No. 15438. LEID5GH DAGBLAD, Woensdag* 22 Juni. Tweede Blad. Anno 1910. PERSOVERZICHT, Uit de ReohtxaaL FEUILLETON. Stella. i In een driestar Voorschot op Rijks- subsidië zegi „Het Centrum": Van het Kabinet-Heemskerk kan teer zeker niet gezegd worden, dat het op gebied van o n d e r w ij s niet met ijver ën tevens practisch werkzaam is. Werd de vorige week door de Tweede Kamer aangenomen de wet", regelende de nadere subsidieering van het meer uitge breid lager onderwijs, de „Staatscou rant" van 17 Juni brengt thans het besluit van 2 Juni 1910 (SfbL" 153), waarin ook weder aan een meermalen uitgesproken wensch wordt voldaan. Gelijk bekend, moesten de bijzondere scholen vaak zeer lang wachten op de Rijkssubsidie en herhaaldelijk werd daar om verzocht het mogelijk te maken, dat een voorschot zou kunnen worden bekomen. Dat verzoek is t hans ingewilligd. Voortaan toch zal het bestuur eener "b* y- zondere school in de maand Februari aan den Minister een voorschot kun nen aanvragen op de Rijkssubsidie. Ver leend wordt dan een voorschot van ten hoogste zestig ten honderd van de laatste lijk aan dat bestuur toegekende Rijksbij drage. Een schoolbestuur, 'dat voor de eerste maal voor subsidie in aanmerking komt, kan een voorschot bekomen van ten hoog ste zestig ten honderd op de aange- vraagdfe subsidie, mits uit de gedane opgave de aanvankelijke aanspraak op sub sidie voldoende blijke. Natuurlijk wordt later bij de definitieve 'üitkeering der subsidie het bij voorstehof gfenotene in mindering gebracht. Het schoolbestuur moet zich' bereid ver klaren terug te betalen, hetgeen eventueel bij voorschot te veel mocht zijn genoten. .Voor de nakoming van deze verbintenis moeten zich twee borgen stellen, goed te keuren door den Minister van Bmnenland- sche Zaken. Er bestaat alle reden den Minister dank baar te zijn voor deze regeling, die bij menig schoolbestuur fmandeele moeilijk heden voorkomen zal „D e Nieuwe Courant" schrijft pver 1de interpellatee-Van Doorn aan gaande de encycliek: Het gemis van een eigen gezantschap bij het Vaticaan sluit de gedachtenwis- seling eener Regeering met den Heiligen Stoel geenszins uit. Het beteekent alleen, jdat een Regeering, om welke reden dan ook, op het onderhouden van een perma nent gezantschap aldaar geen prijs stelt; ïnaar niet, dat zij zich daardoor de gele genheid zou hebben benomen, omtrent be paalde onderwerpen, de Roomsch-Katho lieke Kerk en tevens nationale belangen, rakende, aan het Vaticaan haar meening te doen kennen en vragen of vertoogen ter beantwoording voor te leggen. Zeker zou de Heilige Stoel, die door het onderhouden (eener intemunliatuur hier ter stede, de mo gelijkheid eener gedachtenwisselïng met onze Regeering over onderwerpen, de Kerk lakende, de facto erkent, een daartoe on zerzijds te kennen gegeven verlangen niet kunnen afwijzen. Zulk een gedachtenwisseling zou kunnen geschieden door een spëcialen, tijdelijken gezant maar dit ware in castt wenschelijk noch noodig. Geheel voor de ftiand ligt de weg Ovër tien tijdelijken zaakgelastigde, mgr. Gual- tieri, auditeur by de nuntiatuur, te Brus-; sel, thans met de waarneming van 1de in- temuntiatuur te 's-Gravenhage belast. En reden om zulk een stap te doen geeft de Borromaeus-encycliek, naar ons vooricomt, aan de Nederlandsche regeering wel; te meer, nu Pruisen, op zijn protest, uit Rome ten antwoord heeft gekregen, dat de Paus met de voor protestanten kwetsende uitdruk kingen in dat voor de geheele katholieke wereld bestemde stuk geen oogenblik de bedoeling heeft gehad in eenig opzicht tie niet-roomschen vanDuitschland, Of hun vorsten te krenken. Ter