Algemeeno voorschriften voor pleisierreizigers. Reis niet te ver. Overschrijd niet de pen ken van uw beurs, van uw tijd en van uw Krachten. Het moge een voldoening zijn, aar de biertafel met een „daar ben ik óók geweest" te kunnen bluffen. Maar die bluf \s tegenwoordig niet veel meer waard. En aan den anderen kant, in één maand zóó veel geld te verreizen, dat men de oveifge elf maanden op alle genoegens zich beknib belen moet, is niet verstandig. Jagen en jakkeren over vele honderden kilometers verbetert noch de gezondheid, noch het ge moed. Langs het schoone of belangwekken de, dat dichtbij is, heen te snorren, enkel maar om het verdere en vreemde vluchtig te bereiken, is geen goed beleid. Reis in passend gezelschap. Dat wil zeg den, laat uw gezelschap niet te talrijk tijn en niet te uiteenloopend in aard en smaak en liefhebberij. Reis liever alleen^ dan met menschen, die niet bij u passen. Het bekende, „zoo veel hoofden, zoo veel binnen," maakt zich nergens zóó onaange naam merkbaar, als op reis. Alléén reizen is: vrijheid onbeperkt. Het beste op reis ook is „goed getweed." Tres faciunt colle gium: De derde man Brengt de spraak aan. Maar vier maken op reis reeds een troep^ een bende. Reds zóó, dat gij er iets door leert. Op reis niets te leeren, is bijna onmogelijk; zelfs voor den ezel, die iemand draagt, of voor den hond, die aohter iemand mee loopt. Het beweren, dat menschen net zoo wijs van een reisje terugkomen, als zij uit gegaan waren, verdient kortweg geen ge loof. Vooroordeelen kan men meenemen en weer thuisbrengen; doch de oogen sluit men niet en de ooren stopt men niet dicht, en men moet daarmede, of men wil of niet, het een en ander opmerken en opvangen, wat men te voren nog niet in zich had. De kunst bestaat hierin, dat men goed opmerke en juist opvange, zich w ach te voor overijlde gevolgtrekkingen en domme generalisaties, voor vluchtigheid en oppervlakkigheid al weder., Maar de grootste kunst van reizen is ge legen in het thuiskomen. Of gij goed ge reisd hebt, of het reizen goed voor u is ge weest, toets het aan uw thuiskomst. Daarin hebt gij de proef op de som. Er zijn men schen, niet weinige zelfs, die rijkdom met verdragen kunnen. Er zijn menschen, die lof, truffelpastei, champagne, een zware sigaar en nog andere buitengewoon smake lijke dingen niet verdragen kunnen. Zoo zijn er ook menschen, die geen reizen kun nen verdragen. Het bekomt hun niet. Hun maag,- overdrachtelijk gesproken, geraakt er door van streek, hun verhemelte over prikkeld, zoodat de gewone spijzen uit den alledaagsohen pot hun niet meer monden. Zulken menschen is onthouding, een liefst maar zoo strikt mogelijk zich beperken tot den ordinairen huiskost aan te raden- Let wel dus. Komt gij thuis van uw reis en voelt gij u, in plaats van opgefrischt en ge sterkt, vermoeid en verslapt, komt gij thuis van uw reis, smalend op de kleinheid uwer eigen omgeving, misnoegd over den kring, waarin gij zijt geplaatst, met loome handen den plicht, waartoe gij geroepen zijt hervattend, dan hebt gij niet goed ge reisd, of het reizen was voor u niet goed. Goed reizen is een kunst; goed thuisko men een nog grootere. Niet allen, die rei zen, keeren opgeknapt terug, flinker van lichaam en vaardiger van geest. Voor me nigeen wordt het reizen, dat den wijze ver kwikt, een prikkel tot altoos weer verder begeeren, een bron van ontevredenheid en vrevel. [§eöf-Vor>ks bloemenhandel. In New-York is nu de grootste bloemen markt van de wereld, ofschoon daar eenige /aren geleden de handel in 1-lanten en losse bloemen, waarvoor te New-York afzonder lijke markten zijn, niet veel beteekende. De plantenmarkt heeft plaats van 4 uren tot 6 uren of halfzeven 's avonds, terwijl die van de losse bloemen om 6 uren 's avonds begint en meestal in een half uur is afge- loopen. De losse-bloemen-handel te New- York is de grootste van de wereld en brengt ongeveer f 14,400,000 per jaar op. Er zijn een duizend bloemkweekerijen op een af stand van 50 mijl van de stad. Het bloemenventen langs de straat is Eet werk van arme Grieken, die tevens eige naars zijn van New-Yorks duizenden kleine bloemenwinkels. Maar de hedendaagsche bloemenwinkels van Parijs en Londen zijn niets in vergelijking met de macht van die in de Fifth Avenue en de Broadway. Hier zijn zelfs mülionnairs, die hun fortuin in den handel hebben gemaakt. En het is niet verwonderlijk, als voor vier rozen met Kerstmis f 36 per stuk wordt betaald of achtmaal haar gewicht in goud. Een bloe mist, thans millionnair, maakte zijn for tuin door de opening van bloemenkramen in eenige van New-Yorks grootste kanto ren, wel wetende, dat menig welgesteld handelsman, te veel gehaast om zich op zijn weg naar huis op te houden, er niet lang over zou denken een bosje violen van 5 tot 10 gulden te koopen, waarneer het hem tot zijn kantoordeur gebracht kan worden. Nergens ter wereld zijn zulke kostbare of zulke prachtige