No. 15401. LEIDSGE DAGBLAD, Zaterdag* *7 Mei. Eerste Blad. Anno 1910, PERSOVERZICHT. FEUILLETON. Irma Harding*. Da oud-minister van financiën, de heer Do Meester, heeft door heb schrijven van een artikel in het „V r ij z i n n i g Week blad voor d e V e 1 u w e" het bewijs goleverd, dat gedurende zijn langdurige ziekte zijn belangstelling voor de openbare zaak niet verminderd is. Hij schrijft over do belastin gpoiitiek van het huidige, rechtsche, kabinet en constateert, dat ver- sohilleodo financieele maatregelen, door hom als minister voorgedragen, vroeger door de rechterzijde heftig bestreden, thans genade Lij die partij hebben gevonden en op voordracht van den tcgenwoordigen minis ter Kolkman reeds tot wet zijn verhoven. Er zou dus niets verontrustends zijn in de belastingpoiiteik der rechtsche regeering en van de vrijzinnigen zou niet anders dan een welwillende houding verwacht mogen worden tegenover do voorstellen betreffen de het suoo:ssierocht en de inkomstenbe lasting, ware Let niet, dat hoogcre in voerrechten worden aangekondigd, om daaruit de kosten der sociale wetgeving1 te bestrijden. De vrijzinnigen hebben hier te meer op hun hoede te zijn, omdat het door dozen minister wordt voorgespiegeld, als zou een verhoogd tarief niet aüleen voordeelig zijn voor de schatkist, maar cok voordeel brengen aan de nijverheid en aan de arbeiders, die er een aanzienlijk deel van betalen. Zelfs van het standpunt der protectionis- ten valt naar het voorkomt, bezwaarlijk te ontkennen, dat een tariefverhooging óf om der wille van de bescherming óf met zuiver fiscale doeleinden moet worden onderno men, en dat, naarmate liet eerstgenoemde doel ("bescherming) beter wordt bereikt, het laatste (versterking der schatkist) min der tot zijn recht moet komen. De protec tionist toch beoogt vermindering van den invoer, omdat hij deze in het belang aoht van den binnenlandschen producent; gelukt het, den invoer krachtig te verminderen, dan zal de opbrengst der invoerrechten, ook al worden deze naar een Uooger tarief ge heven, slechts betrekkelijk weinig stijgen, zelfs belangrijk dalen, indien het beoogde doei ten volle werd bereikt. Verder zullen en daarom was het dan ook ju;st te doen de prijzen der artikelen, welke de beschermde takken van nijverheid voort brengen, met het bedrag van het geheven invoerrecht (in uitzonderingsgevallen wel licht met iets minder) stijgen, zoodat de ver bruikers, d.w z. de ingezetenen van het land, waar de invoerrechten worden gehe ven, óf aan den fiscus, óf aan den binnen- ïandschen producent het bedrag van het in voerrecht betalen. Ziehier een der groot» nadoelen van dez© heffing. Een der zorgen van den belastingheffer is steeds de kosten van inning der belasting zoo gering mogè- lijk te doen zijn; van invoerrechten zijn iiiet alleen de eigenlijke taxatiekosten be trekkelijk hoog, maar bovendien betaalt do natie in haar geheel, behalve de belasting voor ingevoerde goederen, nog bovendien den verhoogden prijs van hetgeen binnens lands vervaardigd wordt. Hoeveel meer de natie betaalt is niet met juistheid te bepa len, maar dat het zeer belangrijk meer is, ligt voor de hand; ware het anders, de be scherming zou haar doel missen. Do vereeni- ging „Het vrije ruilverkeer" heeft in haar laatste vlugschrift eens weer overtuigend aangetoond, dat in werkelijkheid het invoer recht, en véél méér dan dit, niet door den buitenlander, maar door de ingezetenen zelvcn wordt betaald. Wat zou nu den werkman een loonsverhooging baten, indien er tegenover staat 'n verhooging der prijzen van hetgeen hij behoeft om te leven. Leerrijk is ten deze wat geschiedt te Gla- nerbrug, bij Enschedé, waar ettelijke Nedcr- landsclio arbeiders op een Duitsclie fabriek, even over do grens, werkzaam zijn, doch in Nederland, waar huishuur en levensmidde len goedkooper zijn, met hun