No. 15367. LEID3CH DAGBLAD, Zaterdag- 26 Blaart. Eerst© Blad.
PERSOVERZICHT.
Anno 1910.
DE PAAS0DE1TJES.
1 De „Nieuwe Zutphenschc Cou-
kant" besloot in haar nummer van 23
dezer een serie artikelen, waarin een over
zicht wordt gegeven van de omtrent de
Bakker swet in den jongsten tijd ver
schenen literatuur.
Aan het slot lezen we o.a.:
7,In de eerste plaats achten wij het met
het Bakkerscomité een bedenkelijk begin
sel-van wetgeving de arbeidsbescherming,
pis beperking der arbeidstijden, uit te
strekken tot volwassen mannen. Tot dus
verre gold dit met weinig uitzondering al
leen voor vrouwen en kinderen. Den vol-
wassen werkman moet men niet leeren
steunen op den Staat, hij moet zelf weten
tegen welke voorwaarden hij zijn arbeids
krachten wil aanwenden, men stelle hem
niet onder curateele. Is het geen zonder
linge inconsequentie, dat, terwijl men den
invloed van den werkman in het beheer
van den Staat, steeds wil uitbreiden, de
zelfde richting, die daarnaar het meest
streeft, tevens ook het meest bedacht is
hem in het beheer zijner eigen zaken te
beperken
Maar ons hoofdbezwaar is dc dwang,
,op de patroons uitgeoefend. Deze arbei
den, in hun eigen bedrijf, in hun eigen
huis. Tot dusverre gold het in onze ar
beidswetgeving steeds van arbeid te d o e n
.verrichten. Niet hij, die den arbeid ver
richtte, werd gestraft, maar hij, die den
arbeid deed verrichten. Hier echter wordt
straf bedreigd tegen iemand, die in zijn
woning zekere stoffen aan een zekere be-
.wcrking onderwerpt. Is dat geen onzin
En wel op sommige uren, op andere niet.
Nu vragen wij: Zal men ooit den Ne-
iderlandschen bakker overtuigen, dat hij
een misdrijf begaat, zoo hij om vijf minu
ten voor vijven met den arbeid begint, en
niet wanneer hij den klokslag afwacht? En
als zijn uurwerk dan eens voorloopt?
De wet, die verwarring schept in - het
bedrijf en talloozen groote schade berok
kent, de bij sommigen toch niet te ruime
verdiensten doet verminderen, zal zonder
.twijfel veel ontdoken worden, te meer,
daar dc meesten daarin volstrekt niets
verkeerds zullen zien, daar zij het verbod
beschouwen als een ongeoorloofde beper
king hunner vrijheid, een misbruik van
macht te hunnen opzichte, een bemoeiing
in hun particuliere zaken, waartegen men
zichzelf zooveel mogelijk beschermen moet.
De contróle op wat in de werkplaats bin
nenshuis geschiedt, is dikwijls zeer moei
lijk; velen zullen trachten die nog moeilij
ker te maken.
En zoo zal men talrijke werkzame, rus
tige burgers tot overtreders maken, hen
doen kennismaken met den strafrechter,
hen verbitteren en hun eerbied \>oor de
wet ondermijnen. Een verbod, datmiet ge
dragen wordt door de volksovertuiging,
jdat in strijd is met de heerschendc op
vatting van recht, ondermijnt deti tferbicd
voor het gezag, den sterksten steunpilaar
van het staatsverband."'
Gewagende van prof. Volmer's voorspel
ling, dat het brood minstens 1 cent, wel
licht 2 cents per K.G. duurder zou wor
den, zegt het blad:
„De afschaffing van den nachtarbeid in
fde bakkerijen zou dus aan de Neder!and-
sche natie komen te staan op tusschen
,de 6 miliioen en 11 millioen per jaar. Is
het recht, vragen wij; dat voor de bak
kersgezellen zulk een opoffering wordt
[opgelegd, terwijl in zooveel andere bedrij
ven de nachtarbeid blijft bestaan? Immers,
wij zagen het reeds, de bakkers vormen
ïriet meer dan eenige procenten van de
arbeiders, die nachtarbeid moeten verrich
ten.
