VOOR DEJEUGD Hienve Raadsels. Anekdoten. Roede oplossingen ontvangen van: No. 15433, Woensdag* 15 Juni. Anno 1910. tTrïiTxTi? iT;TïT;T;TiT iTiiiT ;TiTTT;T;Tn;TiTi"^gD"i IE-IDSCH DAGBIAD t Nog steeds leer 1 k, De brandkast ?an Vader Hesman. p Ingez. door „Sneeuwwitje". L Ik besta uit 15 letters en ben een groot) gebouw in de stad loeiden. 6 7 7 15 ia een kleur. Een 2 10 11 ia een insect. 8 3 U 4 is niet zacht. 15 9 i is niet vast. 'Een 13 14 15 ia een visch. Een 7 5 is een muzieknoot. Ik 12 9 11 0 goed voor mijn boeken. Ingez. door W. Lindeman. II, Mijn geheel bestaat uit 16 letters en is een inrichting uit den tegenwoordigon tijd. 13 2 4 5 6 ia een ander woord voor woud. 6 6 14 10 ie een dier, dat in de bosschen teelt. 7 1 ia egn wintervermaak. 9 11 11 1 is een kleverige vloeistof. 16 11 11 12 is een ontkenning. g 14 15 1 10 hebt gij aan de voeten. Ingez. door „Anjelier"* 1 IIL 1 Mijn geheel bestaat uit 10 letter» en ia een plaats in de provincie Noord-Brabrant. Pc beginletter is O. 6 2 1 3 ia do naam van een bloem, 8 2 0»is een deel van het hoofd. 7 9 4 vindt men op de heide. 7 8 0 10 gebruikt do timmerman- 4 6 5 0 is een kleverige vloeistof, IV. Mijn geheol bestaat uit 10 letters en is een plaats in do provincie Zuid-Holland. De beginletter is V. 7 9 8 10 ligt over het water* 6 5 5 0 is een ontkenning. 1 2 3 4 is een roofvogel. 4 2 3 4 gebruikt de metselaar. Ingez. door „Wilholmina." V. Neem uit elk der onderstaande zinnen een woord zoodanig dat gij een spreekwoord krijgt. Dat wa9 een goede les voor hem. De meester gaf haar een raad dien M niet opvolgde. Dit postpapier is heel mooi. Mijn nieuwe haarlinten kosten nief erg duur. Ingezonden door Annie de l'Eoluee. Juffrouw (tot melkboer)1: „Wat, dat tuig wil je mij voor melk verkoopen? Kijk eens, boe blauw ce is; de helft is wel water". Boer: „Ja juffrouw, dat komt van het regenachtige weer, de koeien eten to vee* nat gras." Ingezonden door „Dë twee Zuijee". Een stadanufje tot een boer: „Zeg baas, waarom kijkt die koe me zoo woedend aan: ik geloof dat ik hier niet veilig ben?" Boer: „Dat komt door uw roode parasol". Stadsnufje: „O, gunat, dat mijn parasol nit de mode is, dat weet ik wel, maar ik dacht niet dat een koe er op letten zou." Een gierig heer zei tegen zijn knecht, die bard moet werken voor een beetje geld: „Jan, laat toch nieuwe knoopen aan je jas zetten, het staat zoo haveloos." „Ja, mijnheer 1" zei Jan, „maar zou het Hog niet beter staan, als u eens een nieuw6 jas nan de oude knoopen liet zetten 1" Een leelijk gevaL Heer: ,,Jan als je soep opdient, moet je aan do gast«n vragen, of zij nog meer blie ven." 1 Den volgenden middag was er diner. Jan vraagt of de gasten nog soep blieven. Een der gasten zegt: „Ja!" „Zoo", geeft Jan ten antwoord, „dat spijt me; er is niet meer." A.„Neem u me niet Ewalijk, maar denkt u hieT nog lang te blijven, als ik vragen magt'J* B. (hite): „Wat gaat dat u aan?" A.