ZPNDAG5BIAD*
[E.ID5CH DAGBIAD
T
V
No. 1 5
ZUM REDfHNS.
Anno 1910.
Wat een reuzenslang eet.
jk
k
VAM HET
SU
Langdurige werkloosheid, diepe armoede
hadden hem tot den noodlottigen stap ge
bracht. Lang had hij geweigerd aan het
mooi-klinkende voorstel gehoor te geven,
maar ten slotte was hij gezwicht. Dat voor
stel van den slechten kameraad luidde,
om eens een goeden slag te slaan. Het rijk 3
volk weigerde om een armen drommel
werk te geven, had Jaap gezegd, en nu
moest dat volk zelf ma-ar bloeden voor de
manier, waarop het met arme medemenschen
omsprong. En Jaap had goed gepreekt en
de zwakke zij van zijn kameraad getroffen,
want bij het duiveltje der verleiding, dat
jan voorloopigen welstand afschilderde,
stond het duiveltje van de wangunst en
hij vond het ten slotte ook heel goed, dat
men zich eens wreekte op die slechtd
rijkaards.
Maar toen de inbraak gepleegd werd.
werd Jan's geweten wakker en opeens
kwam hem voor den geest wat wel het ge
volg van die wandaad zou kunnen zijn.
Zijn vrees voor de gevangenis en voor
oneer van zijn gezin deed hem het „werk''
slacht uitvoeren en teen daardoor do
misdaad ontdekt werd, kon hij zich niet
redden door de vlucht. Hij was machteloos.
Jan bekende volledig en berouwvol en
schroomde ook niet Jaap te verklappen.
Het was wel niet kameraadschappelijk,
maar do gedachte aan vrouw on kind woog
bij Jan sterker dan de kameraadschap van
een valschen vriend. Zoo gebeurde het, dat
Jan in aanmerking kwam voor veel ver
zachtende omstandigheden en Jaap, die hals
starrig bleef ontkennen, er niet zoo goed
koop afkwam. De eerste kreeg drie maan
den, de ander een jaar gevangenisstraf.
Zwaar gebukt onder zijn leed onderging
de arme Jan zijn correctie en het meest
smartte hem het groote verdriet, dat hij
ever zijn gezin had gebracht.
Als gebroken, verliet hij na den gestel
den tijd het groote, sombere gebouw. Bij
het laatst© bezoek van zijn vrouw had hij
haar verzocht hem niet te komen halen
vanwege de schande en zoo liep hij in treu
rig gepeins over hetgeen er van hem wor
den moest, zijns weegs.
Plotseling trof hulpgeroep zijn oor; hij
keek op en zag hoe een kleirf kereltje, dat
vermoedelijk op de leuning van de brug
geklauterd was, in het water spartelde. Jan
aarzelde geen oogenblik, maar sprong het
ventje na, om het spoedig behouden 0$ het
dioge te brengen en het over te given» aan
de dienstbode, die doodelijk vefëdnrikt het
ongeval, veroorzaakt door hdi-Lr acliteïoós-
heid, had aangezien.
Zender te letten op de dankbetuigingen
van het meisje, snelde hij voort, naar huis.
Deze daad was zeker van invloed op
zijn nieuw leven, want het gelukte Jan
spoedig een goede betrekking te krijgen,
waarin tój door ijverigen, harden arbeid
de gunst van zijn chef wist te winnen.
Maar het Noodlot sliep niet. Jaap, de
"^jude, yalsche kameraad, werd ook ontsla
6 AngT&stws.
gen uit de gevangenis en het eerste wat
hij deed, was zijn wraak koelen over het
verraad, zooals hij het noemde, van Jan.
Reeds drie dagen daarna had Jan's ohef
een anoniemen brief, waarin stond, dat hij
een tuchthuisboef in zijn dienst had. In
lichtingen werden ingewonnen en, hoeveel
sympathie de patroon ook voor Jan ge
voelde, hij was genoodzaakt zijn flinken
arbeider te ontslaan, daar ook het andere
personeel op even geheimzinnige wijze was
ingelicht over het verleden van Jan.
Do slag was vree-s el-ijker nog dan de
eerste, die hem in de gevangenis bracht.
Nu was zijn leven en dat van zijn gezin
voorgoed geknakt en sombere wanhoop
maakte zich van den armen kerel meester.
Het werd weer het oude doen; van den
een liep hij naar den ander, maar overal
stootte hij het hoofd. Bittere armoede
kwam, deed in zijn gezin haar intrede en
stuk voor stuk werden de nette, nieuwe
meubeltjes verkocht.
Toen het zoo ver was gekomen, dat vrouw
en kind door den honger de deur uitge
dreven werden om aan weldadige- menschen
eren stuk brood te vragen, werd het hem
te machtig.
De wanhoop en de honger, die aan zijn
deur klopten, brachten hem opnieuw in
de armen van' do misdaad. Toen hij
's avonds langs de straat dwaalde, zag hij
van een der heerenhuizen aan den Sin
gel de buitendeur openstaan. Opeens werd
de verzoeking hem te machtig; als hij
daar, bij die rijken, eens iets kon nemen,
om den honger van vrouw en kind te stil
len Hïj sloop binnen en zag in de vestibu
le al iets van zijn gading. Aan den kap
stok hing een prachtig gevoerde dames
mantel; die zou hem wel tien gulden op
brengen.
