VOOR DEJEUGD
1EIDSCH DAGBIAD
Nieuwe Raadsels.
Oplossingen der Raadsels.
Goede oplossingen ontvangen van:
Correspondentie.
No. 15404.
Woensdag* 11 Mei.
JETTIE'S CAKIMONI.
Drie jongens in een schuit.
keer teruggestoken door de grootc kraai.
Zoo gaat men voort telkens bij afwisse
ling vier of vijf kraaltjes der hoofdrij door
stekend. Men zal ongeveer veertig tot vijf
^n veertig slingertjes voor een ketting
hebben te maken.
Het is allereenvoudigst werk, dat zelfs
bet kleinste meisje kan vervaardigen en
dat allerliefst staat, -wanneer er maar wat
aardige, vooral niet te bonte kraaltjes wor
den genomen on de sluiting met een mooion
gekleurdon- strik wordt afgemaakt.
Ingoz. door „Theeroos."-
h
Verborgen meisjes- en jongensnamen.
Alle naden van de jas waren losgetarnd.
Zeventien min acht is negen.
„Ja, neem dezen appel maar," antwoord
de moeder.
Loop iets harder, jongen.
Ingez. door „Klein maar dapper."
V II.
Mijn geheel bestaat uit 7 letters en is een
eiland in Indic.
Een 3 7 5 ligt voor de deuren.
•Een 4 1 ia een deel van een wagen.
Een 0 7 5 is een knaagdier.
Een 3 2 5 1 is een kieedingstuk.
1 7 6 4 is een meisjesnaam.
Een 4 6 is een wintervermaak-,
Ingez. door „Roodborstje."
III<
Verborgen dierennamen.
Met don boed in do hand komt men door
bet gansohe land.
Haast u maar niet, het is pas twee uren.
De oude man was alleen naar Beverwijk
geloopen.
Hier verkoopt mem boter, kaas, en eieren.
Ingez. door „de kleine zeeofficier."-
f' IV,
Mijn geheel bestaat uit 11 letters en is
•en plaats in Overijsel.
1 2 4 is een deel van een schoen.
Die 0 7 8 9 is zeer steil.
Op een 8 10 4 hangt het good te drogen.
In die 6 2 4 zit zeer veel zond.
Een 3 5 zit aan een wagen.
Ingozonden door Jocoba Schneider.
V.
Mijn geheel bestaat uit 12 lettere en heeft
een nuttig werk verrioht.
5 0 0 7 is een meisjesnaam.
1 2 3 4 is een deel van hot jaar.
3 5 7 0 wandelt men in.
8 0 10 11 12 ruikt soms heerlijk.
1 2 3 4 5 0 7 houdt elk van.
3 4 0 4 5 7 9 gebruikt men op school.
Beginletter i6 J
L
Farm darm warm.
IL
Ijsvermaak.
HL
RozendaaJ.
IV.
Plak vlak.
V.
Brood rood.
„Kastanjebloesem", „Twee kersen",
„Jeanne", Hendrik de Jong, „Gouden re
gen", „Theeroos", „Emma", „De Vlieger",
,C. L. Janssen, Frans en Anna. Kriek, H.
van den Heuvel, „Wilde Zuring", „Ma
troos", Trijntje Zeilstra, „Kleine Zeeoffi
cier", P. Hakkenberg, „Padvinder", Johan
Mook, ,„Veronika" Gerard en Betsie R'g-
hart van Gelder, „Sneeuwklokje", „Dwerg
roosje", Jacobus en Pieter VaJlentgoed,
Nellie Brugman, Annie van Thiel, N. v. d.
Keur, „Bastiaan", „Silvia", „De Zeeman",
Jac. Koet, „Hemelroosje", Margaretha van
Meygaarden, Betsie van Wijk, „Pioenroos",
„W'lde Bob", Jacoba Schneider, „Lekker-
bokje", „Ferms Jongen", W. Lindeman,
Betsy Chriatiaanse, M. Kouwenberg, Her
man en Hendrik van Zanten, Catharina
Appelo, „Roodborstje", A van Rosmalen,
Cato de Wilde, „Naaistertje", Job. Over-
duin, „Vorgeetrmij-nict", Piet de Goederen,
Cathorien Houps, „Aronskelk", Cato Val-
lentgood, ,Freesia", Willem Pranger, „Wil-
helmina", „Julianabloem", Mario en Joh.
van Hooidonk, „Kruidje-roer-me-niet",
„Marietta", Jannetje en Marietje Lacourt,
„Lijster", Joh. v. d. Berg, Liontje en I.
