VOOR DEJEUGD
1EIDSCH DAGBIAD
No. 15369,
Woensdag* 30 Maart.
Anno 1910
^^r®n<ög)TJ(5p)^S^TJ<^)TTSg3rr^TT^Tro|^
n&Ifirii i iiiii 1 iiiii i iiiii i iiiii i iiïii i iiiii i iiiii i iH&Ifiri
ONZE VIER VIJANDEN.
6>^7®
•VB
G>
•v*
<D
lijmd. Bovenaan dienen de randen van twee
deksels voor versiering. Twee andere dek^
seis worden met de bodems tegen elkandea
gelijmd en de randen hol uitgeknipt. In
deze uithollingen moeten de beide kokerj
precies passen en daarin worden vastge
lijmd. Als hengsel bezigt men oen breede kar-j
tonnen reep van ongeveer 1 cM. breedte
Dit hengsel wordt onderaan het tusschen-
schot bevestigd. Na deze dubbele vaas ge
bronsd te hebben, wordt het hengsel ver*
sierd, door middel van een gekleurd lint.
Dit lint wordt, als de afbeelding te zien
geeft, om het hengsel gewonden en in eei^
strik bovenaan vastgemaakt.
Tal van andere voorwerpen kunnen van
gloeikoushulzen vervaardigd worden. Ze alle
te bespreken zou te lang duren. Slechts van;
een drietal heel aardige, willen we
nog een beschrijving geven, doch stelleqi
dit uit tot de .volgende week.
NEEF HEINEMAN.
De grootst© vijanden van menschen en
kinderen zijn wel die vier hatelijke gezeg^
den: „ik wil niet", „ik kan niet", „ik weet
niet" en „ik heb niet". We zullen ze eens
even wat nader onder de oogen zien. „Ik
kan niet", daar hebben wij het vroeger al
eens over gehad; maar „ik wil niet", is
een nadere beschouwing overwaard, want:
„ik wil niet", kan zelfs ook een groot
vriend van ons zijn, wanneer het moedig
gesproken wordt tegen anderen of zichzeln
in geval van verleiding I Een vijand echtezj
wordt het,, wanneer het in koppigheid ge
zegd wordt door mensch of verwend kindl
,,Ik weet niet", is in de meeste gevallen;
gauw genoeg te verhelpen, want door stu
die of onderzoek wordt het gauw genoeg:
„ik weet wèl". Dikwijls is het ook gebrek?
aan zelfvertrouwen, dat ons doet zeggen:
„ik weet niet"; en dat heusch een bron
van veel droefheid kan worden.
„Ik heb niet", is ook dikwijls een liefde
loos antwoord, als een kleinigheid helpen
kon, een geval van armoe; of ook wel, als
met een kleine moeite, een grooten dienst,
kon bewezen worden 1 Maar moedig daji
maar ten strijde getrokken tegen deze vier
vijanden, die een mensch het leven bel&ge-
ren: Het is nu juist de tijd om een nieuw
leven te beginnen, nu, na den schoonen
Paaschtijd, dat alles in de natuur ook weer
herleeft en herbloeit 1 Want:
„Ik zie alom ontspruiten
Knopjes fijn en teer
En het kaal geboomte
Krijgt frissche bladeren weer..
Uit de groene twijgen,
Kweelt ook blij te moe,
Een koor van duizend vogels,
Natuur een danklied toe l"
Wat men van gloeikoushulzen
maken kan.
Dat men soms allerlei aardigs maken kan
van voorwerpen die als waardeloos worden
weggeworpen, is ons allen bekend. Wat
hebben we, bijvoorbeeld, uit ledige lucifers-
doozen eenige maanden geleden allerleukst
speelgoed vervaardigd.
O, daar zijn behalve ledige lucifersdoozen
pog tal van andere zaken, die door Moeder
als onbruikbaar- naar kachel of vuilnisbak
verwezen worden, en waarvan nog wel iets
aardigs is te maken. Daar zijn, bijvoor
beeld, garenkloissen, kokertjes waarin igloei-
tousen geweest zijn, oude prentbriefkaar
ten enz. Wat we van prentbriefkaarten ma
ken kunnen, zal ik hierna eens vertellen,
thans zullen we het hebben over de gloei
koushulzen.
Van deze-kokertjes, waarvan we hieron
der een afbeelding geven (zie afb. 1), zul
len we nu trachten eens een of ander moois
samen te stellen.
We beginnen weder met het allereenvou
digste, namenlijk de in Afbeelding 2 voor-
Afb. 2.
gestelde botaniseertrommel. Deze trommel
is gemaakt van twee gloeikoushulzen. In het
midden daarvan snijdt meu een langwerpig,
vierkante opening. Deze opening wordt be
dekt met een iets grootere deksel, dat men
met wat gom door middel van een smalle
ireep linnen of katoen op den koker
plakt. De bandjes waarmede het dok-
sel gesloten wordt, zijn aan de binnen
zijde met lijm of op andere wijze beves
tigd. Op dezelfde manier worden de banden
aan weerszijden van de trommel vastge
maakt Is deze tot zoover klaar, dan wordt
zij met goudbrons gekleurd. Het deksel
wordt .versierd met een smalle lijn van
zilverbrons, zooals op de afbeelding te
zien is.
Afb. 3 geeft ons een bloemen- of fruit
korfje te zien, eveneens van tweo hulzen
Afb. s.
gemaakt. Nadat men met een scherpe schaar
een flinke opening heeft gesneden over bijna
de geheele lengte van de huls en de
beide deksels met lijm heeft vastgemaakt,
knipt men een on'géveer 1 cM. breede reep
stevig papier, dat men als een hengsel om
buigt en aan weerszijden in het midden van
het korfje vastlijmt. Voor voetstukken zijn
twee halve deksels aangewend. Ook dit
korfje wordt, evenals de trommel, als het
gereed is, gebronsd. Het korfje kan door
do oudste meisjes ook van een zakje wor
den voorzien, dat men vervaardigt van een
lapje zijde. Dit zijden zakje, dat zonder
bodem wordt gemaakt, komt in wijdte met
de opening van het korfje overeen. Het
zakje wordt zoodanig in het korf ie beves
tigd, dat het er verre bovenuit steekt. Men
sluit het af met zijden koord. Het kan
aldus gemaakt dienen als bewaarplaats voor
allerlei kleinigheden.
Het derde voorwerp dat we deze week
zullen vervaardigen is een dubbele vaas,
(Afb. 4 geeft er ons een voorstelling vud).
Hiertoe gebruikt men twee hulzen, waar
van de onderste deksels worden yastge-
Afb. 4.