STERKE MENSCHEN.
De volkssport in China.
Metalen of bouten ledikanten?
sprong op den grond, liet het paard loopen
eai waggelde als een besclicnkene over den
drempel. Door het rumoer opmerkzaam ge
worden, kwam de jonge arts hem te ge-
moet en ving nog juist bijtijds het kind
op, dat bloedvlekken op haai* jurkje had.
„Het heeft wat ingeslikt", berichtte Toby
Broker en leunde hijgend tegen den wand.
„Maar het m'oct genezen, hoor je?" voegde
hij er dreigeend bij. Het kalme antwoord
van den geneesheer hoorde hij niet meer;
bewusteloos viel hij op den grond.
Toen hij de oogen weer opsloeg, lag hij
met pijnlijke ledematen op zorgvuldig ge
schikte kussens en dekens in een vrien
delijk vteadrek yol 'zonlicht en voor hem
op den rótten vloer speelde de kleine
dVudje miert leen houten paardje.
„God zij dank 1" zei Toby Broker.
s/Toby", zei iemand naast hem en een
Eatod wepd pp zijn gloeiend voorhoofd ge-
„Whar bèta.' ik 'tiocK eigenlijk Vroeg hij
Weit öeta onVaeteta blik op het gchoome ge>-
aaioik dalb zich oVer hem heemboog.
Thuis ben je", 'zei Elsie eenvoudig.
Hty schudde het hoofd.
WWÖ hebben je hierheen gehaaid, zbodrai
0® dokter het wilde toestaan", vervolgde
irij en streek zijn hoofdkussen glad. „En nu
'laibeta we je piet Weer vertrekken. Of kun
ie Franz nierb vergeven1, dat hij je bijna
upodgeschoten heeft r'
„Hij had mie gerust nog een pia'ar maal
Wogen tref hen, opdat ik dit zou' kunnen,"
Jftnsékerde Toby. „Maar blijven kan ik niet.
Kta heeliemaal niet. Op een goeden dag zou
W jullie toch gpijten lem, daarop wil ik utet
Waohten."
„Daarop zJon Je vóór altijd moeten wach-
tön", aea Elisie miert een glimlach vol Ver-
foouWeta-
Zwaar ademhalend schudde Hij Het hoofd.
„Ge zijt naders een bijzonder verstandig
jöfedsjei, m&ar dat begrijp ge niet."
„Toch wel; juist ik begrijp het."
Elsie bloosde plotseling over haar garis che
gelaat. Zij legde de handen zacht om zijn
hoofd, boog zich naar hem toe en fluisterde
'tem toe: ,,Ik bemin je."
„Geloof je 't nu?" vroeg zij bedaard en
glimlachend mtób bevende lippen.
Hij liet haar lang op antwoord wachten.
Maar eindelijk zied hij: „Ik geloof alles,
wat je wilt, Elsie; allies, wat je wilt."
Milo von Cretona, die in de achtste eeuw
vóór Christus leefde, was zóó sterk, dat hij
eens te Olympia, in Griekenland, waar,
aooals men weet, de beroemde volksspelen
werden gehouden, een woedenden stier op
rijn schouders nam en wegdroeg.
Dezelfde Milo bevond zich op zekeren dag
met verscheidene andere personen in een
huis, dat blijkens een plotseling en hevig ge
kraak op het punt stond in te storten. Mi'lo
echter ving de zoldering, die reeds naar be
neden kwam, met de handen op en hield die
zóó lang tegen, totdat al zijn vrienden het
huis hadden verlaten. Een wagen, met vier
paarden bespannen, kon hij achteruit trek
ken, niettegenstaande men de paarden
door zweepslagen tot loopen aanzette.
Bij cle belegering van Damascus, in Syrië,
in het jaar 1148A sprong de Duitsobe keizer
Koenraad III met enkelen, die hem volg
den, in een doorwaadbare rivier en liep,
zwaar geharnast, met het zwaard in de
vuist, zoo onstuimig op de Saraoenen, die
den tegenoverjiggenden oever bezet hielden,
toe, dat zij verschrikt de vlucht namen. De
slag, dien hij bij deze gelegenheid een ge-
harnasten ruiter toebracht, was zóó gewel
dig, dat hij hem niet alleen het hoofd, maar
[tevens den linkerschouder en den linkerarm
afhieuw.
