E.Br^ndsm^ Van het goede het beste. Firma J. F. Edelsteenen Metaaldraad- Lampen. s J. C. KORT. Botermarkt 2. ïelef. 019. ffo. 1538*7 LEID3CK DAGBLAD, "Woensdag- 20 April.Derde Blad. Anno 1910. fe.YÖlCKINGi iHóojwotriNSZI, LEIDEN Te-huur te Voorschoten: Friesch-Groniiigsclic Hypotheekbank, Reserves f471,755.64. Verkrijgbaar in alle buurten <ler stad. PROB EERT 'ÏJ Kosten f 1.10 p. stuk. Engelsche Schoolkonsen Haarl.straat 122, t r*inp\T Donkersleeg 3 - LE1DEN' I BNBOEOEL, P©P@S!f. INBRAftKVRIJE KLUIS^ A. L. RFJMERINGER ZONEN, Commissionnairs in Efiecten, Rapenburg 105—108. veren Werken \J Fabriek en Magazijn van Gouden en Zilveren Werken Inrichting voor het zetten en verzetten van onder eigen beheer, PERSOVERZICHT. lEltCTRISCMgl aiCMT^KRKHp iNSTAIWriEJI I r, m f^TTTTTl £)eV2 jaren garantie /^tfrisiMlnilaWieNA in WOONHUIZEN ffl Ij in HUUR S A 1 PRIJiOPOAVE^jGljs AT 15^ C892 27 •ea ruime Villa met grooten Tuin, gelegen op een der mooiBte ■tanden asn den 1 eidschen Straatweg. Huurprys f 425. Te bevragen by L. J. DE NOBEL, ■ldaar. 5021 8 Men beseffe hot buitengewoon ge wichtige der geheel en al eigenaardige w(]ze van werking van het Odol Terwyi andere zuiveringsmidde len voor mond en tanden slechte- gedurende de weinige oogenblikken van het mond- spoelen hun werking verrichten, werkt het Odol nog lang nadat men zfjne tanden heeft gereinigd na. Door deze epecifleke eigenschap van het Odol wordt de ontwikkeling der tandsn- ▼erwoestende gistingsprocessen in den mond verhinderd. 0077 40 gevestigd te GRONINGEN. Geplaatst Maatsch. Kapitaal 2,000,000.— De Bank geeft thans uit 4 pCt. Pandbrieven d 99j pCt. Inlichtingen verstrekt gratis de Heer H. Hf. SASSE, Kassier <e Leidea, by wien tevens de Coupons der Pandbrieven betaalbaar ztfn De Directie: Mr. R. P. DORHOUT MEE3. 3424 40 Mr. P. B. J. REELINO BROUWER. Grootste stroombesparing. Branden niet zwart. Langste levensduur. Bij grootere kwantum» billijker. Prima Nederlaod-ch fabrikaat- Verkrijgbaar bij H.n. Installateurs. Prima mei exTa lange beenstukken. Tel. Intcrc. 767. 1232 14 Openbare i (om contant geld), op Dinsdag 20 April 1910, des voormiddags te 1L uren voor het huis Vooratraat No. 25, te Katwijk aan Zee, ton overstaan van don Deur waarder J. F. TEUNI3, van een goed onderhouden waarbij: mali. Tafel» en Stoe len, mali. Secretaire, dito Penantkastje, eiken Linnen kast, Ilittrektafel, Schilde rijen, Spiegel», Trapnaai- machine. Ledikanten, Vee- ren- en Kapokbedden en 71a trassen. Glas en Aardewerk, Platcnbijbel (jaar 1700), div. Kleeden en Vloerzeilen, Kookfornnis, Waschmachine enz. 4992 27 Twee uur vóór den verkoop te zien. VEILIGE BEWAARPLAATS voor Ettccten, stukken van waarde, Goud en Zilver, enz., der iirnia 373U 20 T. 5041 GO Gevestigd sedsrt 1807. in Platina, Goud en Zilver. „Het C c n t ru m" wijdt een driester aan de vraag of de laagste loonen aau premiebetaling mogen onderwor- pen worden. Bij de arbeidersverzekering zal ook ten onzent de uit te keeren rente de vrucht zijn van drieërlei storting: de arbeider betaalt, dc patroon betaalt en de Staat betaalt. De bijdrage van den Staat heeft weleer tot menige bedenking aanleiding gegeven. Toen in Duitschland de ouderdomsverze- kering aan de orde was, bleek juist die staatshulp voor velen de groote steen des aanstoots te zijn. Men achtte deze bepaling een stap op den socialistischen weg, en bij ons te lande deelde men dit bezwaar, toen hot onder werp in studie kwam en daarover rapporten werden uitgebracht. Bij nadere beschouwing bleek het ge vaar echter minder groot, om niet te zeg gen denkbeeldig, en alleen uit den conser vatieven en vrij-liberalcn hoek wordt nog altijd de oude bedenking als een machtig wapen gehanteerd. Dat de Staat in een zoo belangrijko ma terie, die