geziDnen blijven wonen. Bescherming is in waarheid niet anders dan bevoorrechting van sommigen ten koste van alle anderen. En aangezien een deel van deze „anderen", t. w. de ondernemers, die nog niet beschermd worden, daarmede geon genoegen nemen terwijl bovendien de reeds beschermden (men ziet het in Duitsohland) altijd méér vragen is het stelsel van protec tie als een hgllend vlak, waarop de Regee- ring nolens volens steeds verder af glijdt. Mochten voor hot oogenbük voorstei len, welke ons weldra wachten, alleen aan de nijverheid „bescherming'' brengen, dan zal hot niet lang duren, of ook de landbouw zal met kracht daarop aandringen. Voor Nederland zal het verlaten van de tot dusver gevolgde handelspolitiek bij uit stek schadelijk zijn, omdat ons land klein is en dientengevolge de nijverheid in het eigen land een niet ruim afzetgebied vindt, eoodat zij, kunstmatig uitgebreid, haar te ruime productie tegen lage prijzen in het buitenland zou moeten zien te plaatsen, en omdat in ons land de doorvoer-en tusschen- handel van groot© beteekenis zijn voor wien de vrije handel een levensbelang is. In de beide Kamers der Sta ten-Generaal heeft de rechterzijde een overgroote meer derheid zij kan dus, blijven de meer demo- cratich aangelegden ook ten deze de leiders volgen, zooals waarschijnlijk is, p r o t e c- t i e-m aatregelen doorzotten. Maar do geheele linkerzijde heeft niette min met alle kracht zich daartegen te ver zetten, opdat de verantwoordelijkheid voor die maatregelen uitsluitend door de rech terzijde worde gedragen. In een bij de Hollandia-Drukkerij tc Baam verschenen geschrift heeft de heer C. Beni- ma de vraag Vr ij handel of Protec tie? beschouwd in het belang der loon- trekkenden. Do schrijver, die zegt „D c Neder lander" terecht het antwoord op deze vraag losmaakt van politieke geloofsbelij denis, blijkt een overtuigd voorstander van protectie, niet „om de schatkist te vullen", maar om „enkele takken van Industrie, die in Nederland evengoed als in andere lan den kunnen bloeien, ter zijde te staan." Hij verdédixrt daartoe: afschaffing van rechten op grondstoffen, op consumptie-artikelen en afschaffing van accijnzen. Daarnevens verhooging van invoerrechten op heel- en hal f fabrikaten. Bij dit a^les neme men dan aldus be toogt de heer Benima in aanmerking of de bescherming, door 't tarief tc verleenen, wel ten goede komt aan een industrie, dio haar verdient, d.w.z een industrie, die in staat is tot een eenigszins belangrijke pro- duotie. De sohr. ontkent, dat protectie den. levensstandaard zal verhoogen; dat doen niet de „beschermende", doch de „fiscale" rechten, waartegen de principieclc protec tionist zich juist verzet. Breedvoerig is zijn antwoord op de vra gen: Zal protectie de Ned. Industrie ont wikkelen.?-Zal zij den handel be voordeeion Zal door protectie meer en geregelder werft; voor den loontrekkende ontstaan? Zal de loonstandaard er door stijgen? Het ant woord op deze vragen luidt natuurlijk be vestigend. Al zou men hier en daar zegt „D e N e- derlan der" wel een vraagteeken willen zetten, bijvoorbeeld bij een abso lute bewering als deze: „Als go in onze huidige samenleving in Nederland een ein de wilt maken aan de enorme werkloosheid, beschermt dan de industrie!" men leest toch het vlot geschreven boeksko niet zon der waardeering voor de poging, door den schrijver beproefd, om aan het v r ij h a n- del-beginsel zijn dogmatisch karakter to ontnemen. Het wetsontwerp, regelende „do posi tie van rijksambtenaressen en van onderwijzeressen bij het open baar lager onderwijs, die in het h u w e 1 ij k treden", heeft tot hoofdgedachte, dat voort aan zij, die beneden den leeftijd van -15 ja ren ccn huwelijk aangaan, op den dag van haar huwelijk eervol worden ontslagen. ,,,,De T ij d" zegt er van: ,Het wetsontwerp ligt geheel in de lijn van onze