Sigismund, een Poolsck koning, kon met
rijn vingers een hoefijzer aan stukken bre
ken en een geheel spel op elkaar liggende
kaarten doorscheuren.
Johan, graaf von Ziegenhain, in Hessen,
jdie in 1453 overleed, zette eens te Franken
berg een wagen, zwaar beladen met vaten
wijn en die hem in den weg stond, eenvou
dig op zij- Op verzoek yan zijn moeder zette
Een grappig tafereel, dat iets calrn&Va!-
achtigs heeft, is in de straten van Los
Angelos, in Californië, te aanschouwen in
den tijd van den oogst der oranje-appelen.
Dan wordt daar een heele „parade van le
vende joranje-appelen" gehouden. Tal van
Im'annen, toegerust met Reusachtige, uit pal-
pier vervaardigde sinaasappelen, wandelen'
dan door de straten. Dit moet een beeld geven
van den overvloed van den oogst der heer
lijke vrucht in Californië.
hij daarop den wagen weer op zijn plaats
terug.
De aartshertog Ferdinand van Oosten
rijk kon een wagen, met zes paarden be
spannen, aan een wied tegenhouden. Ook
kon hij twee op elkaar liggende daalders
met de vingers in stukken breken.
Zekere Galeott© Bardase van Oatania,
op Sicilië, was zóó sterk, dat hij een zwaar
beladen ezel kon opheffen en een paard in
zijn sneüflten loop tegen houden.
Dionysus Kleist kon zonder moeite een
aantal kersepitten in zijn hand verpletteren.
Eens verzocht hij een edelman, bij wien hij
op bezoek was, uit scherts een kroes bier.
„Ga 't maar uit den kelder halenwas het
antwoord. Kleist ging naar beneden, vatte
met edke hand een vat bier in het spongat,
nam onder iederen arm een kleiner vat en
bracht op deze wijze met het grootBte ge-«
mak vier vaten bier naar zijn gastheer.
Lodewijk Bouffleurs, die in de eerste
helft der zestiende eeuw leefde, kreeg om
zijn lichaamskracht den bijnaam van „de
sterke". Hij kon den sterksten stier böj den
staart voorttrekken. Een zwaar paard nam
hij op zijn schouders en droeg het weg.
Barsabas, die in het begin der achttiende
eeuw leefde en als majoor bij een cavalerie
regiment diende, bezat zooveel spier
kracht, dat hij, wanneer hij te paard zat en
zijn knieën samendrukte, de beenderen van
het paard indrukte.
Yan dezen Barsabas wordt nog het vol
gende verhaald. Op zekeren dag bevond hij
zich in een smederij en maakte van de af
wezigheid van den smid gebruik om het
zware aambeeld op te nemen en onder zdjn
mantel te verbergen. Toen de smid weer
binnenkwam en zich aan zijn arbeid wilde
besreven, miste hij tot zijn verbazing hetf'
aambeeld, dat eenige honderden ponden
zwaar was. Glimlachend bracht Barsabas
het toen te voorschijn en zette het weer
op zijn plaats, met het gemak, waarmede
men een kopje verplaatst.
Hendrik van Kotswitz was zoo sterk, dat
hij met zijn rechterhand een grooten molen
steen tot boven zijn hoofd kon opheffen.
Leonardo da Vinei, die niet alleen een be
roemd schilder, maar ook een geoefend rui
ter, schermer en danser was, had zoo bui
tengewoon veel spierkracht, dat hij met
één hand een klok, waaraan gewoonlijk vijf
of zes mannen moesten trekken, zonder veel
inspanning in beweging kon brengen.
