Tweede Kamer, Burgerlijke Stand. niet in. te zien, stelde mr. Van Doorn gan motie .yoor. ALs een storm in een glas water liep. het af. „H a n d e 1 s b 1 a d" De eer van den dag was geheel voor den interpellant. Beter had de kwestie van de Rorromaeus-Encyclick niet kunnen worden aangepakt dan op de bondige sobere en toch warme wijze, waarop de heer Van Doorn het heeft gedaan. Het was in één woord voortreffelijk. En op deze vTagen (van den heer Van Doorn) antwoordde Minister Van «winde r e n... slechts één volzin: dat aan de Regeering geen kennis was gegeven van de encycliek en dat die dus een zuiver inwendige aangelegenheid van de Katholie ke Kerk betrof, waarover zij (de Regee- ring) geen meening had tc uiten. Wij hebben zelden in de Kamer zulk een uitbarsting van hoonende verontwaardiging bijgewoond als op deze waarlijk al te scha mel© woorden volgde. De rechterzijde, die zich trouwens tijdens de gansche behande ling van de interpellatie heel stil hield en zich niet heel lekker scheen te voelen, ver roerde geen vin. Maar uit de gansche lin kerzijde, uit al haar groepen, steeg een ge grom van ironische ergernis op, waartus- schen uitroepen van spot en van veront waardiging. En, wat zelden gebeurt, ook de publieke tribune wist zich niet te bedwin gen en barstte los. Waarop natuurlijk een vermaning van den Voorzitter volgde. Onmiddellijk gaf de heer Van Doorn uiting aan do algemeen© stemming links door te vragen: Is dat nu het antwoord van onze Regeering in een kwestie, waarbij heel Europa weerklinkt van protesten? Luide bravo's links deden hooren hoe juist bet gevoelen aan die zijde door deze woorden wag vertolkt. Maar niet alleen het gevoelen van die Kamerleden. Want ook nu weer barstte de publieke tribune los en ondersteunde de uitingen uit de Kamer. Opnieuw kreeg zij, en ditmaal zeer na drukkelijk, een waarschuwing van den Voor zitter. De heer Van Doorn merkte op, dat deze uitbarsting dan toch zeker de Neder- landsche geest was, die getuigde. Een in correctheid, waarvoor hij later zijn veront schuldigingen aanbood: de tribunes behoo- ren geen geluid te geven en een Kamerlid mag daarop zeker niet reageeren. Maar ge lijk had hij overigens, Want uit het feit, dat tot tweemaal toe zulk een sterke uitbarsting van de publieke tribune losbrak, nadat bij voorbeeld bij de Kuyperdebatten of zelfs in de woelige stakingsdagen hoogstens eens een eenzaam handklapje viel te corrigee- ren, blijkt wel, dat de Borromaeus-ency- cliek bij zeer velen groote ergenis heeft ge- wekt- Veel woorden besteedde de interpellant aan 's Ministers antwoord natuurlijk niet meer. Geërgerd over het formalisme van dat antwoord riep hij uit: „Als de Minis ter niets weet van deze encycliek, laat ons dan elk twee dubbeltjes neerleggen, opdat hij in het vervolg zich op een krant kunne abonneeren 1" Overigens vroeg hij alleen nog maar hoe de Minister nu den Pauselij ken zaakgelastigde zou ontmoeten; zeker alsof er geen cncyoliek was geschreven? Neen (den heer Van Doorn) ontbrak nu echter, na dit antwoord, den lust om met deze Regeering nog verder over de zaak van gedachten te wisselen en hij liet het oordeel over de houding der Regeering ovei aan het Nederlandsche volk. Nieuwe bravo's van links. Ditmaal wist de tribune zich te bedwingen. De Ministers zaten stil. Zelfs den heer Heemskerk was het lachen even vergaan. Drie dominees en een priester kreeg men, na deze krachtige inleiding, te hooren. De priester was verreweg de beste. De heer Nol ens kwam kórt en kalm nuchterder dan ooit, to kennen geven, dat hij en de zijnen deze zaak hier niet op lutar plaats achtten en dat er, na het pauselijke ant woord op het