zulk een groot deel zijner staats burgers betreft en met algemeen welzijn ten nauwste verband houdt, helpend kan, mag en moet optreden, wordt vrij algemeen toe gegeven. En zoo bevatte ook bet ontwerp tot ouder - doms- en invaliditeits-verzekering, door het minister!e-Kuyper ingediend, de bepaling, dat bijwijze van overgangsmaatregel jaar lijks zes milliocn uit do Staatskas zou wor den bijgedragen. Dat ook de patroon voor de premie stor ting het zijne bctale, vindt evenmin veel te genkanting, meer en zeker geen principieele bestrijding; maar een andere kwestie doet zich nu voor en wel deze: of de arbeiders, die de laagste loonen verdienen, niet van zulk een betaling dienen te worden vrijge steld. Er zijn aan deze kwestie twee kanten. In *t algemeen kan men zeggen, dat het gratis-systeem geen aanbeveling verdient, daar het de regel moet zijn, dat een werkman niet slechts in zijn dagelijk- «che behoeften kan voorzien, maar ook iets afzonderen voor den ouden dag. Maar daartegenover staat, dat er 'n zeker minimum is voor die dagelijksche behoef ten en wanneer aan dat minimum niet kan worden voldaan, de abnormale en mensch- onwaardige toestand van het gebrek begint. Moet men nu van premie-betaling die ar beider» vrijstellen, wier loon nagenoeg op de grens van dit gebrek staat? Het is een moeilijk punt. De overhéid kan inderdaad niet van iemand vorderen, dat hij zal opbrengen, wat hij niet missen kan, zonder aan de meest primitievo levensbehoeften te kort te doen. Maar vooreerst rijst de vraag: Zal het mogelijk zijn op dit stuk de juiste grens te vinden En ten anaere: Zal, wanneer met deze vrijstellingen begonnen is, de aandrang niet telkens sterker worden, om zeuittebreidon? Het is nu eenmaal een menschelijko eigen schap, dat men gaarne datgene voor niets heeft, waarvoor een ander betalen moet; terwijl men anderzijds evenmin gaarne be taalt voor datgene, wat zijn gelijke gratis ontvangt. Wij willen hiermee geenszins zeggen, dat we tegen de ontheffingen principieel bezwaar zouden hebben. Integendeel: Principieel en theoretisch zijn ze, dunkt ons, als uitzondering opdenregel wel te verdedigen; maar de moeilijkheden dreigen in de p r a k t ij k. Kan men d i o ondervangen, dan zou er geen bezwaar tegen de vrijstelling bestaan. Maar zoo niet, dan stelle men zijn hoop op de invoering van een minimum-loon, of trachte men, zoolang die ontbreekt, langs den weg der organisatie aan de lage loonen zooveel mogelijk tegemoet te komen. ,,0 n 7. e Courant" bespreekt do in gediende herziening der Armenwet en maakt in haar artikel ook van de dub bele bedeeling gewag, die nu door de wet verboden, doch, krijgt de herziening haar beslag, door de wet toegelaten zal zijn. De Overheid, zoo zegt het blad, moet niet vóór gaan, maar volgen. De Kerk voorop. Achter haar de particuliere liefdadigheid. En dan pas moet de Overheid optreden, om te zorgen, dat haar onderdanen niet van ellende omkomen. Indien de Kerk dus 2 kwartjes geeft en particulieren geven 2 kwartjes, dan meet do Overheid zelfs tegen drie dubbele bedeeling niet opzien. Zóó staat de zaak aan dezen kant. Van de zijde der Overheid gezien. Maar plaatsen we ons nu aan de zijde der Kerk, dan is dubbele bedeeling een onzinnige zaak, die de Kerk niet dulden mag. De arme galoovigen liet Christus haar na „De armen hebt gij altijd met u." Wat zijn armen leden gedaan wordt re kent Christus, als het Hoofd, of het Hem gedaan is. Het is dus de roeping van, do eere voor de Kerk, dat zij zóó zorgt voor de arme geloovigen, dat deze geen gebrek lijden en er dus voor de Overheid in het minst geen reden is om „dubbele bedeeling" toe te passen. Men wil nog wel geven Zie maar eens, hoe de tien duizenden al maar doorstroomen in de kassen van