.Wij willen er toch op wijzen, dat de ont
heffing van nachtarbeid van eiken bakkers
gezel de natie komt te staan op minstens
f 1095, wellicht f 2190.
Ons dunkt, dit alleen zegt genoeg.
Eigenlijk behoeft daaraan niets toege
voegd te worden. Het is een staaltje
waarheen deze soort van wetgeving ons
voert. Als men van staatswege dat be
drag aan den gezel zou uitkecren ter ver
goeding van zijn onaangenaamheid, dan
geloovcn we niet, dat er één bakkersgezel
zou zijn, die niet voor die f 2000 's jaars
met vreugde den nachtarbeid zou blijven
verrichten zijn leven lang. En dan waren
meteen de talrijke en gewichtige bezwa
ren, aan dat ingrijpen, in het bedrijf ver
bonden, ondervangen."
Onze groote steden plaatst „Dc
Standaard" boven het volgende:
Terecht wees dr. Kromsigt er in „D e
Gereformeerde Kerk" op, dat de
toestand in onze groote steden, uit geeste
lijk oogpunt bezien, dringend om voorzie
ning roept. Een zeer groot deel toch van
de bevolking dezer steden leeft en sterft
buiten elk kerkelijk contact, met name on
der dat deel van de bevolking, dat in
naam althans tot de Ned.-IIerv. Kerk be
hoort.
Van Roomsch-Katholicke zijde wordt in
de groote steden met groöten ijver, ook in
pastoralen" zi*V-gearbeid. Van de Gere
formeerde Tv erken mag. hetzelfde-.worden
gezegd. Enjf ook -dc joden scbiéten in
plichtsbetracljfing niet Xe kort. Maar bij
de Ned.-Herv. Kerk is in deze steden de
wanverhouding tusschen het getal predi
kanten en het aantal der bevolking der
wijs toegenomen, dat er van goede, trouwe
volijverige geestelijke verzorging eenvou
dig geen sprake kan zijn. Vandaar, dat vol
strekt niet alleen onder de klasse der ar
beiders, maar minstens evenzeer onder de
hooger beschaafde klasse, het kerkelijk
meeleven almeer wegsterft, cn van goede
zorge van de zijde der Kerk geen sprake
kan zijn.
Wie niet met den schijn tevreden is,
maar wezenlijke geestelijke verzorging be
doelt, weet, dat elk predikant op zichzelf
niet meer dan twee duizend personen voor
zijn rekening kan nemen. Twee duizend
personen geven ongeveer vierhonderd
huisgezinnen, en ten minste vijfhonderd be
zoeken, daar vooral in de groote steden
zoo vaak dienstboden en alleenwonende
personen voorkomen, die afzonderlijk be
zoek vergen. Zal nu elk gezin ten minste
tweemaal 's jaars bezocht worden, dan vor
dert dit ongeveer 2 maal 500 of 1000 be
zoeken, wat, over tien maanden gerekend,
op 100 bezoeken per maand zou uitkomen,
d. i. ongeveer 25 per weck. Reeds dit nu
is voor één predikant te veel, te meer,
daar men onder den arbeidenden stand
den man alleen 's avonds na zonsonder
gang thuis vindt.
Hieruit volgt, dat voor Amsterdam ten
minste een honderd, voor Rotterdam
een tachtig en voor 's-Gravenhagc een
zestig predikanten noodig zouden zijn.
Met minder komt men cr niet. Of men
er vier of vijf bijvoegt, is een doekje voor
het bloeden, maar redt den toestand niet.
In zoover gaan we dan ook geheel met
dr. Kromsigt mee. Zooals het nu gaat,
kan het niet langer.
