LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag* 11 Juni. Vierde Blad.
Anno 3.SI0,
POTGIETERS VIERTAL
y in.
Tweede Kamer.
EEN VROUWELIJKE DETECTIVE.
No. 15430.
Het is een opmerkelijk virschijnsdl, maar
levens oen zoït gToote waarheid, dat, terwijl
er maar zeer weinig of misschien g^en
jnenschen zijn, die voor niet-ernstig zou
den willen doorgaan, het getal van hen dis
Üezo eigenschap niet bizitten, toch zeer
'gxoot is. Zij zullen waarschijnlijk gaarne
belijden dat geduld, ijver, ernst en orde,
dingen zijn zonder welke niets goads ge
sticht, niets groots tot stand gebracht wordt;
ïnaar het komt nu eenmaal niet op ein
belijdenis, wel op daden cn feiten aan.
Voor het overige zou men het bezwaar
lijk kunnen tegenspreken, dat vaak voor
jarnst wordt aangezien, wat er hoegenaamd
biet op gelijkt en heel vaak ook als lucht
hartigheid wordt beschouwd wat inderdaad
het tegendeel is.
Dat komt ook veelal daardoor, dat men
gewoon is oppervlakkig te oordeelen en,
poms ook wel eens oppervlakkig oordeelen
lm oo t.
De ceno mensch' ziet er uitwendig geheel
jinders uit dan de ander. Er zijn er dio
'om zoo te zeggen nooit uit do vouwtjes
komen. Zij zetten goregïld een strak gelaat
èn men ziet ze nooit lachen. Hun gesprek
js nimmer opgewekt, aan kwinkslagen bezon
digen zij zich nimmer. Uitwendig vertoo-
nen zij het beeld van don mensch mot oen
hoogst ernstige, zelfs strenge levensopvat
ting Toch kan dat alles schijn wezen.
Misschien zijn het menschcn die do zaken
fcteeds van den zwartsteu kant beschouwen,
die altijd van allen en van alles het erg
ste denken, steeds voor onheilen on onge
vallen Vreezen en zich niet thuis gevoe
len in eigen omgeving.
Misschien zijn het lieden met <ien onte
vreden inborst, een wrevelig humeurdie
lallcs afkouron, altijd klagen en mdppaxm,
>ltijf' glrl.. i hebben en die ton slotte nog
oom berd-u.- en zwartgalliger worden dan zj
[Van na Lu. reeds zijn, zich zelfs gem
inoeito meer gevïn om nu en dan eens een
Vriendelijk woord te spreken of dan schijn
ëan voldaanheid en tevredenheid aan te ne-
taenwaarbij dan nog komt, dat ze wel
licht door dat alles hun eigen gezondheid
benadoelen en daarvan de duidelijke sporen
vertoonen.
Hot is er verre van verwijderd, dat al die
dingen het kenmerk cener ernstige levens
opvatting zijn. Het tegendeel is stellig waar.
Het is niet ernstig, de menschen en de
'dingen uitsluitend van de slechtste zijde te
[beschouwen en het meest mogelijke kwaad
ïvan hen te denken. Die een ernstige le
vensopvatting heeft, schertst misschien niet
isl te vlaak en zeer zeker vat hij het leven
biet lioht opima-ar hij ziet toch wel de
gelijk de lichtzijden en acht zich gelukkig
iets goeds te kunnen vinden in leven, lot
en menschendie doet zijn best pin
Jiiet een an dor door zijn gemoedstoestand,
'door zijn humeur van streek te brengen
die zal gaarne iets vindon dat hij prij
ken kan; die ziet niet in alles zonde
Ijn schuld, doch waardeert streven en goede
bedoelingen, ook waar ze niet altijd of niet
terstond met succes worden bekroond.
D;e een ernstige levensopvatting hoeft, die
erkent het bestaan van een taak en vain
bin plicht om aan die taak zoo goed mo-
feolijk en met al zijn krachten te arbei
den. Zeer zeker is hij dus iemand die vlij
tig werkt en zorgt; maar hij doet het blij-
ïnocdig en gaat niet uit van do gedachte,
dat al zijn zwoegen cn sjouwen hem toch
fricts zullen baten, dat zijn zorgen niet
jnaar waarde beloond worden, zijn arbeid
pij zijn medemcnschen geen waardoering
Vindt.
