Tweede Kamer,
Burgerlijke Stand.
niet in. te zien, stelde mr. Van Doorn gan
motie .yoor. ALs een storm in een glas
water liep. het af.
„H a n d e 1 s b 1 a d"
De eer van den dag was geheel voor den
interpellant. Beter had de kwestie van de
Rorromaeus-Encyclick niet kunnen worden
aangepakt dan op de bondige sobere en
toch warme wijze, waarop de heer Van
Doorn het heeft gedaan. Het was in één
woord voortreffelijk.
En op deze vTagen (van den heer Van
Doorn) antwoordde Minister Van
«winde r e n... slechts één volzin: dat
aan de Regeering geen kennis was gegeven
van de encycliek en dat die dus een zuiver
inwendige aangelegenheid van de Katholie
ke Kerk betrof, waarover zij (de Regee-
ring) geen meening had tc uiten.
Wij hebben zelden in de Kamer zulk een
uitbarsting van hoonende verontwaardiging
bijgewoond als op deze waarlijk al te scha
mel© woorden volgde. De rechterzijde, die
zich trouwens tijdens de gansche behande
ling van de interpellatie heel stil hield en
zich niet heel lekker scheen te voelen, ver
roerde geen vin. Maar uit de gansche lin
kerzijde, uit al haar groepen, steeg een ge
grom van ironische ergernis op, waartus-
schen uitroepen van spot en van veront
waardiging. En, wat zelden gebeurt, ook de
publieke tribune wist zich niet te bedwin
gen en barstte los. Waarop natuurlijk een
vermaning van den Voorzitter volgde.
Onmiddellijk gaf de heer Van Doorn
uiting aan do algemeen© stemming links
door te vragen: Is dat nu het antwoord van
onze Regeering in een kwestie, waarbij heel
Europa weerklinkt van protesten?
Luide bravo's links deden hooren hoe
juist bet gevoelen aan die zijde door deze
woorden wag vertolkt. Maar niet alleen het
gevoelen van die Kamerleden. Want ook
nu weer barstte de publieke tribune los
en ondersteunde de uitingen uit de Kamer.
Opnieuw kreeg zij, en ditmaal zeer na
drukkelijk, een waarschuwing van den Voor
zitter. De heer Van Doorn merkte op, dat
deze uitbarsting dan toch zeker de Neder-
landsche geest was, die getuigde. Een in
correctheid, waarvoor hij later zijn veront
schuldigingen aanbood: de tribunes behoo-
ren geen geluid te geven en een Kamerlid
mag daarop zeker niet reageeren. Maar ge
lijk had hij overigens, Want uit het feit, dat
tot tweemaal toe zulk een sterke uitbarsting
van de publieke tribune losbrak, nadat bij
voorbeeld bij de Kuyperdebatten of zelfs
in de woelige stakingsdagen hoogstens eens
een eenzaam handklapje viel te corrigee-
ren, blijkt wel, dat de Borromaeus-ency-
cliek bij zeer velen groote ergenis heeft ge-
wekt-
Veel woorden besteedde de interpellant
aan 's Ministers antwoord natuurlijk niet
meer. Geërgerd over het formalisme van
dat antwoord riep hij uit: „Als de Minis
ter niets weet van deze encycliek, laat ons
dan elk twee dubbeltjes neerleggen, opdat
hij in het vervolg zich op een krant kunne
abonneeren 1" Overigens vroeg hij alleen
nog maar hoe de Minister nu den Pauselij
ken zaakgelastigde zou ontmoeten; zeker
alsof er geen cncyoliek was geschreven?
Neen (den heer Van Doorn) ontbrak nu
echter, na dit antwoord, den lust om met
deze Regeering nog verder over de zaak
van gedachten te wisselen en hij liet het
oordeel over de houding der Regeering ovei
aan het Nederlandsche volk.
