VOOR DEJEUGD
BOSCH DACBiAD
Een echt avontuur.
Anekdoten.
Nieuwe Raadsels.
Oplossingen der Baadsels.
Goede oplossingen ontvangen van:
Correspondentie.
No. 15510,
Woensdag1 14 September. Anno 1910.
Onze Teekenwedstrijd.
Wat is dat:
„Elkanders lasten dragen"?
In het land van
het gebroken speelgoed.
weer naar huis terug was, liep Toby, w&nr
hopend nog een tijdlang na-ar haar te zoe
ken op alle plekjes, waar zij samen maar
eeDs geweest waren. En nooit heeft hij weer
iemand van de familie aangevallen, want
die eerste gevoelige afstraffing was hem
iduehtig in het geheugen gebleven, naar het
schijnt.
En nooit hoeven wij gelukkig meer de
sweep te gebruiken voor onzen goeden, trou
wen Toby, die bij alle huisgenooten om hst
zeerst bemind was.
De kinderen hadden al in het voorjaar
de maizelen gehad, en ofschoon Doortje
al gauw weer op krachten was gekomen,
kleine Hilda, die het ook in veel hevi
ger graad had gehad, sterkte maar niet
weer aan. „Hmzei de dokter, terwijl
hij haar eens op de bleeke wangen tikte,
„diuir moet het frissche kleurtje weer op
fcerugkeeren, meisje. Ik geloof, dat 't maar
het beste is, als we je eens naar zee sturen.
Nu daar hadden de kinderen niets tegen en
re stelden zich erg veel voor van de pret
daar aan het strand. En toch was het nog
yeel leuker dan zij wel gedacht hadden,
want nu moet je niet denken aan zoo'n vol
strand als op Soheveningen of Zandvoort;
maar ze gingen naar een heel stil visschers-
plaatsje, waar ze 't heele strand als 't ware
voor zich alleen hadden en waar ze altijd in
Pieter's oude boot mochten zitten, die het
tooneel werd van heel veel avontuurlijke be
drijven. Nu eens stelden ze zich voor, dat
re zeerooverB waren en dan weer hadden ze
het te kwaad met smokkelaars of hadden
schipbreuk geleden, op de een of andere
manier. Een zakdoek, aan een langen stok
gebonden, deed dienst als signaal, dikwijls
als noodvlag ook en voor Moeder was het
tegelijk een aanwijzing, dat haar dochter
tjes daar waren in de boot, en dikwijls
kwam ze dan eens een praatje hpuden
vanaf het land, of ze braoht Kaar de een of
andere lekkernij of vertelde haar wat
nieuws van Vader, want die was niet mee
gegaan. Die was nog altijd in de stad voor
raken, maar kwam wel eens een enkelen
keer een Zondagj© over.
Maar eens was het toch heusch haast
meonens geworden met de klucht, tenminste
Moeder schrok erg, toen ze het bekende
teeken niet zag; van de boot en de kinde
ren was eerst niets te zien, want de vloed
was bijzonder hoog geweest dien dag en had
de oude boot, die kalm op het strand lag,
bij eb, netjes meegevoerd een heel eind de
zee in. Verschrikt liep Moeder het strand
op en riep zoo hond rij kon: ,,Pieter!" Pie-
terl" Maar Pieter was haar al vOor ge-
weeöt. Hij had aan het strand staan praten
mei een paar andere vïsschers en toen de
kinderen zien wegdrijven. Onmiddellijk
'^Hadden zij de Bloep in zee gelaten en waren
nu a/1 dicht bij Doortje en Hilda. De kinde
ren hadden heelemaal het gevaar niet inge-
ïien van die kleine zeereis en toch was dat
erger dan je misschien ook wel meent, want
de oude boot was zeer lek en ze had nog
maar een vijf minuten behoeven rond te
zeilen of ze zou vol water hebben gestaan.
Nu, ze voelden zich wel een beetje gewich
tig, dat ze zoo de heldinnen van den dag
waren, tegenover dat eenvoudige visschers-
volkje en later dachten ze er nog menig
maal aan terug en ook Moeder voelde altijd
nog een beetje van den ouden schrik, die
haar toen vervulde bij de ontdekking dat
haar meisjes niet op het strand waren.
Ingezonden door „De twee zusjes."
Een slimmerd.
Aan het ldket in een station vroeg iemand
„Meneer, zoudt u mij ook kunnen zeggen
wanneer de trein van 6 uren en 4fi minuten
ertrekt?"
