No. 15433. LE3ED5CH DAGBXaAB, Saterdag' 13 Ang-cisins. dorste Blad. PERSOVERZICHT. SCHETS UIT DE RECHTZAAL. Anno £@10, Onder het opschrift De parasieten of tafelschuimers onzer sa menleving plaatste „Iedertsijn" een ontboezeming in ,,D e T ij d". De inzender is opgestoven, toen hij onder de oogen kreeg een in „D e T ij d" overgenomen cor respondentie uit Haarlemmermeer in het „H andelsbla d", .waarin steen en been werd geklaagd, ja, ergernis werd ge^ lucht over de toenemende strooperij der plattelandsche bevolking door bandelooze ewerverstroepen. Want wat die inzender omtrqnt zijn om geving zegt, geldt in niet mindere mate van den Westhoek van Noord-Brabant, ja, wij hebben alle reden tot die veronder stelling van gansch onzen vaderlandschen bodem. Geachte Redactie, aldus gaat de inzen der dan voort, wij noemen het eenvoudig een schande, dat zóó iets in de 20ste eeuw nog kan voorkomen. En wij zouden het een beschaafden Staat als Nederland onwaardig n^°men, ware het niet, dat Chineesche toe standen juist in onze lage -landen gezegd werden goed te gedijen. Maar toch: heb kan zoo niet langer, ook niet in Nederland. Verbeeld ul Er bestaat thans in ons Vaderland een tallooze horde parasieten, die maling, heeft aan het Paulijnsche gezegde: „Wie niet werkt, die ete ook niet"; lage menschen, die, allen hygiënischen voorschriften ten spot, oud worden, omdat zij nooit de lasten des levens kenden en verkiezen te leven zon der zorg uit eens anders korf; die zonder hooger begrip van godsdienst of zeden, van het mijn en dijn, rondzwerven en de land streken onveilig maken; kortom, een bede- laarstrocp, met kistjes of wat leurwaren bij zich, om aan de politie te ontsnappen, maar die overigens het bedelen als vak heb ben uitgekozen en daardoor een zóó winst gevend zaakje hebben ontwikkeld, dat de arme gevers daarvan kunnen watertanden. En die toestand duurt reeds jaren! Jan Rap koning, levende van het zweet des eerzamen burgers, een inkomen genie tend, en tot zulke verteringen in staat, dat 'een fatsoenlijk werker hen mocht benijden Jan Rap geen bedrijfsbelasting kennend en toch royaal kunnende leven van zijn bedrijf! En dat we niet overdrijven, elke platte lander kan dat getuigen. Niet sporadisch zien we bedelaars neerstrijken op onze lan douwen, maar trcepsge-wijze vallen zij aan. 'Hielden vroeger sommigen er honden op Da, thans komen ze met paard en wagen: het paard tooh vreet voor niets langs den Apenbaren weg of bij den boerman en vrouw en kinderen krijgen ook het hunne. Wie zou het hun durven weigeren? Laatst vroeg een gemeenteraadslid van 'Dinteloord den burgemeester, of er tegen die plaag niets was te doen. „Niet geven'', was het schijnbaar practisohe antwoord van 'den burgemeester. Maar wie de toestanden kent, weet, dat zulk een antwoord geen antwoord is. Eer stens toch, in de kom verkiezen de men schen liever wat te geven, dan uitgevloekt en bedreigd te worden. Men kan immers niet weten: er Ioopen zooveel schurken bnder dat ras. En verder voor de afgelegen boerderijen is weigeren heelemaal niet aan te bevelen. Iedereen gevoelt het: één, zegge één luci fer kan zulk een gezin in heb diepste on geluk storten. En zoo staan we voor het treurige feit, dat ijverige en eerzame burgers van Neder land jaarlijks 5Ö> ja 100 gld, en meer kwijt zijn aan ja was het nog maar goed besteed aan schuim en uitschot van het volk. En, geachte Redactie bleef hot nog maar bij die materieels schade van het platteland, hoe schreeuwend onrechtvaar dig ook maar het wordt een ramp voor den ganschen