Die oen ernstige levensopvatting hoeft,
piet zeer goed in, met koevele bezwaren
He menschen te kampen hebben, hoe onvol
maakt alles is, hoeveel er nog te verbeteren
[valt; maar hij pakt zelf de dingen flink
ban. om zijn doel aan die verbetering bij
te dragen en do bezwaren on moeilijkhe
den zooveel mogelijk weg te nemen, zonder
ér steeds over te zeuren, te jammeren en te
klagen. Ook op dit gebied wordt met pas-
Ben en meten de meeste tijd versleten, maar
al dit passen en meten is geen ernst.
Een ernstig mensch heeft wel degelijk
levenslust en het leven heeft voor hem al
tijd i e 16 meer lioht dan schaduw, iets meer
goed dan kwaad.
Nu staat hier stellig iets tegenover, na
melijk dat het volstrekt niet opgaat dat
een lacher geen ernstig mensch zou wezan.
Daarmee willen we nu weer niet zeggen, dat
het goed zou zijn om het leven altijd lachend
door te gaan. We hebben hier meer het
oog op het goede humeur en op de blijd
schap des harten, die zich nu en dan ook
wel eens in oen, de gelaatsspieren ontspannen-
den, laoh Vertoont. Wij denken aan den gul
len blijden lach, blij als de blonde zonneschijn,
door louter levensvreugde gekweekt. 1Wij
denken aan den ongekunsteldon lach op het
kindergelaat. Wij denken aan den gullen
lach, die de somberheid en de zwaarmoedig
heid verdrijft; aan den lach die wear eens
oen andere richting geift aan den geest.
Opzettelijk on stelselmatig elke uiting van
vroolijkheid to weren, daarin kunnen wij
geen ernst zien. Maar de blijmoedige mensch,
die saaiheid en stijfheid haat, die af e<n
toe eens ontdooit, die iets vanhot kind
behouden heeft en kinderlijk blijft het ge-
heele leven door, die kan wel degelijk een
ernstig mensch wezen en hot loven en dj
levenstaak zeer ernstig opvatten en trach
ten te volbrengen. Hij oefent zich in de
zeker niot gemakkelijke kunst, om van do
menschen en de dingen de beste zijde ba
zien en op te merken; hij begrijpt dat hot
werk gemak kol ij kor valt en beter volbracht
wordt, wanneer men zijn best doet om het
in opgewektheid te volbrengen, een opge
wektheid die geen hinder toebrengt aan de
nauwkeurigheid, maar die allicht ver
hoogt. Hij geeft zijn oogen en gedachten
goed den kost, maar weet zich daarbij tc
houden in een goede shamming, en wordt
niet driftig of laat zich het humour niet
bederven door de minste kleinigheid.
De ernstige mensch heeft lust in hot la
ven cn hij ziet er, met onzen De G-enestet,
geen kwaad in, het loven te beminnen, om
dat levenslust kracht geeft tot den strijd
en omdat levenslust vroolijk leert strijden,
maar, als het noodig is, ook hopend en
geduldig lijden.
De mensch, 'die ernstig-blij door het leven
weet te gaan, heeft de meeste kans om
zich gelukkig te gevoelen en zeker is het
dat de schaduwen van den weg hem niet
zullen verhinderen om voort te gaan. Hij
zal dien vervolgen, zonder anderen door
noodeloos cn nutteloos gejammer te verhin
deren om hetzelfde te doen.
Zoo hebben wij dus gezien waarin de
ernst niet bestaat en tevens waarin hij wèl
bestaat. Rcsumeerende, zouden wij kunnsn
zeggen: de ernst des levens bestaat daarin,
dat wij den wil hebben om onze aardsche
taak met lust, ijver en volharding te be
werken, maar tevens met kalmte cn be
daardheid; dat wij ons zelvcn trachten te
honden in do best mogelijke stemming en
die stemming zooveel in ons vermogen is
bij anderen trachten op te wekken; maar
ook daarin dat wij, nevens den lust
e(n den moed om te leven en tl werken,
ook weben te berusten in wat over ons be
schikt wordt. Hebben wij met goeden wil
en met de beste bedoelingen gedaan wat
wij konden, dan zal zelftevredenheid, die
geen zelfgenoegzaamheid is, ons de hinder
palen helpen overwinnen, die wij, met dan
moesten ernst en don besten wil, toch niet
konden wegnemen.
Dr. Jan ten Brink.