Daniël Kennan, een Hongaar, nam een
stuk lood, dat verscheidene mannen samen
niet van zijn plaats konden bewegen, op zijn
schouders en droeg het weg. Meer dan eens
rukte hij zwaar beladen vruchtboomen uit
den grond.
Nog sterker was William Joy, een En-
gelschman, die in Den Haag zijn buitenge
wone krachttoeren vertoonde. O.a. hief hij
daar een stuk lood yan 2014 pond van den
grond op. EenB bond men hem een touw
om het lijf en spande een paard aan het
andere eind; het paard kon hem echter niet
van zijn plaats krijgen; zestien sterken
mannen, die hetzelfde probeerden, gelukte
het evenmin.
Een steen van 2340 pond lichtte hij van
den grond op, terwijl hij eens een paard,
dat in een kuil was gevallen, geheel alleen
daaruit te voorschijn haalde.
Ook zijn er enkele voorbeelden van bui
tengewoon sterke vrouwen. Zoo kon de
laatste gemalin van Karei IV hoefijzers als
korstjes brood doorbreken en spijkers met
de vuist in den muur slaan.
Wel heeft de Chinees vaak veel belang
stelling voor krachtsport, maar heel zelden
doet hij er zelf ook aan. Hij is er te ge
makzuchtig voor uitgevallen. Als twee lui
bijv. aan 't kloppen zijn, staan er dadelijk
een heele massa naar te kijken en
wedden onder elkaar op den afloop, waarbij
het besluit gewoonlijk is, dat de overwonne
ne nog eens dik over afgeranseld wordt door
de lui, die op hem hadden gezet. De cir
cussen worden eerst vol tegen dat de
worstelpartijen beginnen. Daar wedt het
publiek ook weer zwaar. Zoo streek op
een avond een langstaart 3000 taels (circa
f 4500) op aan winst van drie anderen.,
Het wedden zit hun in 't bloed als een
Münohener het bierdrinken. Vooral de
Chineesche dames zijn er aan verslaafcL
Zij zijn ook steeds in aanzienlijk getal
aanwezig, als er geworsteld wordt, wat
heel wat wil zeggen. 7/ant een Ohineesohe
vrouw mag eigenlijk niet in een theater
komen, dat verbiedt haar godsdienst, doah
waar het wedden betreft wordt alles opzij
gezet.
Doch de Chinees houdt werkelijk ook
van eenige volkssport. De eenvoudigste
bestaat hierin, dat twee mannen tegeojr
over elkaar gaan staan, zóó, dat de buiten
kanten hunner rechtervoeten elkaar raken,
de linkervoet wordt wat naar achteren
geplaatst. De linkerhand wordt achter op
het kruis gelegd, de rechter aan de tegen
partij gereikt, zoodat de beide handen
ongeveer op schouderhoogte elkaar vast
hebben. De duim wordt gelegd tussohen
duim en wijsvinger van den tegenstander,
de rest der hand omvat stevig de muis van
den duim en nu tracht men de hand van
de tegenpartij achteruit te duwen. Het
bovenlichaam wordt daarbij zoo ver achter
overgebogen, dat de arm in den elleboog
haaks gebogen is.
Een andere oefening bestaat hierin, dat
de tegenstanders op den grond gaan zitten
met uitgestrekte voeten, zoodat de zolen
twee aan twee tegen elkaar komen. Over
«de toppen der teeuen wordt een stok
vastgemaakt ©n nu probeert men zijn tegen
stander er over te trekken.
Ook touwtrekken wordt in China haast
overal beoefend, maar niet in clubs, heele
•dorpen bekampen elkaar Het „touw" is
'een stroovlechtwerk van dikwijls 1 M.
dikte, met stroppen er aan, waarin zich
mannen, vrouwen en zelfs kinderen span
nen. Elk jaajr te® gelegenhdid van het
Drakenfeest (in den herfst) worden deze
'.wedstrijden gehouden.