Staat. Herinner u slechts* wat verleden jaar is geschied 1 Toen was er werkloosheid, beweerde men. In de Tweede Kamer werd door mannen, buiten de praktijk van het leven staande, hoogelijk opgegeven van gebrek aan werk. Maar o bittere ironie terwijl die hee- ron daar dagen stonden te orakelen, ston den de boeren op monschenhanden te wach ten, moesten zij tot fabelachtige prijzen uit geven, omdat de arbeiders zoo schaarsch waren en terzelfder tijd kwam dat schooierige en luierende schuim (dikwijls menschen als boomen), die door hun han denarbeid der maatschappij ten zegen kon den zijn, nog vragen om een aalmoes. Er wordt te veel gegeven. Wel vindt men werk, men doet het maar liever niet, want men leeft toch; men laat ze niet verhonge ren; dat weten zij maar al te goed. Maar afgezien van die stoffelijke schade, een nog grootcr nadeel wordt o. i. door dat schooiers wezen toegebracht op zedelijk gebied, n.l. aan het gezonde karakter van ons Neder- landsche volk. Waar luien en deugnieten toch hun kost verdienen en dikwij-ls ruim schoots, daar moet de arbeid voor den werk- en spaarzamen Nederlander dubbel zwaar gaan wegen. Jan Rap leeft, ondanks rijn niet werken, ja, ails koning zwerft hij door het landDe eerzame burger, niet be schermd tegen dien overlast, ondanks zijn arbeid minder weelderig kunnende leven dan zijn bedeelde Zou hierdoor geen gegronde verbittering ontstaan Wat Jan Rap betreft, de schooierskwestie, meent „Iedertsijn" dat noodig zal zijn: een wettelijk verbod: lo. Yan den leurhandel. Want a) 't is meestal een vermomde bedelarij en b) bij het huidige snelle en algemeene verkeer ge heel nutteloos; 2o. Yan woonwagens, althans van rond trekkende woonwagens. Het zijn dikwijls pesthol en van ondeugd. Wettelijk hebben de eigenaars daarvan een domicilie, maar fei telijk geen. Zouden zulke lui om dat verbod het land uittrekken, het ware geen verlies, maar ©en zegen voor den Staat; 3o. Yan bedelarijMen zou desnoods aan waarlijk armen een bewijs van onvermogen kunnen geven, afgegeven door het gemeen telijk of kerkelijk armbestuur voor kor ten tijd. 4o. Van straatmuzikanten; want ook het instrument is meestal niets anders dan een middel om het bedelen te sanclionneercn. Men kan dan aan invaliden tot arbeiden on- geschikten, e. a. verlof daartoe geven. In de „N icuwe Rotterdam- sche Courant" komt voor een hoofd artikel over „w ettelijke winkel- sluit i n g", waarin allereerst in 't kort de geschiedenis dezer bewoging hier te lande nagegaan wordt. „De maatregel werd er een om de winkeliers tegen zichzelven in bescherming te nemen, en was niet langer bedoeld als een voorschrift ter bescher ming van economisch zwakke arbeiders te gen misbruiken van de zijde van de econo misch sterkere patroons. Het nieuwe begin sel, waarvan men uitging^, had met zooge naamde sociale wetgeving niets meer ge meen." Maar over dat nieuwe beginsel wil het blad op het oogenblik niet. spreken, slechts merkt het op het niet te bewonderen. „Doch waarom zoo vraagt het blad als men nu per se deze richting van staats- voogdij op wil, uitsluitend den winkelier „geholpen" 2 Waarom niet zoovele anderen in nering en bedrijf, ambacht en werkplaats, die ook lang en hard werken? Waarom al dadelijk niet den koffiehuishouder? Voor hem en zijn kellners kunnen dezelfde argu menten worden in het midden gebracht, als voor de winkeliers en hun bedienden. Men voere hiertegen niet aan, dat het koffie- huisbedrijf juist m de late avonduren de beste verdiensten afwerpt. Voor volo win keliers geldt dat argument