Nieuwe bravo's van links. Ditmaal wist
de tribune zich te bedwingen.
De Ministers zaten stil. Zelfs den heer
Heemskerk was het lachen even vergaan.
Drie dominees en een priester kreeg men,
na deze krachtige inleiding, te hooren. De
priester was verreweg de beste. De heer
Nol ens kwam kórt en kalm nuchterder
dan ooit, to kennen geven, dat hij en de
zijnen deze zaak hier niet op lutar plaats
achtten en dat er, na het pauselijke ant
woord op het Duitsche vertoog, geen twij
fel meer kon wezen of de gewraakte woor
den doelden alleen op de mannen van Bor-
romaeus' omgeving, en zeker niet op per
sonen in Nederland. Overigens stelden de
Katholieken zich op liet standpunt, dat onze
tegenwoordige Staat berust op de Grond
wet van 1815. Den daarbij geschapen toe
stand willen zij niet in gevaar brengen en
zij zouden zich daarom thans ook onthou
den van debat.
De historie van ons volk van vóór 1815
wordt door de Katholieken dus maar onge
lezen gelaten 1
Niet kwaad was ook de rede van ds. D e
Visser. Deze spreker betoogde, dat door
de opheffing, in 1871, van het gezantschap
bij den Paus (het kloDk wat vreemd, een
protestantscben predikant tot tweemaal toe
te hooren gewagen van „Zijne Heiligheid"
den Paus) de gelegenheid om Staatszaken
met den Paus te behandelen, door ons is
geschrapt. Er was nu nog wel een pauselij
ke zaakgelastigde bij ons Hof geaccredi
teerd, maar dat was zoo meende deze spre
ker, slechts een kwestie van een zekere
volkenrechtelijk „blanco hoffelijkheid."
schijnt dit een merkwaardige vondst.
Maar ten slotte kwam bij dezen spreker
de coalitic-aap uit de mouw. Nadat hij
gezegd had, dat hij de zaak hier niet thuis
achtte, bleek hij toch wel te gevoelen, dat
hij er niet over kon zwijgen. En hij pro
testeerde dan ook en verklaarde, tamelijk
pathetisch, dat hij een gevoel had gehad,
bij het lezen van de encycliek, als iemand,
die zijn overleden vader of moeder hoort
beschimpenDoch dit moest men toch nooit
vergeten: dat Roomschen en Onroomschen
rechts het eens waren in de afleiding der
Staatsmacht uit een hooger gezag. En zoo
lang dat maar zóó bleef, zouden zij blijven
samengaan.
Dit politieke slot werd met een verdiend
ironisch gelach van links begroet.
En een dergelijken klank kreeg men te
hooren uit den mond van 3s. Anker
man (in 't onbandig-overbodige) en uit
dien van ds. Vander VoortvanZijp
(in het sinister-bekrompene). Deze duister-
fanatieko figuur in den uitersten anti-revo-
lutionnairen hoek toóndo zijn ontwikke
lingswijdte door de manier van de Renais
sance op één lijn te stellen met „libertij
nen" en „wederdoopers" (wat weet zoo'n
jinan ook van een Michel Angelo en derge
lijke „libertijnen"?). En hij toonde zijn
christelijke liefde door een snauw aan het
adres van dc Ned.-Hervormde Kerk, die
;,de hand maar eens in eigen boezem moest
steken".
Wij geloovcrn, dat velen in den lando niet
zullen nalaten, met den interpellant op te
merken, dat onze Regeering niet gedaan
heeft wat de Roomsche Koning in Sak
sen wèl beeft gedaan: Protest aantcckonzn
tegen het hoonen van haar protestantschó
onderdanen.
En dat had onze Regeering, zoo niet
formeel en diplomatiek, dan toch heden in
't Parlement kunnen doen.