De heele Chineesche levenswijze sluit
elke systematische beoefening van lichaams
oefening uit. De Chinees is (als hij 't heeft)
een veelvraat eerste klasse't is haast
ongelooflijk wat ze bij een maaltijd weten
weg te werken. Daarbij het overmatige
theegfenot, dub eien overmatige opneming
van vloeistofalles draagt er toe bij om het
lichaam op te blazen en de spieren te
verslappen.
Geen regel zonder uitzonderingen,
de verrichtingen van sommige koelies
verwekken verbazing. Zoo'n draagkoelie
bijv. laat zich een last van 4 Cx 'n. cente
naars (112 K.G.) opleggen en draagt hem
van het sohip naar de magazijnen, op
zijn minst 150 pas. En daarbij is 't manneke
middelmatig groot en zoo mager als een
skelet..
Een buitengewoon uithoudingsvermogen
bezitten de rickshaw-koelies, die de huur
rijtuigen vervangen, paard en koetsier
te gelijk. Voor zoo'n éénpersoonswagentje
loopt hij zonder te rusten circa twee uren,
met een man van middelmatig gewicht
als vrachtje.
Een buitengewone vogel.
Een buitengewone vogel mag zeker ge
noemd de „baya", een vogeltje ter grootte
Van een musch, met geelbruine voeren. Mon
ziet h'em in Azië en voornamelijk in Hin-
dostan, waar zijn zachte, trouwe en gedweeë
aard alle Hindoes heeft gemaakt tot zijn
(vrienden, en het niet veel moeite kost, het
mak te maken en te dresseeren.
Wanneer de vogel in vrijheid is, woont hij
in de toppen van de boomen. Zijn nest is
gebouwd van grassprieten, welke hij tot een
zeer vast weefsel vlecht, en heeft den
vorm van een kleine flesch. Hij hangt het
aan een tak op, waaraan hij het stevig be
vestigt met een koord van dezelfde materie
Iols die van het neet, en hij laat er slechts
een kleine opening in, behen digi ijk in den
bodem aangebracht. Het nest is meestal uit
twee of drie hokjes gevormd. Naar de volks-
jneening neemt de „baya", om 's nachts
zijn woning te verlichten, glimwormen, die
hij in de leem van het nest vasthecht, op
dat de diertjes niet zouden kunnen vluch
ten. Doch waarschijnlijk is, dat Lij slechte
jacht maakt op deze diertjes voor spijs.
Ale hij zich heeft laten vangen en mak
piaken, leert hij gemakkelijk alles, wat men
rich de moeite wil geven hem voor te doen.
Een ooggetuige van door den „baya" uit
gehaalde kunstjes verhaalt van een dier,
kleine gevederde artiesten:
„Op een hem gegeven teeken gaat de
t^baya" een stukje papier, een lint of wat
andere halen. Werpt men in zdjn bijzijn
een ring in een put, dan vliegt hij dien
na als een pijl van den boog, grijpt den
ring nog voordat hij het water bereikt en
apporteert het voorwerp vervolgens aan
pjn meester. Om hem naar een vreemd huis
een boodschap te laten brengen of een ant
woord te laten halen, is het voldoende hem
yen paar malen net huis te toonen.'3
Die verhalen over den wondervogel schij
nen op het eerste gezicht fabelachtig
maar de echtheid der vermelde feiten is m
Bengalen bekend. Zij werden meegedeeld
aan het „Genootschap van Calcutta" door
'Athar-Ali-Khan, een zeer ontwikkeld Mu
zelman, die op nog tal van andere bewij
zen van het bewonderenswaardige instinct
van bet kleine diertje .wees.,
t
Het valt niet te ontkennen, dat de kopert'
ledikanten een levendige concurrentie aan
de houten 'doen, en liet is daarom niet on
belangrijk het vóór en tegen er van eens
te overwegen.
Het vaderland 'der ledikanten of slaap
steden moet Egypte zijn; van daar kwamen
zij naar Griekenland. De Romieinen leer
den ze kennen van de Grieken en door de
eersben werden zij ten tijde van Karei dsn'
Groote in de Germjaansche landen ingevoerd,
natuurlijk eerst bij de hoogere standen, de
kleine man moest zich nog eeuwenlang be
helpen volgens het seizoen met den vloer,
op Vellen, Ideeden, moe, droge bladen en
stroo.
