LBÏBSC1 DAGBLAD, Woensdag1 10 Aug-usius. Tweede Blad. Anno IOIO.' Ho. 15480. De Hoordwijksche Strandkwestie. PERSOVERZICHT. FEUILLETON. Deed liij goed? V I- Laat toch geen twisting z\jn tusschon my en tusschen U en tusschon myn herders en tusschen Uw herders. Gen. 13 8. Geleidelijk gaan ze in elkaar over, de 'dorpjes, die te zarnen de gemeente Noord- wijk vormen: Noordwijk-Binnen en Noord- yrijk-aan-Zee. Men zou ze al is het beeld, zooals elk beeld niet geheel juist kunnen (noemen, vader en kind, maar dan ook kun nen zeggen, dat de knaap, volwassen ge worden, bezig is den vader boven het hoofd te groeien. Nog is Noordwijk-Binnen wat zielen-aan bal betreft de meerdere, het telt naar de laatste officieele volkstelling 3943 en Noord- •wijk-aan-Zee nog maar 2352, doch wat be langrijkheid aangaat, staat Noordwijk-aan- Zee zeker nu reeds boven het oude Noord wijk-Binnen. Hot is een badplaats geworden van groo te beteekenis en alles wijst er op, dat het als zoodanig zijn hoogtepunt nog niet heeft bereikt, maar een grootsche toekomst tege moet gaat. Het breede ruime strand strekt zich aan weerskanten van het eigenlijke dorpje mijlen ver uifc en de duinen liggen er zoo panorama-achtig met hun grootere en kleinere villa's tegen de hellingen en hun geplaveide wegen er door heen dat het door menigen vreomdeÜDg klein Zwitserland is gedoopt. Het is een der meest geliefde, deftige bad plaateen geworden en het zal dit nog hoe langer hoe meer worden. Dezen zomer zijn er over de vierduizend badgasten. Al de pensions zijn vol en de meeste burgerwoningen zijn ook tot pen sions ingericht. Wat een bedrag aan pen sionkosten wordt er door de ruim vierdui zend menschen, die daar voor 't grootste deel waarlijk niet uit een bekrompen beurs le ven, dagelijks uitgegeven en wie profiteert daarvan al niet ook buiten den pension en hotelhouder? En het nabijgelegen Noordwijk-Binnen profiteert daarvan na tuurlijk eveneens. Want winkelier, bakker, slager, melkboer, groentenhandelaar te Noordwijk-Binnen leveren evenzeer als hun weinige confraters aan zee zelf, immers aan zee wonen nog slechts weinig neringdoen den. En zooals we boven reeds deden uitko men, de beteekenis van de badplaats zal nog steeds toenemen, dank zij vooral de onderne mingsgeest van enkele groote pensionhou ders, waaronder wij in de eerste plaats de heeren Tappenbeck mogen noemen, die geen moeite en kosten ontzien om zooveel moge lijk mot hun tijd mee te gaan, getuige nog de aansluiting aan de EJectrische Central6 te Leiden, waardoor zij het oomfort voor de badgasten weder in ruime mate hebben ver hoogd, die tusschen dit en he-t vorige bad seizoen haar beslag heeft gekregen. Vergelijken wij daarmede het oudere en grootere Noordwijk-Binnen waarvan het ruim een kwart eeuw geleden een nietig en onbeduidend aanhangsel was, dan valt heb in het oog dat de levendigheid en het ver keer daar dn den zomer op verre na niet zoo groot is. De bronnen van bestaan van het dorp zijn uit den aard van zijn ligging dan ook weer geheel andere. Daar bloeit het bedrijf van bollen en bloemkweekcrs. Dit bedrijf, hoe energiek en intensief wellicht gedreven, heeft zijn hoogtepunt vermoedelijk bereikt 'en de verhouding in de belangrijkheid tus schen do twee dorpen zal als de teekenen der tijden niet bedriegen, steeds meer ver anderen ten voordeele van het voormalig visschersdorpjo, nu immer vooruitgaande badplaats. Is het wonder dat de toonaangevers in Noordwijk-aan-Zee zich beginnen te voelen en dat zij meer en meer hun invloed willen 'laten gelden op den gang van zaken, de ge- heele gemeente betreffende? Maar het is numeriek de mindere, daar helpt niet aan. En de stembus erkent alleen het recht van den sterkste en zoo komt het dat Noordwijk-aan-Zee in het gemeentebe stuur zeer schaars vertegenwoordigd is, elochts dén raadslid heeft, terwijl bij een evenredige vertegenwoordiging naar het zielental de verhouding reeds zou zijn ge lijk 3 5 en bij een vertegenwoordiging naar de belangrijkheid misschien gelijk 11.