geruststelling en voldoening yan de joiet-roomschcn van Nederland en hüïï lV o r s t i n zou ër voor het Verkrijgen eener dergelijke verklaring pief minder aanlei ding bestaan- Of de afgevaardigd^, voor Gouda beoogt de Regeering tot het vragen van een zoo danige verklaring te bewegen, is ons vol komen onbekend. Maar zeker zou een aan drang zijnerzijds in dezen zin, door de Re geering niet op gronden aan de theorie of praktijk van het internationale rechtsver keer ontleend, maar slechts om opportuni teit s redenen kunnen worden, afgewezen. Hef „Weekblad v. hu Recht" be spreekt met instemming het onlangs inge diende wetsontwerp inzake herzie ning onzer militaire strafrechts pleging, dat, oorspronkelijk in 1905 door minister Loeff reeds bij Memorie van Antwoord gewijzigd, thans zulks ander maal gedaan is. Op belangrijke; punten doet het uitkomen, waarop de Regeering van 1905 een weigerend antwoord had ge geven, komt de huidige Regeering aan de van vele zijde uitgedrukte verlangens te gemoet. Ook met hetgeen thans wordt voorgesteld zal onze militaire strafrechts pleging een gebrekkige blijven. Een gan- schelijk verouderde regeling kan niet door hier en daar wat te veranderen tot een naar de eischen van tien tijd ingericht straf proces worden vervormd. Poch met het geen thans wordt voorgedragen wordt in "hoofdzaak het onmiddellijk bereikbare ver kregen. Wie, geleid door streven naar meer, dit aangebodene zou willen afwij zen, zou zich, naar de meening van het blad, aan de rechtmatige belangen onzer militairen vergrijpen. Na op eenige der be langrijkste gedeelten van het wetsontwerp de aandacht gevestigd te hebben, onder- steunt het blad den aandrang der Regee- ring bij de" Kamer, om het wetsontwerp spoedig in behandeling te nemen. Een korte zomerzitting ware z. i. hier niet mis plaatst. Het groote belang rechtvaardigt z.i. wel eenige opoffering. Uit de be schouwing van het blad zy aangestipt Eén belangrijke aanvulling verdient nog vermelding. In al de artikelen, waarin ge sproken wordt van het afleggen van den feed, wordt in het gewijzigde ontwerp zie o.a. art. 87 tusschen haakjes bijge voegd „belofte." De bedoeling schijnt te zyn voor het militaire strafprooess pok aan de getuigen zie o.a. ook art. 123 de vrije keuze te laten tusschen eed en belofte. De uitdrukking „naar de wijze zyner godsdienstige gezindheid" is niet opr genomen. Over den tienurigen arbeidsdag zegt ,;Het Huisgezin": Wij hebben het vorig jaar geen instem ming betuigd, met de door de Tweede Kamer aangenomen motie betreffende den tienurigen arbeidsdag. Evenmin koesteren wij thans sympathie voor de vanwege het Bureau voor de R.-K. Vakorganisatie ontworpen betoogingen voor den tiea-uren.dag. Of wij dan menschen maar willen laten wterken tot ze er bij neervallen? ^Natuurlijk niet. Of we dan nief van oordeel zyn, dat voor sommigen een overmatig lange ar beidsduur wordt gehandhaafd? Zeker. Maar wij blijven bezwaar hebben tegen lëen wettelijke regeling, welke voor alle Volwassen mannelijke arbeiders (van kin deren, onvolwassenen en vrouwen is in dit' verband natuurlijk geen sprake), on verschillig de soorf van arbeid, door hen Verricht, een. arbeidsduur van ten hoogste tien uren vaststelt. Tegen deze uniformiteit en tegen een regeling door den rijkswetgever hebben wij ernstige bedenking. Bevordere men allerwegen krachtig de Vakorganisatie en late deze, als vertegen woordigster van den arbeid, piet de werk gevers een regeling treffen voor den ar beidsduur in overeenstemming met de izwaarte en de soort van het werk, met de eischen der practijk en met wat eens men schen leven menschwaardig moet