ook. De dwang tot vervroegde sluiting van alle winkels zonder onderscheid wordt verdedigd met het betoog, dat deze maatregel alleen doel kan treffen, wanneer hij algemeen werkt. De concurrentie-voorwaarden zegt men moeten in dit opzicht gelijk zijn. Zien wij wel, dan is dit de hoofdre den, waarom de „bescherming" wordt uit gestrekt ook tot hen, die daaraan geen be hoefte hebben hoegenaamd. Evenmin trou wens, als de straatventers, die in het voorstel der Staatscommissie op het uur der winkelsluiting gedoemd v/orden ten be lieve van de winkeliers de uitoefening van hun bedrijf te Schorsen, ofschoon dc ver koop bij avond wellicht hun voornaamste broodwinning is. Men treft dus diegenen, die vrede hebben met den bestaanden toestand van onbeperk- ten winkeltijd; men beperkt zoodoende de vrijheid van hen, wier levensbelang dik wijls juist die vrijheid is, en belemmert het bedrijf van hen, die gewoonlijk de econo misch zwakkeren zijn in de samenleving, ten bate van anderen, gewoonlijk da econo misch sterkeren der middenstanders, die getuige de vrijwillige vroege sluitmg in menige winkelstraat bij laat openblijven geen belang hebben. De concurr en tie-voorwaarden zijn echter van tal van zeer verschillende factoren af hankelijk. Men denko eens aan de voordee- len, die de grootere winkels hebben tegen over de kleine wat betreft de faciliteiten bij den inkoop de mogelijkheid van grooter winstberekening, het ruimer krediet en de grootere gemakkelijkheid in de betalings- gebruiken en zooveel meer. Dat zijn alle maal factoren, die nu eenmaal ongelijkheid brengen in de concurrentie tusschen win kels van verschillenden omzet. Gaat men nu .onder het mom van göhjkheid te bren gen juist aan de- kleine winkeliers een van hun voordeelen ontnemen, dan brengt men inderdaad onbillijke ongelijkheid in de onderlinge concurrentie." „De overheid zou toonen den samenhang der concurrent!e-voorwaarden niet te be seffen, indien zij ingreep in den duur van den winkeldag; zij zou daarmede de zui vere werking van de factoren, die de con currentie beheerschen, onoordeelkundig verstoren en onbedoeld de groot© winkels, dio reeds zoovele faciliteiten genieten boven de kleine winkels, begunstigen ten koste van de zwakkere mededingers, dio daarvan niet dan bezwaren zullen ondervinden. Het bedrijf van den kiemen winkelier wordt door de voorgestelde winkelsluiting aan banden gelegd en ondervindt slechts dwang in stede van vrijheid, sterker druk in stede van opheffing tot de economische voorwaarden van den grooten winkelhou der." In een asterisk over Het Tarief zegt ,,H et Centru m" „De meerderheid in den lande en in dé Kamer berust bij de Rechterpartijen, bij de protectionisten. We mogen dan ook ver wachten, dat op spoedige herziening van on ze tarieven zal worden aangedrongen er» dat men bij de behandeling van het daartoe betrekkelijke ontwerp zal rekening houden met do wenken, van de praktijk, opdat de bescherming in zoo hoog mogelijke mate voordeel brenge aan onze eigen industrie, tot welvaart van het geheele Rijk." Aldus besluit „D e Maasbode" een paar artikelen oyer of liever vóór protectie Met den wensch, dat bij de behandeling van het te verwachten tariefs-ontwerp reke ning zal worden gehouden met de wenken der praktijk, zal wel iedereen accoord gaan, al is te verwachten, dat niet allen op de zelfde wijze die wenken zullen beoordeelen. Wat echter minder juist lijkt in het bo venstaande, is de voorstelling, als zouden de Recbterpartijen geheel, of voor het over groot© deel, uit protectionisten