- Daarbij komt dat de zetel van het bestuur te Noordwijk-Binnen is gevestigd. Daar wonen de burgemeester en de beide wet houders met hun ambtenaren, daar van gaat do gemeentewetgeving uit. Nu willen wij niet gaarne beweren dat het spreekwoord: „wie het dichtst bij het vuur zit warmt zich het best," op de in Noordwijk-Binnen wonende Vroede Vade ren zou moeten worden toegepast; het ligt toch wel voor de hand dat de vertegenwoor digers in den Raad uit Noordwijk-Binnen dat zoo geheel andere belangen heeft als Noordwijk-aan-Zee, onbewust meer denken aan hun eigen dorp dan aan de aan zee gelegen badplaats. Die gedachte heeft in ieder geval post gevat bij to enig; Noord wijk-aan-Zeeër, zooals wel het meest duidelijk blijkt uit een adres van niet minder dan 136 handteeke- ningen vooraien, aan den Raad dier gemeen te gezonden en dat in de vergadering van 17 Juni j.l. is behandeld, waarin o.a. wordt, gezegd dat o.m. de tentjes en strandver- pachtingskwestie zijn ontstaan doordien de vertegenwoordigers der badplaats tot he den nog geen plaats in den Raad mochten erlangen, waardoor de Raad niet op de hoogte is van de voorlichtingen, die alleen slechts kunnen worden verstrekt door des kundigen in casu direct belanghebbenden bij de badplaats. Het middel, dat adressan ten wslden zien toegepast, als surrogaat voor een directe vertegenwoordiging n.l., om eventueel© voorstellen betreffende Noordwijk-aan-Zee minstens vier weken van de oponb. behandeling in den gemeen teraad ter visie te doen leggen voor het publiek en daarvan officieel mededeeling te doen, waardoor zij in do gelegenheid zou den zijn deze voorstellen onderling te be spreken en de raadsleden van hun even- tueele bezwaren tegen de voorstellen op de hoogte te brengen, werd en terecht niet door den Raad geaccepteerd. Wel verdient het voor eiken gemeente raad aanbeveling om belangrijke en ingrij pende voorstellen geruimen tijd vóór de openbaro behandeling te publiceeren, op dat de publieke opinie er zich over uit spreken kan en de raadsleden gelegenheid hebben hun licht zoo noodig ook bij ande ren op te steken, maar het zou geen zin hebben daarbij onderscheid te maken tus schen voorstellen het een of het ander deel der gemeente aangaande. Een eisch de voorstellen voor het publiek tor visie te leggen, zou een voor-parlement scheppen dat wij in ons gemeente-, provinciaal- en staatsbestuur gelukkig niet kennen. Maar het adres zelf is een bewijs dat er in de Noordwijksche bestuursmachine iets niet in den haak is. Het was ongetwijfeld een fier woord van den voorzitter, den burgemeester Jhr. Van Panhuys toen hij sprak: „wij kennen hier geen Noordwijk-aan-Zee en Noordwijk- Binnen, maar alleen de gemeente Noord- wijk," doch ook niets meer dan een woord. Heeft men in de Tweede ICamer niet districtsbclangen en zou men meenen dat plattelan d s gem e e n teraadsl ed en dan niet hun dorpsbelangen zouden hebben, vooral niet wanneer de verschillende dorpen te genstrijdige belangen hebben? Doch al mocht dit in den gemeenteraad van Noord- wijk niet het geval zijn de Noordwijk-aan- Zeeërs, die zoo goed als niet in dit lichaam vertegen /oordigd zijn, gelooven het en blijven gelooven zoolang ook hun stem er niet behoorlijk kan weerklinken. Hierbij komt helaas nog een omstandig heid, die aan dezen belangenstrijd een bit teren bijsmaak geeft: het verschil in ge loof. Noordwijk-Binnen is overwegend R.