maken. Men zal dan wel niet een automatisch Werkende regeling verkrijgen, doch wat men verkrygt, zal beter aansluiten bij hef leven. De betoogingen voor den tien-uren-dag 'zullen in de maanden Juli en Augustus Worden gehoudien. Kome men er niet" mee" aan op het plat teland, waar in dien drukken tijd heel an dere werkdagen dan van tien uren wor^ den gemaakt. En rekene men ook niet të zeer op de instemming van allerlei soort werklieden; die, in de wintermaanden weinig of niets te doen hebbend, blij zijn in den zomer flinke dagen te kunnen maken, ten einde zoo evenwicht te kunnen krijgen tusschen hun uitgaven en inkomsten. Men kan wel den tien-urigenriag vragen, maar wie komt met pen wetsontwerp, dat niet van uitzonderingen krioelt, zóó, dat er van het beginsel niet meer dan een schijn tje zou overblijven? In „De Telegraaf", zegt „Het Volk" onder het hoofd Talma de tal mer, kwam voor het volgend bericht: „Naar wij vernemen, is het nog niet zeker of de Regoering de door de Staatscommis sie ontworpen regeling van een wettelijk vastgesteld sluitingsuur voor win kels door een eigen wetsvoorstel zal laten volgen. De beslissing dienaangaande hangt af van de resultaten van een onderzoek, hetwelk thans yanwego het Departement van Band- bouw, Handel en Nijverheid wordt ibge- steld." Uit de verdere mededelingen van het blad blijkt dan, dat de Minister nog tweeërlei rapport afwacht, n 1. vooreerst het rapport der fenquête-commissie inzake de toodandm van deen middenstand en in de tweede pkrats 't rapport, van mevrouw van Herwerden naar den arbeidsduur der winkelbedienden- Op grond van die l>eide rapporten wil de Mi nister dan beslissen, ,,of men hot ontwerp der Staatscommissie door een eigen ontwerp zal laten volgen, dan wel andere maatrege len zal moeten beramen." De vaardigheid, die minister Talma ten toon spreidt in het verzinnen van voor wendselen tot zijn eindeloos talmen met ar beidswetgeving, begint inderdaad langzamer hand iets eerbiedwaardigs te krijgen. Nu is er ben exprcssclijk ingestelde Staatscommis sie, die met algemecne stemmen tot de wenschelijkheid van wettelijke regeling der winkelsluiting besluit en met algemecne stemmen, een wetsontwerp vaststelt en den Minister aanbiedten nog weet Talnfa tweo middelen te bedenken, om aan hot indienen van een wetsontwerp te ontkomen. En dat, waar het oen zaak als de winkelsluiting betreft, die in het buitenland reeds lang volkomen proefhoudend en, eenmaal inge voerd, uiterst populair bij de overgrooto meerderheid der betrokkenen is gebleken. De groote democratiseerder van „Patri monium" van weleer is thans alleen nog ïnaar groot in de traagheid. Den minister van arbeidswetgeving valt in dit conservatieve ministerie de taak toe omde arbeidswet geving Vast te stellen. Hnagsehe Rechtbank. Diefstal te Noordwijkerhout. De 50-jarige schippersknecht W. H. H. moest terechtstaan wegens diefstal van een fietslantaarn en drie lappen. Op 4 April kwam beklaagde in een her berg en zei tegen zekeren v. d. Berg: „Geef me een kwartje." „Dank je," zei v. d. Berg; „dat doe ik niet." „Dan neem ik die lantaarn mee," zei H., wijzende op een fiets, die daar buiten stond en waaraan een lantaarn was. „Dat moet jij weten',' antwoordde v. d. Borg. H. nam de lantaarn mede en verkocht haar den volgenden dag voor 100 centen, zei hij, aan een schippersknecht. Maar nu H. terecht moest staan, beweer de hij, dat hij de lantaarn van Yan den Berg gekregen had. Toen de President bekl. op het tegenstrij dige wees, in zijn verklaring en die van Yan den Berg; antwoordde bekl.