Siere, Corry van Halderen, „Vera", „Het
bloeiende roosje", „Anjelier", „Kleine Of
ficier", Jan van Wolzen, W. F. Buurman,
„Drie zusjes", „De Duifjes", „Goudfa
zant", Aninie de l'Eoluse, „Twee Made
liefjes", „Edelweis", „Fredorik de G-roo-
te", „Konijntje", „Boschanemoon", „Nach
tegaal", Jan en Willem Stokhuyzen, G. v.
d. Broek, Corrie Habraken, Fetje Hilma,
Jaooba Eggink, „Rietvinkje", „Rosa Flu
weeltje", „Kleine Sportman", allen te
Leiden.
„Slagertje", te Bodegraven.
Cornelia Horsman, te Leiderdorp.
Jansje Cok, te Harerswoude.
„Klein maar Dapper", Neeltje, Joh. on
Jannie Timmers, te O c g s t g e e s t.
Gijsje v. d. Mey, Jacoba Verbrec, te
R ij n s b u r g.
Jannetje Zwaan, „Kleine Officier", te
Valkonbur g.
Cor Honig, te Voorschot en.
Trijntje Kriege, „Candalaria", H. Bin
nendijk, te Wassenaar.
O. J. en A. E. Karens, F. en W. de Jong,
\„Bosecfro Jongen", M_ v. Donk, A. en
Joh. Parlevliet, te Zoeter w oude.
Prijzen vielen ten deel aan J. H. Ligtvoet
te Leiden en Johanna Parlevliet to Zoe-
terwoude.
J ohan Bey. Mot genoegen vornam ik,
dat je het examen met goed gevodg hebt
afgelegd, en ik kan me zeer goed begrijpen
dat je nu geen tijd meer hebt om aan onfl
blaadje mede te werken. Nu is de tijd
van spelen voorbij vriendje en wordt wer
ken de boodschap. Ik hoop van harte, dat
het vak hetwelk je je gekozen hebt, je op
den duur zal blijven bevallen en je in je
werk gelukkig zrult zijn. Mot genoegen ver
nam ik dat je broer en zusje in het vervolg
je plaats bij mij willen innemen, ik hoop
van bei\ dan af en too eens te vernemen
hoe je het maakt. Vriendelijke groeten*
Hendrik de Jong. Ja vriendje, als
je nieuwe raadsels inzendt moet je er de
oplossingen aan toevoegen,
„Gouden Regen." Als jo niet met
inkt moogt schrijven, wil ik jo potlood
briefjes wèl voor lief nemen, mits ze er
netjes uitzien, doch zulks was ditmaal niet
het geval.
„T h e e r o o s." Ja meisje, het was heel
jammer dat er geen voldoende Juliana-
bloempjes to krijgen waren; doch een
njchtjo van mij, die te Rotterdam oveneens
bloempjes verkocht, heeft het suu.raer aan
gelegd dan jullie. Toen haar voorraad op
24 stuks na was uitverkocht, hoeft ze haar
mandje met knoopjes enz. gevuld. Iedereen
wilde nu het Juliana-blocmpje hebben, ze
vroeg toen voor de knoopjes 10 cent cn voor
do bloempjes: f 2.50, f 6 en f 10. Zij liep
mot een vriendinnetje samen, die het even
eens met do laatste 24 stuks zóó aanlegde.
Ze zijn van 's morgens acht tot 's avonds
acht uren op het pad geweest en mochten
het genoegen smaken zeshonderd
gulden voor het goede doel te kunnen
afdragen! Is dat niet mooi?
„M a tr o o s". Met genoegen vernam ik
dat je op school verhoogd werd. Nu maar
weer flink je best doen vriendje.
Panlus Hakkenberg. Met genoe
gen vernam ik, dat jullie het jubileum van
je onderwijzer zoo feestelijk gevierd hebt;
en ik begrijp best, dat je in die dagen geen
tijd hndt mij te schrijven, ik neem je dus je
verzuim volstrekt niet kwalijk.
„Pftdvinde r". Ja vriend, je moogt
ook met ons meedoen, hóél gaarne zelfs,!
want hoe meer onze kring zich uitbreidt'
hoe liever het mij is.