phi- lanthropische vereenigingen. Nog pas ging vijf ton gouds naar Neerbosch. En zou dan de Kerk haar invloed op de menschen nies kunnen herwinnen, zoodat we weer armen- collecten kregen als in vroeger eeuw, toen 10 a 20 duizend gulden in één beurt in de armenzak kwam? Dit wetsvoorstel van minister Heemskerk is dan ook van groote beteekenis voor de diaconale armenzorg. Het gaat uit van d? veronderstelling, dat do Kerk haar taak zal kennen en vervulle n, zoodat de Overheid slechts bescheiden heeft aan to vullen, wat door de Kerk wordt overgela ten. Moge de- Kerk, zoo besluit het blad, haar roeping verstaan. Doet ze dat niet, clan heeft zij het zichzelve te wijten, wanneer z* later, onder een Vrijzinnig kabinet, smade lijk van de haar toekomende plaats wordt gedrongen. „De Standaard" prijst het in do Regeeringsvoordracht van dc nieuwe A r- menwet, dat daarin het beginsel gehand haafd is van kerkelijke eit particuliere wel- dadigheid als regel cn overheidsbemoeiing als aanvulling, alhoewel de praktijk daar tegen zondigt en het aandeel van de pu blieke armenzorg in de laatete jaren veel aanzienlijker is gestegen dan het bedrag van kerkelijke en particuliere armenzorg. Evenzoo valt te prijzen het streven na-ir wegneming van het kwaad der onoordeel kundige, het pauperisme eer voedende dan opheffende bedeeling, door verband tus- schen de veelzijdige armenzorg in een ar menraad te leggen en door aan de o ver heidsarmenzorg een armoede-bestrijdend karakter te verleenen. Ook hierbij ontziet het ontwerp het eigen, aardig karakter der kerkelijke armenzorg, die niet publiek maakt wat daar broeders voor broeders doen om elkaar te steunen. Daarom wordt in het ontwerp niet anders van de Kerk gewaagd, dan dat ze opgeva. wat sc in totaal besteedde, aan hoevelen za handreiking deed en op welke wijze de hulp verleend werd. Slechts met deze uitzonde ring, dat zoo iemand v a n de Kerk bui ten de Kerk bij een andere instelling om hulp aanklopt, de Kerk zal mededeelen, wat zij den vrager reeds geeft en wat rij omtrent den vrager en rijn gezin weet. Dit is billijk, ofschoon „D o Standaard" nog liever had gezien, dat de vrager ver plicht ware geworden die medcdeelingen te verstrekken. Op de Kerk zou dan geen obligo komen te rusten. Een leemte acht het blad het met-opna men van het Werkhuis, evenzoo het recht aan de Koningin voorbehouden om de taak van den armenraad te regelen. Daardoor loopt die taak gevaar een administratieve te worden, terwijl toch <-e armenraad een louter adviseerend lichaam b?hoort te zijn. Evenzoo vreest „De Standaard", dat, wanneer elke instelling van weldadig heid een lid in den armenraad, zal kunnen aanwijzen, allerlei zeer kleine lichamen daarin een te groot overwicht zullen heb ben. Intusschen, dit alles is kleine critiek. In het algemeen kan het ontwerp, zegt „D e Standaar d", wat onze beginselen aan gaat, zonder voorbehoud op instemming re kenen. Intusschen ontveinst hot blad zich niet, dab dit ontwerp geen keer zal brengen ii\ den bcstaanden toestand, die steeds meer wijst op uitbreiding van dc armenzorg, dia van de overheid uitgaat. Na een geschiedkundig overzicht van de armenzorg in de eerste eeuwen van de Christenheid en daarna in do middeleeuwen, toen zooveel meer aan de liefdadigheid ten offer werd gebracht cn Kerk en butgerlijke gemeente samenwerkten, tot op onzen tijd, nu de armenzorg eenerzijds in doodende bedeeling verloopt en anderzijds steeds schraler wordt, gaat de schrijver voort: Dit euvel ware te voorkomen geweest, zoo de diaconieën van de grootere Kerken er toe waren overgegaan, om een voldoend fixum voor de wekelijksche toelage te be palen. Dit fixura uit te keeren aan zoo- velen als geestelijk nog bij de Kerk hoorden en de kas toeliet. En. voorts