„Zooals ik het zeg is de waarheid, meneer, de waar heid, Yan den Berg heeft hem er afgehaald en mij ter hand gesteld, dat is degelijk vast waar." Getuige v. d. Berg bleef bij zijn verkla ring. Op 15 April passeerde H. 's nachts nabij Lis8e het kippenhok, behoorende bij een boerenwoning. H. wist, dat er kippen in za ten, en nam er drie kippen uit, die hij m een zak stopte en tijdelijk in een schuit ver stopte. Den volgenden dag kwam hij de hip- petjes halen, maar werd toen door den veldwachter van Noorwïjkcrhout aange houden. President tot H.„Je hebt al acht vonnis sen achter den rug; is 't' niet?" Beklaagde: „Ja, edelachtbare." Pree.: „Nu, dat is zoo mooi niet/I" Bekl.: „Neen 't is leelijk!" Pres.,En hoe zit dat nu met die kippen V' Bekl.„Och, dio moesten er ook eens bij zijn, hè." Het O. M. vroeg voor H. een gevangenis straf van negen maanden. Pres.: „Dat vindt je zeker nogal veel, bekl." BekL,.'t Is een heel brok, 't is mirakel hoog." Qontralo Raadv&n Boroop. J P(Ongeval Ionvorzekering). In dc gisteren te Utrecht gehouden open- baro terechtzitting heeft, de uitspraak plaat# gobad o.a. in de volgende zaak Hooger beroep van J. v. R. te Barwoutw waarder tegen de uitspraak van den Raad van Beroep te 's-Gravenhage, houdende be vestiging der beslissing van de Rijksverze keringsbank, waarbij de door hem gevraag-» de schadeloosstelling niet wordt toegekend., De Oentrale Raad, aannemende dat eischea door een ongeval is getroffen, daarin b» staande, dat hij ten gevolge van het opne men en wegwerpen mot een schop van oen zwaar stuk klei een aandoening van den. rechterschouder bekwam, die hem noodzaak te wegens d© daardoor ontstane pijn het werk te staken, vernietigde uitspraak en beslissing en kende aan getroffone met in gang van 31 Juli 1909 een rente toe van 70 pet. van zijn dagloon, met bevel dat hem uit 's rijks kas zullen worden vergoed de kosten van dagvaarding en schadeloosstel ling van in eersten aanleg medegebrachte deskundigen. Verzet tegen do politie. Beschuldigd zioh hi err. ~i te hebben sohul- dig gemaakt, stond terecht de 29-jarige P. de T., zonder beroep, te Leiden. Op 3 Mei was bckl. dronken en pleegde in dien toestand straatschenderij. De agent Boon vond hot noodig hem naar hot politie bureau te brengen, maar De T. verzette zich hevig, door te rukken cn te trekken en don agent te trappenook presenteerde hij don agent in het water te gooien. De agent Yan Dalen, die zijn oollega te hulp kwam, kreeg ook nog eenige stom pen tegen de borst. Bekl., die nog nooit met de politie in aan raking kwam, verklaarde er niets meer van te weten; hij was dien dag erg nken ge weest, iets, dat hem ook zelden gebeurde. Het O. M. vroeg zoven dagen gevangenis straf wegens verzot. De volgende persoon uit Leiden, die zioh wegens dit misdrijf te verantwoordne had, was zekere A. S. den B. Deze man passeer de op 11 Maart per fiets te Bodegraven den rijksveldwachter P. J. K., aldaar, die hem aanhield, omdat hij op nood loos kwel lende wijze een kalf vervoerde op den baga gedrager van zajn fiets. Naar zijn naam gevraagd gaf hij op Siera të heeten; later bleek, dat deze op gave valsch was geweest. De rijksveldwachter K. begaf zich op 8 April naar Leiden, om te trachten den wa ren man op te sporen, wat hem spoedig gelukte; hij zag zijn man bezig met vee op te laden en hield hem aan. S. den B. ont kende evenwel de gezochte man te zijn, maar Kok was zeker van zijn zaak en noo- digdc hem uit mede te gaan naar het po litiebureau, waaraan de man niet voldeed en zich verzette. Kok was door het op dringen van wel 25 kameraads van den ge zochte, genoodzaakt hem los te laten. La ter gelukte het hem te pakken te krij gen; uit het toen ingestelde