Duitsche vertoog, geen twij fel meer kon wezen of de gewraakte woor den doelden alleen op de mannen van Bor- romaeus' omgeving, en zeker niet op per sonen in Nederland. Overigens stelden de Katholieken zich op liet standpunt, dat onze tegenwoordige Staat berust op de Grond wet van 1815. Den daarbij geschapen toe stand willen zij niet in gevaar brengen en zij zouden zich daarom thans ook onthou den van debat. De historie van ons volk van vóór 1815 wordt door de Katholieken dus maar onge lezen gelaten 1 Niet kwaad was ook de rede van ds. D e Visser. Deze spreker betoogde, dat door de opheffing, in 1871, van het gezantschap bij den Paus (het kloDk wat vreemd, een protestantscben predikant tot tweemaal toe te hooren gewagen van „Zijne Heiligheid" den Paus) de gelegenheid om Staatszaken met den Paus te behandelen, door ons is geschrapt. Er was nu nog wel een pauselij ke zaakgelastigde bij ons Hof geaccredi teerd, maar dat was zoo meende deze spre ker, slechts een kwestie van een zekere volkenrechtelijk „blanco hoffelijkheid." schijnt dit een merkwaardige vondst. Maar ten slotte kwam bij dezen spreker de coalitic-aap uit de mouw. Nadat hij gezegd had, dat hij de zaak hier niet thuis achtte, bleek hij toch wel te gevoelen, dat hij er niet over kon zwijgen. En hij pro testeerde dan ook en verklaarde, tamelijk pathetisch, dat hij een gevoel had gehad, bij het lezen van de encycliek, als iemand, die zijn overleden vader of moeder hoort beschimpenDoch dit moest men toch nooit vergeten: dat Roomschen en Onroomschen rechts het eens waren in de afleiding der Staatsmacht uit een hooger gezag. En zoo lang dat maar zóó bleef, zouden zij blijven samengaan. Dit politieke slot werd met een verdiend ironisch gelach van links begroet. En een dergelijken klank kreeg men te hooren uit den mond van 3s. Anker man (in 't onbandig-overbodige) en uit dien van ds. Vander VoortvanZijp (in het sinister-bekrompene). Deze duister- fanatieko figuur in den uitersten anti-revo- lutionnairen hoek toóndo zijn ontwikke lingswijdte door de manier van de Renais sance op één lijn te stellen met „libertij nen" en „wederdoopers" (wat weet zoo'n jinan ook van een Michel Angelo en derge lijke „libertijnen"?). En hij toonde zijn christelijke liefde door een snauw aan het adres van dc Ned.-Hervormde Kerk, die ;,de hand maar eens in eigen boezem moest steken". Wij geloovcrn, dat velen in den lando niet zullen nalaten, met den interpellant op te merken, dat onze Regeering niet gedaan heeft wat de Roomsche Koning in Sak sen wèl beeft gedaan: Protest aantcckonzn tegen het hoonen van haar protestantschó onderdanen. En dat had onze Regeering, zoo niet formeel en diplomatiek, dan toch heden in 't Parlement kunnen doen. „De Maasbode": Toen de interpellatie aanving, was do pu blieke tribune vol geladende geïtesïr veerde was niet zoo vol als bij de Knyper-zaak en in de loges zaten slechts enkele person-?n, onder wie het oud-Kamerlid Plate. Achter de Regeeringstafcl hadden acht ministers! plaats genomen; alleen de heer Cool ont brak wegens ongesteldheid. De opkomst d'ïr Kamerleden, zoowel van links als van rechts, was zeer talrijk, zoodat dus de meeste ban ken gevuld waren. Aldus do mise-en-scène. In deze encadreëring begon dè he»r Van Doorn zijn interpellatie. De redevoeringen nu, die de lieer Van Doorn in dit debat gehouden heeft, zijn van zekere verward heid niet vrij te pleiten. Gebleken is bijv. niet, of hij den Paus erkent als 60uverein, ja dan neen Toch had het waarde, dat in verband met deze interpellatie bleek 's hoeren Van Doorns eigen meaning te d-ezön opzichte. Hij bepaalde er zich echter toe, te beweren, dat uit het feit, dat