(bedremmeld)„Aangaan doet het me eigenlijk ook niet, maar ziet u, ik zou zelf zoq graag gaan.,,., maar u rit op mijn hoed!" Oplossingen der Raadsels. I u SJooals het kjokje thuis tikt, tikt het nergens. -I IX. Bloepiendaal. III. Kruidenier. IV. Teekenboek. V. ,1^ Linnenkast. Jacobus Yallentgoed; „Theeroos"; „De wilde Zuring"; N. Brugmans; Frans en Anna Kriek; „KAstanjebloesem"; 0. L. Janssen; „De kleine zeeofficier"} „Orchi dee"; „de blauwe 6ering"; „Mignon"; Hendrik van den Heuvel; „Edelweiss"; „de duifjes"; „Marietta"; Paulus Hakken berg; Jacoba Eggink; „Nachtegaal"; „Boschanemoon" „DwergrooBjo" „Sneeuw klokje"; Pieter de Goederen; „Silvia"; „Roodborstje"; „Rosa Fluweeltje"; Marti- nus Jansen; Hansje Razengaarde; „Win terkoninkje"; „de Zeeman"; „Muurroosje" J. OhriBtiaanse; „Okke Tanneraa"; „het bloeiende rooeje"; „do kleine sportman"; „Bastiaan"; „Meikers"Kruidje-roer- me-nlet"; „Aronskelk"; „Tromp"; Jan van Galen"; Jobannes Nieboer; „Zwaluw"; „Lekkerbekje" j „Sleeboa"; Rika on Loiüb van Velsen; „de kleine officier"„Meiroos je"; „de twee kersen"; „Padvinder"; Oa- tharina Houps; Jannetje en Marietje La- oourfc; Jan van Weizen; „Veronica"; „He- melroosje"C. VollentgoedHendrika Blom; J. J. Versluys „Twee Zwartoogjes"; „Pioenroos"; Johan Overduin; „Pinkster bloem"; „de twee peren"; „de drio zus jes"; „Matroos"; W. J. Bijloveld; G. v. d. Broek; „Wilhelmina", „Wilhelmus"; „de ferme jongen"; „Lijstertje"; M. Kou- wenborg; „Frederik do Groote"; „Konijn tje"; Hendrik de Jong; Margarotha Bomli; Maggie Segaor; „Boachviooltje"Johannes Voorbijl Wiebe Baart. Herman en Hendrik van Zanten; „Sneeuwwitje"; Annie de 1'EoIuse; „de bloemenfee"; „Heliotrope", te Leiden. 't Slagertje" te Bodegraven. Oornelis Horsman teLeidordorp. Neeltje, Johanna, en Jannie Timmers, te Oogstgoeet. Gijsje van der Mey; „het tortelduifje" te R ij n s b u r g. Cornelia Honig; „Batavier"; „Candala- ria" to Voorschot en. „De kleine zeeofficier"; Jannetje Zwaan te V a 1 ke n b u rg. Hendrik Binnendijk; Trijntje Kriege, te Wassenaar. Margje van Donk; Johanna en Aartje Par- lovliet te Zoeterwoude. De prijzen vielen ten deel aan: „de kleine Sportman" te L e i d e n en Trijntje Kriege te Wassenaar. Correspondentie. Annie Hakkenberg. Ja meisje, je buurmeisjes zijn eveneens raadselvriendin netjes van mij. Me dunkt dat het heel knap is van Wim, dat hjj nu heel netjes met rijn rechterhand kan schrijven, ajs hij ten min ste vroeger altijd links deed. Heeft hij het laatste nu geheel afgeleerd 1 „Pioenroos". Ja meisje, het be looft een heele drukte te worden met de a.s. Lustrumfeesten. Ik heb die optoohten echter al vaker gezien en boud niet erg van gedrang, dus blijf stilletjes thuis. Voor de deelnemers hoop ik, dat het mooi weer zal ziju« „TweeZwarfoogje s." Neen meia- jes, ik ben niet bang voor onweer; want in de steden heeft men zoo geen nood. Voor de plattelandbewoners is dat echter heel wat anders, die hebben soms reden om bang te zijn* „V e x o n i o a", Arm kind, was je ver leden week riek? Wat scheelde er aan? „Meiroosje". Wel meisje, wat heb jij een massa cadeaus: gekregen! Je hebt wel gelijk, dat het prettig is veel broers en zusters te bobben, als ze je allemaal podeauX geven op je verjaardag. Je postpapier vind ik heel mooi, RikacnLouiflvfta Yelïen. Jullie moogt gerust met ons meedoen kinders, je leeftijd is volstrekt geen bezwaar. Raad sels en anekdoten mag ja zooveel inzendeiï als je zelf wilt. „Aronskelk". Ja kind, in de oon- rant Ine ik tal van ongelukken ten gevolge van het weer; het wae dan ook heel erg. „Het bloeiende Roosje". Ik neem het den kinderen nooit kwalijk als zo( mij ter wille van him schoolwerk in den steek