- Eatboliek, in Noordwijk-aan-Zee is de meerderheid Protestant, en daardoor ver draagt men elkander nog minder goed. Treurig, maar waar. Wanneer men de onaangename strand kwestie, die tusschen de twee dorpjes reeds p.ooveel kwaad bloed heeft gezet, naar aan leiding waarvan, de gemeenteraad meer dan dén lange vergadering heeft moeten houden, waarover scherpe ingezonden stuk ken in het plaatselijk blad zijn geschreven, circulaires verspreid, twistgesprekken zijn gevoerd, ja zelfs daadwerkelijkheden zijn geschied, wil begrijpen, dan moet men met de bovengeschetst© omstandigheden reke ning houden. De strandkwestie moest een ondergrond hebben om tot_zu'lk een kwestie uit te dijen. Om haar te leeren kennen en zoo mogelijk den weg aan te wijzen, waar langs men tot een oplossing zou kunnen geraken, heb ben wij de moeite genomen de mannen, die in deze kwestie op den voorgrond zijn ge treden en wier belangen er min of meer bij betrokken zijn, eens te bezoeken, inlichtin gen bij hen in te winnen en hun oordeel le vernemen. Met bijzondere welwillendheid hebben allen, die we vroegen, ons te woord gestaan en zij hebben zich met groote vrijmoedig heid uitgesproken, een bewijs te meer dat zij meenden een goede en eerlijke zaak voor te hebben en rechtvaardig te hebben gehandeld. In een volgend artikel zullen wij eenige dieT personen aan het woord laten. Hot Algemeen Chr.-Sociaal Weekblad ,,D e Beukelaar" (mr. v. d. Laar) zou hdi door minister Talma ingediend© ziekte verzekoringsontwerp, dat getuigt van een krachtig willen tor sociale hervor ming, gaarne steunen, maar kan dat niet. Het particuliere initiatief r betoogt het blad bleek niet in staat té zijn op liet gebied der ziekteverzekering ook maar eem- germJate voldoende instellingen te scheppen. Ingrijpen, steun van. overheidswege werd aldus eisch. Maar nu moet gevraagd of al leen langs den weg van dwangverzekering, zooals ook dit ontwerp-Talma wil, voldoende voorziening is 'te treffen. Dit nu hangt voor zei wr af van hetgeen men' zich voor stelt. Wil men verzekering ter wille van' een overheerschcnd gemeenschapsbelang, hier het niet financieel e onverzorgd blijven van tallobzo zieken, dan komt men hij dwang verzekering uit, wijl zoo alleen bijna allen werkelijk verzekerd zullen zijn. Beoogt men echter steun te verleenen aan de arbeiders! bij hun vaak zoo moeilijk leven, bij hun hestaansonaekerheid, zooals de memorie van toelichting bij het ontwerp-Talma het uit drukt, dan is hierin langs den weg vari v r ij w i 11 i g o verzekering zeer heslist te voorzien. Nu is van gedwongen ziekteverzekering ook. wel iets te zoggen, wegens de schade, die de zorgeloosheid van velen, die zich niet verzekeren, aan de gemeenschap toebrengt. Maar deze schade is niet van zoo overlieer- schende boteekeiiis, dat nu wel met dwang moet. ingegrepen. Wenscht men nu echter, enkel aan de arbeiders zelf steun to verkenen, dan ach ten wij dwang een gaan in beslist ver keerde lijn. Schept men voor de arbeider^ de mogelijkheid tot een in allo opzichten doelmatige ziekte-verzekering, dan moeten! zij het ten slofte zelf weten of zij hier van gebruik willen maken. Hen hiertoe te dwingen, niet uit een gemeenschapsoogpunt, maar ter wille van henzelf, is een staats» voogdij, die bij ons volkskarakter niet past, waarin ware opvoedende kracht ontbreekt, en die aldus eer verslappend werkt. Stel de arbeiders van overheidswege in staat een verzekering aan t>o gaan, die meest voor hen hroodnoodig is, prikkel hen hiertoe zoo veel mogelijk ook door het doeltreffende van het verzekeringsimstituut zelf, maar dwing niet. Laat wie in weerwil van dit alles nu toch zorgeloos wil blijven, de gevol gen dier zorgeloosheid dan ten slotte zelf maar ondervinden. En zoo zal hij zelf, en zullen anderen, leeren te gaan zorgen. De mogelijkheid tot doeltreffende ziekte verzekering meet dan echter worden ge