hier te lando een gevolmachtigde van denH. Stoel resideert volgt de erkenning van. dan Paus als souvereine macht. Dit is een in 'tpog springende onjuist heid. Immers kan het ontvangen van den pauselijken gevolmachtigde evengoed zijn een daad van blanco beleefdheid, gelijk later de heer De Visser zich uitdrukte. Althans behoeft er geen er lei causaal verband tus- schen het toelaten van den pauselijken zaak gelastigde te zijn en de erkenning van den Paus door onze Regeering als souvereine macht. En in do opvatting van de opeen volgende liberale regesringen sedert 1872 is die causaliteit ook nooit erkend. Had dus de heer Van Doorn do nood zakelijkheid willen bepleiten van de Ne derlandsche Regeering, om ter zake zich tot het Vaticaan te wenden, dan had hij dienen aan te toonen, dat, ook volgens li berale opvattingen, de Paus is blijven be schouwd worden als 60uverein- Dit deed hij echter niet en dit kon hij ook niet. Maar hij voelde heel goed, dat dit de exceptie zou zijn, waarop do Regeering zich Een dure tocht. Nadat gistermiddag de heoren Van der oort van Zijp en Nolens, welke Saatste verklaarde dat de Katholieken zich £Van debat zouden onthouden, hadden ge sproken naar aanleiding van de inter- •p e 11 a t i e-V an Doorn aangaande de (jongste Pauselijke encycliek, deed 'de Minister van Buitenland- eche Zaken nader uitkomen met een beroep op den historischen gang der di plomatieke aanraking met het Vaticaan, dat zijn eerste verklaring geen uitvlucht wa6. Ook sedert wij geen gezant meer had den bij den Paus, waren wel encyclieken ter kennis der Regeering gebracht-, doch met deze encycliek was dat niet het gevaL De heer Troelstra oordeelde de en cycliek merkwaardig, als een bewijs, hoe in 't Vaticaan wordt geoordeeld over de cul tuurbewegingen van vroegeren tijd zoowel als die van den tegenwoordigen tijd, in welk laatste verband hij wees op de beoordeeling der socialisten van katholieke zijde. Spre ker, het debat nagaande, trok o.a. deze ^onclusie, dat deze Christelijke Regeering van een Protestantsche natie zich niet eens geroepen gevoelde uiting te geven aan haar protestantsche gevoelens. Do hoer Van Doom bleef onvoldaan en zijn vertrouwen in de Regeering is ook na het nadere antwoord van den Minister niet vermeerderd. Het voorstellen eener motie achtte spreker niet noodig, omd'.t z. i. verschillende stemmen zich voldoende tegen den inhoud der encycliek hadden ge uit. Ten slotte vroeg spreker verschooning. dat hij, toen er bij den aanvang der inter pellatie op de tribune geapplaudisseerd werd, hierop eenigszinfl is ingegaan, hetgeen bij, bij nader inzien, van de zijde van een volksvertegenwoordiger minder gewensoht acht. De interpellatie was hierop gesloten en de Kamer ia tot nadere bijéenroepinfj ge scheiden. Zooale te bogrijpen is, wijden de ooktend- bladen in bun Kamer-overzichten uitvoerige besprekingen aan do behandeling van do in terpellatie betreffende de encycliek in de Kamer. Het volgende is er aan ontleend.: „D e Nieuwe Courant": Ónze slotsom leggen wij neer in oen betui ging van erkentelijkheid jegens den afge vaardigde voor Gouda. Hij heeft op vol maakt gepaste, aan alle onnoodige krenking gespeende, van oprecht nationaal en pro- testantsck gevoel getuigende wijze, neen waarlijk in grooten stijl, de verontwaardi ging doen weerklinken, in ons Land door een voor eiken ni et-katholiek onduldbare aan matiging van het hoofd der Roomscho Kerk gowekt. Het geeft tooh niete, zoo ia ge zegd, en het is alles maar politiek. Wee de partij, hoe klein ook, die zich door de eerste overweging het zwijgen laat opleg gen 1 En wat de politiek betreft, wat wordt er van haar, indien