca- paoiteit laten. Maar men hoede or rich voo? aan de Tesselsche zeegaten een be teekenis te her geven, die zij in een lang vervlogen tijdperk voor ons konden en moesten hebben, en dio zij wellicht ook thans zouden hebben... wanneer Hollands noordelijke punt Duitsch territoir was. Men wake tegen de bekoring, die voor eenzijdig militair standpunt uit gaat van de traditie eener duohtig versterk te zeehaven. Het rapport der commissie van 1903 is geheim. In de memorie van toelichting op het fonds der 40 millioen en de bijlagen daarvan wordt slechts een tipje opgelicht van den sluier, die dat geheim bedekt. Wij vinden dus geen vaste aangrijpingspunten voor de critiek, die in onze vorenstaande beschouwingen ligt opgesloten. Of de geheimhouding niet wat ver gaat en om met „De Nederlander" te spreken een bijkans onbeperkt vertrou wen mag worden geeischt in het beleid der mannen die de groote taak onzer landsver dediging 1) zich zien opgelegd? Hoe ook het antwoord op die vraag moge luiden, onze Kamerleden zijn in elk geval heter ingelicht dan wijwant het rapport der Commissie werd te hunner kennisneming ter griffie neergelegd. Zij zijn dus in staat en op hen rust de plicht om het daarin vervatte werk plan en methode aan d© critiek, die zich in het bovenstaande en ook reeds elders ver nemen liet, te toetsen. De lezers van deze rubriek zullen zich nog wel herinneren de afstraffing, welke dr. Colenbrander in ,,D e Gids" aan linksche critici gaf over de wijze, waarop deze de voorstellen der Regeering inzake de k u s t- defensie bestreden. Over rijn afstraf fing ter verantwoording geroepen, schrijft dr. Colenbrander in „H e t V a d e r 1 a n d" o. m. Gaarne maak ik van de door u aangebo den gelegenheid gebruik om mijn beschuldi ging van „een deel der Unie-pers"' in ,,D o Gids" van September te herzien, voor zoover mij gebleken is, dat zij herziening behoeft. Het rondkramen met wat ik het onwel riekend bezinksel der zaak-Van Heeckeren zou vóllen noemen, heeft inderdaad plaats gehad, doch het stukje, dat de maat mijner ergernis heeft doen overloopen, is niet geplaatst geweest in „een blad, dat de lei ding van de talrijkste groep der linkerzijde zeer na staat" (ik dacht aan ,,D eVader- lande r"), maar, naar mij .thans gebleken is, verschenen in den vorm eener Haagsche 1) Het geldt hier meer neutra] iteitshand- havingdat is niet geheel hetzelfde correspondentie in de „Leeuwarder Courant", die onder „Laatste Berich ten" in ,,D ©NieuweCoura nt1' van 23 Aug. aldus wordt aangehaald. Na dan de woorden uit de „Leeuwa r der C o u r a nt" te hebben vermeld, zegt dr. Colenbrander, dat deze vergissing heiu leed doet, en hij vervolgt dan: Dit erkennende, meen ik evenwel niet te mogen verzwijgen, dat ik groot bezwaar ge voel uw verzekering geheel te onderschrij ven, „dat geen blad van Unie-nolïting do kwestie der buitcnlandsche inmenging uit de zaak-Van Heeckeren als een middel ge bruikt. heeft om het kustverdodigings-ont- werp te bestrijden." Niet met den naam Van Heeckeren er bijdit mag zijn. Maar do kwestie der buitenlandsoke inmenging, die als kwes- t-i e immers door en sedert die ellendig© zaak de verhoudingen heeft aangenomen, die men helaas kent, is er wel degelijk door „De Vaderlander" bijgehaald. Uit het in ons vorig nommer voorkomende uit de „Arnh. Ct." overgenomon, bericht, dat Teungkoo Ma'et Tiro, cn Kcudjroeen G-eumpang zijn neergelegd en dat in Meu laboh Teungkoe Pidië zich met een honderd tal volgelingen heeft gemeld, blijkt, aldus teekent do „N. R. C." aan, dat inderdaad zooala het blad reeds op gezag van oenigo Indische bladen heeft medegedeeld, er rechtstreeks telegraphische gemeenschap tusschen den mot verlof hier te lande ver- toevenden gouverneur Swart en zijn tijde lijke vervangers op Atjeh wordt onderhou den. Ten aanzien van Teungko Tjhi Ma'ct Tiro, brengt het blad in herinnering, dat zijn schuilplaat^ reeds den 21sten Mei j.L door luitenant H. J. Schmidt is overvallen. De Teungkoe zelf wist toen nog to ontkomon eenige leden van de Tirofamilie werden ech ter neergelegd en het eenig zoontje van den Teungkoe viel levend in onze handen en werd naar Koeta-Radja opgezonden. Aan vankelijk liep het gorucht, dat Tgk. Tjhi Ma'et Tiro bij die gelegenheid ook gesneu veld was; later werd dit, cn nu blijkt te recht, tegengesproken. Voor majoor Scheepens, die pas majoor Mollinger als civiel gezaghebber van Pidië is opgevolgd, is het een buitenkansje, dat Tgk. Tjhi Ma'et Tiro thans voorgoed van het Atjehsehe toonecl verdwenen is. Na langen tijd van zorg is er in de laat ste maanden verbetering ingetreden in don. toestand ter Westkust van Atjeh, waaron der Meulaboh ressorteert. In het begin van dit jaar kon al gemeld worden, dat do groote rivier die de onderaf deeling Meula boh doorsnijdt en even ten Zuiden van deri post Meulaboh in zee valt', de scherpe grens lijn ten aanzien van de gezindheid dor be volking vormde. Ten zuiden liggen de land schappen Tripa, Tadce en Seunagan, waar van de bevolking blijkbaar genoeg van het verzet had en waar verschillende bende- hoofden hun onderwerping wilden aanbie den. Ten noorden zat het echter nog vol van sleohtgezinden, die bij goede houding van het zuidelijke gedeelte het echter wel wat te benauwd zouden krijgen. Den 21sten Maart bevatte de „Staatscourant" het oe- richt, dat zich in Meulaboh 5 voorname bendehoofden en 115 volgelingen hadden ge meld. De leider van het verzet aldaar, Teungkoe Pidië, was daar echter niet bij. Den 22sten Maart werd reeds door genoemd blad verteld hoe die Teungkoe Pidië er op snoefde, dat hij aan het hoofd van 600 krij gers stond, dat hij het hoofd der moslemen was, hoe hij voor een mogelijke onderwer ping allerlei cisclien meende te kunnen stel len cn wel zoo goed was het gouvernement drie maanden den tijd te geven die voor stellen te overwegen. Na dien tijd kon men telkens lezen, dat er bendehoofden en vol gelingen van Tgk. Pidië zich hadden ge meld, totdat hijzelf nu met nog honderd volgelingen zich ook maar onderworpen heeft. De troepenmacht in Meulaboh was tijdelijk met zeven groepen infanterie ver meerderd, en voortdurend werd er onder de opperste leiding van den bekenden ka pitein Darlang in de Wojla- en Boeboo-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1910 | | pagina 9