bestaan. De lijn, die Rechter- en Linkerzijde van elkander scheidt, geeft niet tevens de grens aan tusschen protectionisten a outrance en dito vrijhandelaars. Ook onder een Linkscih ministerie werd verhooging van het Tarief voorgesteld. Hoe zou bovendien het aanstaand wets ontwerp louter protectionistisch kunnen we zen, nu uit de beoogde verhooging grootpn- decls dc kosten der sociale wetgeving moe ten worden bestreden? Do herziening van ons tarief zal, zoóal niet uitsluitend, dan tooh goeddeels een fïs- c a a 1 karakter moeten dragen, gelijk ook prof. dr. Nolens dezer dagen in de „N i e u- w-e Venloosche Courant" schreef En vergissen wij ons niet, dan heeft de minister zelf zich eveneens in dien zin uit gelaten en op het fiscale karakter der ta rieven-wijziging niet onduidelijk den na druk gelegd. Een zuiver protectionistisch tarief is dus n i e t te verwachten en zou bij de Rechter zijde zeker geen onverdeelde instemming vinden. Het (anti-rev.) A rnhemsche Dag blad" teekent hierbij aan: Wij zijn het geheel met deze beschouwing eens. Tot de dogmatische „vrjjhandelaars" be- hooren wii niet. Maar evenmin wenschen wij bij do „proteotionisten" ingedeeld te wor den. Tegen een oordeelkundig tariefs herziening hebben wij geen bezwaar. Inte gendeel, daarvan verwachten wij in de hui dige omstandigheden cn voor de schatkist èn voor de nijverheid goede gevolgen. Maai tegen een sterk protectionistisch tarief zou den wij ons met kracht verzetten. Het Duit- sche voorbeeld wenschen wij niet te volgen. Trouwens met een herziening goh'eel in pro. tectionistischen geest zou de Minister zijl* doel: versterking van de schatkist, niet bo, reiken. Immers, daardoor zou de invoer van tal van artikelen absoluut belemmerd worden. „Het Huisgezin" sch'reef Terwijl men boven don Moerdijk maar in ettelijke districten een katho liek naar de Kamer kan afvaardigen,- zit men onder dat opzicht in het Zuiden ah* in Abrahams soboot. Men weet vooruit* dat een katholiek dq uitverkorene is. Men weet ook, dat in den regel in hef district of in de omgeving geschkte canai- daten worden aangetroffen, die, omdat ze bovendien den kiezers bekend zijn, in t'Ie bekendheid hun geschiktheid eenmaal vaststaande een aanbeveling bezitten. Men zou dus zeggen, dat onder deze om standigheden een Kamerverkiezing in het Zuiden de eenvoudigste, de gemakkelijkste^ de aangenaamste zaak van de wereld moest zijn. Laten we zeggen, dat de heeren A. en B. genoemd worden als candidaten voor een vac anten Kamerzetel en beiden r h ge* schikt achten en, wat niet altijd hetzelfde is, geschikt geacht mogen worden het district op waardige wijze in Je Kamer te vertegenwoordigen. Uit deze twee zal een keuze moeten \v---r-» den gedaan. Dit kan geschieden en behoort o- k te geschieden op een wijze, die voor geen van beide candidaten iets krenkends heeft, die geen verdeeldheid en .tweedracht zaait en de kiezers in hun vrije keuze ongerept laat.. De een acht A. meer geschikt, de ander: B .De een oordeelt, dat van A, de ander, dat van B. meer mag verwacht worden in het belang des lands, in het belang eener goede wetgeving. Dit kan door de woordvoerders in de verschillende kiezersvergaderingen op zake» lijke wijze worden betoogd en toegelicht. Op die vergaderingen dient 't vrije mits gepaste woord in den ruimsten zin to worden geëerbiedigd, ook in dezen zin ge ëerbiedigd, dat men er iemand niet leelijk op aankijkt, of erger, omdat hij de redenen ontvouwt, waarom hij aan A. de voorkeur geeft boven B., of omgekeerd. En wanneer aldus op