In de zitting van gisteren werd aangeno
men art. 4 van het wetsontwerp tot regeling
van de Banken van Leoning.
Door aanneming van dit artikel is nu ook
o.a. bepaald, dat van kinderen beneden
zestien jaren en van kennelijk beschonken
personen door de gemeentebank-van-leening
geen panden mogen worden aangenomen en
ook Diet mogen beleend worden voorwerpen,
behoorcnde tot den eeredienst of afkomstig
van instellingen van weldadigheid of benoo-
rende tot kleeding, uitrusting, bewapening
van een krijgsman, beneden den officiers
rang.
Bij het verdere debat nam de M i n i s er
een amendement van de commissie van
rapporteurs over, waardoor de houder \an
dc Bank verplicht wordt, bij een verkooping
van panden te waken voor een ordilijkon
gang van zaken en te zorgen, dat de bezich
tiging van de panden behoorlijk kan plaats
hebben.
Bij een der artikelen wees de teer Bes
er op, dat dit wetsontwerp bepaalt, dat de
gemeentelijke Banken-van-leening. behalve
rente, ook administratiekosten mogen I ef
fen, terwijl de particuliere Bankeu alleen
rente, maar geen administratiekoeten mo
gen berekenen. Hierdoor nvj zullen, vreesde
spreker, de particuliere Banken tot ontd li
king gedwongen worden. Dit zou te onJ?r-
vangen zijn door.te bepalen, dat ook parti
culiere Banken rente en administrati ï'ccs-
ten zullen kunnen heffen. In dien ceest
stelde spreker, ook namens verschill ?nde
andere leden, een amendement voor.
De Minister bestreed dit amende
ment. Het is volstrekt niet de bedoeling,
dat de particuliere Banken geen administra
tiekosten zouden mogen heffen, maar zij
moeten begrepen zijn in één som, die onder
de benaming rente wordt geheven. Plet pu
bliek toch vraagt niet, bij bcleening, hoeveel
het kwijt is eensdeels aan rente en ander
deels aan administratiekostenhet publiek
vraagt slechts in het algemeen hoeveel het
te betalen heeft.
Ook de heeren Borgesiusen Do
Visser bestreden het amendement.
Op voorstel van den heer De Visser
werden de beraadslagingen over de artikelen
34, 35 en 36, waarop het amendement be
trekking heeft, geschorst, ten einde de
commissie van rapporteurs gelegenheid te
geven in overleg met den Minister tot een
bevredigende redactie te komen.
Nog werd een wijziging aangebracht,
waardoor B. on Ws. worden verplicht min
stens eenmaal per jaar, en overigens zoo
veel meer als noodig blijkt, inspectie op de
particuliere Banken uit to oefenen.
Do overige artikelen worden gcodgikcurd.
"Wegens dc warmte werd de vergadering
vroegtijdig verdaagd tot a.s. Dinsdag tc
elf uron.
Hoe warm 't was in «le Kamer!
"Wij moonon hier te mogen laten volgin
wat ,,De Telograaf" van hedenmorgen schrijft
over do Kamerzitting van gisteren, 't Zal
velen allicht een aangenaam oogenblik be
zorgen.
Hoe warm het. was onhoc taai1
De journalisten offerden talloozc zweet
droppels, die regelmatig sijpelden op hun
kopij, die héél, hcél langzaam uitvlooiden
over de woorden en zinnen van parlementairi
welsprekendheid, en die ten slotti op de
telegraafkantoren worden meegssoind naar
heinde en ver. Do stamgasten op do pu
blieke tribune sliepen. Hun hoofden, bekende
parlementaire koppen, hingen over de ver
schansing en af en toe klonk 'n kort ge
snork door 't Heilige dor Heiligen Dan
hamerde de voorzitter, maar hij hamerde
voorzichtiglijk, want hij .wist niot, of het
geluid van boven, dan urel van de groen 3
banken kwam. En nérgens in 't reglement
van orde is slapen of snorken vorbodon
Do Kamer-knechten stonden lóóm
Zo zakten door hun knieën, die al zoo
veel politieke stormen hebben meegemaakt.
Zo streken zich 't woot van het aangezicht
en keken weemoedig naar hun oranje-ban
delier, die van de nattigheid aan 't ver
schieten ging. Als 'n Kamerlid z'n vinger
opstak, waggelden zo naar de waterleiding
en sjouwden glazen vol met het edele nat.