de overige aanvragers als geheel van de Kerk ver vreemd aan anderer zorg over tc laten. Of ook zoo men, als vanouds in a Laseo's stel sel, de Kerkelijke tucht had doorgezet, en wat niet geestelijk bij de Kerk hoorde, «lan ook van de Kerk had losgemaakt. Zoo is er dan een pauperisme overgeble ven, maarin de Kerk en dc particuliere lic-f dadigheid niet vooizien kunnen. Het 's de plicht van de overheid dit pauperisme togen, te gaan in het belang der maatschappij en gelden to heffen om dit kwaad te stuiten. Zij begeeft zich daardoor niet op het ter rein der weldadigheid, rnaar doet slechts wat uit haar overheidsplioht voortvloeit. Gevaarlijk blijft echter het terrein, dat de overheid hier betreedt, daar men het zoo licht op haar zal laten aankomen en zelfs de Kerk, zoo ze weet, dat wat zij niet doet toch de overheid doet, dc verleiding r.al voelen om het geld voor andere doeleinden te besteden. Der overheids bemoeiing behoorde zich veeleer te bepalen tot alles, wat den alge- meenen welstand kan bevorderen. Ze ver gat zegt „D e Standaard" den put te dempen. En dit juist is oorzaak, dat thans haar hulp tegen het pauperism© niet kan ontbeerd worden. Voor dien toestand staan we nu eenmaal, en ieder weet, dat, zoo de Overheid rich plotseling uit de armenzorg terugtrok, eeC naamloozo ellende zou worden geleden, waarin niemand naar behooren, voorzien kon. En daarom, al kon ook dit ontwerp van wet aan de overheidszorg op het ge bied van het pauperisme geen paal cn perk zetten, tóch moet het geloofd, dat het althans het goede cn juiste beginsel hoog hield, en de armenzorg der Overheid slechts toeliet als een noodzakelijk kwaad. Dat het kadervraagstulc bij do eerstvolgende wijziging der Militicwot op gelost moet worden, daarover meent do „N icuwo Rottcrdaraschc Cou rant" loopen dc gevoelens in gezag- hebbende kringen niet meer uiteen. Maar in welke richting is de oplossing te zoeken? De grondslag van eón deugde lijk stelsel moet naar de mceniug van hofc blad zijn, dat men de op te leiden in dividuen vooraf kent. De gedachte, dat men bij dc keuze voor den offieiersstand. meer op karakter eigenschappen dan op blooto kundighcdcu moet letten, wint void. Ook voor dc verlofsofficierep, bij wie van karaktervorming in het militair opzicht ten gevolge van hun korte verblijf in de gelederen slechts zoo weinig sprake kan zijn, behoort deze gedachte den grondslag te vor men van het gehce.le opleidingsstelscl. En wat voor dc verin/soffieicrcn geldt, geldt voor het dienstplichtig kader in liet alge meen. Het komt bij hen vóór alles aan op karaktereigenschappen, op dc van nature ontvangen gavo om gezag te kunnen uit oefenen, op het bezit van tact, gezond oor deel, durf, flinkheid, plichtsgevoel, ernst: kortom van al die eigenschappen, welke niet op do schoolbanken worden geleerd, doch die den jongen man veeleer van huis uit eigen zijn, en in liet leger wel door prae-. tischcn omgang met den troep, niet mot het krijt voor het schoolbord, tot hoogerc ontwikkeling kunnen worden gebracht. Do nieuwe, bij db'infanterie in beproeving ge- goven opleiding van het lagere dienstplich tige kader berust op dergelijke overwegin gen en beweegt zich bijgevolg langs zui vere banen. Voor den. dienstplichtigen officier is uit den aard der zaak meer militaire vakken nis vcreischte; doch levens ook meer al- gemeone ontwikkeling dringend noodig. Bij do keuze der verlofsofficicren behoort daar-^ om vóór alles het karakter den doorslag te geven. Vóór alles is noodig, dat men heb individu kent, alvorens een keuze te doen. Vandaar, dat men in militaire kringen ge woonlijk alleen dat stelsel als deugdelijk erkent, waarbij de kadcrplichtigen uit de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1910 | | pagina 9