zakelijke, vriend schappelijke wijze men beoogt immers allen hetzelfde doel de ge dacht enw issc- ling is gevoerd, late men de kiezers in volle vrijheid beslissen. Daarvoor immers richt men kiesvereenigingen, beter kiezersver- eenigingen op. Hoe meer de gedachtenwisseling in het openbaar wordt gevoerd, hoe- grooter waar borg voor een loyale1 behandeling; hoe min der onder-onsjes men houdt, hoe minder ipen in stilte de'kiezers „bewerkt," hoe minder gevaar vcor min-gepaste praktij ken en achterklap. Niet dat men voorkeur heeft voor ton candidaat is verkeerd, het kan loffelök en volkomen gerechtvaardigd zijn maar de wijze, waarop de eene candidaat géDoue- secrd, de andere achtergesteld en afgebro ken wordt, kan afkeurenswaardig zijn. Met wat wij boven schreven is in het af- getrokkene iedereen het eens. Jammer slechts, dat wat elkeen als vanzelf sprekend Waarom de schpiJffüKachine beieencl werd. r Met moeilijke, langzame stappen kwam Jiij hot stationsplein over. Hij voelde zich (doodop. Den hoelen dag* was hij op reis geweest, had gesjouwd van. liet eene kantoor, naar het andere, en alle grootere winkels langs. En hij had niets gegeten dan een paar broodjes, ergens in een melkinrichting, Waar hij ongemakkelijk gezeten had op een klein, smal krult je aan oen laag tafeltje. Hij had daar graag een tijd gebleven, om, zoo goed en kwaad het ging, toch ten minste ;een beetje uit te rusten. Maar hot was er idruk. Do menschen verdrongen zich om hem hoon. Ais er anderen binnenkwamen, keken zij telkens naar het tafeltje, waar hij nog zat met een klein teugje melk in hot groote, dikke glas, dat voor hem stond. De juffrouw had ook al een paar maal .verstoord naar hem heengekeken, als was 'rij wat nijdig, omdat hij nog geen plaats maakte. Hij had immers»,maar één enkel broodje met kaas genomen en een met boter! Dat was geen vertering, zelfs niet in een melkinrichting, om lang op te rit- iton. Eindelijk was hij maar opgestaan. Op rijn gemak zat hij zoo toch niet en uit rusten deedt je ook niet veel op die on gemakkelijke krukjes. Toen hij buiten ge staan had, had hij nog honger gevoeld. Maar die was langzamerhand wel weggezakt, toen hij in don eersten winkel stond, druk pra tend met den patroon om hem een schrijf machine aan te prijzen. Hij had zich nog erg moo gevoeld, ook teen hij dien winkel uitging. Maar hij had dio moeheid er wel uitgeloopen, tot hij in de overspanning van het werk niets meer voelde dan een vreemde hrandarigheid in zijn 'gezicht. Maar in den trein naar huis, waar hij, als versuft, zonder gedachten had neerge zeten, was de overspanning weggezakt. En toen de trein stilstond voor het perron en hij opstond, had hij zijn beenen zoo zwaar en loom gevoeld en zoo ip-moe zijn gan- sche lichaam, dat het hem leek, !als zou hij dat eind naar huis nooit meer kunnen Ioopen. Hij jiad den. stroom; van reizigers voor zich uit laten gaan, was dan lang zaam do trappen afgekomen naar buiten. Nu, terwijl hij het stationsplein overliep, ging het al weer. Zijn beenen gingen wc-er in den gowonen pas, wat langzamer alleen, omdat hij nog zoo moe was. Do straatlantaarns werden nn aangesto ken en uit een winkel hier cn daar schit terde al wat licht over do nog scheme rige straat. Hij keek er naar zonder be langstelling. Maar toen hij een bakkers winkel voorbij kwam, waar, voor het groote,. breedo raam, in het felle licht van de gas lampen hoven, hob bruingebakken brood zoo verlokkend lag uitgestald, voelde bij ineens wem den honger opkomen. Hij glim lachte even. Zoo dadelijk, thuis, zou