Ook thans zelfs is het bed niet alleen
bij de tropische volken, maar zelfs bij de
bevolking van koudere streken niet alge
meen in gebruik.
De Chinees en Japanner evenals de Ja
vaan en Zuidzee- Ei lander slaapt heden nog
op een mat, die eenvoudig op deu grond
wordt gespreid; de Eskimo en vele Azia
tische stammen van Rusland slapen in
zakken.
Eerst in de 14de eeuw werd hot bed
in de Europoesclie landen algemeen, ook bij'
de lagere volksklassen, hoewel de vorm der
slaapstede veel Verschilde van de heden-,
daagsche.
Oorspronkelijk verstond men daaronder de
bedstede, die ee>n ontzaglijke menigte veerm
bedden bevatte. Deze maakten den trots der
jonge bruid uit.
Hieraan is het zeker toe te schrijven, dat
de boeren 's zomers liever onder dikke vee-
ren bedden slapen, dan zioh bij warm weer
met zooveel aangenamer en lichter dek to
vergenoegen.
Nergens is dit veerenbedden-systeem zoo
verspreid als in Duiteohland, zooals rei
zigers zioh wel zullen herinneren uit de
hotelbedden, waar men winter en zomer
puffen kan onder zware zakken, met dons
gevuld.
In Engeland heersoht algemeen het meta
len ledikant met dekens en zonder veereu-
bed en dezo gewoonte schijnt zich ook bij
ons in te burgeren. Men vindt ten minste
in vele deftig ingerichte slaapkamers het
koperen ledikant.
Als voordeelen hiervan worden aange
voerd het sierlijke nitzien, de grootere zin
delijkheid, het gemakkelijke liggen en ten
gevolge van het handiger luchten de hy
giënische voordeelen.
Daartegen kan men aanvoeren', dat de
eenige, sierlijke metalen ledikanten, name
lijk die van koper, zeer duur zijn, en ver
der dat door houten ledikanten in den-
zelf d«en stijl als de kamermeubelen veel
meer een harmonisch geheel wordt verkre
gen, hetgeen oneindig mooier staat. Ver
der dat, onder het oogpunt van zindelijk
heid, het modern, houten ledikant volstrekt
niet onzindelijker is, en ten derde, dat de
Zoogenaamde hygiënische nadoelen van het
houten bed gemakkelijk uit den weg ge
ruimd kunnen worden, door 's zomers lich
tere beddenspreien etn zomer dekens te ge
bruiken en voor flink lucht te zorgen, het
geen een noodzakelijk vereischte is bij alle
mogelijke soorten van slaapplaatsen.
Oorlogshonden in de oudheid.
Het gebruik van oorlogshonden gaat tot
ver in de oudheid terug. In een opstel
in een Italiaansch tijdschrift wees kapitein
Massa er op, dat reeds de Romeinsche ma-
nipulae en ook de Grieksche legers oorlogg
en speurhonden meevoerden, die zoowel in
den strijd als voor bodediensten gebruikt
werden. De Spartanen lieten aan hun krij
gers een troep honden voorafgaan, die door
toornig geblaf de aanwezigheid van den
vijand verried.
Servius Tullius liet den Romeinschen troe
pen, die den nachtdienst verrichtten, groote
honden meegeven. Bekend is het hoe de
waakzaamheid der honden eens Korinthe
redde; de slechts uit weinige mannen be
staande vooruitgeschoven post voor de stad
hid 6Q Aziatische! henden, bij zich, die da
krijgers bij den nachtdienst ondersteunden.
In bergachtige streken heeft Filips van Ma»j
cedonië in zijn oorlogshonden de trouwst^
en kostbaarste bondgenooten gevonden. Bij;
de roof-oorlogen der Kelten, Cimbren en Tem,
tonen gingen aan het leger dikwijls dui-j
zenden herdershonden vooruit, die er op;
afgericht waren ieder aan te vallen, dioi
hun in den weg kwam. Toen Attilla de]
Alpen overschreed aan de spits van 700,000i
barbaren, droeg hij steeds den naohtelijken
bewakingsdienst op aan bijzonder afgericht#
wilde bloedhonden. Ook Karei V voerde op
zijn krijgstocht tegenvRome een geheel legar
van oorlogshonden met zich mee.
