den glimlachenden oude weer naar de toet
sen forug. Hij sloeg ©enige occoorden van
het kostelijk adagio aan, waarnaar zij eens
met gesloten oogen had geluisterd.
Daar werd hij door ©en wilde woede aan
gegrepen; want geen toon drong tot zijn
arme ooren door. Hij hoog voorover, na
derde met het hoofd de toetsen, sloeg een
accoord twee-, driemaal aan. Niets, niets;
niet eens onduidelijk, onbestemd, geen zweem
van geluid! "Werkelijk, alles was voorbij,
alles! Vreeselijke bitterheid deed zijn hart
ineenkrimpen, het koude zweet bedekte zijn
handen.
De kleine, oude hear steunde zijn elle
bogen op het spinet en' verborg het hoofd
in de handen. Zoo bleef hij onbeweeglijk
zitten. Hij scheen te slapen. De nacht viel
^n, de duisternis in; de kamer werd dichter!,
lange schaduwen hulden alle voorwerpen ip
een gewirwar van lijnen.
In de hleind straat verscheen" geen voet
ganger meer. Dood en levenloos lag ze
daar. Ze zweeg in diepen vrede. Nd en dan
werd het droefgeestige twijgen voor eenige
oogenblikken verbroken. Men had kunnen
mèenen, dat in 't duister, achter het spinet,
iemand weende. 1
BEROEMDE NEUZEN.
Cyrano de Bergerac, krijgsman en dich
ter, dankt zijn beroemdheid enkel en al
leen aan zijn neus. Niet, dat hij als poëet
zoo weinig beteekende; integendeel, want
Molière heeft zelfs een heel 6tuk van een
zijner blijspelen van Cyrano gestolen, zon
der dat iemand het. onderscheid bemerkte.
Maar Cyrano's geschriften zijn allang ver
geten, evenals zijn krijgsroem is getaand.
Alleen voor zijn buitengewonen neus, dien
Cyrano als dapper garde-officier in meer
dan duizend duels te verdedigen had, was
de onsterfelijkheid van den roem wegge
legd. Had hij niet zoo'n flinken voorgevel
gehad, dan zou hem nooit de eer te beurt
gevallen zijn door den modernen Franscben
.dichter Edmond Rostand tot held van zijn
wereldvermaard tooneelwerk„Cyrano de
Bergerac" te zijn uitverkoren; alleen door
zijn grooten neus vond deze Achilles der
zeventiende eeuw zijn Homerus. Kortom,
Cyrano de Bergerao de werkelijke Cy
rano, niet de held van' het dichtwerk is
niet beroemd; hij is slechts bekend als be
zitter van eèn beroemden neus.
Het aantal neuzen, waarop het epithe
ton ornans „beroemd'" van toepassing is, is
opvallend klein. Wel is waar z'ijn we goed
Ingelicht omtrent de in het algemeen
normale neuzen van beroemde mannen
en vrouwen (men zou over „de neuzen der
genieën" een heel boek kunnen schrijven),
piaar de menschen, wier naam ons alleen
©m hun neus is overgeleverd, kan men op
de vingers tellen.
Daar is in de eerste plaats de bisschop
yan Puy, die aan het hof van Lodewijk
'XIV, menig© plagerij te doorstaan had om
zijn grooten neus. Vooral de hertog van
Roquelaure, die in Versailles de rol van
een verwenden grappenmaker speelde, had
er een handje van den prelaat in figuur
lijken zin bij den neus te nemen. De bis
schop verdroeg den spot gewoonlijk zwij
gend, omdat de hertog bij Lodewijk XIV
zeer in de gunst stond. Maar eens zette
hij den spotter toch, tot groot vermaak
van het geheele hof, op zijn plaats.
Roquelaure, die erg klein van stuk was en
een opvallend kleinen neus had, had den
prelaat te midden van het hofgezelschap
luide toegeroepen: „Och, mijnheer, draai uw
neus een beetje opzij, opdat ik den Ko
ning zien kan." De bisschop nam den bru-
talcn snaak van het hoofd tot de voeten
op en antwoordde: „Wat wilt gij toch van
mijn armen neus? Ge gelooft zeker, dat die
ten koste ,van den uwe gemaakt is!"
Ook omtrent den reusachtigen neus van
keizer Rudolf van Habsburg zijn heel wat
anekdoten in omloop. Eens week een
boertje, dat hem niet kende, in een hollen
weg niet voor den Keizer uit, en toen het
geleide van keizer Rudolf hem toe
schreeuwde, dat hij op zij moest gaan,
antwoordde de boer: „Ik kan niet! De
lange neus van diep m©n,eqr «daar Vjcrspert
mij deft weg!"- w w -
Sport in Het DuitscHe leger. Ook in
het Duitsch© leger wordt meer en meer',
zooals in het Engelsche reeds langen tijd
gebruikelijk is, de sport in al haar talc-
ken leen lievelingsbezigheid, van de solda
ten in Kun vrijen tijd. Men hierboven
Berlijnsch© gardedragonders in een heeten
strijd, bij Het vuistbalspel.
Keizer Rudolf moet eens door zijn neus
aan een groot gevaar ontsnapt zijn. Toen
graaf Ulrich van Regensburg in het jaar
1264 in alle stilte oen leger verzamelde te
gen Rudolf, die toen nog slechts graaf
van Habsburg was, liet hij zich ontvallen,
dat het leger wel voldoende zou zijn „om
dien Habsburger op zijn grooten neus te
trommelen". Dat hoorde de hofnar van
den graaf van Regensburg; hij snelde zoo
gauw hij kon naar Rudolf in Kyburg om
den geweldigen neus, waarvoor een heel
leger op de been gebracht werd, te zien.