hij ten minste kunnen eten. En onwillekeurig stapte hij wat harder door. Maar toen hij een paar straten verder was, verlangzaamde zijn stap kal weer. Hij zuchtte even. Het was .tocli ook een heel eind. olBen jij daar, [Willem?" klonk do stom van zijn vrouw van boven, toen hij eindo- lijk binnen was en de. deur achter zich gesloten had. „Gelukkig wel!" riep hij terug. Dan keek hij even omhoog. Twee trappen nog, dacht hij, terwijl hij naar boven be gon to klimmen. „Goddank," kwam hjj glimlachend, toen hij hoven stond. „Ben je moe?" vroeg' zijn vrouw. „Nou, en of," zei hij en liep dadelijk dcor naar de kamer, waar hij zich op een stoel liot neervallen, pven met een blik van wel gevallen kijkende naar de gedelete tafeL Zijn vrouw, die naar heb keukentje was dooTgcloopen, kwam nu terug in de kamer. „Ik heb niets anders dan aardappelen,'' zei ze, „en een heel klein beetje spinazie." Hij knikte even. „Heb je veel trek vroeg zij dan. Hij knikte weer. „Nogal," zei Jiij zachtjes. Een oogenblik later zaten zij aan tafel. Zij at heel weinig, bediende hem een; paar maal van aardappelen. Maar hij bemerkte het. -ï i „Neen, Lien," weerde hij af, toen zij hein! bijna al de spinazie op heb bord wou schep pen. „Jij moet zelf ook eten." ;,Ik heb geen trek," zeA zkl Hij glimlacht^ flauwt „Neen, neen," zei hij dan, haar nu ook bedienend. Toen hij een uurtje later wakker werd in den stoel, waar hij bad zitten slapen, cn ziek geeuwend oprichtte, meende hij te hooren snikken. Hij luisterde. Ja, dat was zijn viouw in do alkoof. „Maar, Lien," zei hij, zijn arm' om liaar heen slaande. „Wat is dat nou?" Zij had dadelijk getracht haar snikken to smoren, toen zij hem in do kamer be wogen hoorde, en droogde nu snel haar tranen. j „"Wat is or?" vroeg hij weer. ,'_J ;-_-j 1%-j „Neen, niets," zei ze. „Jawel," hield hij aan. „Zeg het Hou eens." „Och," kwam zo, „ik vind het zoo on gelukkig, dat je nooit genoeg krijgt." „Is dat alles lachte hij. „Ja, ja, Willem; je ziet er zoo slecht van uit." En zij brak weer in schreien uit. „En morgen weet ik heelemaal niet, hoe ik aan oten komen moet," snikte ze. Hij trachtte haar te troosten, maar zij huilde aldoor. „Je bent overspannen, Lien," zei hij. „Je bent zelf verzwakt; ik merkte het wel." Zij schudde het hoofd. 1 „Neen, neen," kwam zij en barstte wéér in snikken uit. Dien avond, toen' zij tegenover elka£Lr za ten aan tafel, moest hij haar telkens aan kijken. Zij had vroeger altijd zoo'n frisscbé kleur gehad en een gezonden blos op beidé wangen. En nu leek zij afgetobd en bleek'. Haar oogen stonden' zwak en haar lief ge zichtje, was merkbaar verouderd. Hij had dat nog nooit zoo gezien als nu'. En hoé langer hij kijken bleef, des te duidelijker zag hij het verval in haar eens zoo bloeiend wezen. Dat pijnigde hem al meer. 't Was1 of bij ieder nieuw rimpeltje, dat hij zag, de pijn al venijniger invrat in zijn ziel. En hij moest het hoofd afwendén. Zij bem'erkté, dat hij stil géwordén Was1. „Is er .wat, Willem.?-' yyoeg zij, opkij kend. Hij fccEudde Eet hoofd. 