„Wel zeker", was het antwoord, „pre
cies om kwart voor zeven."
,,Ik dank u, mijnheer," zei de man en
'ng heen.
Ingez. door Johanna van Tilburg te
Zoeterwoude.
Ook een cadeau.
Tante Truitje was op bezoek en de kleine
Wim keek reeds geruimen tijd naar arme
weezen, die op straat stonden te beven van
de koude. De moeder meende de gelegen
heid gunBtig om het kind op zijn bevoorrech
ting opmerkzaam te maken. Zij sprak: „Ja,
lieve Wim, die jongetjes hebben noch vader,
noch moeder en ook geen goede tante
Truitje zooals gij. Hebt ge geen medelijden
met hen?"
Wimpie, „Ach, arme jongetjes l'[
Na een kleine pauze vroeg de kleine:
„Mama, als ik ze tante Truitje eenB gal 1"
Ingezonden door „Heliotrope."
Kleine Wim was in het bad geweest en
daar het erg koud was, riep zijn vader:
„Doe den jongen uit het bad, hij krijgt kip-
pevel 1" Kleine Wim begon te huilen en zei
„Krijg ik dan ook veeren?"
Een schoolopziener kwam eens in de
laagste klasse van een school. Hij vroeg aan
de kinderen: „Welke vruchten krijgen wij
het eerst?" Verscheidene kinderen riepen:
„Peren, appels, pruimen," maar de school
opziener zei: „Neen wij krijgen nog iets
daarvoor." Toen stak kleine Harry zijn
vingertje op en sprak: „Soep, mijnheer 1
Kleine Betsy, tot een soldaat, die op
wacht staat, met een blik op de paradema-
jmeuvres: „Zeg eens, soldaat, mag jij niet
met hen meespelen?"
Ingezonden door A. de Nie.
Rentenier (tot zoontje): „Waarom heb je
geen school vandaag, Karei?"
Karei: „Wel, het is vandaag Rembraadts
verjaardag, Vader."
Moeder de vrouw: „Zeg, man, dan mag je
wel dadelijk een kaartje aan hem zendeh."
Ingezonden door Johannes Nieboer.
I.
Mijn geheel telt 9 letters en is een zeker
gebouw.
6, 2, 9 is een kinderspeelgoed.
1, 7, 8, 3 is een vlug viervoetig dier.
9, 5, 4 is een deel van het hoofd.
Beginletter iB H.
Ingezonden door Nico V: d. Reyden.
II.
Mijn geheel bestaat uit 10 letters en wordt
in menige kamer aangetroffen.
5, 7, 4 wordt op gohool gebruikt.
1, 2, 3, 7, 6 vindt men aan ieder huis.
Het 9 vindt men in Amsterdam.
5, 7, 7, 8 wordt bij den schoenmaker ge
vonden.
6, 8, 4, 7 is een getal.
Ingezonden door „Maandroosje",
III.
Mijn geheel bestaat uit 12 letters en is
de naam van een fabriek.
9, 2, 4 is een deel van een visoh.
7 12, 3 ia een drank.
1, 5, 8, 11, 10, 6 is nuttig.
5, 10, 6 is een telwoord.
9, 8, 1 Rebben alle menschen en dieren.
i..
Grobbendtmk.
II.
Kanarie.
m.
Nachtegaal.
IV.
Gendringen,
V.
Roelofarendsveen.
„Kastanjebloesem"; „Meirooaje"; M.
Pranger; Hendrik Blom; „Da drie zusjes";
„Mignon"; „Muurroosje"; Jan van Wel-
zen; „Vergeet-mij-niet"j „Benjamin";
„Meikersje"; „Kruidje-roer-mij-niet"; Mar
garotha en Mina Bomli; Catharina Houps;
„Tromp"; „Nachtegaal" „Boschanemoon".
Frans en Anna Kriek; Jacoba Eggink;
Annie de l'Ecluse; Nellie Brugmans; Gijs-
bertus de Vos; Jan Jongkind; Johannee da
Vos; Adriana de Vos; „Veronica"; L. J.
HagemanHerman en Hendrik van Zanten;
„Vivia"; O. L. Janssen; „De kleine zee
officier"; Gato Vallentgoed"„Padvin
der" Paulus v. d. Linden, te Leiden.
„Slagertje" ,te Bodegraven.
Neeltje, Johanna en Jannie Timmers te
Oegstgeest.