Jacob v. d. Mark. Je medewerking
zal mij aangenaam zijn, doch ik verzoek een|
eenvoudiger schuilnaam te willen bedenken,
vriendje.
Betsie van W ij k. Zoo meisje, ben jo.
zoo'n liefhebstor van lezen? Met genoegen;
vernam ik dat het boek zoo bijzonder in
jo smaak valt.
„K le in maar Dappe r". Ben jo,
zoo'n liefhebber van muziek vriendje? Dan!
moet je maar probeeren musicus te wor-'
den, of heb je reeds een ander plan?
„Pioonroo s". Als je geen correspori-,
dentie van mij ontvangt dan moet je maari
donken, dat je geschrijf er mij geen aanlei-»
ding toe gaf, beet-e kind.
„Rosa F 1 u w e e 11 j e". Met genoegen
vernam ik je ingenomenheid met 't nieuwe!
vervolgverhaal cn tot je geruststelling kom;
ik je mededeelen, dat hot langer is dan het
vorigo verhaal.
„Hansje Rozengaard e". Aan
genaam kennis te maken nieuw raadsel-,
vriendinnetje. Jo bent nog wol een kleine
dreumes, doch je briefje zag er zóó netjes)
uit, dat ik niet anders kan doen, dan je,
verzoek inwilligen. Hoe kom je aan dien,
mooi en schuilnaam? In het vervolg moet je.
er aan denken je oplossingen met je waren*]
èn je schuilnaam to ondertcekenen. Heb je'
me begrepen? Vriendelijke groetjes.
„Meiroosje." Tegen je schuilnaam
heb ik goen bezwaar, doch denk er dan
vooral aan bij de onderteekening van jo
brieven on oplossingen.
Jannetje Laoourt. Hartelijk ge-
lukgewenscht met je verjaardag, meisje li
Hoe oud ben je nu? Het postpapier dat jo'
gekregen hebt vindt ik heel mooi.
Annie en Willem Hakkenberg.
Van harte welkom m onzen kring, kinde
ren. Jullie geregelde medewerking zal mij
veel genoegen doen. Het was inderdaad
heel druk in Den Haag, bij gelegenheid,
van den verjaardag der Prinses; maar toch
niet zóó, als vorleden jaar bij Hare ge-!
boort©. Binnenkort zal Amsterdam feest
vieren; het is te hopen dat men mooi weer
zal treffen, want men kan van de kleine
Prinses nog niet verwachten, dat Ze weer en
wind zal trotseeren zooals onze Koningin
dat pleegt te doen. Daarvoor ie ons Prin-
sesjo nog te klein en te teer.
,,L ckkerbekj e". Arm kind, ben je
ziek geweest? Wat scheelde er aan? Ik
neem je natuurlijk volstrekt niet kwalijk,
dat je me de vorige week niet geschreven
hebt. Vriendelijke groetjes.
MARIE VAN AMLTEL.
%Zj0
6>^vD
A*
„Neen maar, nou ziet ze cr allerliefst uitl
riep Jettie en werp haar lieveling neer op
tafel met een zucht van voldoening. Onge
lukkig net boven op Wim's kaartje, dat hij
zoo zorgvuldig geteekend had en waar nu
een leclijke inktvlek op was.
„Hè, jakkes 1 nare meid; zie npu eens
wat je doet! riep Wim met een kleur van
schrik en boosheid.
„Het spij t me erg, Wim; ik wou echt
voor ik weet niet wat, dat ik het niet ge
daan had.
„Ja; dat geeft ook wat I Die nare, akelige
Cakimoon, ik wou dat ze... in de kachel
'viel, daarl" en Wim pam zijn kaartje op
en sineet het op den grond.
Verschrikkelijk driftig was die Wim toch!
Maar 't was dan ook een ontzettende
teleurstelling voor den armen jongen, want
daar had hij dan nu den heelen vrijen
Woensdagmiddag zitten teekenen, omdat
het een wedstrijd was in de klasse, wio het
mooiste kaartje zou leveren.
„Die kreeg eon prijB," had mijnheer be
loofd en geen boek of zoo, maar een echte,
stevige bal, n,et een voetbal.
Ja, en of Jettie nu al dacht en peinsde;
het geval leek haar vrij hopeloos, tot ze
ten laatste een schitterenden inval kreeg.
