De wateren van PetersbalL Een woorsteüling in bei paardenspel om niet! Ik zal jë teens vertellen, Hoé il£ laatst een paardenspel heb bijgewoond, om1..een paar vriendelijke woorden! Ja, het is jam mer, dat menschen en' kinderen dikwijls zoo jw^nig bedenken, dat daar, toch ook zoo yeel voor gedaan wordt, j [We waren dan n'.l. in> een speeltuin', op' feien Zaterdagmiddag, alleen maar eens om eens te kijken paar al die vergenoegde ge zichtjes en die vroolijke uitroepen en juich kreten te hooren, en ook, om hier of daar misschien het genot wat te verhoogen, of ver. driet te lenigen..;, want dat is er ook; kèlfs in een speeltuin. Een kleine dreumes van' een jaar of vier b.v. scheen zich erg eenzaam! te gevoelen; hij stond verlaten bij den schommel en wou ©r zoo graag eens op. Nu, wij gaven hem teen zetje en lieten hem vliegen in de lucht, tot hijzelf zei, dat het genoeg was en zijn, dikke, bolle wangen glommen van pleiziei\ Maar nu! .van het' paardenspel: Ik begon! daar met te zeggen, dat Het ons niets gekost had; nu dat is. ook waar,- omdat, zooals een van de clowns opmerkte „het hun' 'een groote eer was, dat wij ook ieens naar hen kwamen kijken." Handig ge-: jsegd, hè l Die jongen wordt zeker advocaat^ jfl.ls zijn! vader hem kan laten studeerenj jk zal Heui teens in het oog houden I 1 Nu, de clowns hielden zicK taaize veri hoonden allerlei aardige meesterstukken, zoo, 'dat wij, ouderen, ons hart soms vasthielden, (maap als jongen, schijn je nergens bang ■voor fë zijn: ze leken wel zoo'n ris' tiien, iten; minste, zoo bin gen ze allemaal aan el kaar, met de handen om eikaars middel geslagen;: teen! gevende' ladder, heetta dat p,umni'er.: En zoo werd er nog heel veel gymnastiek Vertoond en toen wij zë tot slot ieder een! bolus gaven, waren ze alle- piaal even! dankbaar en; „moesten we eens {wteerkomien," zei dei advocaat van zoo even! i Nu, ik Had. teen paar prettige, uurtjes in, jdejn! spjeeltuin' doorgebracht en pis ik er, Lweeï5 eens. Heenga^ dan zal ik er jullie ■wel ;w1ee£n ;wat yan' vertellen; En dat is' fcekteri 'dat je er altijd véél ongeveinsde 'dankbaarheid ontmoet yoor Het weinigje, Vriendelijkheid, dat je er bewijst! r Er Waé 'reïS feten! koning1, dfë zoo gold faas, zoo goed, dat Hij de bescherming ver diend had yan do fee vajï dat land. De Koning Had, de fee uit een groot g& yaar 'gered, toen Jzij eens in' do gedaante yan teen! nachtegaal door een sperwer Kou' Verslonden 'zijnIdite yogel !was niemand! anders dan; leeg bekend fooVenaal HaajiJ y ij and.; I Die göadë Koning regeerde 'over eter! land, 'lat ricH' pitstrekta yan den Rijn1 langs den' 'Neckar dit gebeurde langen tijd, yóór de regeering van Karei deg Grootten ten hij Had eten Zoon, die even; goed was als zijn, (vader, m'aar zoo zwak, zoo zwak, dat mog kL'eendte dat Hg giet lang zou leven. 1 Dat deted de Koning veel verdriet. Hij liet de' beroemdste geneesheeren ten' de knapste tooVenaars aan zijn" Hof komen1 en oyeif< laadde Hen' ïntet' goud en edelsteen-en'. Dte dokters schreven geneesmiddelen voor ten dë ftoovenaars pelgrimstochten, maar giet^ Haatte. Do Koning weeklaagde M de' Koïiingin "weende. Het kind werd hoe langer, Hpë giagerdeT en bleeker. Hij inocht in de bergen rondloopen',- waar hij bloemen plukte en vlinders najaagde. Al het geld, dat Hij bij zich had, gaf hij