„De Maasbode":
Toen de interpellatie aanving, was do pu
blieke tribune vol geladende geïtesïr veerde
was niet zoo vol als bij de Knyper-zaak en
in de loges zaten slechts enkele person-?n,
onder wie het oud-Kamerlid Plate. Achter
de Regeeringstafcl hadden acht ministers!
plaats genomen; alleen de heer Cool ont
brak wegens ongesteldheid. De opkomst d'ïr
Kamerleden, zoowel van links als van rechts,
was zeer talrijk, zoodat dus de meeste ban
ken gevuld waren.
Aldus do mise-en-scène.
In deze encadreëring begon dè he»r Van
Doorn zijn interpellatie. De redevoeringen
nu, die de lieer Van Doorn in dit debat
gehouden heeft, zijn van zekere verward
heid niet vrij te pleiten. Gebleken is bijv.
niet, of hij den Paus erkent als 60uverein,
ja dan neen Toch had het waarde, dat
in verband met deze interpellatie bleek
's hoeren Van Doorns eigen meaning te d-ezön
opzichte. Hij bepaalde er zich echter toe,
te beweren, dat uit het feit, dat hier te
lando een gevolmachtigde van denH. Stoel
resideert volgt de erkenning van. dan Paus
als souvereine macht.
Dit is een in 'tpog springende onjuist
heid. Immers kan het ontvangen van den
pauselijken gevolmachtigde evengoed zijn een
daad van blanco beleefdheid, gelijk later
de heer De Visser zich uitdrukte. Althans
behoeft er geen er lei causaal verband tus-
schen het toelaten van den pauselijken zaak
gelastigde te zijn en de erkenning van den
Paus door onze Regeering als souvereine
macht. En in do opvatting van de opeen
volgende liberale regesringen sedert 1872
is die causaliteit ook nooit erkend.
Had dus de heer Van Doorn do nood
zakelijkheid willen bepleiten van de Ne
derlandsche Regeering, om ter zake zich
tot het Vaticaan te wenden, dan had hij
dienen aan te toonen, dat, ook volgens li
berale opvattingen, de Paus is blijven be
schouwd worden als 60uverein-
Dit deed hij echter niet en dit kon hij
ook niet.
Maar hij voelde heel goed, dat dit de
exceptie zou zijn, waarop do Regeering zich
Een dure tocht.
Nadat gistermiddag de heoren Van der
oort van Zijp en Nolens, welke
Saatste verklaarde dat de Katholieken zich
£Van debat zouden onthouden, hadden ge
sproken naar aanleiding van de inter-
•p e 11 a t i e-V an Doorn aangaande de
(jongste Pauselijke encycliek, deed
'de Minister van Buitenland-
eche Zaken nader uitkomen met een
beroep op den historischen gang der di
plomatieke aanraking met het Vaticaan,
dat zijn eerste verklaring geen uitvlucht
wa6. Ook sedert wij geen gezant meer had
den bij den Paus, waren wel encyclieken ter
kennis der Regeering gebracht-, doch met
deze encycliek was dat niet het gevaL
De heer Troelstra oordeelde de en
cycliek merkwaardig, als een bewijs, hoe in
't Vaticaan wordt geoordeeld over de cul
tuurbewegingen van vroegeren tijd zoowel
als die van den tegenwoordigen tijd, in welk
laatste verband hij wees op de beoordeeling
der socialisten van katholieke zijde. Spre
ker, het debat nagaande, trok o.a. deze
^onclusie, dat deze Christelijke Regeering
van een Protestantsche natie zich niet eens
geroepen gevoelde uiting te geven aan haar
protestantsche gevoelens.
Do hoer Van Doom bleef onvoldaan
en zijn vertrouwen in de Regeering is ook
na het nadere antwoord van den Minister
niet vermeerderd. Het voorstellen eener
motie achtte spreker niet noodig, omd'.t z.
i. verschillende stemmen zich voldoende
tegen den inhoud der encycliek hadden ge
uit. Ten slotte vroeg spreker verschooning.
dat hij, toen er bij den aanvang der inter
pellatie op de tribune geapplaudisseerd
werd, hierop eenigszinfl is ingegaan, hetgeen
bij, bij nader inzien, van de zijde van een
volksvertegenwoordiger minder gewensoht
acht.