Bij het zien van graaf Rudolf riep de nar
uit: „Maar die neus is toch zoo groot niet,
dat mijn meester zooveel volk moet oproe
pen om hem klop te geven! Ik zou alleen
wel sterk genoeg zijn om hem zoodanig
te dorschen, dat er geen stompje van over
bleef!" Op die manier werd graaf Rudolf
bijtijds omtrent de plannen van den Ré
gensburger ingelicht en kon hij zich tjot
tegenweer gereed maken.
De neus van Cyrano de Bergerac is niet
de eenige, die een dichter geïnspireerd heeft.
Buitengewone neuzen zijn in alle talen be
zongen, vooral in grappige puntdichten. De
Wurtembergsche dichter Friedrich Haug
maakte niet minder dan tweehonderd epi
grammen op den reuzenneus van den staal
fabrikant Polycarpus Walil. Hier zijn ér
eenige proeven van:
Wilt gij, zooals de Brahmanen,
De punt van ,uw neus bezien,
Dan kan dat, vanwege den afstand,
Slechts door de telescoop geschiên.
.Gevolgtrekking.
Was uw mond zoo groot als uw neus, gewis,
Gij slikt et Jonas in met den heden walviseh.
Gezichtsbedrog.
Toen gij laatst, met uw neus omhoog,
Te slapen laagt jn het gras,
Dachten do boeren in den omtrek,
Dat het een nieuwe kerktoren was.
De vergelijking lijkt van Salomo gesto
len, die in het Hooglied (hoofdstuk 7 vers
4) zegt: „Uw neus is als de toren van Li
banon, die tegen Damascus ziet."
Maar beter nog dan Haug's gedichten
is de droge humor vau den jongen Lessing,
die „op een langen neus" dichtte:
O, aller neuzen neus, ik durf besluiten,
Dat 't oor u niet kan hooren snuiten.
Wanneer alle portretten in de musea
overeenkwamen met de werkelijkheid, zou
den ze bijna alle min of meer verbogen
neuzen aanwijzen, want liet is een feit,
dat de natuurlijk© asymmetrie van het meai-
schelijk gelaat zich ook vertoont in de af
wijkingen der meeste neuzen van de rechte
lijn. Die afwijkingen zijn dus heelemaal
niet iets abnormaals. Het was voor deskun
digen daarom geen verrassing, toen prof.
Welker, in Halle, in 1883 na het meten van
de doodeninaskers en schedels van groor
tq mannen constateerde, dat de neuzen
der meeste genieën verbogen" waren. Een
licht© afwijking naar rechts vertoonden
volgens "Volder de neuzen van Cromwell,
C. M. von Weber, Talleyrand en Mira-
beau. Een sterk naar rechts gebogen neus
bezaten Dante en Voltaire, Franklin, Ma
rat en Robespierre. Daarentegen weken de
neuzen van Lutber, Frederik deen Groote en
Felix Mendelssohn Bartholdy lichtelijk
naar links af. Een' flinke neiging naa^
links legden .de peuzen van Wilhelm von
Humboldt, Canova en Thorwaldsen aan den
dag.
Van een bijzondere soort waren de neu
zen van vier andere beroemdheden. Socra^
tes werd wegens zijn breeden, platten
neus met een faun vergeleken. Ovidius
schijnt den bijnaam „Naso" met het oog
op zijn statig reukorgaan gekregen te
hebben.
De neus van Michlango bad door een,
vuistslag zijn natuurlijken yorm verloren.
En opvallend lang was Metternich's neus,
dat dient men te weten om de dubbele
beteekenis te vatten, van de grappigheid
uit het jaar 1S48, dat Metternich „met ©en
langen neus" was afgetrokken.
De meeste beroemde neuzen danken hun,
onsterfelijkheid aan hun reusachtigen om-
yang. Er zijn echter ook neuzen, die door,
hun schoonheid beroemd geworden zijn. Zoo
beweert Plutarchus, dat Cyrus vooral door
de Perzen bemind werd om zijn koninklij
ken haviksneus. Ook de nasus aduncus
(haakvormige neus) van den Romeinschen,
keizer Galba werd geroemd. En opmerke
lijk was verder de edele vorm van de neuzep
yan Cesar en Napoleon I.
Do andere door Hun schoonheid beroem
de neuzen strekten schoonen vrouwen tot
sieraad. De galante geschiedschrijvers ma
ken van geen enkelen vrouwenneus gewag,
welk© door grootte, dikte of lengte onaan
genaam opviel. Koningin Elizabeth van En
geland scHijnt echter vanwege haar manne
lijk grooten neus veel te lijden gehad te
hebben, en bet verbod van 1563 om het ge
laat der Koningin „anders te schilderen, te
teekencn of te graveexen dan volgens het
v,oorbeeld der schoone natuur", moet al
leen uitgevaardigd zijn jn©t het oog pp
jden koninklijken neus."
De lijst van schoone vrouwenneuzen, waar
van kronieken en gedenkschriften ons ver
tellen, is echter Respectabel lang. Ten tij
de van Napoleon J. gold, om slechts een
voorbeeld te noemen, de neus van madame
Visconti, de beminnelijke vriendin van
maarschalk Berthier, als de schoonst© van
Parijs. „Het was ©enigszins een adelaars
neus," vertelt de hertogin van Ahrantès,
„en daarbij aan de spits, waar zich twee
nauwelijks zichtbare spleetjes vertoonden,
een klein weinigje naar boven gebogen. De
licht beweeglijke neusvleugels verleenden
den glimlach van madame Visconti een on
beschrijflijke fijnheid."
Het is opmerkelijk, d,at Bfetrarca in de
320 sonnetten en 88 canzonofti op de schoon
heid zijner Laura piet g/en enkel woord,