aan: de armten. Men hoorde hem heinde en ver Hoesten. Eens op teen dag Vroeg eeg arme, oude' Vrouw, die Zich met moeite voortsleepte!, hem om teen aalmoes. Hij nam toen zijn muts af en gaf die aan de vrouw. „Neem, de muts", zei hij, „ze is van mooi fluweel, met een mooie topaas in het mid den. Voor het geld, dat je er voor krijgt, kan je teen lekker soepje maken en, eeg warmen mantel koopen." Eensklaps Veranderde de pudte vrouw jg teen ïhooien nachtegaal, die op den tak van een Meidoornstruik gezeten, een sierlijke buiging voor den koningszoon maakte. vOmdat gij teven goed zijt als uw vader," zeide deze, „luister goed, naar hetgeen ik! u zeg: eiken keer dat gij vermoeid zijt, moet ga uw muts afnemen en driemaal zeg gen: „Zing, nachtegaal, zing", en dadelijk zal er een bron vloeien, en, van dat water, moet ga drinken." De nachtegaal zong, klapwiekte 'en vloog heon. Den volgenden dag voelde zicK de konings zoon, die een vlinder had nagejaagd zoo zwak, zoo Zwak, dat de woorden van dep nachtegaal hem te luimen schoten. Hij nam' beleefd de muts iaf en riep driemaal: „Zing, pachtegaal, zing Op hetzelfde pogenblik vloeide er een' Vriendelijk beekje door het gTas. De Kot- ningszoon bukte zich, dronk van het bron water en Voelde zich veel minder moe. Den volgenden' dag gebeurde er hetzelfde. Nadat hij zich vermoeid had met bet plukx ken van bloemen, nam hij weer zijn muts jaf ten riep: „Zing, pachtegaal, zingl" Uit do rots kwam een beekje aanstrooi- ïhen, van Welk water hij dronk en waar door hij 'zich Weer geheel verkwikt gevoelde. Dat duurde zoo verscheidene dagen, maar jeindelijk waren er Zooveel boekjes ontstaap! jen had Je koningszoon zooveel water ge dronken, dat hij genezen was, tot grootte .verbazing van de dokters en toovenaaxs van heb land ten tot groote yreugde van zijn puders. Sedert' (liten "tijd fetroomen dë beken, door 'den nachtegaal 'gemaakt, steeds voort ten| geleerde mannen; hebben er namen aan ge geven. Er zijn' tegenwoordig een massa menscHen 'die naar Ereiburg, Karlsruhe, Heidelberg en Stuttgart gaan tem' de genezende hoedanig heden van de bronnen te beproeven. .werd opgegraven. Een Oostersche krijgslist. Darius, Koning van Perzië, had den oor log aan de Scythen verklaard en trok hun land aan het hoofd van zulk een talrijk leger binnen, dat het elk ander volk dan deze beruchte horden met ontzetting - ver vuld zou hebbenin plaats echter van tegen de Perzen op te lukken om hun slag te le veren, trokken de Scythen voor hun vijan den terug en lokten hen aldus diep in hun onvruchtbaar land. De gevolgen van deze krijgslist waren spoedig zichtbaar; want dit verbazende leger smolt weg door ziekte-, vermoeienissen en de ellenden van den hon gersnood. In deze treurige omstandigheden zond de Koning der Scythen afgezanten aan Darius, die hem, uit naam van hun meester, een vogel, een rat, een kikvorsch en vijf pijlen aanboden. De hoogmoedige Perzen verklaarden! diti geschenk in hun voordeel, maar Gobrias een Perzische edelman, nog meer beroemd door zijn diepe wijsheid dan door zijn hooge geboorte, gaf er een geheel1 andëre uitlegging aan. „Vorst" zei hij tot! den monarch, „de Scythen wenschen u tei kennen te geven, dat gij, zoo gij niet weg vliegt gelijk een vogel, u onder den grond, verbergt gelijk een rat, of in het water, springt gelijk