Daarentegen tast dr. Kromsigt o.i. ge
heel mis, zoo hij den financieclen last, die
betering met zich zou brengen, op het
R ij k wil leggen. De Kerk van Christus
'is zelve tot offervaardigheid geroepen. In
Amerika bloeit het kerkelijk leven, en ont
vangt de Kerk van de Overheid niets. Met
de Protestantsche Kerken in Frankrijk
staaf het thans evenzoo. Ten deele ook in
Zwitserland. In Engeland is het bij de
Nonconformisten nïet anders. En ook bjj
de Gereformeerde Kerken ten onzent wordt
in de groote steden in alle behoeften uit
eigen kas voorzien.
Vooral in de groote steden behooren tot
de Ned.-Herv. Kerk schier alle rijken en
aanzienlijken, en niet minder de meest ge
goede burgerij, terwijl haar Kerken veelal
zeer groote fondsen en groote gestichten
voor de diaconie, als erflating van het
voorgeslacht, bezitten. Ze behooren alzoo
in elk opzicht tot de meest begunstigde
Kerken.
En nu valt het toch niet tegen te spre
ken, dat cr een contradictie is in dr.
Kromsigts optreden. Van den éénen kant
acht hij het kerkelijk leven met nieuwe
kracht te kunnen doen opleven, en van
den anderen kant verklaart hij datzelfde
kerkelijk leven voor machteloos en zonder
pit.
Terecht is er dan ook in de Tweede
Kamer, zelfs van liberale zijde, nog onlangs
op gewezen, ld at dit geen standpunt is. Wie
gelooft aan de innerlijke levenskracht van
zijn Kerk, moet ze niet financieel als
machteloos voorstellen in de rijkste steden
van het land.
In een kruiskopje Organisch kies
recht en vrouwenkiesrecht zegt
„De Maasbode":
Vele tegenstanders van het vrouwen
kiesrecht waaronder ook wij maken
zich, bij hun verzet tegen deze verderfelijke
moderniteit, los van iedere bijgedachte aan
een of ander kiesstelsel.
Op welke wijze het kiesrecht ook gere
geld is, wij zijn cn blijveri allereerst tegen
vrouwenkiesrecht gekant.
Vele voorstanders van een organisch
kiesrecht echter mcenen, dat in huil stelsel
het vrouwenkiesrecht liet best wordt ge
weerd. Wel en reeds dit doet zonder
ling aan staat liet organisch stelsel
dezer voorstanders niet principieel tegen
over ieder vrouwenkiesrecht. Dit organisch
kiesstelsel sluit het weduwenkiesrecht niet
uit. Ja „Het Huisgezin" wil het
nog positiever zeggen het organisch kies
recht brengt het weduwenkiesrecht mee.
„Maar niemand," zoo vervolgt het blad,
„hij zij voor- of tegenstander, kan ont
kennen, dat n dit stelsel de deur ste
vig ^gegrendeld wordt voor alle overige
vrouwen."
Wij verstaan dit niet geheel. Het is ons
volstrekt niet duidelijk, dat het gewenscht
is, ten einde den algemeenen triumf van
het vrouwenkiesrecht te beletten, één ca
tegorie vrouwen tot de stembus toe te
laten.
De vrees kunnen wij niet van ons af
zetten, dat onze collega zich hier over
geeft aan een schoone illusie. Dit „we
duwenkiesrecht" komt in conflict met het
leven.
Er ligt iets onbillijks in. De weduwe,
die uit werken gaat, zal het kiesrecht
bezittende vrouw en moeder des huizes,
van hooge ontwikkeling cn geestesbescha
ving misschien, blijft er van verstoken.
Dit zal in de practijk een grove en stuiten
de onbillijkheid blijken te zijn. En in de
practijk des levens zal zulk een stelsel
naar onze meening weinig levenskracht
blijken te bezitten.
Bij andere aanhangers van het orga
nisch kiesrecht, treft men weer een andere
nuance aan. Zij willen het weduwenkies
recht niet aanvaarden; maar stellen voor,
dat de weduwe het kiesrecht zal over
dragen aan een mannelijk gemachtigde.