zij bet verband en dc aanraking met nationale tradities zou moe ten prijsgeven en niet zioh to weer mogen stellen tegen het gevaar, dat deze bedreigt? AVant op de vraag, die heden in 't debat ge steld en door den steller verkeerd beant woord werd: hoe het komt, dat do Borro- maeus-encycliek in Duitechland ontroering en opschudding heeft teweeggebracht, doch Engeland en .Scandinavië onbewogen heeft gelaten? is dit het antwoord: In het Duit- scho Rijk gevoelt men achter de Encycliek het gevaar van Rome's wassende macht, in Ide andere landen schijnt dit voorshands on- bcteekonend. Met welke van dezo zijn nabu ren vertoont Nederland in zijn politieke ©ntwikkoling de meeste overeenkomst? „Nieuwe Rottcrdamsche Cou- &r a n t" Zoo men tegen het houden eencr inter pellatie als die van den heer Van Doorn jover de Borromaeus-encycliek op goede gronden bezwaar kan hebben, de discus sies over zoo'n interpellatie kunnen (liet bleek heden) niettemin zeer interessante .oogenblikken opleveren. Wie zich 'n oogen- blik voorstelde, niet een vergadering der (Tweede Kamer, doch een particuliere" bij eenkomst van gegriefde Protestanten bij te wonen; wie 2ijn juridisch geweten het 'stilzwijgen oplegde en zicli bepaalde tot het opdoen en verwerken van indrukken, Idic zal in sterke mate hebben moeten ge- yoelcn, dat hier een zaak aan de orde was, 'die veler gemoederen in beroering heeft 'gebracht, en op een deel der natie veel grooter indruk heeft gemaakt dan menig .onderwerp, dat zich tot behandeling in het parlement veel beter leende. Hoezeer deze zaak sommigen ter harte gaat, kwam wel het duidelijkst aan den !dag onder het eerste speechje van minister (Van Swindercn. Een spontaan, langgerekt 5,Och, Och, Och!" weerklonk tot tweemaal toe door dc vergaderzaal na woorden van 'den Minister, die in veler oogen niet meer jdan een looze uitvlucht waren. In dat s.O O Och" lag een mengeling van gevoelens: verontwaardiging, spot, verba zing. Het was niet een opzettelijke on- heuscliheid tegenover een raadsman der Kroon, het was een natuurlijke uiting van bet zich met onweerstaanbare kracht naar yoren dringend gevoel. Nu was inderdaad dat eerste speechje Van den minister van buitenlandsche za ken weinig gelukkig uitgevallen. Dat mi nister Van Swinderen de meening zou uit spreken, 'dat de Regeering als zoodanig zich van de gansche Borromaeus-critick piets had aan te trekken, althans daarin piet tot eenig protest aanleiding moest yinden, kon zeer zeker verwacht worden; 'dit lag in de rede. De vraag was slechts, hoe, op welke gronden en in welke be woordingen, de Minister zijn standpunt zou yerdedigen. Een vormkwestie dus, doch juist deze zijn soms de neteligste aller, yraagstukken. Een kort en beslist ant woord scheen in de gegeven omstandig heden gewcnscht, een afwijzend antwoord alleszins geoorloofd, dus niets diende meer vermeden te worden dan een ontwij kend, bescheid, dat den schijn van struis vogelpolitiek zoude opwekken. Welnu, juist dien schijn deed 's Ministers eerste speechje buiten kijf ontstaan. Op twee vragen van den heer Van Doorn had de Minister antwoord te geven. ;,Kan zoo luidde dc eerste de Regeering aan de Kamer mededeclen, op welke wijze zij geprotesteerd heeft tegen de ook voor ons land'en de grondleggers van ons on afhankelijk volksbestaan krenkende be- woordingen der Borromaeus-encycliek?" „Indien aldus de tweede vraag de Re geering zulk een protest nog niet heeft gedaan, is - zij dan voornemens, tc doen blijken, dat zij met leedwezen van die be woordingen heeft kennis genomen?" Met een overmaat van liandigheid, die juist daardoor tot onhandigheid werd, en dus in stee van te overtuigen, slechts