onderzoek' bleek wie hij was en werd hij voor een en ander geverbaliseerd, Nu hij terecht moest staan, liet hij ver stek gaan en werd een gevangenisstraf van zeven dagen tegen hem geeischt. J. K. en zijn broer Willem te Noord- wijk waten op 10 April beschonken en lie pen 's avonds laat op straat te zingen in liet rustige dorp. De veldwachter Net en de nachtwaker, op surveillance zijnde,- maanden het tweetal tot kalmte aan, maar zonder resultaat. De rustbewaarders kon den van de gebroeders K. klappen krij gen, zooveel zij wilden, zoodat arrestatie volgde. Dit ging echter met hevig verzet gepaard, de veldwachters werden door de woestelingen gebeten en getrapt cn met een groot stuk hout gedreigd. Ook had een hunner een blinkend voor werp in de hand, waarmede zij er op in hakten. De veldwachters maakten proces verbaal op en thans werd, tegen de beide broeders ieder 1 maand gevangenisstraf geeischt. Uitspraak in al deze zaken 27 Juni SlotterdaniAclie Rechtbank. H, P., huisvrouw van 0. den H., -13 jaar, en haar dochtor J. den H., 22 jaar, boiden zonder beroep te Waddingsveen, be klaagd van mishandeling vertelden van een woordenwisseling op 30 April, tusschen haar en haar buurvrouwen. Een dezer viel de eerste beklaagde aan, de tweede kwam tus- schenbeiden en raakte met die buurvrouw, slaags. De moeder trachtte toen de vech tenden mot haar klomp te scheiden, waarbij zeer goed die buurvrouw een paar klappen kon hebben opg-oloopen. De beide buurvrou wen verklaarden, dat beklaagden met hand tastelijkheden begonnen waren- de mishan delde had zich alleen verweerd., Togen ieder der beklaagden word ]5 boo- te, subsidiair tion dogen hechtenis go eiacht. Beklaagdon beweerden onschuldig gestraft te worden; de tweedo beklaagde' was zelfs nog door de buurvrouw in een vin- ger gebeten. Uitspraak Donderdag BP dezer. AniMterdaniBclie Rechtbank. Stakingsprooesson. Do Gde kamer hoeft gisteren bij vorvroegr de uitspraak vrijgesproken Q. J. B., tegen wien 1£ jaar gevangenisstraf was geeischt onder beschuldiging, dat hij op 21 April jl. aan den Amstelveenschen weg (Koene* kade) met een groote groop werklieden to gen een kleine groep optredende, tor .vijl ge roepen werd „gooi zo dood!" en met stee- non gegooid werd, J. Yet een slag op den schouder zou hebben gegeven. De rechtbank achtt© het ten laste gelegde feit niet bswezxm en gelastte de onmiddel lijke invrijheidstelling van den beklaagde. Yan de publieke tribun© ging een luide! juichkreet op. Verdediger in deze zaak was mr. Max. R., Eiïick. Een andere vrijspraak valt te vermelden uit de 4de kamer Deze betrof W. F. S., tegen wien 4 maanden gevangenisstraf was geeischt, onder verdenking, dat hij op 13 Mei j.L, toen het aan de De Wittenkadd nogal woelig toeging, aan Jae. Poorter, een werkwillige, een schop of trap tegen het dijbeen had gegeven. Ook in deze zaak was mr. Brück als ver dediger opgetreden. Ongunstiger Hop hot af voor den 35-jnri- gen metselaar O. J. K. Hij word veroor deeld tot een jaar gevangenisstraf (geeischt was 2 jaar) wegens het opruien op lo. Mei jl. aan ovengenoemde Kade tot levensberoo- ving van meer genoemden Jaa Poorter, eon 27-jarigen opperman, door te roepen„slaat hem dood Uit het verslag van de behandeling der zaak op 7 dezer zij herinnerd, dat Poorter dien avond door de politieagenten Do Boet cn Bilders voor eigen veiligheid naar zijn huis werd gebracht. Bij die gelegenheid morden harde klappen uitgedeeld en raak te dj agent Bilders onder den voet. 9) Alle kennissen, voorad het vrouwelijk ge deelte daarvan, sloegen de handen ineen, toen plotseling het' praatje ging, dat zij zeer veel belang stelde in