schapen en het komt schr. voor, dat dit vrijwel langs dezelfde lijnen kan geschie den als thans door den ontwerper Talnia worden getrokken. Een regeling, als door dezen bewindsman voorgesteld,juist zoo voor treffelijk door dc vrijheid aan do arbeids raden gelaten, ware even goed in te voe ren mët vr'ij willige verzekering. Men zou evenzeer arbeidsraden kunnen invoertën, zij Kefi dan; met ©enigszins .an dere wijze van samenstelling, waaraan zie kenkassen waren verbonden, aan schier de zelfde wettelijke regeling onderworpen en, met dezelfde vrijheid. Alles hetzelfde, maar zonder eenigen dwang. De bestaande parti culiere fondsen! ter uitheering bij ziekte zouden dan niet ten ©enenmale overbodig worden, zij bleven, naast de overheids-zie- kenkassen bestaan, ook op den duur, voor zoover zij daarnaast levensvatbaarheid be hielden. Bij dergelijke vrijwillige verzekeringen bij staatsziekenkassen zou, indien men dit wilde, de betaling der premies op dezelfde wijze kunnen worden geregeld als in het ontwerp-Talma. Volgens dit ontwerp worden deze half door do verzekerde arbeiders zelf, half door de ondernemers betaald. Wij voor ons zouden in het algemeen, bij de in te voeren sociale verzekering liever door de overheid dan door de patroons den last zien. gedragen, maar het moet erkend, dat dit bij de ziekteverzekering wel ten deele an ders staat. Maar wil men handhaven, dat' do onder nemers de helft betalen, ook dit is hiji vrijwillige verzekering mogelijk. Dit geeft eenige moeilijkheid, wijl het nu voor den, ondernemer een financieele last wordt, zoo een arbeider zich gaat verzekeren, maar het ontwerp-Talma zelf acht deze moeilijkheid geenszins overwegend, want voor losse ar beiders, die onder de Ongevallenwet, maar niet onder de verjilichte ziek te- ver zekerin g' vallen, wordt bepaald, dat zij zich vrijwil lig bij de ziekenkas kunnen verzekeren en in dit geval bevoegd zijn de helft der premie van hun werkgever: terug te vorderen. Dergelijk stelsel, zij het dan ook mét andere wijze van invordering, zou voor al- geheele vrijwillige verzekering evengoed kunnen ingevoerd. Zoo blijven wij ook voor de ziekteverze kering aandringen op vrijwillige verzekering bij staatsziekenkassen. Hiermede is nog nim mer een proef genomen, en zoolang dit in ons land niet is geschied, blijven wij ons kanten tegen ieder dwangstelsel, dat niet bij ons volksleven past. Bij die vrijwillige verzekering wcnscheü wij dan ook verzekering met vrijstelling van premie voor wie feitelijk niet betalen: kan. In het ontwerp-Talma wordt dit ge mist. Mr. A. schrijft in „D e Voorhoede"* Daar zijn er, die tegen de actie voor den tie n-u r e n-d a g als hoofdbezwaar aan voeren, dat men van economisch standpunt beschouwd er dwaas aan zou doen, voor allen, zoowel den zwaarsten als den lichtsten arbeid tien uren als maxi mum vast te stellen. Maar-is er iemand, die dit wenschte? Of is niet juist door de voorstanders van den tien-uren-dag met rondé woorden er kend, dat deze eisch niet was een econo mische, maar een ethische? Gaven zij niet aanstonds toe, dat voor zwaren bijv. onder- grondschen, arbeid het maximum van tien te hóóg moest heeten? En erkenden zij niet ruiterlijk, dat er omstandigheden rich kon den voordoen, bijv bij seizoenarbeid, bi.i den landbouw, enz. waarbij het dringend noodzakelijk was, t ij d e 1 ij k een hooger maximum toe te laten? Neen, wij mogen ons deze vruchtbare actie niet laten boderven, door een polemiek, die onvruchtbaar moet zijn, wijl zij gericht is tegen onzerzijds niet verdedigde meeningen. Deze actie wordt gevoerd voor de erken ning van den tien-uren-dag als ethisch maximum, d. w. z. voor de erken ning, dat ook voor den volwassen arbeider per dag het dienstverband niet langer moet duren dan twaalf