denkbeelden en wenschen. Op verschil lende moreele en paedagogische gronden hebben wij indertijd de Gemeenteraden ver dedigd, die de gehuwde onderwijzeressen ontsloegen; voor de rijksambtenaressen gel den andere motieven (bovendien ook toe passelijk op de onderwijzeressen), hoofdza kelijk hierop neerkomend, dat de gehuwde vrouw thuis behoort in het gezin en als een eeer minderwaardig© kracht niet langer in een. betrekking mag blijven, welke do be schikking over en de aanwending van a 1- 1 e krachten vordert. De humane bepalingen omtrent de terug gave der voor pensioen gestorte gelden die nen ten zeerste te worden toegejuicht. Vooral in de laatste jaren is niet alleen van Christelijke, maar ook van vrijzinnige en zelfs van socialistische rijde aan het desideratum uiting gegeven, dat, zoo noodig door straffe wetsbepalingen, de moeder dient teruggegeven aan de kinderen en het gezin. Wij zijn benieuwd, of bij de critiek op heb wetsontwerp van minister Heemskerk deze hoofdgedachte ook tot haar recht cal komen. Over dit onderwerp driestarb ,,H e t Centru m" Dat de gehuwde vrouw niet aan haar ge zin mag worden onttrokken, is een van Rechts altijd verdedigde stelling, door de Regecring thans in een wetsontwerp be lichaamd. Wij hebben de strekking van dit ontwerp reeds medegedeeld, hierop neerkomende, dat de vrouwelijke rijksambtenaar bij haar huwelijk eervol uit 's lands dieüst wordt ontslagen, terwijl in de Lagcr-Onderwijs-wet wijzingen zullen worden aangebracht, be- oogonde, dat gemeentebesturen een ge lijke gedragslijn jogens hun onderwijzeres sen zullen volgen. Aan den toestand van onzekerheid, die meermalen tot geheel echeeve verhoudingen leidde en ccn voortdurend dreigement was voor het familieleven, staat dus een einde te worden gemaakt. Want bij de tegenwoordige samenstelling der Kamers is er weinig trwijfel, of dit ont werp zal in het Parlement ben gunstig ont haal vinden. Natuurlijk zal het wel niet ont breken aan tegenwerpingen. Van Links kwam mon reeds meermalen in verzet tegen liet ongevraagd ontslag aan huwende ambtenaressen en onderwijzeres een, en doorgaans in naam der... vrijheid! Ook de socialisten deden en doen ijverig mee aan dit spelletje. De gehuwde arbeid ere-vrouw zegt men aan haar gozin te willen teruggeven; tegen het „Speetwetjo" gaat meo nog steeds bij verkiezingen te keer en hevig te keer; do echtgenoot© en huismoedw moet uit de fa briek; zij hoort daar niet. Maar do ambtenares mag wel aan haar gezin worden onttrokken, en de onderwijze res eveneens 11 Is dwazer inconsequontic denkbaar? Eu ligt het niet volkomen in de lijn van hot goede beginsel en het gezond verstand bei de van onderwij7/ers en ambtenaren dezelfde normale positie, dezelfde toewijding der echtgenooten en moeder te verzekeren, wel ke terecht voor do arbeiders-klasse wordt verlangd? Aan een artikel van dr. G. W. Kernkamp, onder den titel Oranje cn de d o m o oratie in .Vragen des Tijds" voorkomond, is het volgende ontleend: Ons koningschap is in heb wezen der zaak een erfelijk presidentschap ecner republiek, met de uiterlijke onderscheidings teekenen oener monarchie en het prcstigo van den Oranjenaam. De erfelijkheid van het ambt kan het doen overgaan op iemand, di© zijn plichten ver waarloost en niet deugt voor zijn waardig heid. Hierdoor kan wel schade worden toege bracht aan het aanzien van het ambt, maar aan misbruik van gezag stelt de Grondwet paal en perk. En dan: het koningschap is terecht een „post van vertrouwen" ge noemd; de practijk heeft geleerd, dat dit vertrouwen niet misplaatst is. Reeds het welbegrepen eigenbelang van het Oranje huis brongb mede, dat het zich zoo stipt mogelijk aan de constitutioneel e practijk houdt. Het samenvallen van de belangen van dynastie en volk blijft bovendien borg, dat in de seldzarae gevallen, waarin de be slissing over gewichtige