De interpellatie was hierop gesloten en de
Kamer ia tot nadere bijéenroepinfj ge
scheiden.
Zooale te bogrijpen is, wijden de ooktend-
bladen in bun Kamer-overzichten uitvoerige
besprekingen aan do behandeling van do in
terpellatie betreffende
de encycliek in de Kamer.
Het volgende is er aan ontleend.:
„D e Nieuwe Courant":
Ónze slotsom leggen wij neer in oen betui
ging van erkentelijkheid jegens den afge
vaardigde voor Gouda. Hij heeft op vol
maakt gepaste, aan alle onnoodige krenking
gespeende, van oprecht nationaal en pro-
testantsck gevoel getuigende wijze, neen
waarlijk in grooten stijl, de verontwaardi
ging doen weerklinken, in ons Land door een
voor eiken ni et-katholiek onduldbare aan
matiging van het hoofd der Roomscho Kerk
gowekt. Het geeft tooh niete, zoo ia ge
zegd, en het is alles maar politiek. Wee
de partij, hoe klein ook, die zich door de
eerste overweging het zwijgen laat opleg
gen 1 En wat de politiek betreft, wat wordt
er van haar, indien zij bet verband en dc
aanraking met nationale tradities zou moe
ten prijsgeven en niet zioh to weer mogen
stellen tegen het gevaar, dat deze bedreigt?
AVant op de vraag, die heden in 't debat ge
steld en door den steller verkeerd beant
woord werd: hoe het komt, dat do Borro-
maeus-encycliek in Duitechland ontroering
en opschudding heeft teweeggebracht, doch
Engeland en .Scandinavië onbewogen heeft
gelaten? is dit het antwoord: In het Duit-
scho Rijk gevoelt men achter de Encycliek
het gevaar van Rome's wassende macht, in
Ide andere landen schijnt dit voorshands on-
bcteekonend. Met welke van dezo zijn nabu
ren vertoont Nederland in zijn politieke
©ntwikkoling de meeste overeenkomst?
„Nieuwe Rottcrdamsche Cou-
&r a n t"
Zoo men tegen het houden eencr inter
pellatie als die van den heer Van Doorn
jover de Borromaeus-encycliek op goede
gronden bezwaar kan hebben, de discus
sies over zoo'n interpellatie kunnen (liet
bleek heden) niettemin zeer interessante
.oogenblikken opleveren. Wie zich 'n oogen-
blik voorstelde, niet een vergadering der
(Tweede Kamer, doch een particuliere" bij
eenkomst van gegriefde Protestanten bij
te wonen; wie 2ijn juridisch geweten het
'stilzwijgen oplegde en zicli bepaalde tot
het opdoen en verwerken van indrukken,
Idic zal in sterke mate hebben moeten ge-
yoelcn, dat hier een zaak aan de orde was,
'die veler gemoederen in beroering heeft
'gebracht, en op een deel der natie veel
grooter indruk heeft gemaakt dan menig
.onderwerp, dat zich tot behandeling in het
parlement veel beter leende.
Hoezeer deze zaak sommigen ter harte
gaat, kwam wel het duidelijkst aan den
!dag onder het eerste speechje van minister
(Van Swindercn. Een spontaan, langgerekt
5,Och, Och, Och!" weerklonk tot tweemaal
toe door dc vergaderzaal na woorden van
'den Minister, die in veler oogen niet meer
jdan een looze uitvlucht waren. In dat
s.O O Och" lag een mengeling van
gevoelens: verontwaardiging, spot, verba
zing. Het was niet een opzettelijke on-
heuscliheid tegenover een raadsman der
Kroon, het was een natuurlijke uiting van
bet zich met onweerstaanbare kracht naar
yoren dringend gevoel.