een kikvorsch, gij door hun! pijlen doorboord zult worden. Geloof mij,- heer, laten wij een land verlaten, dat ons graf zou kunnen worden; laten wij naar Perzië terugkeer en." Darius volgde dien raad en" Haastte zicH den terugtocht aan te nemen., Een etieS driemanschap. Gessier von Brüneck, landvoogd van de Zwitsersche Kantons Schwyz en Uri, ge* droeg zich al niet minder slecht dan Landen* berg, de landvoogd van Unterwalden. Toen hij op zekeren dag voorbij het huis reed,; dat Werner Stauffacher een welgesteld en, geacht man, te Steinen bezat, vroeg hij de zen, die aan de deur stond hoonend: „Wien behoort dit fraaie huis?" Stauffacher antwoordde even bescheiden als verstandig: „Het behoort mijnheer den keizer en het is uw en mijn leeDgoed. „Mag men toelaten," antwoordde de land {voogd op dreigenden en beleedigenden 'toon, „dat boeren zulke fraaie huizen bewo* ren? Ik regeer de kantons in naam des Keizers en ik wil niet, dat de boeren zonder mijn voorkennis bouwenDe dreigende woorden van den tiran gingen den wakke ren Stauffacher zeer ter harte. Hij zag in dat zulk een stand van zaken het geluk en het bestaan der burgers be dreigde en het ongeluk van zijn land trof hem diep. Hij wendde zich tot zijn vriend Wal til er Fürst in Altdorff en beraadde met dezen middelen om het vaderland te redden Daar trof hij Arnold von MelchthaL Dp7p drie mannen zwoeren -plechtig goed en bloed voor de bevrijding van hun vader land op te offeren; daarna scheidden zij van elkander, ieder keerde naar zijn kanton terug, om daar in het verborgen verdedi gers der vrijheid te werven. In het jaar 1307, Woensdag vóór St- Maarten, kwamen zij opnieuw op den Rütli bijeen, een afgelegen weide aan den voet van het gebergte en aan den oever van het Vier wal dstadter meer; een ieder had tien samengezworenen medegebracht. Zij zwoeren den eed van trouw en be raadslaagden over de maatregelen die men' nemen moest. De eerste dag van het jaar 1308 werd bepaald als het tijdstip, waar op Zwitserland van liet juk der dwingelan* dij zou bevrijd worden. Waiter Scott en de knoop. Toen Walter Scott jong was, ging hij op een hoogere burgerschool te Edinburgh,, waar eens 't volgende gebeurde. „Er zat," zei hij, in mijn klas een jongen, die altijd No. 1 zat en hoe ik ook mijn best deed, ik' kon nooit die plaats krijgen. Hoe ik ook werkte, 't gelukte mij niet; eindelijk merk. te ik dat, als hem een vraag werd gedaan, hij altijd met zijn ringers aan een bepaal den knoop aan zijn jas frommelde. Ik kreeg op eens den inval, die knoop er af te doen en in een onbewaakt oogenblik sneed ik er den knoop met mijn mes af. Ik was erg benieuwd om den uitslag van mijn daad te weten te komen en de proef was maar al te goed gelukt. Toen de onder, wijzer den jongen eenige vragen stelde, zochten zijn vingers naar den knoop, en toen hij dezen niet vond, keek hij er naar, maar hij kon hem evenmin zien ais voelen. Hij was geheel uit het veld geslagen en' antwoordde slecht, en ik kon aan het einde der week zijn plaats innemen. Hij kreeg die, nooit weer terug en vermoedde geloof iki niet, wie de schuldige was. Later had ik er, als ik voorbij hem ging, spijt van, en be sloot het kwaad te herstellen, maar het bleef helaas altijd bij goede voornemens.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1910 | | pagina 14