BRUINTJE.
Pesqui de Noordpoolhond.
FEUILLETON.
r»E SCHATVINDERS.
fD
ook tegelijk weer zoo huiselijk en gezellig 1
Ik mis de kinderen zoo, ziét U 1"
„Nu je moet het wel weten, koningin"
lAraminka," sprak de huisfee; „maar als
je nu terugaat, ben je weer precies dezelfde
oude Minka, die je geweest bent en wordt
weer voor alles gebruikt."
„O, dat kan mij niet schelen," riep de
ex-kcningin verheugd; „maar BoB mist mij
zoo en Lucy en
„Nu goed dan, Minka; zet je kroon maar
af en maak je mantel los en laat al je ko
ninklijke spulletjes hier, dan mag je weer
tiaar huis. Het is waar Robbie verlangt erg,
erg naar je en alle anderen ook."
Nu, Minka liet zich deze uitnoodigïng
niet herhalen en in een ommezien la-s ze
weer in het oude ledikant je, terwijl ze bij
zichzelve dacht: „Het Feeënland is heel
mooi en aardig, zeker; maar ik voor mij
yerkies toch verreweg een huis vol kinderen 1
De zon stond helder aan den blauwen he
mel, toen Molly en Nan dien ochtend naar
school stapten. Toen ze langs de haag, dis
aan de andere zijde langs het weiland liep,
kwamen, meenden ze daar een zacht gehin
nik te hooren en Molly keek haar oudere
fcusje eens vragend aan, terwijl ze met do
pogen als het ware zei:
„Wat zou dat zijn?"
„Er is natuurlijk een paard daar op de
wei", antwoordde Nan en gauw liepen zij
even om en klommen op het hek. En jawel,
daar liadt je het all
„Kijk eens, Nan; daar Eeb je boer Kar-.
mens' Bruintje."
„Dat ondeugende beest! Nu is hij weer
moeder in de wei geloopen. O foei 1 jou
stouterd!" En liefkoozend streek kleine
Molly de brutale inbreekster over den snuit.,
vMs een dolleman rende het dartele, jonge
zeulen toen weer weg.
„O Molly, ik geloof dat ik nog een klontje
bij me heb!" En Nan voelde eens goed
haar zak en bracht waarlijk een lekker
stukje suiker te voorschijn. Nu, Bruintje
(was daar gauw genoeg bij en heerlijk smul
de hij van die traktatie.
Maar daar kwam boer Harmens zelf al
aan; en toen zag onze Bruin een beetje ver
legen. De kinderen merkten 't wel en daar
om zou Molly maar vast een goed woordje
yoor den kleinen spring-in-het-veld doen.
„Hij zal het heusch nooit wéér doen,
baas. Hij zal nooit meer wegloopen; dat
heeft hij mij verteld", sprak rij.:
„Zoo? Nu, dat is goed Bruin 1 Maar o
wee, als je niet je woord houdt, jong; dan
krijg je twintig regels te schrijven, hoor!"
En daarmee pakte baas Harmens zijii
Bruintje mee. De kinderen lachten eens
hartelijk, maar maakten toen dat ze weg
kwamen, anders zouden zij ook nog te laat
op school komen en strafwerk oploopen en
dat zou niets prettig zijn op zoo'n mooi en
dag, hoorDus, vlugDaar renden ze, hand
aan hand! Zoo gauw ze maar konden.,
Hij waé 'één' van de vier. Zijn twee'
broertjes en zijn zusje waren1 geelachtig
wit vaü kleur, maar hij verschilde van
hen. Zijn dikke, ruige huid zag er stoffig
uit, maar over zijn rug liep een lichte
streep, evenals pver zijn kop tot aan het
uiterste puntje van zijn neus, terwijl hij
één donker en één wit oor had.
Van zijn prille jeugd af toonde hij anders
te zijn aangelegd dan de rest en hij was
veel slimmer. Toen hij grooter werd leerde
hij gehoorzamen dingen te halen of te bren
gen en voedsel te bewaken zonder er aan
te raken. Als zijn kleine baasjes hem voor
een poppenwagen spanden en hem den tuin
lieten ïondrijden scheen hij dit even pret
tig te vinden als zij en verzette zich nooit
tegen hetgeen zij met hem uitvoerden'.
Natuurlijk waren de kinderen zeer trotscK
op hem en toen eens een vriend ons kwam
bezoeken, lieten zij Pesqui al zijn, kunstjes
yertoonen óm hem td amuseeren.