aangelegenheden alleen bij den Koning berust, de doorslag zal worden gegeven door wat het rwaarste moet wegen: het belang van de geheele na tie. Een ander gevolg van de erfelijkheid van het ambt kan zijn, dat bij ontstentenis van naaste bloedverwanten een ver verwijder de tot de oefening van het gezag wordt ge roepen en dat oen vorst-, wien het volk vol komen vreemd is, plaats neemt op den troon. Van de Grondwetsherziening die thans wederom wordt voorbereid, 'make men daarom gebruik om de troonsopvolging aldns te regelen, dat ongowenachte gevolgen der erfelijkheid kunnen worden vermede-» en in bepaalde gevallen niet het toeval der geboorte, maar do wil der volksvertegen woordiging over het bezetten vafl den troon beslist. Juist thans, nu door do geboorte van prinsee Juliana het uitzicht op voort zetting van het Oranjehuis in de rechte lijn is geopend, schijnt heb oogenblik gunstig om het voor eenige jaren nog als netelig beschouwde punt der troonsopvolging in bovenbedoelden zin te regelen. De voordeelen van het constitutioneel© koningschap boven de republiek zijn van zulk een aard, dat zij niet eiken dag dui delijk aan het licht komen, omdat in den gewonen gang van zaken zelden beslissin gen behoeven te worden genomen, die het volk met grooter vertrouwen uit handen van een constitutioneel koning dan uit han den van den president eencr republiek ont vangt. De nadeelen daarentegen worden door wio democratisch voolt vakor opge merkt, vooral in de laatste jaren. Onder het hoofd Ouderdomspen sioen zegt „De Nederlander": De Franschc werkman krijgt nu ook ziju ouderdomspensioen, dat is tc zeggen, zoo dra do wet do middelen heeft aangowozen, waaruit do kosten der aanzienlijke staals- bijdrage zullen worden gedekt. Die rijn voor het eerste jaar ongeveer 70,000,000; zegge: zeventig millioen gulden. Daarvoor wordt verkregen: pensioen van ton hoogste f 200 op 65-jarigcn leoftijd. Do bijdragen der verzekerden zelf zijn laag: f 4.50 voor mannen, f 3.50 voor vrouwen en f 2.25 voor minderjarigen beneden de IS jaar, alles per jaar Ook do werkgever draagt een deel van de kosten, die door den Staat op hem worden verhaald. Dat in het bij uitstek „democratische" Frankrijk, waar men sinds lang het hier en elders zoo vurig begeerde algemeen stem recht heeft, zonder hetwelk geen sociale hervorming heet te zullen slagen, niet meer op dit punt kon worden verkregen, bewijst wel, dat het met den bosten wil ter wereld onmogelijk kan zijn om do voorspiegelingen van 6ommige „volksvrienden" te rcalisee- ren. Intusschen heeft het Kabinct-Briand aan deze „hervorming"vooralsnog op papier ongetwijfeld voor een goed deel zijn suc ces bij de jongste stembus lo danken. In ,.D o T ij d s p i c g o 1" is opgenomen een artikel van H. G. S. over de hand having der onzijdigheid en de verdediging van Nederland aan de z o o z ij d e. Strekking daarvan is aan te tooncn het belane van een in goeden staat vcrkcerende verdediging aan de zee zijde voor de handhaving der onzijdigheid in een Europeeschen oorlog. Schrijver gaat na hoe een.eerste eisch voor een doeltref fende handhaving der onzijdigheid is*. do verdediging van het territoir en a fortiori der strategische punten van dit gebied. Die verdediging oordeelt hij wordt het bost en op do meest economisdho w#ze bereikt door het bezit van voldoend krach tige kustforten op de bedreigde punten en. de aanwezigheid van kusttrocpen op (Üo punten langs dc kust, waar buiten het be reik der kustforten eventueel landingen kunnen worden uitgevoerd. De tweede c»sch is voldoende drijvend materiaal om de kust wateren in observatie te houden on vokloend krachtig drijvend materieel, om in die wa teren een doorgezette schending te stuiten. In sommige gevallen kan hot drijvend ma teriaal, mits voldoende krachtig, heb gemis aan kustforten aanvullen; in allo gevallen kan het