Jacoba Verbree te R ij n s b u r g.
Hendrik van Alphen Jr., te Valken
burg.
Corrie Honig te Voorsohoten.
Hendrik Binnendijk, Trijntje Kriege te
Wassenaar.
Johanna Parlevliet; Margje van Donk;
Willem en Frederik de Jong te Z o e t e r-
w o u d e.
De prijzen vielen ten deel aan: Frans en
Anna Kriek te L e i d e n en Trijntje Kriege
te W a s s e n a ar..
Jacoba Vsrbree, te Rijnsburg. Mefi
genoegen vernam ik je ingenomenheid mcü
het gewonnen prijsje, en hoop, dat het
een aanmoediging zal zijn, om opnieuw metj
lust en ijver aan ons blaadje mede te wer-»
ken.
„M e i r o o s j e." Het verwondert me,
dat jo het eerste raadsel van de vorige week;
niet hebt kunnen vinden, meisje, want heb
was toch h'eusch zco moeilijk niet.
„Mig non". Ja meisje, ik vind die
feestvieringen op Koninginnedag heel aar-'
dig, want zooals je misschien wel weet, ben
ik een echte Oranjeklant.
„K r u i d j e-r o e r-m e-n i e t." Ja,
meisje, we gaan zoo langzamerhand weer
naar den winter toe, vooral cp regenachtige!
dagen kan men dat h'eel goed merken, wantj
dan is het 's morgens al aardig kil. Ik be
grijp best, dat het voor jou ai heel naar is,!
'want nu komt er van uitgaan natuurlijk,
niets. Hoe maakt je zusje het tegenwoordig?
„D edrie Zusje s". Als je niet tegen
sporen kunt, was het natuurlijk beter nisfc
op reis te gaan. Wie van jullie drietjes ia
do vorige week ziek geweest?
O. L. Janssen. Van harte geluk ge-
wenscht met je verjaardag, meisje. Hoe oud
ben je nu geworden? Ik hoop dat je een
prettigen dag gehad zult hebben en mooie
cadeautjes 1 Je moet er mij de volgende
week maar eens wat van vertellen.
„V i v i a'\ O, meisje, wat jammer voor je,
dat je de laatste week van je verblijf te
Katwijk longontsteking kreeg! Was je er
bij familio gelogeerd? Je moog-t nu nog wel
beel voorzichtig zijn met kou vattm. Vrien
delijke groefjes.
Jol* Parlevliet. Welzoo meisje, heb
je zoovoel van de zeelucht geprofiteerd?
Waar beviel het je beter, te Katwijk of te
Noord-wijk
Jannie Timmers. Ik wist heusch
niet, dat je al zestien jaar bent en begrijp
niet, dat je dan nog zooveel fouten in je
bnefjes schrijft. Ben je misBchie&u al lang
van school af, heb je misschien veel moeten
verzuimen?
,,P a d v i n d e r'\ Welzoo vriendje, heb
je zooveel suoces gehad met de onderlinge
correspondentie, dat doet me pleizicr. Ik
vind het verzamelen) van Verkade's plaatjes
heel aardig en leerzaam tevens. Wil je mij
eens eenige raadsels en anekdoten toezen
den. Vriendelijke groeten.
MARIE VAN AMSTEL.
zSsa&s SL* S-A.' «X» s >Aï t dL' j «Aj s tkj s *Jl* a t »JL« «A»* a i «A? t»JL*
Behalve de reeds in het nummer van 31
(Augustus toegekende boekwerken, welke de
prijswinners aan ons Bureel kunnen afha
len, vielen de door mij uitgeloofde pakken
choco la de ten deel aan Jan Stigter,
Paulus Hakkenberg en I. N. Vreeburg, wien
ik verzoek hun prijsjes eveneens aan ons
Bureel in ontvangst te komen nemen.
De Redactrice.
„Draagt elkanders lasten!" Dat was Tom's
en Luoy's tekst voor dien dag, die op den
scheurkalender stond. Moeder vroeg dien
oahtend aan het ontbijt aan Tom, hoe de
tekst luidde en Tom wiet prompt te ant-
woorden. Maar Lucy kreeg een kleur als
yuur en kon er maar niet uitkomen. Dat
was nu altijd zoo en Tom voelde zich heei
knap daartegenover omdat hij zoo vlug wist
te antwoorden. Maar toen vader vroog:
„Wat beduidt dat nu qigenlijk, vent!" zat
Tom ook met den mond vol tanden.