bloemenversieringen aan gebracht als te New-York. Te Madison wor den kostbaarder en mooier rozen gekweekt dan ergens anders; wecrga-looze violen ko men van de Hudson Yallej'- en onschatbare orchideeën van New-Rochelle. STOPQOUB. De ware vreugde is iets ernstigs. S e n e o a, Zij, die zich over het leven beklagen, heb ben bijna altijd het onmogelijke er van ver langd. Ernest Renan. Een pantserschBji uit Ö53Q. Men .neemt gewoonlijk aan, dat de pant serschepen jeen geheel nieuwe uitvinding zijn, en daarom is het interessant te ver nemen, dat de Johannitcrs in 1530 te Nizza reeds een schip h,ebbe>n gebouwd, dat zij met looden platen hebben laten bedekken. Het .voerde een groot aantal kanonnen mee, had een bemanning van 300 koppen en was prachtig ingericht. Zoo bevatte het een bidkapel, een ontvangkamer, en een bak kerij. De „Santa-Anna", zoo heette de boot, behoorde tot het eskader, dat keizer ICarel V tegen Tunis uitzond. De beroemd© An dreas Doria voerde' het bevel over de ex peditie, die, zooals men weet, eindigde met de vel'overing van Tunis. De „Santa-Anna" droeg piet weinig tot deze overwinning bij zij bleek uitstekend te zijn en was door haar pantser voor alle kogels ondoordring baar. Op het dameskransje waren bijeen d6 vrouw van een dominee, van een dokter en van een reiziger en zij spraken over d6 vergeetachtigheid van haar echtgenooten. De vrouw van den dominee zei, dat haai man de meest vergeetachtige van allen was, want als hij naar de kerk ging, vergat hij dikwijls zijn preek, en dan wist niemand waar hij eigenlijk over preekte. De vrouw van den dokter meende, dal haar man het meest vergeetachtig was, want hij ging dikwijls naar een patiënt en vergat zijn instrumentendoos, zoodat hij moest terugkomen, laatst zelfs tweemaal. „Nu, dan móet ik zeggen, dat mijn mar» het 't ergste maakt", zei no. 3. „Hij kwam laatst thuis, pakte mij onder de kin en zei- de: „Ik geloof, dat ik je al eens meer ge zien heb kindlief. Hoe heet je ook weer?" Eerst teen ik hem een flinken draai om z'n oor gaf begreep hij, dat ik het was 1" Uit een briefje van school verzuim. „Bij dezen bericht ik u, dat Heintje met het oog op zijn rug nittj school kan komen." Loos alarm. „Heb ik u al verteld* tante, dat mijn vrouw gisteren in een ipfy' ker is gaan zitten?" „Och, Piet, irat je zegt, di'e arme vrouw^ heeft zij veel pijn? Laat ze maar voorzicht tig zijn, dat ze geen bloedvergiftiging krijgt." „Maar .tante, zij vond het heerlijk; wij stonden, toen wij naar Scljeveningen zpty' den gaan, voor de keus tusschen een „Spij» ker" en een „Hato", en wij kozen de eer* ste." Verkeerd compliment. Be* leefde jongeman: „U speelde voor. treffelijk." Z ij„Dat soheen 't publiek niet te vin* den. Niemand klapte, toen ik van het po dium af ging." Beleefde jongeling: „O, maai ik ben overtuigd, dat ze toen toch erg in hun schik waren. Dat was te probeeren! Een jonge vrouw was pas uit Indië terugge keerd en had een nieuwe meid aangenomen, De baboe was vertrokken. „Ik weet niet wat het kind mankeert mevrouw, de kleine schreeuwt en blijfi maar schreeuwen. Het geeft niets, alles wat ik er aan doe." De moeder dacht een oogenblik na. Toea ging er een licht voor Kaar op. „Nu begrijp ik 't-. De baboe is net weg en 't kind is nog niet aan een wit gezicht gewend. Boven in de kast staat het kachel- poetsgoed 1" De hoofdzaak Onderoffi cier: „Wat is de .hoofdzaak bij een mili taire begrafenis?" Ree ruut: „Dat de militair dood is." S c h r ij v e r, van een eenzame wandeling opgewekt terugkomend: „Gelukkig, Anna, eindelijk heb ik een goede stof gevonden 1" Vrouw: „Voor een wandel- of een ge» kleed toilet?" Al te beleefd. Kleermake». (tot baron, die bij hem komt)„Meneei neemt me toch niet kwalijk, dat ik mijn vingerhoed ophoud?" Klein misverstand. ,,'s Mid dags waren wij bij den „Koopman van Ve netië", 's avonds hebben we „Oud-Heidel- berg" gezien." „Ja, ja, er bestaan tegenwoordig geen afstanden meer." Onaangenaam. „Ik ben onlangs voor zes weken op reis geweest." „Ja, ik heb het onder „Rechtzaken" ge lezen. 's Zomers buiten. „Juffrouw, daar zwemt een dooie vlieg in m'n soep 1" „Da's onmogelijk, mijnheer. 7n Vlieg, dir dood is, kan niet meer zwemmen," I n drift. Een landbouwer, ver toornd over een dommen streek, die zijn zoon uitgevoerd Kad, bulderde tegen dezen, „Ezel, als ik bij mijn vader zulke stommi teiten had uitgehaald, zou hij me aardig gerammeld hebben." „Nou", antwoordde de jongen, „dat moet ook al een pleizierige vader geweest zijn." „Wat, lomperd, pleizieriger dan de jou we", brulde de vader, en de zoon kon ei eenigszins over oordeelen naar de oorvegen, die hij opliep. Een variatie. Schiller dichtte Eert de vrouwen! Zij vlechten en weven HemelscKe rozen door 't aardsche leven Een kleine variatie hierop Eert de vrouwen 1 Zij weven en vlechten VaJsche haren tusschen de echten.,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1910 | | pagina 18