Nu was inderdaad dat eerste speechje
Van den minister van buitenlandsche za
ken weinig gelukkig uitgevallen. Dat mi
nister Van Swinderen de meening zou uit
spreken, 'dat de Regeering als zoodanig
zich van de gansche Borromaeus-critick
piets had aan te trekken, althans daarin
piet tot eenig protest aanleiding moest
yinden, kon zeer zeker verwacht worden;
'dit lag in de rede. De vraag was slechts,
hoe, op welke gronden en in welke be
woordingen, de Minister zijn standpunt zou
yerdedigen. Een vormkwestie dus, doch
juist deze zijn soms de neteligste aller,
yraagstukken. Een kort en beslist ant
woord scheen in de gegeven omstandig
heden gewcnscht, een afwijzend antwoord
alleszins geoorloofd, dus niets diende
meer vermeden te worden dan een ontwij
kend, bescheid, dat den schijn van struis
vogelpolitiek zoude opwekken. Welnu,
juist dien schijn deed 's Ministers eerste
speechje buiten kijf ontstaan.
Op twee vragen van den heer Van Doorn
had de Minister antwoord te geven. ;,Kan
zoo luidde dc eerste de Regeering
aan de Kamer mededeclen, op welke wijze
zij geprotesteerd heeft tegen de ook voor
ons land'en de grondleggers van ons on
afhankelijk volksbestaan krenkende be-
woordingen der Borromaeus-encycliek?"
„Indien aldus de tweede vraag de Re
geering zulk een protest nog niet heeft
gedaan, is - zij dan voornemens, tc doen
blijken, dat zij met leedwezen van die be
woordingen heeft kennis genomen?"
Met een overmaat van liandigheid, die
juist daardoor tot onhandigheid werd, en
dus in stee van te overtuigen, slechts prik
kelde, wierp de Minister zich bij zijn ant
woord op de laatste woordjes der tweede
vraag. „De vragen zoo antwoordde hij
veronderstellen, dat de Regeering
van de Borromaeus-encycliek kennis heeft
gekregen. Dit laatste is niet het geval."
Nauwelijks was de verbazing over deze
hyper-formalistisclie opvatting der kwestie
geweken, of de Minister voegde aan zijn
eerste onhandigheid een tweede toe. In
plaats van te motiveeren, waarom de
Regeering meende, dat het hier een zui
ver inwendige aangelegenheid van de Ka
tholieke Kerk gold, waarin de Regeering
zich niet had te moeien, bepaalde de Mi
nister zich er toe, de opvatting van het
Kabinet te constateeren. Zoo stijfde
hij de andersdenkenden in hun verzet cn
deed hij den toorn van den interpellant
hoog oplaaien. In 's heeren Van Doorns
repliek was dan ook niet meer de kalme,
puntige, handig debattcerende rechtsge
leerde aan het woord, doch een driftig,
verontwaardigd man, die nerveus zijn
woorden de zaal inslingerde: „Is dat een
antwoord, dat het Nederlandsche vplk mag
verwachten van zijn Regeering? Is dat een
antwoord, nu ganscli Nederland, ja ganseh
Europa, weerklinkt van protesten De
woorden sloegen in, lokten luide bravo's
en handgeklap uit, bravo's, die in weer
wil van het reglement van orde op
'dc publieke tribune luiden weerklank von
den.