prik kelde, wierp de Minister zich bij zijn ant woord op de laatste woordjes der tweede vraag. „De vragen zoo antwoordde hij veronderstellen, dat de Regeering van de Borromaeus-encycliek kennis heeft gekregen. Dit laatste is niet het geval." Nauwelijks was de verbazing over deze hyper-formalistisclie opvatting der kwestie geweken, of de Minister voegde aan zijn eerste onhandigheid een tweede toe. In plaats van te motiveeren, waarom de Regeering meende, dat het hier een zui ver inwendige aangelegenheid van de Ka tholieke Kerk gold, waarin de Regeering zich niet had te moeien, bepaalde de Mi nister zich er toe, de opvatting van het Kabinet te constateeren. Zoo stijfde hij de andersdenkenden in hun verzet cn deed hij den toorn van den interpellant hoog oplaaien. In 's heeren Van Doorns repliek was dan ook niet meer de kalme, puntige, handig debattcerende rechtsge leerde aan het woord, doch een driftig, verontwaardigd man, die nerveus zijn woorden de zaal inslingerde: „Is dat een antwoord, dat het Nederlandsche vplk mag verwachten van zijn Regeering? Is dat een antwoord, nu ganscli Nederland, ja ganseh Europa, weerklinkt van protesten De woorden sloegen in, lokten luide bravo's en handgeklap uit, bravo's, die in weer wil van het reglement van orde op 'dc publieke tribune luiden weerklank von den. Per slot van rekening heeft de interpcl- latic-Van Doorn (naar aanleiding waarvan ook de heer Troelstra nog even het woord heeft gevoerd) geen practisch resultaat op geleverd. Dat was te voorzien. Niettemin blijft merkwaardig de eenerzijds slappe, anderzijds onnoodig-agressieve houding, heden door de heeren Ankerman en Van der Voort van Zijp aangenomen. Door op den coalitie-ijver dezer heeren een onbe doeld licht te doen vallen heeft de heer Van Doorn wiens interpellatie wij ove rigens niet zullen verdedigen veler oogen geopend en de werkelijk naïeve po litieke massa rijkelijk stof ter overdenking geschonken. Duidelijker dan óóit is he den gebleken, dat bij sommige Protestan ten de liefde voor de coalitie alles over treft. Men behoeft allerminst een anti-pa pist tc zijn, om dit verschijnsel niet geheel onbedenkelijk te achten. „De Telegraaf": 1 In eon knapgebouwde improvisatie hooft dr. Do Visser (Leidens afgevaardigde) eerst rle Regeering verdedigd en vervolgens eon forschcn uitval gedaan naar de encycliek. Do Regeering verdedigd, wijl hij, zich op liet btandpunt stelde, dat een bespreking van kleze zaak in de Kamer niet thuis hoort, dat zij zelfs niet wel overem t»3 brengen is mot het beginsel der scheiding van Kerk on Staat, dat dc encycliek een herderlijk schrijven is van inwendig-kerke- lijlcen aard on do Regeering dus volkome zuiver deed, met er niet op in te gaan. Ons gezantschap hij den Paus is afgeschaft cn sinds dien tijd onderhouden we mot het Vaticaan jgoen staatszaken meer. Herinne rend bovendien aan Thorbecke's woord, dat het gouvernement als zoodanig noch Katho liek, noch Protestant is, wees dr. De Visser olkc inmenging dor regeering af. Maar krach tig bestreed hij do encycliek. Zij is vol gens hem een bedreiging van den godsdienst, vrodo Ion in haar schets van de Hervor ming ten van de Hervormers bovendien „een slag im het aangezicht der waarheid." Met onthusiasme mam de heer De Visser het voor zijn geloof en zijn geloofsgcnooten op. En ma hom doden dat anderen. K Resultaat had de interpellatie niet. Do ihoer Van Doorn verklaarde geen motie te zullen stellen, nu het duidelijk was, dat de Regeering zich niet oen vorm-kwestie van do zaak zou afmaken. Zij verklaarde her haaldelijk, dat dc encycliek niet te harcr konnisso was gebracht en er geen reden tot ingrijpen was, te