uren (10 uren arbeid en 2 uien voor tussehenrusttijd), wil niet het godsdienstig-zedelijk leven van den ar beider schade lijden. Men komt zoo vaak met groote warmte op voor den bloei der industrie. En acker, ook wij onderschatten niet den zegen van de stoffelijke welvaart. Maar verre boven deze uit staat de gods- dienstig-zedelijke welvaart van honderd dui zenden arbeiders en hun gezinnen. Stoffelijke welvaart, goed, uitstekend In de officierensociëteit van het huzaren- regiment „Prins Georg" heersohte een vroo- lijke, uitgelaten stemming. Luitenant von Zedritz, de regiments-adjudant, had voor eenige dagen zijn verloving, met freule von Lukrow publiek gemaakt en onthaalde zijn kameraden nu op den officieelen „verlo vingsbowl". waardoor men zijn tafelgezel schap voor het verlies van een zijner leden tracht schadeloos te stellen. Naast den gastheer zat diens beste vriend, luitenant von Embden. Hij had den cham pagnebowl reeds duchtig aangesproken en bevond zich in de allerbeste stemming: „Wel, Zedritz, het verheugt mij zeer, dat gij jo verloofd hebt, dat wil zeggen, ik ben natuurlijk kolossaal treurig, dat wij je ver liezen, want als getrouwd man zijt gij immers voor ons dood, totaal dood." Hij zweeg en keek nadenkend voor zich, totdat hij opeens zeide: „Zeg eens, Zedritz, weet gij niet, wat ik je zeggen wilde?" Zedritz schoot in den lach: „Embden, schei uit met drinken, je geheugen begeeft je; dat is voor jou het begin van het einde.'' „Gij kunt wel gelijk hebben", gaf de an der ten antwoord„maar ik blijf nog zit ten, ik blijf zelfs nog lang zitten, en nu weet ik ook, wat ik je wilde zeggen. Ik wilde zeggen, dat er niet vele menschen op de wereld zijn, die zulk een brutaal geluk hebben als gij. Gij bezit eigenlijk alle voor rechten welke iemand in zich kan vereeni gen: gij zijt een knappe kerel, hebt, dank zij de spaarzaamheid van wijlen je ouden heer, meer geld, dan gij kunt uitgeven, zijt de beste ruiter, de flinkste officier in het regiment, zijt adjudant, gij hebt en zijt alles, wat gij je kunt wensehen, en in plaats van te zeggen: „Nu is het genoeg, nu wil ik den anderen ook eens wat gun nen; in plaats van zoo te spreken en daar naar te handelen, gaat gij heen en verlooft je niet alleen met het rijkste, maar, wat nog veel meer waard is, met het mooiste, verstandigste en beminnelijkste meisje op de geheele wereld Ieder ander zou bij zijn aanzoek een blauwtje hebben geloopen; tegen jou zegt zij natuurlijk ,ja"." „Omdat zij mij liefheeft", zeide de ge lukkige luitenant lachend. „Ja, dat is immers dat bijzondere geluk, dat gij hebt, dat gij door zulk een dame bemind wordt; nu, ik gun je je geluk van harte. Jammer, dat je uitverkorene niet nog een zuster heeft, ik zou gaarne je zwa ger zijn geworden Gij zoudt even tevreden met mij zijn geweest als met je anderen beau-frère, die, dunkt mij, vanavond ook een behoorlijken dorst schijnt te hebben. Prosit, vaandrig!" De geroepene, vaandrig von Luirrr-w, de zwager van den gastheer sprong van zijn stoel op, riep zijn „Prosit, luitenant 1" en ledigde zijn glas in één teug. „Op dien kunt gij ook trofcscK zijn", ging luitenant von Embden weer voort, „die zal wat worden. Hij was vroeger wel een klei ne windhond, maar sinds hij op de krijgs school is geweest, is hij werkeijk een fa meuze kerel geworden., Weet get dat is öt k zoo een van die menschen, van wie men moet houden, ook al zou men niet willen". En luitenant von Embden had gelijk. Vaandrig von Lukrow behoorde tot die persoonlijkheden, die door hun uiterlijk en de beminnelijkheid van hun wezen ieder dadelijk voor zich innemen. Hij was mid delmatig van lengte, bezat een slanke ge stalte, welke in de mooie huzarenuni form goed tot haar recht kwam. Uit zijn jeugdig, frisch nog