Per slot van rekening heeft de interpcl-
latic-Van Doorn (naar aanleiding waarvan
ook de heer Troelstra nog even het woord
heeft gevoerd) geen practisch resultaat op
geleverd. Dat was te voorzien. Niettemin
blijft merkwaardig de eenerzijds slappe,
anderzijds onnoodig-agressieve houding,
heden door de heeren Ankerman en Van
der Voort van Zijp aangenomen. Door op
den coalitie-ijver dezer heeren een onbe
doeld licht te doen vallen heeft de heer
Van Doorn wiens interpellatie wij ove
rigens niet zullen verdedigen veler
oogen geopend en de werkelijk naïeve po
litieke massa rijkelijk stof ter overdenking
geschonken. Duidelijker dan óóit is he
den gebleken, dat bij sommige Protestan
ten de liefde voor de coalitie alles over
treft. Men behoeft allerminst een anti-pa
pist tc zijn, om dit verschijnsel niet geheel
onbedenkelijk te achten.
„De Telegraaf": 1
In eon knapgebouwde improvisatie hooft
dr. Do Visser (Leidens afgevaardigde) eerst
rle Regeering verdedigd en vervolgens eon
forschcn uitval gedaan naar de encycliek.
Do Regeering verdedigd, wijl hij, zich op
liet btandpunt stelde, dat een bespreking
van kleze zaak in de Kamer niet thuis
hoort, dat zij zelfs niet wel overem t»3
brengen is mot het beginsel der scheiding
van Kerk on Staat, dat dc encycliek een
herderlijk schrijven is van inwendig-kerke-
lijlcen aard on do Regeering dus volkome
zuiver deed, met er niet op in te gaan.
Ons gezantschap hij den Paus is afgeschaft
cn sinds dien tijd onderhouden we mot het
Vaticaan jgoen staatszaken meer. Herinne
rend bovendien aan Thorbecke's woord, dat
het gouvernement als zoodanig noch Katho
liek, noch Protestant is, wees dr. De Visser
olkc inmenging dor regeering af. Maar krach
tig bestreed hij do encycliek. Zij is vol
gens hem een bedreiging van den godsdienst,
vrodo Ion in haar schets van de Hervor
ming ten van de Hervormers bovendien „een
slag im het aangezicht der waarheid." Met
onthusiasme mam de heer De Visser het
voor zijn geloof en zijn geloofsgcnooten op.
En ma hom doden dat anderen.
K
Resultaat had de interpellatie niet.
Do ihoer Van Doorn verklaarde geen motie
te zullen stellen, nu het duidelijk was, dat
de Regeering zich niet oen vorm-kwestie van
do zaak zou afmaken. Zij verklaarde her
haaldelijk, dat dc encycliek niet te harcr
konnisso was gebracht en er geen reden
tot ingrijpen was, te meer niet, nu Neder
land in 1871 zijn gezantschap bij den Paus
ophief. Dit raakt (nu pons een oogenblik
geheel afgezien van de concrete zaak,
waar het hier om ging) do verhouding vam
ons land tot het Vaticaan. En dan ont-
houdc men toch, dat er in ons land, de
cenige niet-Katliolieko mogendheid, waar
dat plaats heeft, nog altijd een internuntia-
tuur gevestigd is, en dat, volgens het ge
voelen van zoor vele deskundigen, ds Paus
in het volkenrechtelijk verkeer een in tarna
tion ale positie inneemt, die, Jiocwel niet ge
heel zuiver, toch erkend wordt bijv. in het
uitzenden van gezanten van cn naar den
Heiligen .Stoel. Dat een land, hoewel niet
bij het Vaticaan vertegenwoordigd, zich
toch tot den Paus kan wenden, vooral een
land, dat door pon Pauselijkon gezant bij
eigen hof diplomatieke betrekkingen met
Rome onderhoudt, schijnt niet- zoo vreemd,
als sommige sprekers het thans voorstel
den. Daarom zoeken wij de kern van de
verklaring der Regeering dan ook niet in
zulk een motief, maar in dit andere; dat
zij de encycliek beschouwt als van zuiver
inwendig-kerkelijken aard en deswege voor
'regeerings-tusschenkomst niet vatbaar. Waar
zij in deze opvatting sterk scheen te staan,
waar ook de heer Troelstra verklaard had,
de wenscheLykheid van die tusschenkomsfc
Verleden Zaterdagavond stortten de be
kende Graham White em lady Abdy op het
vliegterrein te Brooklands, in Kent, neer,
nadat zij ternauwernood een minuut gevlo
gen hadden. Dit was de eerste tocht van
Graham met een passagier. Lady Abdy had
den korten tocht als meestbiedende met
1500 gulden betaald.