Onze vriend, .Villiers geheet en', waS
iémand, 'die yeel pp reis ging, want hij
handelde in bont en daarvoor moest hij
maanden achtereen in het Noorden van Si
berië rondreizen, .zoadat hij altes van idie
streken af wist; ook had hij de eenzamja
witte wildernis van het noordelijkst gedeelte
van Noord-Amerika onderzocht. Hij had dus
Pen 'tweevoudige ondervinding omtrent de
gevaren en [vermoeienissen, aani zulke tochten
verbonden.
„Dat is een' prachtstuk van een1 Kond,"
zei mijnheer Villiers, terwijl hij Pesqui aanj
keek met een "blik, die al zijn goede eigen
schappen in zich opnam.
„Hij is goed uit de kluiten geschoten',
levendig, sterk en- buitengewoon verstan}-
dig en zachtaardig. Het zou geen moeite»
kosten hem voor het reizen met sleden af
te richten. Kijk eens, lioe aardig hij in' dat
tuig voor den poppenwagen loopt 1"
Mijnheer [Villiers 'was stil en dacKt éen»
óogenblik na. Hij liefkoosde Pesqui enkeek
hem in de mooie, trouwe pogen. iEiiidjelijk
'Zei hij:
„Zeg leens, kinderep, wil jelui fcnjj Jé.
hond verkoopian i
„Pesqui verkoopen NooitT' ïïep' Bob1 luitj
die 'gewoonlijk het woo^d yoojr ;d=> jon deren'
yoerd-e.
„Hij groeit stoel op," zei hiijnlieer Vil-»
liers, „en binnen zis hiaandpn tüjds za[U
hij te groot en te luidruchtig zijn in, huis
en in den' tuin, en als je hem' aan den;
ketting legt., zal hij Wegkwijnen.
Maar Bob kon niet overgehaald worden;
om onzen lieveling te verkoopen én mijn-:
heer Villiers ging weg en kwam," pas na.
zeven (maanden terug.
Op dat oogemblik waren w'ij vaif óns bui
tenhuis (naar Londen verhuisd en wij mérk
ten, dat onze groote hond met zijn drukke
bewegingen én levendigheid niet meer paste
in "deze beperkte ruimte.
Toen "dus mijnheer Villiers zijn1 aanbod
om Pesqui to koopen herhaalde, stemde Bob,
die (naar éen kostschool zou gaan', er in
too. Op dienzelfden avond nam onze vriend
den hond met zich mee en wij zagen hem
eerst twee jaar later ter'ug. Bij die ontr
móeting had hij 'ons veel belangwekkends
over onzen vroegeren lieveling te vertellen.
Ten -gevolge van de zachte dressuur in;
'zijn jeugd en omdat hij nooit afgeranseld
was geworden of nooit honger had moeten
lijden om te gehoorzamen, was hij zacht
zinnig van aard en hij deed dus gewillig
en met liefde wat audpre Eskimphonden ;uit
dwang deden.
Hij -leerde spoedig de plichten kennén als
leider van pen troep honden, want hij wist
hoe hij pen commando moest gehoorzamen.
En hij was zoo sterk en zoo dapper, dat,
als een zijner makkers toch waagde hunj
meester ongehoorzaam te zijn, Pesqui hem,
spoedig mores leerde.
[Wanneer het voedsel scKaarsch' was1 éi£
het weer Zeer koud, was de rest van het
span zoo wild als wolven, en mijnheer Vil
liers vertelde ons eens van een geval, waarh
bij Pesqui hem liet leven redde bijna ten'
koste van het zijne.
De tochtgenoot en .van mijnheer Villiers
Waren eens op een middag uitgegaan om
wild of vogels te schieten voor voedsel, daar
de mondvoorraad gering was en or geen,
bevroren visch voor de honden was.
Er was een hut uit sneeuw gebouwd of
liever uitgehold «onder een vooruitstekende)
klip en mijnheer Villiers (die alleen was
achtergebleven) stak een vuur aan, zettie den"
ketel water op en begon met zijn' bijl een
Hoofdstuk I.;
„O, Joan! Neen maar! Dat hoorden wé
daar net, toen we ons achter het scherm
.verstopt hadden: we gaan meer dan zes
weken buiten logeeren,. hier wel honderd
mijlen vandaan,; ergens in een groot
bosoh V'
i „Ik wil er niks van hooren, als jullie het
te weten kwamen door te luisteren!"