De student in de 25ste eeuw»
Studeeren oftewel „hengsten" en „inpom
pen" is niet meer noodig, want er is eefl
nieuwe eigenschap van het radium ontdekt,
waardoor het, op de juiste wijze toegepast^
al de benoodigde kennis voor het examecqf
onmiddellijk uitstraalt.
As hij zich 's nachts uit de kroeg huis
waarts begeeft, stelt hij zich niet tevreden
met het ingooien van eonige lantaarns,
maar verschaft zich toegang tot de eleo
trischo centrale en draait het licht in d#
heele stad uit.
Heeft hij zijn huissleutel vergeten, dan,
bereikt hij zijn „kast" met beliulp van zijn
vliegmachine, die hem door het open ven
ster binnenloodst. JWizij hij zich in geldver
legenheid bevindt en de vliegmachine in
den lommerd staat.
Als geen van zijn geldschietende oomtf
meer leeft, roept hij ze langs spiritistir
schen weg op.
Alle studenten leeren timmeren, metsa-
len, smeden of een ander vak, waarmede
over 't algemeen meer te verdienen is dan
met een dokters- of meesters graad. De ver
houding van gestudeerden tot handarbeid
ders staat als 101.
Gemalen versche beenderen»
Deze vormen een uitmuntend voeder voof
jonge leggende hoenders. Zij worden nog.
veel te weinig gegeven. Het hoen is van-
nature een alles etend dier. Daarom zoekt'
het in vrijen staat ijverig naar insecten,
weekdieren en wormen. Dikwijls zagen wij
hoenders zich gezamenlijk te goed doen aan
een kikvorech, waarbij ze volstrekt geen,
medelijden toonden met dit tweeslachtig dier*
waaruit zij geheele stukken pikten, vooo>
dat het nog den laatste^ adem had uitge
blazen.
Groeiende hoenders en legkippen behoeven
meer eiwit in haar voeder dan andere hoen
ders iedereen begrijpt wel waarom: vleescE
en eieren bevatten veel eiwit en voor den
opbouw daarvan ie dus eiwit in het voe
der noodig.
De hoenders in den natuurstaat voorzien
in haar behoefte aan eiwit in hoofdzaak!
door dierlijk voeder. Proeven in Amerika;
hebben dan ook geleerd, datt dierlijk eiwit
bij tamme hoenders meer effect heeft dan
plantaardig eiwit. Dit zij allen hoenderhou
ders een vingerwij zing. Men geve den hoen
ders, welke steeds opgesloten zijn of een
beperkten uitloop hebben, het geheele jaar,
door dierlijk voeder, hetzij vloeschvoederp
meel, melkoiwit of gemalen beenderen- In)
den winter moerben alle hoenders dit onfc
vangen, omdat rij dan weinig „gedierte
kunnen vinden.
Gemalen versche beenderen zijn tegenwoor
dig gemakkelijk to bekomen en tegen niet
te hoogen prijs. Men betrekke ze echter
immer van een firma, die de beenderen steeds
yersoh maalt, dus niet „als er een lucht ja
aan is", en die ze ook niet anders data
yerscli aflevert-
Behalve veel eiwit, bevatten gemalen been
deren ook veel vet en zouten, vooral kalk-
zouten, van beteekenis bij den groei van het
geraamte, voor de vorming van eiersoha-
len en gedurende den rui.
Het dierlijk vet staat den hoenders nooit
tegen, terwijl zij van betrekkelijk groote
hoeveelheden plantaardig vet spoedig ge
noeg krijgen, althans in den zomer.
Als men nagaat, dat men voor een zekere
klein# hoeveelheid gemalep. yersobe beemd#-