„Och, er is wel eens iemand, die wat te
dragen heeft, niet waar?" begon hij; „een
pakjo of een zak, of wat dan ook."
„Wel ja, Tom draagt 's morgens mijn
tasch naar school," hielp Lucy haar broer
tje, want ze sag, dat hij er erg in zat#
„Ja wel zeker," zei Moeder: „maar jij,
draag jij nu ook wel eens Tom's lasten!"
vroeg Moeder.
Nu was bet Lucy's beurt om verlegen te
rijn en Tom kwam haar nu te hulp.
„O, zij helpt mij tcoh anders genoeg; ze
weet altijd waar ik den boel gelaten heb,
als ik het zelf kwijt ben. En zij heeft mij
voorgelezen en met mij gespeeld, toen ik
mijn been gebroken had. Nu, dat is nog veel
meer dan een last dragen, niet waar?"
„Zeker, mijn jongen, dat vind ik ookl"
Klopte vader hem op den schouder.
maar dan weet ik al, wat dat beduidt:
iemands lasten drogen 1 Dat is: iets gemak
kelijker maken voor iemand, omdat we van
hem houden."
„Juist, dat is het lieveling"; zei moeder,
met tranen in de oogen. En nu begrepen zij
het beiden en beiden namen zij zich voor,
het in praktijk te brengen, zoo dikwijls ze
maar in de gelegenheid daartoe kwamen.
;,'t Kan me allemaal niets schelen en
ik zal den anderen kant ook kapot slaan!"
dreigde Ellie; en de daad bij het woord
voegende, stak ze den trommelstok door
het perkament van den nog heelen trom
melkant en broerlief moest het maar rus
tig aanzien, dat zijn instrument zoo ver
nield werd. Hij scheen er zich nu even
wel weinig om te bekommeren, ofschoon
hij er bij den eersten keer, erg om ge
huild had. Nu was Ellie ook lang niet
gjtjjd zoo ondeugend; ze kon zelfs en
gelachtig lief zijn bij buien, maar als het'
zoo regenachtig was, dat ze zoo'n heelen
Idag opgesloten zat in de kinderkamer,
dan yverd ze altijd bijzonder lastig fcn
humeurig. Zoo nu ook vandaag. Eerst had
zij Tip erg bij zijn haar getrokken, toen
had ze zijn trom weggepakt en die kapot
geslagen en toen Juf zei, dat dat Brg,
heel erg ondeugend was, liad ze zelfs nog
gauw den anderen kant kapot geslagen
ookZóó onhandelbaar was ze, dat ze
maar een paar heel dikke boterhammen
had gekregen en. toen in bed gestopt werd,
al was het nog maar vier uur en daar
kon zij nu verder eens nadenken over al
haar ondeugendheid! En nog steeds prut
telde ze maar voort;
„'t Kan mij hiets schelen, hoor, niets,
niets, heelemaal niets; en morgen zal ik
nog ééns zoo ondeugend zijn en nog veel
meer dingen kapot makendan moeten de
menschen mij maar niet zoo plagen en
achterna zitten! Kwamen er maar eens
kaboutertjes of feeën en brachten die mij
ergens heel ver weg, waar er heelemaal
niemand was, die voortdurend zei:
„Je mag dit niet doen en di&r niet
aankomen en dit niet in je handen pak
ken en diir niet loopen 1"
„Wie wou daar zoo graag, dat de feeën
eens kwamen?" vroeg daar opeens een
stemmetje, vlak bü haar. Ellie keek ver
rast op en zag naast haar bedje de Feeën
koningin staan. Zij vergiste zich nietgeen
kwestie vannet zoo stond die schoone
koningin afgebeeld in het boek, dat Oom
Nico haar laatst gegeven had en waar
ook het portret van St.-Nicolaas in stond.
,Toch zou ze het voor alle securiteit maar
eens vragen en ze had wel eens gehoord,
dat het dan heel beleefd was, om zoo'n
vraag te beginnen met: „Neem mij niet
kwalijk
„Neem mij niet kwalijk," zoo sprak ze
'dus: „maar is u ook de Feeënkoningin?"
„Ja, Ellie; dat heb je goed; ik ben
Goudblad, de koningin der feeën en ik
kom eens even op bezoek bij je."
„Is u van plan ynij mee te nemen naar,
een mooier land, waar allemaal aardige
dingen zijn en waar ik een jurk aan krijg,
net als u, en waar we heerlijke frambozen-
koekjes eten en vruchten en ijs?"