En dan gingen ze weer staan, on vertelden
elkaar, dat 't warm was. Dc volles verte
genwoordigers zclven merkten het ook. Do
heer Van der Molen koek behaaglijk naar
z'n witte vest, smetloos als de ziel van
den bekenden, naïeven staatsman, vond, dat
't hem flatteerde en dat 't altijd maar zo
mer moest blijven. Loom hingen zo in dc
banken. Zelfs steelsche blikken naar aar
dige dames op de tribunepardon
zetter, weg met dezen zin. Zo bliezen en ze
puftenen ze zeiden tegen mekaar, dat
't warm was. Al die hooge, brecdo vocxr-
hoofden-van-intellect glommen en schitter
den van de hitte. Zc glansden vettig. Er
lag 'n margarine-kleur, 'n margarine-glans
op. Duimen knapten tegen vingorsen
de puffendo boden sjorden weer water aan
en zpiden eerbiedig, dat 't warm was, en
dat we 't verleden jaar anders hadden
Op de perstribune, waar nooit geslapen of
gerust mag worden, gloeiden vonken vuur
van do hitte. En we zeiden, onder 't schrij
ven, tegen elkaar, dat 't warm was. In al
die warmte, die gloeiende warmte, in «lie
loomo parlementaire hitte, stond de hoer
Sohaper te schreeuwen, te agecren, te bul
deren met 'n stem als 't geluid van 'n mail-
6toomer-9choorstecnpijp. Hij verdedigde z'n
amendement, dat de gemeentelijke banken-
van-leening van 8 uur 's morgens tot 9 uur
's avonds geopend dienen te bljjVengeen
socondo korter, en hij vond 't 'n schande,
dat de Kamer er niets voos* voelde; hij
honkte met de vuisten op tafel, stiet heesche
klanken uit, schold de tegenstandors voor
reactionairen, wond zich' op in do warmte,
in de zo warmte, dat de brandschoone zak
doek, 's morgens door mevrouw Sohaper in
den linkerzak van haar mans brook go-
stopt, welhaast 'n vunzig nat propje go-
worden was, waar do heeren Dqys en Van
Lynden van Sandenburg, twee trouwe vrien
den, mee gingen voetballen, totdat do sla
pende heer Brummelkamp het tegen z'n oorlel
kreeg on de voorzitter 't vorder verbood,
schoon hij er voel schik in had. En de
heer Schaper schoorsteenpij pte verder over
de banken-van-leening. 't Werd steeds war
mer. Midden in de vurige philippica van
den staatsman uit Appingedam kwam do
stem van den pracses, zwak; „De heer Scha
per maakt het zich h e u s c h te warm.
Dat gaf even roerige vroolijkheid.
En toen kwamen de heeren De Visser,
De Klerk en Drucker en de Minister alle
maal, terwijl ze zioh met voor de Kamer
leden speciaal beschikbaar gestelde, elegan
te waaiers, koelte toewaaiden, den heer
Schaper bestrijden. Het was absoluut on-
noodig, in de wet te zetten wanneer de
banken geopend moeten rijn: dat dient aan
de gemeenten to worden overgelaten, die
het naar locaio omstandigheden kunnen re
gelen. Daarop werd de hoer Schaper weer
verschrikkelijk boos, en het was zoo warm
Hij werd zóó boos, dat-ie op 'n gegeven
oogenblik z'n stralend aangezicht afdroog
de met de memorie van toelichting, en uit
z'n natten zakdoek ging staan voorlezen.
,,'t Is warm", fluisterde de voorzitter te
gen den griffier, en schrikte z'n boord
recht, dat op apegapen lag. Waarop de
griffier zei, dat hij het óók vond, en de
zweetdroppels schudde uit z'n grijzen
baard, waarop de hoofdbodo Bijlevcld tegen
den heer Elhorst zei, dat de griffier het
warm scheen te hebben en dat het trouwens
ook warm was, waarop de heer Elhorst
zei, dat het in een bakkersoven nog véél
warmer kan zijn, waarop de hoofdbode Bij
levcld antwoordde, nog nooit in 'n bakkers
oven te zijn geweest, waarop de heer El-
horst medelijdend glimlachte, zei, dat 't
'n gebrek in z'n opvoeding was, en hem uifc-
noodigde in de zomervacanfcie eens 'n be
zoek aan z ij n oven te brengen, wat de
hoofdbodo aannam, waarop gezegde hoofd
bode vroeg, of de heer Elhorst, als hij in
z'n oven staat, z'n gekleede jas aanhoudt,
waarop de heer Elhorst antwoordde, dat
hij dan sarong en kabaai draagt. De rest
van het debat kunnen wij laten zwemmen.