drijvend materiaal de weermiddelen te land steunen en versterken Samenwer king van do strijdmiddelen te land en ter zee is dus onmisbaar, eenheid van bevel* voering en van personeel, dat dio taak mocb vervullen, een belangrijke waarborg voor de goed© samenwerking. Do oonclusio van den schrijver is: Do handhaving der onzijdigheid is voor Neder land een levenskwestie en do offers, te brengen voor do daartoe benoodigdo midde len, zullen niet meer dan een geringe pre mie zijn in vergelijking met do harde slagen die ons vaderland zouden treffen, indien t« kwader uur do verwaarloosde verdediging aan de zeezijde oorzaak zou zijn, dat Neder land in den oorlog betrokken werd. In do „Enkhuizer öourant" staat Prins Joris stil bij het feit, dat er na genoeg geen werk - n >^n winkel is voor do T w e o d e X a m er, wanneer deze weder bijeenkomt, en dat hetgeen op de agenda staat alles ligt binnen do neutrale zóne. En dat, terwijl het ministerie in zijn derde jaar zit. Daartegenover stelt hij hot geen het vorig ministerie reeds in het tweede jaar ter afdoening gereed had. Zijn flink optreden is echter, gotuigt schrijver, dat ministerie slecht bekomen. Reeds bleek het bij de Statenverkiezingen van 1007. Eu daarna terugkcerende op het huidig miuis- terie en zijn premier, merkt schrijver ten 6lotto op: „Al wat mam monistisch en militaristisch was aangelegd, stemde bij die Statenverkie zingen met de verbonden kerkdijken mee; velen van hen, dio wel meo hadden gedaan om dr. Kuyper ten val te brengen, dien zij rumoerig cn gevaarlijk vonden en in wien zij, ondanks het wegwerpen zijner oude plunje, toch nog altijd den democraat za gen, haakten evenzeer naar den val van dit ministerie, dat hun in hun ziel, alias hun portemonnaio, trof cn zagen verlangend uit naar den man, die niets althans zoo ra i n m o g o 1 ij k zou doen. Zij hebben hem gevonden cn «aangenamer manieren kan geen prei icr hebben. En wij zijn in dc periode der geestigheid en guitig heid, dio wij wel zouden mogen lijden, als er maar te golijk zaken gedaan werden. Maar zoo is het niet. En het hinkendo paard komt achteraan; er zal op sociaal gebied niets tot stand komen of van zoo weinig waarde dat het heb werkelijke goede en waardevolle in den weg staat. En de Chris telijke arbeiders buigen gewillig den nek, want hun geestclijko adviseurs heblxsn hen goed gedresseerd en zo zingen in koor: Wij kunnen wel wachten, Dagen cn nachten 1" G esn een tc-aui b teunren Versohenen i3 een oproep van den Neder, ïajidsehen Bond van Gemeenteambtenaren voor de propaganda-vergadering voor ccn rijksregeling van do pensionncering van ge meenteambtenaren cn van hun weduwen en weezen, op 23 dezer to 's-Gravenhagc, waar .als sprekers zullen optreden: prof* mr. H, L. Druoker, lid van do Tweede Ka mer der Staten-Goneraalprof. dr. W. li. Nolens, idem idem; J. N. Elenbaas, burgo- meester-secrotaris van Krabbendijkc, cn Th. Pels, secretaris van 's-Hortogonbosch. Dezo bijeenkomst, waarin geen debat zal worden toegelaten, is toegankelijk voor alle gemeenteambtenaren en hun vrouwen. F.crcnce Highlmgale's SOsIe vcruardnr. Den l*2den Mei a.s. zal Florence Nightin gale dezen zoldzamon denkdag vieren. Wat deze merkwaardige vrouw gedaan heeft voor do Ziekenverpleging, voor de reorganisatie der hospitalen, tijdens den Krim-oorlog en later in Edinburg en Lon den, voor do opleiding van verpleegsters, heeft een omwenteling »n do Ziekenverple ging teweeggebracht, die niet alleen in Schotland en Engeland, maar ook in ons land zijn gezegende uitwerking gehad heeft. Als vrucht van haar streven is ook ont staan do Vcreeniging „Het Roodo Kruis," want het werk van Dunant kan slecht^ als een voortzetting van den arbeid van Flo rence Nightingale beschouwd worden. De leden van het Haagscho Vrouwen»- comité v«an „Het Roode Kruis" zijn van plan op 12 dezer Florence Nightingale to huldigen cn haar een blijk te geven van diope vcrocring en dankbaarheid. 