Frans Meineck, een eenvoudigon, onbeduidenden, blonden hu zaar, die niets voor had, volstrekt niets dan zijn bijzonder knap gelaat en zijn vurigen, ridderlijken aard. Wat hem aan haar beviel, die vraag be antwoordde ieder voor zich; zoowel haar mooi gelaat, haar weelderige gestalte, als de koelheid en hardheid, welke met die schoonheid een raadselachtig contrast vorm den de nimbus, welke haar persoonlijkheid omgaf; het feit, dat zij tegen alle andere mannen bijna onbeleefd kortaf en jegens hem alleen vriendelijk was. Maar wat zij aan hem aantrekkelijk vond, daarover bra ken zich de wijsgeer en van Lemberg tever geefs hun hoofd. Maar hij beviel haar, dat ontkende nie mand, zij zelve het allerminst-. Toen een eveneens geleerde en interessante vriendin na een diner, waarbij Meineck haar buur man was geweest, vroeg, hoe zij met dien oppervlakkigen huzaar een discours had kuuncn voeren, antwoordde zij schouderop halend, dat het amusanter was, een opper vlakkigen husaar'te hooren praten, dan een grooten geleerde te zien kauwen, waartoe zich volgens haar ondervinding het genoe gen van wetenschappelijke oorypheeën bij goede diners bepaalde. Maar terwijl Meinecks genegenheid voor haar van het begin af een hartstochtelijk dwepend karakter had, was de hare voer hem in hest begin van zeer kalm en aard. Voor haar was hij een kind; dat haar re laties tot hem in een huwelijk zouden kun nen eindigen, zou niemand dwazer, onwaar schijnlijker zijn voorgekomen dan haarzel- ve. Zij behandelde hem steeds vriendelijk, nu eens goedmoedig plagend, dan böjna moederlijk hartelijk. Yan verliefdheid ver ried zij in haar gedrag geen zweem. Tegen het einde van Februari, toen een bedrieglijk voorjaar, hetwelk men, zooals allen voorspelden, met een grimmige Maart zou moeten boeten, zijn intocht in Theresifu stadt deed, stond Lina haar jongen vereer der toe, haar op haar lange uitstapjes te paard te escorteeren. Toen was hij in zijn element, won het vap haar in de edele rij kunst. Het was na een van deze tochten, toen zij met schitterende oogen en blozen de wangen naar huis terugkeerde, dat haar plotseling een gevoel van angst overviel. Zij wist, dat zij, zoo lang aan onbeperkte vrijheid gewoon, vroeg of laat tie ketenen drukkend zou vinden; zij wilde niet trou wen I Den volgenden dag verliet zij, zonder iemand, behalve haar naaste familie, daar van te verwittigen, Theresienstadt, en be gaf zich naar een kleine bezitting bij Praag, waar rij, onafhankelijk van aard als zij was, dikwijls maandenlang alleen met een ouden tuinman en haar kamenier vertoefde. Het was een mooi, poëtisch nestje, een voormalige molen. Een groote treurwilg stond er naast en. hing over het ouderwet sdie dak heen; een kleine beek stroomde er rakelings langs en murmelde en kabbelde tusschen oevers vol vergeet-mij-nietjes en narcissen naar haar doel, de rivier. Inder tijd, in die gedenkwaardige maand Maart, sliepen naroissen en vergeet-mij-nietjes ech ter nog vast onder de sneeuw en het beekje stroomde niet. Men had in Februari goed voorspeld: Maart was grimmig koud. Lan ge, zonderling gevormde ijskegels hingen van het dak van den molen bijna tot aan de ramen neer en de treurwilg glinsterde too verachtig in zijn koud, rein sneeuwkleed. Lina zat van 's morgens vroeg tot 's avonds laat als een soort vrouwelijke doctor Faust tusschen boekenkasten, die- till eerfless eken en globes in een groote, lee- ge kamer, waar zij trachtte te werken en „zich weer te vinden". Op zekeren dag ver scheen Meineck in den molen. Zij ontving hem opzettelijk met opgeruimde onverschil ligheid, terwijl zij aan haar schrijftafel zat, en