laten, want Het schoolwerk moet nu eenmaal vóór gaan. Waarmede heb je je moeder met haar verjaardag verraat? „Okke Tanneraa". Heb je het boek gelezen, waaraan jo je schuilnaam ont leent? Ik heb er piëta tegen. „W i n t o r k o n i n k j e". Welzoo, heb jij ons lief Prinsesje gezien en hoe vond je Haar wel? Waren er te Noordwijk al veel badgasten „Hansje Rozengaar'de". Ja meisje, dat was te laat voor je briefje, doch nu heb je beter opgepast, „Roodborstj e". Hartelijk gefoleci- teerd met je elfden verjaardag meisje, ik hoop, dat je een prettigen dag zult hebben. Je moet er mij de volgende week maar eeps het een en ander over schrijven. „M i g n o n". Ja meisje, het is de vorige week lekker warm geweest, doch nu is het weer triestig weertje en sterk afgekoeld bovendien; men moet sterk rijn om al die temperatuurswisselingen te kunnen verdra gen I „K leine Sportma n'\ Nu rie je toch vriendje, dat het spreekwoord, dat' luidt': ,,dfi aanhouder wint" waarheid bevat. Ik hoop dat je met het gewonnen prijsje in je sohik bent, Trijntje Kriege, te Wassenaar. Vriendelijk dank voor je mooie prentkaart- Het' is een lief kiekje en een bekend plekje; want des zomers fiets ik er nogal eens heen. Woon je dicht bij den Deyl? „C a n d a 1 a r i a", te Voorschoten. Ik vond het heel aardig, dat je me weer eens wat over je bloemen sohreeft, en ik geloof, dat je een lief tuintje hebt, Is het noigal be- sohut tegen wind? Wil ie eens probeeren mjj eenige nieuwe raadsels en anekdoten toe te zenden? 1 „B t v i e r", Met genoegen vernam ik je ingenomenheid met het' gewonnen prijsje, en hoop, dat je nu weer flink je best zult doen. „Heliotrope." Het is wel prettig voor je om zoo af en toe een weekje bij je nichtje te R. te gaan doorbrengen; maar hoe stel je het met de school? Mag je zoo maar verzuimen? Ik weneoh je veel pleizier met de a. a. feesten. „Klein Naaistertje". Daaromtrent kan ik je niets beloven meisje, dat zal je dus moeten aiwachten. Vriendelijke groetjee. MARIE VAN AMSTBL. Ji. al* méhm o e* i Dit was de lievelingsleus van den groQtcn beeldhouwer, 6cbüder en bouwmeester Michel Angclo, die zijn heele leven een .verbazende werkkracht ontwikkelde en 89 {aar oud werd. Hij was geboren in 1474 op ^Floroptijnsoh grondgebied. Nadat hij eorst Van beroemde leermeesters onderricht had genoten, verschafte Hertog Lorenzo de Mé dia hem den toegang tot de Academie van fobnpxie kunsten. Na den dood van zijn be- ipberwbeer begaf hij zich in dienst der Kerk «o ging dus in een Klooster, totdat hii rich woor naar Florence begaf en daar behaal de bij grooten roem, toen hij uit een blok marmer, dat door zijn tijdgenoot, den beeld houwer Leonardo da Vinei, als onbruikbaar afgekeurd was, een prachtig standbeeld van Ironing David wist te houwen, dat te Flo rence vóór het Paleis van Justitie werd ge plaatst. Verder heeft Micbol Angelo zich jpnsterflijken roem behaald met het be schilderen van de Sixtijnsche kapel te Ro me, waarop het laatste oordeel ie voorge steld. 