„Bal" zei Joanna, verontwaardigd.,
„Wat? Waar hebben jullie het daar
over?" riep Jan, terwijl hij zijn zware tasch
fnet boeken met een bons op de tafel smeet.
„Zes weken naar een bosch? En we gaan
altijd naar Noordwijk in de vacantia De
Kosters zijn er al en Her en ik hebben al
lerlei plannetjes bedacht!"
„Je hadt zélf moeten waarschuwen, dat
je hoorde wat vader zei, als die heb zelf niet
merkte!" ging Joanna door, met een ver
wijtenden blik haar kleinen broer aanziend.
„Wel neen; we mochten vader en moe
der toch niet in de rede vallen, ze zeiden
net tegen elkaar, dat het jou ook vèèl goed
*ou doen, voor je humeur, zie je
„Wacht eens, jou brutale rekel, ik zal je
leerenl" en meteen schudde Joanna den
kleinen ondeugd door elkaar van belang,
ogelijk ging de, deur van de kinderkamer
open en trad er een statige dame binnen,
die met strengen blik op den drempel bleef
staan en tot haar stiefdochtertje zei:
„Joanna, hoe durf je! Onmiddellijk naar
je kamer en blijf daar tot je berouw voelt.,
Je humeur is onuitstaanbaar en ik ben niet
van plan het langer zoo te dulden. Bet
sy, je, moet vanavond de kinderen niet be
neden zenden voor het dessert, en jonge
juffrouw Joanna moet vanavond maar
droog brood hebben voor haar avondeten."
„Mogen we niet een enkel vruchtje heb
ben, moeder?" vToeg Bob gretig. „Ik zag
Anna zulke heerlijke peren op de schotel
tjes doen, en druiven waren er ook!"
„Misschien mogen jullie elk een peer..
Maar ga nu gauw in den tuin, want ik
moet even met Betsy spreken. Jullie gaan
allemaal naar buiten en dus komt er heel
wat kijken met inpakken, dat begrijp ja
.wel."
„Dat wist ik al," zei Nelly dadelijk
ronduit, „Bob en ik hebben U samen hoo
ren praten, toen wij verstoppertje speel
den en dat maakte Joanna juist zoo boos;
en dan vindtf ze het zeker ook nog wel ver
drietig van vader."
Maar mevrouw Faarders hoorde al lang
niet meer; ze was al in gesprek met Betsy,
de kindermeid, die al hun heele leven lang
bij hen was geweest. Nu dat gepraat over
blouses en truien en dergelijke interesseer
de Nelly en Bob in het geheel niet en dus
gingen ze maar zachtjes naar beneden, ge
volgd door hun grooten broer Jan, die
het nu niets aardig vond, dat er zoo'n
plotselinge verandering werd gebracht in
zijn vacantieplannen.
„Laten we eens even naar de peren gaan
kijken," stelde Bob voor. Moeder heeft
gezegd, dat we er elk een moohten hebben
en misschien mogen we ze dan zelf uitkie-.
zen ook. Anna is zoo druk bezig, zie je."
„Jawel, maar moeder zei alleen maar:
Misschien mogen jullie....J' opperde Nelly
yoorzichtig.
„Nou ja maar dan komt het er toch al-I
tijd van, als moeder spreekt van: mis-'
scliien," meende Bob nu weer. Nu, dat was,
ook zoo, cn dus namen de kinderen maar;
vast eens een kijkje in de eetkamer, naar'
de heerlijke uitlokkende vruchten. Toenj
Nelly onderzoekend het schaaltje al om en;
om keerde^ hoorde ze daar ineens een stem'
van af het raam die vroeg: „Wie daar?"
„Wij zijn het vader," antwoordde Nelly;
„moeder zei, dat we ieder een peer moch
ten hebben en nu kwamen we ze ieder zelf
uitkiezen, ziet u."
„O zooJe hadt anders wel kunnen wach
ten, tot ze je gegeven werd, vind ik. Nu;...*,
Waar is Joanna?"
„Moeder heeft haar naar bed gezonden,
ómdat ze ondeugend was," sprak Bob op
ge dempten toon, en hij volgde zijn zusje
naar de rustbank, waar vader op uitge
strekt lag. Vader trok Nelly op zijn knie
en Bob nestelde zich ook dicht daarbij en
luchtte zijn gemoed door te zeggen:
„Ja, ze schudde me vreeselijk hard, ziet
tl, omdat we niet achter het scherm hadden
mogen luisteren, beweerde ze, en toen werd