met haar pen speelde, waardoor hem beduid moest worden, dat. een lang bezoek niet ge wensch fc werd. Hij bemerkte het. Yerlegen, verbijsterd bij het zien van de geleerde apparaten, welke hem van alle kanten omringden, zat hij met eenigsrins voorover gebogen lichaam, de sabel tusschen zijn knieën, in 'n fauteuil, waarvan hij eerst een Grieksche lexicon en twee deelen „Re vue" had moeten afleggen, stotterde iets onsamenhangends en beschouwde haar met verlangende oogen. Zij droeg een eenvou dige, donkergroene lakensche japon, welke haar nauw omsloot; haar van natuur krul lend, in den nek kort geknipt zwart haar was eenvoudig achter de oor en weggestre ken. Hij vond haar kapsel bekoorlijk en be wonderde met een had kloppend hart dé prachtige lijnen van haar schouders. Zij kwam hem weergaloos schoon voor: de ver heven schoonheid van het onbereikbare. Hij zag haar later dikwijls zoo in rijn droom en en in zijn stervensuur verscheen haar beeld hem nog eens weer, even edel, oven rein, als het rich in dat uur in zijn hart had ge grift. Dat hij nog den moed vond tot spreken, verwonderde hem later zeer, maar... hij vond dien. Hij vroeg om haar hand in hart©- toohtelijke, tot in de ziel dringende woor den. Zij sloeg rijn aanzoek af. Hij wilde rioh daarmee niet tevreden stellen. Zij ver weerde zioh dapper, bekende hem ronduit, dat het haar niet gemakkelijk viel zijn lief de af te wijzen, maar dat zij het moest doen, ter wille van den vrede van hun beider ge moed. Daargelaten, dat rij niet gaarne van haar vrijheid wilde afstand doen, vond zij 't gewetenloos, om een overspannen jongen man, die in een opwelling van poëtische ver rukking een niet meer jong meisje zijn hand aanbood, bij zijn woord te nemen. Haar diepe stem had zoo iete hartelijks, gevoelvols. Hem verging hooren en ricn, hij lag voor haar op zijn knieën, kuste den zoom van haar japon en beloofde eindelijk er voorloopig in te berusten, n.l. wanneer zij hem wilde toestaan, dat hij na zes maan den zijn aanzoek herhaalde. Dan zou hij wel het bewijs hebben geleverd, dat zijn ge negenheid geen opwelling van poëtische verrukking was. Nu legde zij haar mooie, smalle handen op rijn schouders en zeide liefderijk: „Lief kind, wanneer gij over zes maanden werken lijk nog zoo dwaae rijt en een oude vrouw. begeert, dan zuilen wij er weer over spre ken. En nu adieu!" Hij drukte haar hand aan zijn lippen, zoo vast, zoo hartstochtelijk, dat zij hem dio plotseling onttrok. Het bloed steeg haar naar do wangen, hij had haar nog nooit zien blozen. Zijn blik boorde zich diep in haar oogen; rij wendde haar hoofd af. „Tot weerziens I" zeide hij, waarop hij met een diepe ernstige buiging do kamer verliet. Er klonk bijna iets zegepralends uit den rhythmus van zijn voetstappen; zoo kwam het haar ten minste voor, terwijl rij er naar luisterde, en het geluid eindelijk in de verte wegstierf. Hij liep alsof hij vleu gelen aan de voeten had; overmoedig, zeker van dc overwinning. Een gevoel van wre vel maakte zich van haar meester. Haar krachtige natuur verzette zich tegen het listig rioh indringende vreemde element, dat haar hart had gevangengenomen en nu haar verstand dreigde te overhoerschen. Te. vergeefs! De hand, welke hij aan zijn lip pen had gedrukt, brandde, en plotseling tintelde het in haar aderen; iets onbeschrij felijk zaligs, zooals rij het nog nooit had ge voeld, deed haar hart onstuimig kloppen. Zij vermande zich, echooof de papieren op haar schrijftafel terecht, trachtte te werken. TevergeefsDe pen ontgleed aad haar vingers. (Wordt vervolgd.),

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1910 | | pagina 5