De Kamer verwierp het amendement: 49
stemmen riepen flauw tegen, 4 fluister
den vóór. De restccrende 47 Kamerleden
waren aan het rolschaatscnrijden op het
Scheveningsche strand. De gemeenten mo
gen nu zelf bepalen, wanneer de gemeen
telijke banken op werkdagen geopend zul
len zijn.
's Middags was hot net zoo.
De hitte gloeide steeds meer aan. Kroop
om onze halzen, sloot er als 'n altijd nau
wer nijpende schroef De heeren Bos en
Drucker en Goeman Borgesius kregen het
aan den stok over de vraag, of do parti
culiere banken, behalve de gewone rente,
ook nog administratiekosten in rekening
zullen mogen brengen. Ja... riepen de eer
ste twee, neenzweette de laatste. Het
gesnork op de publieke tribune werd ang
stig algemeen. De heer Borgesius zei te
gen don heer Roodhuyzen, dat, als Piet
Ooms vanavond zou probeeren van Schevc-
ningen naar Calais te zwemmen, hij stellig
zou meegaan, het water in. De paarse hoof
den der uitverkoren heeren verdwenen ge
regeld achter do kleine, lieve waaiers, dift
van de griffie werden toegezonden. Toen
de heer Ketelaar den moed had, dwars te
gen het regloment van orde in, jet een
groot glas kwast binnen te koroon, m h»*
haaglijk het edel nat slurpte door het gotv»
den rietje, steeg er een waar vrongdogohuil
op. Vermaningen van don voorzitter hiel
pen niet. De boden werden overrompeld,
het „èAnnome...." schalde door de zaaJ, en
binnen tion minuten stonden do kwAsten,
de oranjes-metr'n-klont, de Pilsner UrquoUs,
de soda-waters, de flesschen port <sa sherry
op de groene banken. En boerenjongen»
waren er ook. De linkerzijde, do antithese
negeorend, liet den voorzitter oen glas
schuimend bier brengen. Hij likkebaarde,
doch weigerde. Dan vroeg de heer Limburg
het woord en betoogde in een schitterende
juridische speech, dat het reglement van or^
de bij een d e r g e 1 ijk e temperatuur, hot
drinken van verfrisschende dranken niet
verbiedt. Toon nam do voorzitter z'n
biertje....
,,'t Is warm", puften de boden.
De heer Van Twist, de barmhartigo Sa
maritaan, liet Bijleveld van rin grenadine
proeven. ,,Lik 't rietje maar af", zei de
kapitein, ,,'t Ie lekker frisch". Toen
VFoog de heer Do Visser schorsing, om over
art. 34 met den Minister te kunnen overleg
gen. Het was nog geen drie uur... ,,Dan...
sluit... ik... de... vergadering... wegens,.,,
de... warmte", mompelde onze goede voor
zitter...
De boden dronken de restjes uit.
Ook het „Handelsblad" of liever zijn Qaag-
scho correspondent, is aardig geweest. Het
vermelde
Om halfdrio hadden we, gehoord dc
onbelangrijkheid van do discussie, gelezen
do uitnoodiging tot bezichtiging van oen
tentoonstelling (waarover nader t& bespiege
len) cn gevoeld de puf-warmte, ons zal
ven oen halfuur verlof van Kamer ar bed d
gegeven (mot behoud van soldijEv?n over
drieën kwamen we terug. En namen aan
stonds vreemde verschijnselen waar. De
deur naar de publieke (en naar do pers-)
tribune, stond open. Maar de Cerberus van
mr. March an te ctreatie, dc rijksveldwach-
ter ,was verdwenen.
Gesmolten? Wio weet? Zijn stoel stond
er nog, maarspookachtig leeg. Wo lie
pen de trap op, dc eerste cn do tweede
al zachter en zachter, zooals men in ecu
sterfhuis doet, om do stilte te eerbiedigen,
Want noch van bovon, van de publieke
tribune, noch uit do wachtkamers der kran-
tenloopers, kwam eenig gerucht.