Hierdoor zou dus het „de vrouw aan de
bus" moeten worden geweerd.
Voorloopig blijkt uit dit alles wel, dat
het organisch kiesrecht nog vaag en zwe
vend in dc luchten blijft hangen.
Men bestrijde het vrouwenkiesrecht zon
der daarbij eenig kiesstelsel op het oog
te hebben. Het beginsel ;,geen vrouwen
kiesrecht" blijve, los van iedere nevenge
dachte, voorop staan.
De „Oprechte Haarlcmschc
Courant" gaf te lezen:
De „Nieuwe Rotterdamschc
Courant" heeft de gewoonte in haar
kleine stadsberichten het woord, dat den
hoofdinhoud van het bericht weergeeft,
te spatieeren. We geven hier achtereenvol
gens die gespatieerde woorden uit een
ruim halve kolom van een nummer dier
Courant
Aangehouden, opgelicht, gestolen, ge
stolen, ontvreemd, diefstal, diefstal, ge
stolen, te stelen, gestolen, ingebroken
(aangename afwisseling I), gestolen, dief
stal, diefstal, vechtpartij (zie boven I), ont
stolen, ingebroken, opengebroken, ver
mist, ontrukt en ten slotte „geraamte van
rotting en vlechtwerk", niet „vermist",
eindelijk het eenige bericht, dat niet op
misdaad betrekking heeft, want het ver
haalt van de wereldreizigers in een flcsch,
geraamte van enz., die van Rotterdam
vertrokken zijn.
Van de 21 berichten betreffen er negen
tien misdaden. Hetmcnschdom ga at
vooruitl
Dr. Nolens schrijft in de ,,N ieuwe
Venlooaoli e C o ur a n t" o. m.
over wat artikel 171 derGrond-
wetniet belet:
Dit artikel luidt: „De traktementen, pen
sioenen en andere inkomsten, van welken
aard ook, thans door do onderscheidene
godsdienstige gezindten of deraelver leer
aars genoten wordende, blijven aan dezelf
de gezindheden verzekerd.
Aan de leeraars, welke tot nog toe uit
's Lands kas geen, of eon niet toereikend
traktement genieten, kan een traktement
toegelegd, of het bestaande vermeerderd
worden."
Dit artikel kwam in de Kamer ter sprake
bij de behandeling van het wetsontwerp tot
verhooging van het zevende hoofdstuk der
Staatsbegrooting, waardoor het traktement
voor een nieuwe predikantsplaats gevraagd
werd.
De vraag blijft open in hoever de Over
heid van dc' haar in art. 171 2de alinea toe
gekende bevoegdheid gebruik moet maken.
Voor hen, die in de financieele verplich
ting in art. 171 der Grondwet aan den
Staat opgelegd, in de eerste plaats zien
een restitutie voor de toeëigening der goe
deren, waaruit do Kerk in vroeger eeuwen
haar bedienaren onderhield, is het ant
woord niet moeilijk.
Het geheele artikel zal wel bij een toe
komstige Grondwetsherziening aan do orde
komen.
Inmiddels echter mag de vraag gesteld
worden of de wijze van toepassing en uit
voering van alinea 1 niet veranderd kan
worden.
Vergis ik mij niet, dan is thans het subsi
die, door den Staat uitgekeerd, gebonden
aan de Gemeente, aan de parochie.
Voor zoover het Rijk nu te maken heeft
met georganiseerde hiërarchische „godsdien
stige gezindheden", zou het m. i. voorkeur
verdienen, die subsidies ter beschikking te
stellen met de noodige controle van
de hoofden dier „gezindheden", wat do
Katholieke Kerk eft ter beschikking
van de bisschoppen diocesen.
Het komt mij voor, dat het geld, de sub
sidies, \frant voor de Katholieken zijn liet
niet meer dan subsidies, waarbij van, eeU
„toereikend" traktement geen sprake kan
zijn op die wijze beter, doelmatiger besteed
kunnen worden.
Allicht worden dan ook enkelo nieuwe
aanvragen voorkomen.