1 5,Neen,- piets", zei hijv Maar heel dien avond moest hij telkens weer heenkijken.' naar haar bleeke, fletse ffezén ten defcken, toqE Den volgenden' dag, toen hij woer rond liep van den eenen winkel naar den anderen, moest hij er ook aldoor weer aan denken. „Dat kan toch zoo niet blijven," her haalde hij al maar in zich zeiven„dat mag zoo niet." Toen hij naar huis terugkeerde, voelde hij zich zoo wanhopig als nooit nog. Hij bad weer niets verkocht. Van deze heele week had hij nu nog niets verdiend. Mis schien, dat hij morgen een machiue leveren kon op een kantoor; maar dat was nog zoo onzeker. En zij haddon niets meer. Nog drie dagen duurde het. vóór hij zijn wekelijkscli salaris van tien gulden ontving. En wat moest daar dan niet dadelijk af voor wat ze allemaal dez? week op krediet gehaald hadden en vcor wat hij mo;st hou den voor vertering op reis! En zijn vrouw was zoo zwak, dat zij eigenlijk wol wat versterkends hebben mocht. Toen hij thuiskwam, zat zij al aan taf-el. hij had nog enk-el© aardappelen en verder brood. Toen zij begonnen te eten, barstte zij weer plotseling in schreien uit. Zij kon niet meer eten en even later bracht hij haar naar bod. Zij was ineens, terwijl hij tegenover haar zat, bewusteloos van haar stoel gezakt. Toen zij «een tijd te bed ge legen had, sloeg zij dc oogen weer op, keek even verwonderd om zich heen cn stak hom dan flauw-glimlacliend haar hand toe, waar hij yoor het bed zat. Hij vroeg hos het haar ging en zij knikte even. „Beter," zei zs zachtjes„ik kan wel weer opstaan." „Neen, nesp", kwam hij beslist; „je blijft op bed." „Ga jij jdan verder eten," zei zé met zwakke stem. Hij schudde Eet hoofd, -„'t Smaakt ine niet meer,'' kwam hij. Maar zij hield aan en om haar genoegen te doen, .ging hij nog even aan tafel en luimde vervolgens den boel op. Dan kwam hij terug in de alkoof. -„Ik wou toch' maar opstaan," begon zij weer. Maar hij wou' ér niet van" Kóoréif. Zij m'oest stil in bed blijven. Hij zou de deur openlaten en even wat gaan werken. Het werken ging echter niet best. Gedurig zat hij voor zich uit te staren; bedenkend, wat hij tocE dpén, mjojést. Zij was foo zwak, 'zoo J- uiterst zwak. Zij meest wat versterkende bobben. "Wist "hij maar ©cn middel om aan geld te 3c omen Hij keek de kamer rond- Er was ook niets moer om te beleonon. Daar viel zijn blik op een schrijfmachine on den grond, dié hij had om to verkoopon. Daar kon hij natuurlijk wol geld op krijgen. Maar hij' schrok dadelijk van de gedachte terug. Neen; neen, dat mocht niet, weerde hij af. 't "Was de zijne niet. Ja, zijn vrouw had het noo^ dig, zeker; maarEn het was gevaar lijk, bedacht hij. Zijn oogen zochten weer rond in dc kamérs Maar telkens keerde zo terug naar do ma chine. Die stond daar zoo glimmend, 't "Was, of zij hom trok naar zich toe. Hij had. zo maar op to nemen en weg te Ioopen, do trap af, en daar die straat in, waar hij al zoo vaak geweost was en het vieze kan toortje binnen, 't Zou toch wol heerlijk zijm als hij dan terugkwam mat dat geld! En als hij oen machine verkocht had, kon hij deze immers lossen met het geld, dat hij als provisie kreeg 1 „"Willem", klonk het uit de alkoof. 1 Dadelijk was hij hij het bed. „Heb je niet wat water Ik ben zod flauw." J „"Water vroeg hij. „Is ef nietJ Zij schudde het hoofd. Toen hij haar het water gegeven had; keerde hij weer terug in de kamer. Hi£ keek naar do schrijfmachine. Zij blonk nog fonkelnieuw. En plotseling was hij besloten.- 't Moest, voor Li-en 1 „Ik ga er even uit, hoor," zei hij, del alkoof binnengaande. „Er uit?" vroeg zij verwonderd, zich wat' oprichtend. 1 „Ja, even maar! Een boodschap. Blijf nui !maar rustig liggen." Ylug nam hij de machine op en liep ér, mee de trap af. Maar een goed halfuur later was hij terug met eieren en melk. 1 Zij keek hem vragend aan. „Ik heb geld geleend van een" kennis,"' jokte hij én glimlachte gelukkig, toen hij haar een glas melk toereikte. Twee maanden later stond hij voor, dé Iréchtbank. J

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1910 | | pagina 5