46) „Er is niets anders gebeurd dan dat ik den strijd opgeef. Ik verbeeldde me, dat ik de sterkste wasmaar er blijkt nu, dat het sterker is dan ik. Ik dacht eerlijk, dat ik het in Noorwegen begraven had onder de gentianen en do denneboomen en in plaats daarvan ontdek ik nu, dat het even levénd is als altijd en dat de gentianen en de den neboomen er al dien tijd deel van hebben uitgemaakt." „Wanneer hebt ge dat ontdekt?" „Op den begrafenisdag van dien konink lijken ouden zondaar. Zij stond tusschen de menschen aan den ingang der kerk en onzo blikken kruisten elkaar net. Dat was do ontdekking, maar nog niet de overgave. Je moet niet denken, dat ik het zoo gemakke lijk heb opgegeven. Ik was van plan om het vol te houden en daoht ook, dat ik het zou kunnen tot Dinsdag. Mina's oogen keken vragend, maar haar lippen bewogen niet. Alsof hij dien gespan- Den blik niet kon verdragen, stond Vincent op, liep naar den haard en keek al sprekend hl het vuur, terwijl hij met zijn armen op den schoorsteenmantel leunde en zijn oogen met zijn hand bedekte. „Dat was de laatste dag van den mist, ^eet je. Ik was op weg hierheen, niet met het idee op een ontmoeting, aangezien ik met wist hoe je het in den laatsten tijd hadt vastgesteld, maar omdat ik voedde, dat een kleine kibbelpartij met jou me goed zou doen. Bij den hoek liep rij mo voorbij zon der me tc zien, ofschoon ik haar ondanks den mist heel goed herkende. Ik begreep dadelijk, dat zij hier vandaan kwam, en volgde haar. Ik was niet van plan om haar aan te sprekeD, ik zweer, dat d«at mijn plan niet was; maar ik vond het een ellendig idee, dat zij op zoo'n, dag alleen op straat was. Ik geloof, dat ik mijn best deed om het aan Christelijke menschcn-liefdo toe te schrijven; in elk geval volgde ik haar, ver loor haar nu eens uit het gezicht en vond haar dan weer terug, totdat zij den Marble Arch bereikt had, waarna ik meende haar voorgoed verloren te hebben. Ik liep echter steeds voort, meenende, dat ik me voort bewoog in de richting van het Albcrt-hek; gelukkig was het niet zoo, want dc scha vuit, die op zich genomen had om haar tot- gids te dienen, had natuurlijk een veel af- gclegener weg ingeslagen Soms meende ik, dat ik voetstappen voor me hoorde, en dan dacht ik weer, dat ik ze niet hoorde, tot dat ik per slot om kort te gaan geroep hoorde en juist bijtijds kwam om to zien hoe een man er van doorging met haar mantel en haar beurs." „Groote Hemel!" zei Mina op gedempten toon. „Zoo voelde ik me ook. Dat is het nare deel van de geschiedenis nu komt het goe de, want het duurde een halfuur voordat we Albert Gat© vonden^ en gedurende dat halfuur steunde rij op mijn arm, en kon ik haast haar hart voelen kloppen door mijn overjas heen, die ik haar natuurlijk had aangetrokken. Maar zij scheen gelukkig niet erg ontsteld t-e zijn en wij lachten heel wat om. onze avonturen. En toen bracht ik haar natuurlijk naar huis en moest ik me laten bedanken door den vader, en nu, zoo staan dc zaken, Mina, begrijp je het nu?" „Ja, ik begrijp het," zei Mina op den zelfden gedempten toon. „Sedert ik haar zoo op me heb voelen steunen, al9 het ware mij behoorend," ver volgde Yinoent tegen het vuur glimlachend alsof hij er beelden in ontdekte, „ben ik c-r achter gekomen^ dat ik niet meer buiten haar kan. Het is een overrompeling, dat geef ik toe, en misschien is er eenige schan de aan verbonden. Ik bon er niet zoo heel eeker van, dat er niet een zweempje zwarte kunst in steekt. Maar in elk geval weet ik beslist, dat die overjas van mij betooverd is. Ik kan haar nu niet meer aantrekken zonder op allerlei gedachten to komen. Op mijn woord van eer, ik geloof heusch, dat het heelcmaal de schuld is van dat kloeding- stuk," zei Vincent lachend, met een zweem pje van