Wo openden, niot zander aarzeling, cte
deur van de wachtkamers der loopers .;.nf»
mand. Dc dour van dc wachtkamer der jour
nalisten niemand, 't Werd ijz- en hu>.
veringwekkend (wat wel iets oangjiratuii/fi
had bij do zo temperatuur), 't Dood don
ken aan 'tspookschip, den Vliegenden Hol
lander, dat, ais hot volk van D ai and foost
viert, stil on uitgestorven schijnt en la-
vergeefs door dc vroolijkers wordt aanga-
roepon. „Zo spreken niet, ze gonaeoi niet,
ze schijnen dood!" varieerden we Wagner...
.En wilden behoedzaam do deur opoona.
van 't trapje, dat uit de looperskanua* naar
do porstribuno leidt, toen opeens oen klonk,
ons het bloed in do aderen zou hebben
doen stollen (indien dc temperatuur zuLkx
niot had verhinderd)do klank van er~
menschel ijko stem! In dit uitgestorven too-
vcrslot
..Meneer!" zoi oan hoofd mot oen bruin
rood gezicht onder een strooien hoed, dat
ovon door oen deurkier achter ons naar
binnen werd gestoken: „Is er vandaag gaan
zitting?"
„Meneer, ik wee» hit niet. Een halfuur
geleden heb ik de bieren in oogonschijnlijk
den bosten welstand, schoon min of mo-a
verhit, en niot heel amusant, verlaten. Ntf
hoor of zie ik niets moor. 11c vrois liet
ergste."
„Wat bedoelt u, meneer?"
Meneer, ih vrees, dat do T woede
Kamer heeft opgehouden te
b e s t a a n.''
„Maar dat zou verschrikkelij I.
zijn, meneer!"
„Het ware een ramp voor Nederland
meneer. Maar ik moet het ergste vreezen
een revolutie of iets dergelijks."
„Misschien een staartje van het komeatje
van Halley?"
„Daar zegt u zoo wat. Ik zal eens zien of
Mariette was maar een herbergmeisje,
want „De Gouden Leeuw", bescheiden
dorpslogement, waar aij in betrekking was,
verdiende geen andere benaming, of
schoon de bedden er goed waren en de keu
ken er zelfs uitmuntend was. Maar haar eer
zuchtige droomen beperkten zich niet tot de
nederigheid van haar staat en haar intel-
lectueele horizon strekte zich heel wat ver
der uit dan Mery-sur-Mame.
Mariette had niet veel te doen, want er
kwamen slechte af en toe gasten in „De
Gouden Leeuw" en in haar vrijen tijd las
rij ijverig de couranten uit Parijs, waarin de
berichten omtrent misdaden haar grootste
belangstelling trokken, meer nog zelfs dan
die over de vliegerij.
Zoodoende was zij geheel en al op de hoog
te omtrent den beruchten Górard. Wel is
iwaar was Gérard slechte een oplichter,
iedereen kan ook geen moordenaar of land
verrader zijn maar hij was een bewonde
renswaardige oplichter en bijna even popu
lair als de prachtigste bandiet.
Er zat stijl en humor in hetgeen hij deed.
Hij volbracht zijn schelmstukken met een
gemoedelijkheid, die zekere boosdoeners
■ympathiek maakt. De vrouwen dweepten
mot hem. Trouwens, hij was een knap man:
de bladen brachten portretten van hem,
waarop hij er zeer voordeelig uitzag, kloek
gebouwd, met regelmatige trekken, dik,
krullend haar, een sierlijken kneveL
Slechte één gebrek had hijhet rechter
oog was iets kleiner dan het andere; maar
als men hem ,,en profiel" zag, hinderde dat
niet.
Mariette zag deze portretten en droomde
er van. Niet dat zij verliefd was op het ori
gineel, of zoo &1, dan toch op zonderlinge
wijze. Zij zou een rol willen spelen in hst
noodlot des levens van den man, dio haar
droomen bezighield, een Sherlock Holmes,
Wilson of Nick Carter in vrouwenrokken
willen worden, en, na weken en maanden
van vervolgingen, worsteling en listen, dc
hand op Gérard willen leggen.
Reeds eenmaal was hij gearresteerd,
maar had kunnen vluchten, nadat
de rechter van instructie hem voorloo-
pig in vrijheid had gesteld. Sommige bla
den beweerden, dat hij over de grenzen was
getrokken; andere, dat hij eenvoudig naar
een andere buurt verhuisd was.