meer niet, nu Neder land in 1871 zijn gezantschap bij den Paus ophief. Dit raakt (nu pons een oogenblik geheel afgezien van de concrete zaak, waar het hier om ging) do verhouding vam ons land tot het Vaticaan. En dan ont- houdc men toch, dat er in ons land, de cenige niet-Katliolieko mogendheid, waar dat plaats heeft, nog altijd een internuntia- tuur gevestigd is, en dat, volgens het ge voelen van zoor vele deskundigen, ds Paus in het volkenrechtelijk verkeer een in tarna tion ale positie inneemt, die, Jiocwel niet ge heel zuiver, toch erkend wordt bijv. in het uitzenden van gezanten van cn naar den Heiligen .Stoel. Dat een land, hoewel niet bij het Vaticaan vertegenwoordigd, zich toch tot den Paus kan wenden, vooral een land, dat door pon Pauselijkon gezant bij eigen hof diplomatieke betrekkingen met Rome onderhoudt, schijnt niet- zoo vreemd, als sommige sprekers het thans voorstel den. Daarom zoeken wij de kern van de verklaring der Regeering dan ook niet in zulk een motief, maar in dit andere; dat zij de encycliek beschouwt als van zuiver inwendig-kerkelijken aard en deswege voor 'regeerings-tusschenkomst niet vatbaar. Waar zij in deze opvatting sterk scheen te staan, waar ook de heer Troelstra verklaard had, de wenscheLykheid van die tusschenkomsfc Verleden Zaterdagavond stortten de be kende Graham White em lady Abdy op het vliegterrein te Brooklands, in Kent, neer, nadat zij ternauwernood een minuut gevlo gen hadden. Dit was de eerste tocht van Graham met een passagier. Lady Abdy had den korten tocht als meestbiedende met 1500 gulden betaald. zou beroepen. En daarom probeerde hij al lereerst die exceptie weg tb pleiten door te verklaren, dat hij niet bij de internatio nale positie van den Paus zou blijven stil staan. Want al of niet souverein aldus verklaarde interpellant, de Paus heïft om zoo boogo positie en zija woord reikt zóó ver, dat men hem toch in elk gevaL niet zoo maar kan beschouwen als de eerstel dc beste particulier. Alleen daarom reeds, om do verre strekking die 's Pausen woord hebben kan, had de Regeering er zich mes moeten bemoeien, gelijk zij zich ook ta weer stelt tegen onjuiste voorstellingen in dc buitenlandsche pers. Men ziet dus: do heer Van Doorn plaatste zich in het begin van zijn rede op het standpunt, dat de Paus slechts zou zijn een eenvoudig particulier. Hij zou immers do vraag over diens internationale positie links laten liggen. Maar later heeft hij daar nooit meer van gerept en zich gedragen als sprak liij over do daad, uitgegaan van een souverein. 't Eenige belang, dat in een interpellatie als de heden gehoudene gelegen kon zijn, was dat van 't mogelijk brengen van een scheurin- in de coalitie. Verstoren van den godsdienstvrede, dat was de bedoeling van den heer Van Doom en niet Het behouden er van. Ophitsen der protestanten tegen de Katholieken. Na dien onwaardigen uitval van den heer Van Doorn als antwoord op de mededeeling der Reg. kwam 'n zeer sympathieke redevoe ring van den heer De Visser. Sympathiek, niet omdat we 't eens zijn met alles, wat in die redevoering gezegd werd; maar wel, omdat ze blijkbaar was een eerlijke verkla ring van spr.'s meening als protestant over de.encycliek en -daarbij een juiste omschrij ving van het doel der thans van rechts go- voorde coalitie-politiek. De interpellatie-Van Doom heeft dus al leen dit effect' gehad, dat de leider dei Cliristelijk-Historischen en de woordvoer der der Anti-revolutionairen (de heer Vao der Voort van Zijp verklaard hebben, dat ondanks de encycliek de coalitie in geen enkel opzicht is geschokt. Zij hebben niet geschroomd om als Protestanten hun mee ning te zeggen; zo hebben