13 jaar lang heeft de kunstenaar daar tan gearbeid Hij leefde altijd met aartsvaderlijke een voudigheid, maar waa zeer milddadig te genover minder met aardsche goederen be deelden. Tot op het laatst van zijn leven was hij altijd nog bezig, zelfs nadat hij blind was geworden, liet hij zioh naar de beeldwerken leiden om, al betastend nog „wat te leeren". En overal in Italië, in Engeland, te München en te Weenen prij ken dan ook nog kunstwerken van den grooten artist, die héél rijn long leven uit sluitend aan de kunst heeft gewijd l Per rijtuig begaf mijnheer Candon de no taris van Sint-CJhriatoffel zioh naar het huisje van wijlen vader Mesman die den zelfden morgen begraven was. In de zaal wachtten de gebroeders Tin- laret, Jules, Victor en Jaoob, drie rijke boe ren, neven van den overledene, op opening van het testament. Bij het zien van do groote enveloppe, waarvan notaris Gandon de zegels verbrak, werd het hoogroode ge zicht van Julos nog rooder, de wenkbrauwen van Victor trokken zich samen; wat 't eer lijke gericht van Jaoob betreft dit vertoon de alleen de natuurlijke belangstelling van een man die gelukkig Is te erven. De notaris had ook de huishoudster la ten roepen, Fanchon en haar zoon Gilles, een jongen van achttien jaar beiden ble ven bescheiden achter de erfgenamen «taan. Tot algemeene ontsteltenis kwamen hun namen ook in het testament voor. De gezichten van Jules en Victor werden langer, dezo laatste gaf zelfs een geweldi- *n vuistslag op de tafel. „Dat is een mooie kool, die onze neef ons \ar «tooft", riep hij uit, schaam je je niet Fanchon, ons in ons erfdeel te beste len?" „Neem mij niet kwalijk, mijnheer Jules", bernanj de vrouw, „sedert tien jaar dien ik mijn meester, ik ben in het geheel niet veol- eischcnd geweest: do loonen waren klein de voeding slecht, en mijn zoon Gillee, die kan eten voor vier, moest voor zijn brood wer ken. Uw neef heeft ons willen beloonen". „Ja, tot onno schade 1" zuchtte Victor. „Het huis voor u. 't Is te veeL „Het is zoo oud". „Ja, dat is waar," merkte Jacob op( het geschenk is niet prachtig, er zullen veel onkosten noodig zijn, om het te herstellen". „En dan moeten wij nog een akker aan Gillett geven?" schreeuwde Jules 1 „Wat zegt gij er van broers?" „Daar neef het geschreven heeft" rprak Jacob op kalmeerenden toon. „Je beweert zoker, dat hij er goed aan gedaan heeft", viel Victor met afgunstige stem in de redemaar wij oio :ten er ons zoo goedkoop mogelijk van afmaken. Geef hem dien vervloekten akker". „O, jo bent een deugniet, ik zou ea* niet aan gedacht hebben", riep Jules uit, wiens goede humeur terug scheen te komen, „al leen de jongen ral hem niet willen hebben," „Neen, zeker niet", sprak Fanchon. „En hij heeft gelijk", zeide Jaoob, „het is niet eerlijk hem dien hoek gronds te ge ven die alleen onkruid voortbrengt „Wat gaat dat ons aan? Neef heeft ge zegd „een akker" en wij bieden hem een akker aan. Overigens laat ons eens met Gil les praten. Kom eens naar voren, mijn jon gen, is het geen mooie zaak, dat wij je dien aardigen lap gronds willen geven?" „Eon heel mooie zaak", antwoordde Gil les, „ik noem het aan en bedank u." „Jo bobt verstand voor twee, zie je wel, Jacob, dat ik gelijk had?" Jule« en Victor gingen gearmd heen. Ja oob bleef een woinig achter. „Waar heb je hot hoofd?" zeide hij tot Gilles, „wat ga jo mot dien vervloekten grond doen?" „Een mooie vruchtbare akker, mijnheel Jacob, vader Mesman heeft mij verteld, dat hij er in zijn jeugd prachtige oogsten maaktemaar ik geloof dat hij op zekeren dag in den oogsttijd de arme lieden heeft weggejaagd die