Mariette zuchtte:
*,Ach, kwam hij maar eens hierl"
Alles kan gebeuren.
Op zekeren avond stapte in het loge
ment een reiziger af, in wien men met één
oogopslag den Par ij zonaar herkende en
Mariette zei de dadelijk voor zich, als door
een ingeving getroffen:
„Hij is 't."
Wel was de sierlijke knevel verdwenen,
maar dat kon wel een veiligheidsmaatregel
zijn. Ook het mooie, krullende haar was
kortgeknipt, maar de gelaatstrekken bleven
zeer goed te herkennen en vooral het rech
teroog, dat iets kleiner was dan het linker
liet geen twijfel over.
De man scheen zoo kalm als het maar kon
en met vaste hand schreef hij in
het vreemdolingenboek den naam Emilo
VaudTeuil, waardoor Mariette zich evenwel
niet van de wijs liet brengen.
Met welk een ontroering maakte zij de
kamer van den reiziger in orde 1 Door een
toeval, dat zij een weinig te hulp geko
men was, grensde deze kamer aan die, waar
zij sliep, en was daarvan slechte geschei
den door een dun beschot, waarin een deur
was, die nooit gebruikt werd, maar die
toch geopend kon worden, ofschoon niet
zonder te knarsen. Uit voorzorg had Ma
riette, alvorens haar gast naar zijn kamer
te brengen, het slot en de scharnieren van
die deur flink met olie gesmeerd, den sleu
tel meermalen heen en weer gedraaid en
ook de deur telkens open en dicht gedaan,
tot die beweging geru:-diloos werd vol
bracht. Eerst nu maakte zij de kamer van
den heer Gerard^zooais zjj hem reeds
noemde, voor den nacht in orde. Deze ging
terstond naar bed en een kwartier later
had Mariette de voldoening hem al, door
het dunne beschot heen, te hooren ronken.
Het was nu middernacht.
Blootevoets ging Mariette naar de ver
bindingsdeur, haar nachtkaarsjo in de
hand. Zonder eenig geluid opende zij deze
deur en bij het schijnsel van haar kaarsje
zag zij de kleeren van den reiziger op een
6toel liggen, vóór het bed, waarin hij rus-
8tig sliep.
Het kaarsje neerzetten, naar den stoel
sluipen, de jas van d i reiziger er af ne
men en er mee terugkeeren naar liaar ka
mer was het werk van een oogenblik ge
weest, maar toch bonsde het hart van Ma
riette in haar keeL
Wanneer hij eens ontwaakte en haar
vastgreep, hoe zou zij dan haar daad ver
klaren? Zij, die dilettant-detective wilde
zijn, zou als botrapte dievegge staan en
niets geloofwaardigs tot haar verdediging
kunnen aanvoeren. Maar gelukkig: de ala-
per had niets bemerkt en toen zij, na de
verbindingsdeur weer gesloten to hebben,
nog geruimen tijd haar oor er tegen gedrukt
hield, hoorde zij hem rustig voortronken.
Nu de jas geïnspecteerd!
Een portefeuille, eenigo bankbiljetten,
visitekaartjes, natuurlijk met den naam.
Emilo Vaudrouil. Verder niets; geen stuk
je papier, dat eenig bewijs togen den man
inhield. Niet dat zij voor zich zulk een b»
wijs noodig had. Zij meende wel zeker te
weten, dat hij de gezochte oplichter was,
maar geen gendarme zou een spoor willen
volgen hem aangewezen door een „herberg-
meid.
Groote verslagenheid overviel Mariette.
Zij stond op het punt in de kamer van den
logé terug tc keeren, om de jas weer op
baar plaats te leggen, toen zij censklajv*
van vreugde opsprong.
Aan de binnenzijde van den zak was een
strookje linnen genaaid, waarop, bchuivr
de eigen naam en 1 t adres van den kleer
maker, ook dc naam van den I.lant voor
kwam, en nu las zij, gedrukt:
„G. Durand, l5bis Boulevard Maleslier-
bes, Parijs."
En daaronder geschreven:
Do heer Gérard.
Daar was dus het bewijs, zwart op wit.
In zenuwachtige haast wierp Mariette baar
kleeren aan, verliet het logement en snH-
de naar de gendarmerie, met Je jas over
haar arm.
Zoo kreeg de politic een beruchten op
lichter te pakken en beleefde Mariette,
„berbergmeid," haar roem als vrouwelijk©
detective.