zou beroepen. En daarom probeerde hij al
lereerst die exceptie weg tb pleiten door
te verklaren, dat hij niet bij de internatio
nale positie van den Paus zou blijven stil
staan. Want al of niet souverein aldus
verklaarde interpellant, de Paus heïft om
zoo boogo positie en zija woord reikt zóó
ver, dat men hem toch in elk gevaL niet
zoo maar kan beschouwen als de eerstel
dc beste particulier. Alleen daarom reeds,
om do verre strekking die 's Pausen woord
hebben kan, had de Regeering er zich mes
moeten bemoeien, gelijk zij zich ook ta
weer stelt tegen onjuiste voorstellingen in
dc buitenlandsche pers.
Men ziet dus: do heer Van Doorn plaatste
zich in het begin van zijn rede op het
standpunt, dat de Paus slechts zou zijn
een eenvoudig particulier. Hij zou immers
do vraag over diens internationale positie
links laten liggen.
Maar later heeft hij daar nooit meer van
gerept en zich gedragen als sprak liij over
do daad, uitgegaan van een souverein.
't Eenige belang, dat in een interpellatie
als de heden gehoudene gelegen kon zijn,
was dat van 't mogelijk brengen van een
scheurin- in de coalitie. Verstoren van den
godsdienstvrede, dat was de bedoeling van
den heer Van Doom en niet Het behouden
er van. Ophitsen der protestanten tegen de
Katholieken.
Na dien onwaardigen uitval van den heer
Van Doorn als antwoord op de mededeeling
der Reg. kwam 'n zeer sympathieke redevoe
ring van den heer De Visser. Sympathiek,
niet omdat we 't eens zijn met alles, wat
in die redevoering gezegd werd; maar wel,
omdat ze blijkbaar was een eerlijke verkla
ring van spr.'s meening als protestant over
de.encycliek en -daarbij een juiste omschrij
ving van het doel der thans van rechts go-
voorde coalitie-politiek.
De interpellatie-Van Doom heeft dus al
leen dit effect' gehad, dat de leider dei
Cliristelijk-Historischen en de woordvoer
der der Anti-revolutionairen (de heer Vao
der Voort van Zijp verklaard hebben, dat
ondanks de encycliek de coalitie in geen
enkel opzicht is geschokt. Zij hebben niet
geschroomd om als Protestanten hun mee
ning te zeggen; zo hebben scherp aangege
ven bepaaldelijk de principes, die in het
anti-revolutionaire staatsrecht afwijken van
de door de Katholieken gevolgde practijk.
Maar desondanks hebben ze do noodzakelijk
heid der coalitie verdedigd.
Dit is dus een effect, dat geheel tegen
overgesteld is, aan wat de heer Van Doom
zich zal gedroomd hebben. Deze coalitie zal
van dit debat eer profijt trekken, dan dat
zij er schade door zou lijden.
Van de Katholieken heeft alleen de heer
Nolens een korte verklaring gegeven, hier
op neerkomend, dat de Kamer incompe
tent is tot behandeling van eeó kwestie als
deze en dat bovendien door de verklaring
van het Vaticaan aan Duitschland is bewe
zen, dat geen krenking ran de_Nederland-
sehe Katholieken bodoeld is. Wat overigens
hieruit blijkt, dat de H. Borronuwms leefde
in 1584 in .Noord-Ita-lic, zoodat de encycliek,;
slaando op hem en zijn omgeving, niet te
vens doelen kon op onze stadhouders in de
zeventiende eeuw en later.