achter hem liepen om aren te lezen. En sindsdien schijnt er een vloek op den akker te rusten. Maar ik ben geen vader Mesman, ik ben zelf arm en de akker zal wel niet langer vervloekt zijn." „Maar welk een arbeid, arme jongen, al dat onkruid wieden, al die steenen weg ruimen. Ik beklaag je. Enfin, als je er van houdt, 't is jouw zaak. Denk er alleen aan dat je een anderen akker gekregen zou heb- ben als ik oenlg erfgenaam geweest was." „Dank u mijnheer Jacob." „Pas goed op, zeide de boer nog, neef verzekerde nog, dat, wanneer hij den akker wilde betreden groote zwarte vogels om hem heenvlogen om hem de oogen uit te pikken."- Toen Franchon met haar zoon alleen was, gaf zij uiting aan haar ontevredenheid. „Een mooie erfenis, inderdaad iedereen zal je willen uitlachen, dat je <lora geweest bont dien lap gronds aan to nomen. „Jules cn Victor zouden mij toch niets anders gegeven hebben", antwoordde hij rustig, „ik verwachtte het wel en onzo moester ook, want hij herhaalde dikwijls, terwijl hij zijn banden wreef; zo zullen je den vervloekten akker geven. Neem het aan mijn jongen, neem het aan, dat zal hun een slechte kool stoven en jij zult er veel bij winnen." „Heeft vader Mesman dat gezegd? Op dien leeftijd ijlt men. En je zult geen ar beiders vindon om je bij dat ruwe werk t* helpen." „Ik zal er mij geheel alleen m^e belas ten", sprak de jongeling trotscb. Van den volgenden morgen af zette hij zich aan den arbeid. Do erfgenamen van vader Mesman, die bij den notaris het na gelaten contante geld in ontvangst gingon nemon, kwamen daar voorbij. „Goeden moed Gilles", riepen Jules en Victor lachende. Jacob voegde er met oen vricndelijken glimlach bij: „Mijn jongen ik heb maar één dochtertje van vijftien jaar, wanneer zij groot is, zon ik graag con man voor haar willen vinden even moedig als gij." Tofe aan den zaaitijd zag men den wak keren jongen de scherpe dorens uitrukkon dio hem de handen tot bloedens bezeerden, en do grond omspitten. Do arbeid was i;og zwaar en zoo moeilijk, dat slechte drievier- do van don akker gereed was voor een zorg. vuldige bezaaiing. Do goede Jacob leende hem een ploeg en gaf hem voorsohot op het koren, dat hij zou maaien. Wees voorzichtig, beste kerel, zeiden ver schillende boeren tot hem, aan wicn ^ader Mosman zijn goschiedenissen verteld had. Do zwarte vogels zullen je graan opet'en en je obgen uitpikken als je jacht op hen wilt maken, „Niemand heeft de vogels ooit gezien", mompelde Gilles, met ongcloovig gezicht, „maar ik zal waken." De vogels kwamen niet. Gilles zag zijn koren groeien, daarna rijp worden on der do warme zonnestralen, terwijl hij zioh met het in orde brengen van het laatste deel van rijn akker bezig hield. Toen hij op zekeren dag daar bezig was, kwam notaris Candon voorbij. „Wel mijn beste jongen", zeide hij, ,,d6 vervloekte akker heeft dus zijn raam ver loren. Jules en Victor hebben spijt dat zij bem u gegeven hebben." De notaris trad naderbij en sloeg met zijn wandelstok tegen, eon steen. „Ik wil dezen steen gaarne van u heb ben", sprak hij, „ik heb hem noodig om een gat in mijn muur dicht te maken." „Hé, riep hij uit, die steen schijnt hol, tracht hem eens op te heffen." Gilles gehoorzaamde, het kostte hem w*-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1910 | | pagina 11