Ze zou een briefje 6ohrijven aan mijnheer
Lester van Wim's klasse. Zoo gedaoht,
zoo gedaan. Jettie nam een mooi velletje
postpapier en nadat zo eerst hot adres had
geschreven, begon ze:
Lieve mijnheer Lester,
Tot mijn grooten snijt heb ik Wim's
kaartje bedorven, ik neb er een groote
vlak op gemaakt. Maar zoudt u Wim nu
misschien ook een dagje langer cr voor
willen geven? Dan krijgt hij het misschien
wéér zoo af. Want op het oogenblik heeft
hij toch geen moed er opnieuw aan te be
ginnen. Wim is immers zoo driftig; weet
u wel?
Uwe Jettie Andersen.
Toen plakte ze een postzegel op den brief
en bracht dien gauw naar de dus op den
hoek der straat. Nu zou ze nog maar gauw
even haar Cakimoon terughalen van de
tafel in de leerkamer, anders werd Wim er
maar weer aan herinnerd, als hij daar bin
nen kwam. Maar, stel je haar schrik voor,
toen ze daar haar poppenkind op den
grond zag liggen, heelcmaal bekladderd met
inkt en geen arm meer aan zijn lijf. Wim
6tond er bij cn tóch geloof ik, dat hij geen
pleizier had, toen hij Jettie's gezichtje zag.
„Hè Wim, hoe kun je nu zóó iets doen?"
kon zo nog net uitbrengen. Toen barstte ze
uit in snikken; en net kwam moeder daar
aan.
„Wat is dat allemaal?" vroeg moeder
streng.
„Ja, zij heeft mijn kaartje bedorven,
waar ik den heelen middag aan had zitten
werken en nou heb ik die nare pop met
inkt ingesmeerd," antwoordde Vim voor
beiden.
„Fooi, jongen!... mag je nu zóó wraak
nemen; en dat, terwijl Jettie het zeker niet
expres zal gedaan hebben? Verder op jo
kamer blijven Willem; ik wil je vandaag
niet meer binnen zien."
Ik geloof haast, dat Wim blij was, dat hij
uit zijn moeder's oogen kon gaan, want hij
wist haast niet meer, waar hij kijken moest
Wim kwam dien volgenden ochtend van
school, stralend on boetvaardig te gelijk 1
Hij sloot zich een tijdje op in de leerkamer
en had de Cakimoon toen heelcmaal gowas-
schen en opnieuw aangekleed; haar armen
zaten er weer aan en ze zag er werkelijk
nog ééns zoo mooi uit als to voren; Jettie
was er dan ook zeer mee ingenomen, en liet
haar Cakimoon een vriendelijke buiging
maken tegen Wim.
„Ben je heusch niet meer boos op mij,
Jet?" vroeg Wim.
„Wel neen, malle jongen; zóó is ze im
mers nog veel aardiger l" cn beiden lach
ten ze hartelijk om het gekke gezicht der
pop. Nu, Wim had den dag uitstel gekregen
en won den prijs! Dat was me een vreugd:;
óók voor Jettie.
Ik geloof niet, dat dio twee gauw dat
avontuur met de kaart vergeten hebben;
maar Wim heeft het wel geholpen, om zijn
drift in het vervolg cenigszins te beteuge
len. Zoo was dit kwaad toch nog ten goedo
gekeerd, en had ontegenzeggelijk do kinde
ren versterkt in hun liefde tot elkaar.
Verstoppertje spelen js een ontspanning,
waarin do mcesto jongens en meisjes een
groot vermaak scheppen.
Eon tiental knapon was rn het Berken-
bosoh bijeen. De jongens hadden den groot-
sten schik, want het uitgestrekte bo6ch
bood vele schuilplaatsjes. Maaj Piet, Frits
en Hein haddou zich toch wel het best
verstopt. In do kleine snelvlictcndo beek,
dio het bosch in twee helften verdeelde,
lag een schuit. Hot vaartuig lag vlak tegen
den kamt en was door het hoogo struik
gewas, dat aan den oover van de boek groeide,
bijna geheel verborgen.
Do drie jongens kropen in den roef cn
hielden zich zoo stil als muisjes. Verwon
derd vroegen de andoren hun af, waar zij
zich toch verborgen, doch het drietal be
waarde op deze vraag een diep stilzwijgen.