Zeer voorzichtig gesteld, maar blijkbaar
bedoeld als tegenspraak op het in dit debat
herhaaldelijk beweerde bestaan van een
„Protestantsoh-christelijk karakter" onzer
natie verklaarde de heer Nolens verder, dat
wij, Katholieken, staatsrechtelijk slechts
kennen een Nederlandschen Staat, wiens bo-
staan zijn positief-reohtelijken grond vindt'
in de staatsregeling van 1815. Prijs stellen
de op den godsdienstvrede en ons neerleg
gende bij de sinds eeuwen verbroken dog
matische eenheid, wen6cht de Katholiek?
fractie geen aanleiding te geven tot versto
ring van dien godsdienstvrede en onthoudt
zich op dien grond -n debat.
Een sobere verklaring, eohter zeer scherp
weergevend het standpunt der Katholieken.
De redevoering, die de heer Ankcrmaü
afstak, verklaren wo niet te hebben be
grepen.
De rede van den heer Troelstra kunnen'
we, als absoluut langs de zaak heengaande,
ter zijde laten.
ALKEMADE. Bevallen: FI- vm der Wereld
geb. Dartels Z. G. van der Meorgeb. Loos D.
A. Bodewijk geb. Heemskerk D. J. Zwetsloot
geb. Wesselman D. A. Bisschop geb. Van der
Aleer Z. M. Vujjk geb. boer Z. E. van Zoen g9b.
Van 't Hart D. M. .M. Loos geb. Straathof D.
Overleden: Cornelia Simon Halvemaan 3 j.
Ondertrouwd: 0. Raadsobeldera, wed vim
A. v»n Egmond, 3i jen A. P. do Vries jd. 29 j.
Gehuwd: C. de Bruijo jm. 26 j. en D. de Riilr
jd. 28 j.
NOORDWIJK. Geboren: Maria Cornelia, D.
van Huibertus van der Putten en Martha Vink.
Beinier Chrisliaan, D. van Huibertus Leonardus
Pijnackor en Johanna Bierman Hendrica Maria
AntoiDeita, D. van Hendricus Antbooias Mathot
en Grietje vau der Ham
Ondertrouwd: Dominions Caspers, 24 j.eo Wil--
helmina Catharina 'Zoonc-veld, 25 j. Nicolaas
Adrianua Victor Vink, 22 j., en Johanna Heleua
Heem-kerk, 20 j.
Getrouwd: J ohmnis Henderikus Vaars, 26 j.. te
Lisse, en Elisabeth van der Zalm, 24j.t teNoordwijk.
0 verl e d o Leondert Verbeek 1 j., 11 m., Z. van
Pioter Verbeek on Ja»netjo_Driebergen.
NOORDWITKEUnOCJP. Geboren: Adriana
Geertruida, D. van P. Duivenvoorde on 0.
Meeuwenoord.
Overlodon: üendrifeus van DeDzen 63 j.
STOMPWIIK Ondertrouwd: L. OuJshooru jm-
24 i. en M. Glastra »d. 30
Bevallen: A. A v. Lochem geb v.Leeuwen D.
W. Uoogendorp gtb. Roffel sen L). J. W. Verhagen
geb. v. d Krogt Z.
Overleden: G. J. v. d. KrogtZ. 7 w. C.P. v.
Leenvren D- 12 m. M. E. Olsthoorn D. 11 j.
VEUR. Overleden: F. C. v. d. Nagel V".96j,
wed. van C de Ruijter.
VOOltSCIiO 1 EN. Geboren: Jacobus Leonar
dos, Z. van A. P. van Leeuwen en M.E. Fransen.
CORRESPONDENTIE. ingezonden
stukken of mededeelingen, waarvan de
schrijvers hun naam met aan de Redactie
bekend maken, worden ongeplaatst ter;
zijde gelegd.