baardeloos gelaat en uit zijn groote, blauwe oogen, sprak een vroo- lijke, onbezorgde natuur. Vóór ongeveer een jaar was hij op aanbeveling van zijn toe- komstigen zwager als avantageur in het regiment opgenomen en door zijn beminne lijkheid, zijn humor, zijn onberispelijke ma nieren, door zijn nauwgezetheid in den dienst had hij zich zoowel de genegenheid van zijn superieuren als van rijn kameraden verworven. Men kon niet boos op hem zijn, hem niets kwalijk nemen; zelfs zijn supe rieuren zagen het door- de vingers, wanneer hij een onbezonnenheid had begaan. Hij had het als avantageur niet aan dwaze stre ken laten ontbreken; maar niemand had hem daarover ernstig berispt. Waarom zou een jong avantageur, die tot dusver op dé schoolbanken bad gezeten nu niet van zijn leven genieten? Liever iets te jolig dan te ingetogenbij de ruiterij behoort een leven- dige, opgewekte geest; saaie menschen kan men daar niet gebruiken. „Op de krijgsschool zal hij verstandig worden", was de opinie der officieren geweest, wanneer zij van hun avantageur spraken, en zij hadden gelijk gehad. De vaandrig was bedaarder, ernstiger, innerlijk en uiterlijk flinker geworden; nu viel er niets meer op hem aan te merken; nu moesten de oudere kameraden slechts medehelpen, dat bij zoo bleef. „Zeg eens, Zedritz," klonk de stem van een kameraad die naast den vaandrig zat, zal je zwager nu niet spoedig officier wor den, de getuigschriften van de krijgsschool moeten er toch reeds lang zijn?" „Nu, zoo lang is dat nog niet geleden," antwoordde de adjudant, „zij zijn vanmid dag pas gekomen. Morgen vroeg om elf uren is er verkiezing van officieren, de hee ren zullen de oproeping thuis vinden". „Wat? is er morgen verkiezing? Wij feli citeerden! Prosit, vaandrig!" klonk het van alle kanten. „Maar zult gij wel gekozen worden, vaandrig? Is uw kinderlijk, rein gemoed geheel vrij gebleven van schuld en feilen?" vroeg een officier. „Maar, luitenant," stamelde do vaandrig, wien het bloed naar het gelaat was geste gen, dat echter dadelijk weer bleek was ge worden, „ik hoop toch bepaald, dat ik ge kozen word." Een schaterend gelach weerklonk: „Wel, vaandrig, wij hadden niet gedacht, dat gij je deze oude aardigheid, waarmede ieder vaandrig wordt bang gemaakt, zoo zoudt aantrekken. Kom, Jrink eens De vaandrig had zich spoedig hersteld en klonk met do heeren, die op zijn gezond heid dronken. Vervolgens begon hij de gla zen, welke hem toegeschoven werden^ weer te vullen., „Ik doe gehoorzaam kond, dat de bowl reeds weer leeg isriep hij zijn zwager toe, waarop deze kortaf antwoordde: „Zorg er dan voor£ dat hij weer gevuld wordt*'* zelfs, rcaar ook daarbij in praktijk gebracht de vermaning, dat het een volk niets baat in overvloed te levenr wanneer het schade lijdt aan zijn ziel. De „L imburger Koerier" zet in een artikel uiteen waarom het noodig is,, dat we zóó sterk zijn, dat niet maaf onze havens voor Engeland ofi Duitschland voor het g r ij p c ij zijn e-n zegt dan: Nu kunnen wij met beoordeelen of onze doode en levende strijdkrachten sterk go noeg zijn om Duitschland respect in te boe» somen en het af te houden van onze gren zen. Maar dit weet ik wel: als ik Kamerlid was dan vroeg ik den Minister of wij er met on ze 40 millioen af zullen zijn. Of dat er later nog meer miJlioenen gevraagd zullen wor den ter verdediging onzer neutraliteit tege*a Duitschland. Dat zou ik willen weten. Toen minister Van Rappard omvergegooid is, en met hem het Ministerie-De Meester, heeft de R.