scherp aangege ven bepaaldelijk de principes, die in het anti-revolutionaire staatsrecht afwijken van de door de Katholieken gevolgde practijk. Maar desondanks hebben ze do noodzakelijk heid der coalitie verdedigd. Dit is dus een effect, dat geheel tegen overgesteld is, aan wat de heer Van Doom zich zal gedroomd hebben. Deze coalitie zal van dit debat eer profijt trekken, dan dat zij er schade door zou lijden. Van de Katholieken heeft alleen de heer Nolens een korte verklaring gegeven, hier op neerkomend, dat de Kamer incompe tent is tot behandeling van eeó kwestie als deze en dat bovendien door de verklaring van het Vaticaan aan Duitschland is bewe zen, dat geen krenking ran de_Nederland- sehe Katholieken bodoeld is. Wat overigens hieruit blijkt, dat de H. Borronuwms leefde in 1584 in .Noord-Ita-lic, zoodat de encycliek,; slaando op hem en zijn omgeving, niet te vens doelen kon op onze stadhouders in de zeventiende eeuw en later. Zeer voorzichtig gesteld, maar blijkbaar bedoeld als tegenspraak op het in dit debat herhaaldelijk beweerde bestaan van een „Protestantsoh-christelijk karakter" onzer natie verklaarde de heer Nolens verder, dat wij, Katholieken, staatsrechtelijk slechts kennen een Nederlandschen Staat, wiens bo- staan zijn positief-reohtelijken grond vindt' in de staatsregeling van 1815. Prijs stellen de op den godsdienstvrede en ons neerleg gende bij de sinds eeuwen verbroken dog matische eenheid, wen6cht de Katholiek? fractie geen aanleiding te geven tot versto ring van dien godsdienstvrede en onthoudt zich op dien grond -n debat. Een sobere verklaring, eohter zeer scherp weergevend het standpunt der Katholieken. De redevoering, die de heer Ankcrmaü afstak, verklaren wo niet te hebben be grepen. De rede van den heer Troelstra kunnen' we, als absoluut langs de zaak heengaande, ter zijde laten. ALKEMADE. Bevallen: FI- vm der Wereld geb. Dartels Z. G. van der Meorgeb. Loos D. A. Bodewijk geb. Heemskerk D. J. Zwetsloot geb. Wesselman D. A. Bisschop geb. Van der Aleer Z. M. Vujjk geb. boer Z. E. van Zoen g9b. Van 't Hart D. M. .M. Loos geb. Straathof D. Overleden: Cornelia Simon Halvemaan 3 j. Ondertrouwd: 0. Raadsobeldera, wed vim A. v»n Egmond, 3i jen A. P. do Vries jd. 29 j. Gehuwd: C. de Bruijo jm. 26 j. en D. de Riilr jd. 28 j. NOORDWIJK. Geboren: Maria Cornelia, D. van Huibertus van der Putten en Martha Vink. Beinier Chrisliaan, D. van Huibertus Leonardus Pijnackor en Johanna Bierman Hendrica Maria AntoiDeita, D. van Hendricus Antbooias Mathot en Grietje vau der Ham Ondertrouwd: Dominions Caspers, 24 j.eo Wil-- helmina Catharina 'Zoonc-veld, 25 j. Nicolaas Adrianua Victor Vink, 22 j., en Johanna Heleua Heem-kerk, 20 j. Getrouwd: J ohmnis Henderikus Vaars, 26 j.. te Lisse, en Elisabeth van der Zalm, 24j.t teNoordwijk. 0 verl e d o Leondert Verbeek 1 j., 11 m., Z. van Pioter Verbeek on Ja»netjo_Driebergen. NOORDWITKEUnOCJP. Geboren: Adriana Geertruida, D. van P. Duivenvoorde on 0. Meeuwenoord. Overlodon: üendrifeus van DeDzen 63 j. STOMPWIIK Ondertrouwd: L. OuJshooru jm- 24 i. en M. Glastra »d. 30 Bevallen: A. A v. Lochem geb v.Leeuwen D. W. Uoogendorp gtb. Roffel sen L). J. W. Verhagen geb. v. d Krogt Z. Overleden: G. J. v. d. KrogtZ. 7 w. C.P. v. Leenvren D- 12 m. M. E. Olsthoorn D. 11 j. VEUR. Overleden: F. C. v. d. Nagel V".96j, wed. van C de Ruijter. VOOltSCIiO 1 EN. Geboren: Jacobus Leonar dos, Z. van A. P. van Leeuwen en M.E. Fransen. CORRESPONDENTIE. ingezonden stukken of mededeelingen, waarvan de schrijvers hun naam met aan de Redactie bekend maken, worden ongeplaatst ter; zijde gelegd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1910 | | pagina 14