Niemand kon hun plaatsje ontdekken.
Albert, de buurjongen van Piet, wilde
er toch meer van weten. Hij sloop hen,
stilletjes na cn zag, hoo zij in de schuit
kropen. Albert was ccn valsche jongen, hij
zat vol slechte streken. Zoo kwam ook nu
weer ccn boos plan bij hem op.
Als ik het touw van de schuit eens door
sneed, dacht hij, wat zouden die drie vreemd
opkijken, als zij bemerkten dat er beweging
in hun schuilhoek kwan^!
De daad bij het woord voegend*, nam hij
zijn zakmes, sneed het touw door ©n liep
toen hard weg. In het eerst bemerkten de
drie vrienden niet, dat do stroom hun
schuit meevoerde, doch op eens riep Frits:
„Ik geloof, dat we varen."
,,Loop hoen malle jongen, dat verbeeldt
jo jo maar. Wo zullen toch maai eens kiji
ken", oordeelde Hein.
Zo gingen paar boven en bemerkten tot
hun schrik, dat Piet's meening waarheid!
was. Al verder cn vardor dreef do schuif
stroom afwaarts. I
„Wat moeten wo ^beginnen?" jammerden?
zo. Doch het hielp niets of zij al klaag*
den on zuchtten en om hulp schreeuwden-
Ze waren reeds buiben hot bosch en del
stroom ging sneller cn sneller.
„Wio zou ons dio streek gelapt hebben?"
riep Frits woedend. „Kijk eens, hot touv^
is inct een mes doorgesneden.
„Het is ccn flauwe streek," antwoordde
Hein, ,,ik kan mij niet voorstellen wio het'
gedaan zou jhebben. Recd9 meer dan oen
uur bevonden do jongens zich op de 6chuit,
toén eensklaps do vaart gestremd word. Hun1
vaartuig was tegen een drijvendon boom
gevaren. Doch do book yras op dio plaats!
tamelijk diep en breed, zoodat zij hun drij
vende gevangenis dus niot verlaten kon
den.
„Zou de boom ons kunnen dragen?" vroeg
Hein.
„Laten ,wo hot iri elk geval probeeren,"
meondo Piot. Eerst liet Hein zich op den'
boom neerzakken en werkelijk, het ging.
.Voorzichtig kroop do jongen naar don kant,
cn bereikte gelukkig den oever. Frits kwam,
eveneens zonder ongevallen aan land, doch!'
Piet verloor op een oogenblik zijn oven
wicht en tuimelde in do bock.
„Help! IIclp!" gildo dc arme jongen.
Maar zijn kameraadjes kondon niets doen
om hem to redden en zagon met betraande
oogen hun vriendje meevoeren door denj
stroom.
Luid snikkend wierpon zij zich op het
gras neer. O, wat zouden do ouders van!
Piet bedroefd zijn! Maar in het gras kondcflj
zij toch niet blijven. Hot begon al lang
zamerhand donkerder tc worden, zij moesten
dus den weg naar huis terugvinden; de
beek konden zij niet volgen, want op som
mige plaatsen was do bodem moerassig cn
zij zouden dus gevaar loopen in do mod
der te zakken.
Zij liepen dus maar een poosja rccht-uit,
in do hoop 9pocdig ccn voorbijganger te
ontmoeten, dio hen op den rechten wog kon
helpen.
't Was een eenzame, verlaten strook. Geen
woning was er to bekennen, geen sterveling
te 2ien. Eindelijk ontdekten zij in dc verte
ccn lichtje. Waar licht is, daar zijn men-
schcn, dachten zij, on licpon dus snel voor
waarts. Na ongeveer tien minuten bemerk
ten zij, dat het licht scheen uit de ven
sters van een woonwagen. Zachtjes liepen
zij naar den jvagen en keken naar binnen.
Er was niemand in den wagen.
,,Die rondtrekkende zwervers zijn gevaar
lijk", zeidc Hein, „ik heb gehoord, dat ze
soms kinderen stelen, dio dan gebruikt wor
den om kunsten te laten maken en op an
dere wijze geld to gaan verdienen."
„Daar kou je wel eens gelijk in hebben,
jongeheer," klonk op cans een zware stem
achter hen. De twee jongens keerden zich
verschrikt om .en zageg tot hjiQ niet g*r