Maar Goudblad schudde haar hoofdje.
- „Neen, Ellie; daar kan ik je niet mee
'naar toe nemen, dat is alleen maar voor
gehoorzame kinderen bestemd."
„Maar ik ben ook heel zoet anders,
heusch lieve fee, alleen vandaag was ik
nu maar een beetje stout."
„Nu ja, juist daarom; en dus zal ik je
nu maar eens meenemen naar het Jand
van het Gebroken Speelgoed."
Het volgend oogenblik had de Fee Ellie
al in de armen genomen en vlogen zij
beiden het raam uit. O, een prachtige,
verre reis was dat: over boomen en hui
zen, tot ze aan een groot, donker woud
kwamen en toen dat weer over, naar een
groot groen veld en toen weer naar een
prachtige rivier. Ten laatste kwamen ze
aan een hoogen muur, met een deur er
in en daar hielden zij stil en die opende
de koningin met haar, tooverstafje
;,Kom maar mee, Ellie; hier is de Bét
waarplaats voor het gebroken speelgoed.1'!
Neen, maar! In den grootsten speelgoed»
winkel had Ellie nooit zoo'n voorraad vóóij
zich gezien! Alleen alles was beschadig^
en kapot en gebroken 1 Er waren stoeltje»
en tafeltjes, zonder leuning of pooten, vanj
die lieve, mollige beertjes, zonder kop j
draai- en bromtollen, geweertjes, servie»
zen, instrumenten, legkaarten, o, van alles;
maar niets was er heel; sommige dingen
totaal onherkenbaar op het eerste gezichtï
En poppen, dat er warenmaar de eea
misten een been, de andere een arm, d«
derde een neus of een pruik, of som»
heelemaal het hoofd. De badpoppetjes had;
den veel gaten of gapende wonden. Het
was een naar, droevig gezicht en einde»
JÜk vroeg Elliè
„Hoe komt u toch aan zooveel gebrot
ken speelgoed
„O, dat is nog niet eens veel; dit i»
maar één wagon vol en dagelijks komen
er honderden hier uit alle deelen der we
reld. Maar ga nu mee Ellie, dan zal ik
je nog eens een ander deel van dit land
Jaten zien."
Toen gingen zij samen een zaal binnen,
met allemaal lange tafels en daar wa
ren tal van vrouwen en mannen aan het
repareeren van al dat gebroken speelgoed.
Onder anderen zag Ellie ook een ouden
man, druk bezig; maar net, toen hij het
laatste stuk af had, kwam er weer een
nieuwe voorraad; zoodat den armen oud?
de tranen in de oogen sprongen. Ellie lette
ec.ns op al die gezichten; en allesbehalve
vroólijk stonden de meeste. Eindelijk zag
ze een oud vrouwtje, dat cr inééns héél
jong ging uitzien en toen sprekend op
Ellie zelve leek.
Onwillekeurig keek de ech'.e Ellie eens
wat de oude onder handen had. En ziet,
het eerste ding, waar haar oog op viel
was de gebroken trom; verder ook zoo'n
mollig beertje, ook al weer een geschenk
van Oom Nico; en een pianotje, dat zjj
eenige weken geleden kapot had gegooid,
in zoo'n driftbui.
„Mag die vrouw nu niet weg, vóór zjj
klaar is?" vroeg Ellie.
„Neen," antwoordde de Fee streng.
„En wie is zij dan wel?"
„Dat ben jij, Ellie; of ten minste zoo
zal je er uitzien, als je oud bent. Denk
maar altjjd, dat je naderhand al dat ge
broken speelgoed weer voor je rekening
krijgt, dus hoe wilder en ruwer je nu
bent, des te meer heb je later te doen.''!
„Dan zal ik, in het vervolg wel betet)
oppassen en .Tippie's speelgoed niet mee®
breken."
„Dat doet mij pleizier, dat ik je dat
hoor zeggen, lieveling."
Ditmaal was het niet de stem van dq
Fee, maar Moeder was het zelve, en EIU^
lag weer. in haar eigen bedje. Nu zjj heeflj
woord gehouden, de kleine boosdoenster,'
want het gewicht van al dat werk, dat
je dan naderhand te doen kreeg, als jj
al zoo oud was als Grootma, had haar,
goed gedaan en ten minste moedwillig
maakte zij, nooit weer Iets kapot!