booshcidsvertxm. „En ben jc nu vast van plan om haar ten huwelijk te vragen?" Sprekend boog Mina haar hoofd over Do Wet heen, die nu op haar Bchoot lag. Nu was zij het, die zijn blik 6cheen t-e vermijden, want zij was er niet zeker van wat er in haar oogen to lezen was. Zij had natuurlijk altijd wel geweten, dat er eens ieta derge lijks zou gebeuren, zij had er zelfs naar ver langd; maar zelfs voor menschen met zoo'n helderen blik als Mina is het altijd moeilijk om van te voren te weten hoeveel pijn ieta zal doen. „Zou hot waarschijnlijk zijn, dat ik zoo alles vertelde, als ik dat besluit niet had ge nomen „Maar je loopbaan dan?"- Hij lachte spottend. „Wat is dat nu voor ©en akelige twee strijdigheid? Alsof gc niet in staat zijfc om raijri loopbaan naar de maan te zien gaan zonder dat go or oen hand voor verdraaide? Ik zet je om mij aan to kijken en dat te ont kennen!" Het kostte Afin.q schijnbaar werkelijk moei te om hem aan te kijken, want zij was nog niet klaar met het verschikken van den kersrooden 6trik, die de bekoorlijkheden van den kleinen terrier dien dag verhoog den. „Het is geen dubbelzinnigheid, het is..." „Een gevoel van verantwoordelijkheid tegenover do familie? Dat weet ik. Maar wees maar niet bang; het is in ordo met mijn loopbaan. Ik I.eb het alles doordacht; feitelijk heb ik sedert Dinsdag niets anders gedaan. Ik heb maar één artikel van het programma doorgehaald, dat artikel, dat oma „het goed huwelijk" noemt, maar dat mij „sinds Dinsdag" het verkeerde toe schijnt. Het programma zelf blijft zooals het is. Connecties zijn natuurlijk goedo din gen; maar ik zal zonder hen ook een hoogo betrekking hebben; geloof dat gerust! Het zal alleen een wat moeilijker strijd zijn en ik houd veel van vechten. Ik zal het doen, Mina; je zult het zienl" Terwijl hij dat zei, zag hij er koppig ge noeg uit om dat te doen. Hij stond nu met zijn rug naar het vuur, met vierkante schouders, met een vooruitstekend© onder kaak en handen, die heelemaal verdwenen in zijn zakken. „En daarenboven," zei Vincent, met die soort van levendigheid, die de plaats in neemt van zelfoveTtuiging, „hoe onbekend haar familie ook moge zijn, tegen haar per soon kan absoluut geen bezwaar bestaan. Zij zou niet alleen pchittereo in elk salon, zij zou er rogoeren. Kunt go u een meer vol maakt© verpersoonlijking van een toekom stige gezantsvrouw denken?" Hij keek Mina bij die vraag uitdagend aan. „Ik zeg niot, dat ik dat zoggen kan. Neen, er bestaat in het geheel niet© tegen haar persoon; maar er zijn misschien an- dero bezwaren, Vincent." Mina zei dat zichtbaar aarzelend. „Ik bon er niet zeker van, dat er niet iels is met haar moeder. Pas een paar dagen ge leden heb ik ontdekt, dat dio moedor nog bestaat; cn juffrouw Hartmzfnn scheon heb naar to vinden, om over haar to sproken, en zei, dat zij haar waarschijnlijk nooit zou weer zien. Ik zou dat niet zeggon, aLs ik niet van oordeel was, dat je dat wat jo doet met open oogen moet doen." Vincent maakto het ongeduldige gcbaai van iemand, dio een tastbaar, doch nietig iets op zij schuift. „Wat doet er dat toe? Ik trouw niet met de moeder, maar met do dochter. Jo weet toch evengoed, dat er in de hoogste krin gen wel eens zoo iets gebeurt. Echtelijke kibbelpartijen in de oudero lijn kunnen de loopbaan niet bederven. Kom, zelfs bij ons zijn zulko dingen bijna re^u, zoolang als het ten minste binnen zekere grenzen blijft. Neen, Mina het helpt niets of jo al zulke kleinigheden ophaalt. Zooalfi jo weet heb ik een groot idee van jouw opvatting over de dingen, maar in dit geval kom ik jo niet om raad vragen, ik kom jo mijn plan mce- deelen. Ik ben van plan, om met juffrouw, Hartmann te trouwen, aks zij me wil hebben natuurlijk." De laatste woorden waren dc uiting van een opkomend idee. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1910 | | pagina 5