-K. Kamerclub verklaard geen begTOoting van Oorlog meer te kunnen aan nemen zonder dat zij wist welke sommen er. definitief noodig zouden zijn voor de al» geheele veiligheid des lands. Dat was een redelijk standpunt. Maar wij zouden het willen handhaven ook nu. En willen weten of thans de eerste veertig millioen gevraagd worden of de laat ste. Het groene Weekblad „D e Amster dammer" zou bereid zijn een uitgaaf van 40 millioen gulden voor landsverdediging goed te keuren, maar niet zooals thans. Het blad meent n.l., dat, in verband met dn Van-Heeckeren-zaak en den brief van den. Duitschen keizer, er geen twijfel aan is, of er wordt met dit voorstel der Regeering ge. vraagd, dat Nederland Duitschland zal ver. sterken. Daarover schrijft het blad: Ten naastenbij ondenkbaar is immers het geval, dat onze oostelijke buren Nederland zouden willen binnengaan of onze havens bezetten (zooals het in de lijn kon liggen van Engeland on Frankrijk) door middel van hun vloot. Neen, sterk door hun leger massa's aan de Prüisische grenzen, zullen zij dódr gereed kunnen staan, om, bij het minste of geringste gevaar voor onze ver dediging aan den zeekant, onze taak van ons over te nemen achter de op bevel vaü henzelf versterkte duinforten. En dan vor men wij den Duitschen buffer, zooals go- wenscht. Wij betreuren dit steeds openlij leer be voorrechten van Duitschland. Nooit een werkelijk energiek optreden ziende ten bate van onze eigen onafhankelijkheid, die bijv. zou bestaan in een zonder aanzien des per- soons geduchte zuivering der militaire we reld en in een krachtiger steun aan valks weerbaarheid, schietvereenigingexi, lucht vaart e. d., moeten wij ontwaren, hoe men, voortsuffend op den ouden deun, soms bij zenuwachtige schokken wat doet me.* het oog op een ander. Het is jammer, dat aldus het proces van. Pruisenbevoorreohting zich voltrekt. Reeds dikwijls schreven wij als onze meening, dat? een vriendschappelijk gedrag naar alle zij den mocht tconen hoe onze Natie neutraal wenscht te blijven in ieder komend conflict. Maar terwijl wij millioenen uitgeven in het belang van den Germaansohen Kolos en on ze hof- en regeeringskringen (de relaties van dit jaar met het kleine België ter zijde gelaten) alleen te smoesen weten met wat Duitsch spreekt, veronachtzaamt men. Frankrijk, hoort men van eenige vriendelijk heid jegens Engeland nooit. Absoluut genegeerd worden deze groote en ons op geestelijk gebied rastaande mo gendheden, en gekonkeld wordt er met den. Oosterbuur. Onder het opschrift Schoolbouv zei „O nze Cour an t:" Vier en dertig plaatsen zonden bericht Dat daar n.l. de bouw, de herbouw of de verbouw van christelijke scholen stilstaat, omdat men eerst wil afwachten, wat er ko- De ordonnansen brachten nieuwen wijn en het was reeds laat, toen de heeren eindelijk van tafel opstonden, om naar huis te gaan., De eenigei wien men niet het minste spoor van de bowl-partij kon aanzien, was c gastheer. „Hoe is het, zullen wij nog een glas bbrl drinken?" werd er voorgesteld. De eenige, die op dat voorstel inging was de vaandrig, die zich in een zeer vroo- lijke stemming bevond, maar zijn zwager verzette zich er tegen. „Bega geen dwaas heden, jongen; gij hebt genoeg, ga naar huis, ik zal je begeleiden en veilig ondef dak brengen." Arm in arm liepen de beide heeren, nadat» Zedritz van zijn gasten had afscheid ge nomen, even daarna door de straten der stad, welke om dezen tijd reeds geheel veiv laten waren. „Het spijt me," nam Zedritz het woordÉ „dat het zoo laat is geworden, ik zou nog gaarne naar jullie zijn toegegaan; ik had Clara beloofd, zoo mogelijk nog te komen. Nu is het daartoe te laat; het is echter nog te vroeg om naar bed te gaan. Kom, ga nog een oogenblik met mij mee, dan roo< ken wij nog een sigaar samen." De vaandrig keurde dat goed en eeni^i ©ogenblikken later zaten de beide zwar gors tegenover elkaar in de behaaglijk ei voornaam ingerichte kamer van den adjir dant. (Wordt vervolgd)*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1910 | | pagina 5