Een greep en het kostbare kleedingstuk
was hem.
Zat het Noodlot hem weer op de hielen?
Toen hij de deur weer uit wilde sluipen,
stond plotseling jeen krachtige mannenge-
stalte voor hem en met den uitroep
„Wat moet jij hier, kerel?" gTeep de heer
des huizes dat was de nieuw aangeko
mene hem bij den arm.
Den armen Jan vielen eensklaps de schel-
lon van de oogen. Nu was hij voorgoed ver
loren en waren vrouw en kind voor altijd
tot den bedelstaf gebracht. Die vreeseliike
waarheid verpletterde hem als 't ware onder
haar gewicht en smeekend viel hij voor den
bewoner op de knieën.
Maar deze was onvermurwbaar en zei,
dat hij geen genade wist voor een kerel,
die zich zfo gedroeg.
Op het rumoer was de vrouw des hui
zes met een der dienstboden toegesneld
en ontzet bleven de "beide vrouwen staan.
„Vrouw, telefoneer onmiddellijk om de
politie," zei de heer des huizes, „en jij, Mi
na, draai heb gaslicht hooger, dat ik den
schurk in de gaten kan houden."
Toen heb licht breed door do vestibule
stroomde, keken de beide vrouwen met
nieuwsgierigheid, maar ook mcb ce.n ge
voel van medelijden, naar den armen kerel,
dio daar op do knieen lag en smeekend
do handen tot zijn bewaker ophief.
„Meneer!... Meneer!../-' riep ope-ms ML
na, heb dienstmeisje, uit, „die man is het»;
die Frits je uit het water gehaald heeft l
Ik herken hem duidelijk!" 1
Groote verbazing bij de vrouw, en ded
heer des huizes. Jan moest zijn verhaal
doen en het duurde niet lang of het tcK*
neel veranderde. In plaats van in de gang
op zijn knieën, zat de inbreker pp eenj
stoel in de huiskamer, waar hij -weer ge
trouw verslag moest doen van al zijn wee.
der varen.
Jan stortte zijn hart geheel uit en' do
woede van den bewoner veranderde in in
nige deelneming. Hij had al gezien, dab er
in dien man' geen dief van beroep schuilde
en nu hem, door de re'dding van zijn ie-enig
kind, het goede hart van den' armen kerel
ten volle was gebleken, was zijn besluit
genomen.
Jan werd aan degelijk werk geholpen1 en
de ergste verdachtmaking, die weer niet
Uitbleef, kon hem niet meer schaden.
Zoo keerde de welvaart in Jan's gezin!
terug en nimmer heeft hij meer aanleL
ding gehad van den goeden weg af tq
wijken.
Omtrent de enorme hoeveelheden voedsel»
die een reuzenslang kan verorberen, heeft da
bekende Karei Hagenbeek in zijn nieuwen
groeten dierentuin in Stellingen, bij Ham
burg, onlangs uitgebreide onderzoekingen in
gesteld, waarover dr. Sokolowsky het vol
gende meedeelt
In de diergaarden ziet men de reuzen
slangen meestal beweegloos in hun hokken
liggen, en sommige van hen nemen gedu
rende een half jaar tot één jaar absoluut
goen voedsel tot zich. Met een konijn of
een kip is de honger voor langen tijd ge
stild. Terwijl men vroeger beweerde, dat
de reuzenslangen alleen zulke dieren naar
binnen werken, die zij vooraf zelf hadden
gedood, wordt door de talrijke onderzoekin
gen van Hagenbeek bewezen, dat de slangen
spoedig aan het opnemen van doode diejrefl
zijn te wennen.
De behoefte aan voedsel niaakt zich' bij
een slang merkbaar door het onrustig heen
en weer kruipen. ^Wordt dan oen vooraf
gedood dier in het hok gelegd, dan stort
de slang zich spoedig met een grootea'
sprong daarop neer, slaat de tanden diep
er in en omwikkelt het geheel met haar
lichaam; gewoonlijk zijn twee windingen
daarvoor voldoende. Het dier wordt steeds
bij <len kop gepakt. Gedurende dit omwik
kelen wordt do keelholte zakvormig ver
wijd, en kan de ongelooflijke wijdte van 1
Meter beroiken. De onderkaak hangt daarbij
naar beneden; de beide takken, die van voren
niet zijn vergroeid, zijn ver van elkander
verwijderd.
Een Bornoo-rcuzenslang (Python relicula-
tus) van 8 Meter lengte verslond een vo-r-
kon van 45 pond in één half uur. Een andere,
evenlange slang verorberde een zwaan van
17 pond en drie dagen later nog een :c-e-
bok, G7 pond wegend, waarvan men te voren
hot gowei had afgezaagd. De slang had
r
M
t 9t«8 6óaoóöoeoööê