In het algemeen mag men aannemen, dat
do behoefte aan godsdienstige verzorging
steeds toeneemt, al ware het maar alleen
wegons toeneming der bevolking.
Maar die toeneming is niet gelijkmatig.
In sommige streken blijft do bevolking
ongeveer stationnoir, terwijl in andere,
bijv. in middelpunten van verkeer, van in
dustrie, in de mijnstreek, die behoefte zich
\eel dringerder doet gevoelen.
Over de bezetting der kerkelijke plaatsen
heeft ten slotte de kerkelijke overheid to
beslissen.
En onwaarschijnlijk is het niet, dat zij in
meer dan één geval daarin belemmerd
wordt door het gemis aan inkomen, ook al
is het maar van het subsidie, voor een
nieuwen titularis, terwijl er elders vergelij
kenderwijze gemakkelijk een gemist kan
worden.
Kon do diocesane overheid vrijelijk bc-
schikken over de som, die toch door den
Staat uitgekeerd moet worden, dan kwam,
zonder dat do Staat er nadeel bij had, bet
geld beter tot zijn recht
Tor overweging „a qui de droit".
In een driestar Dejuistovolgordë
zei „Do St a ndaard":
Minister Talma houdt er aan vast, dat de
Ziokteverz e k e ring voorolp
moet gaan. Dit is uitnemend. Hot is een
moedig weerstand bieden aan den politie-
ken drang ten bate van een goed Verzeke
ringsstelsel.
Het Kabinet-Pieraon bezweek voor dien
drang, al voelde ieder, dat de Ongevallen
wet er op gansck dwaze wijze door werd be
zwaard. Door de toen begane fout hebben
wij oen Ongevallenverzekering gekregen
zoo peperduur, als in geen ander land
word ingevoerd. Elders had men een wacht
tijd tot van een trimester. Dat wil zeggen,
dat de Ongevallenverzekering alleen to re
kenen had met die ongevallen, waarin de
gonezing langer dan drie maanden vorder
de. Allo overige ongevallen, die binnen de
drie maanden afliepen, kwamen niet voor
rekening van dc Ongevallenverzekering,
maar werden onder de Ziekteverzekering
thuisgebracht. Ton onzent daarentegen is
de waohttijd bespottelijk kort geweest; ge
volg waarvan is, dat de Ongevallenverzeke
ring bezwaard werd met ten minste 50 pCt.
van ongevallen, die er niet bij thuis hoor-
don. Vermoedelijk zelfs met nog veel meer.
En juist hierdoor werd niet alleen de pre
mie enorm opgezet, maar werden vooral ook
de administratiekosten in liet belachelijke
opgodrevon. Maar natuurlijk mot de recht-
streeksohe invoering van do Ongevallenver
zekering was politiek succes te bejagen,
terwijl omgekeerd de Ziekteverzekering
niet als politiek aas kon werken, cn onder
dien drang waagde men hot land cr aan,
niettegenstaande het Kabinet vooraf cn bij
tijds op deze ernstige fout werd gewezen.
Het strekt daarom minister Talma tot
eere, dat hij stand hield, eerst zijn Ziekte
verzekering afwerkt, en eerst daarna met
een Invaliditeitsverzekering komt, cn dat
te meer, daar ook de Invaliditeit vanzelf
in de Ziekteverzekering ingrijpt en beide
niot los van elkaar zijn te regelen.
Minister Veegcns ging nog verder, cn
liet voorshands zelfs de Invaliditeit glip
pen, om alleen de Ouderdomsvcrzckering
te geven; iets, waarop ook nu weer door
enkele loden van Links werd aangedron
gen; on alleen voor die Oudordomsverzeke-
Met vochtige oogen haalde zij den brief
Hog eens uit haar zak en terwijl het papier
ritselde onder haar vingers, las zij, nog
eens, dc onbeholpen hanepootjes.
„Annio groeit heel hart en past goet op.
'Als oma komt met Paos motet u zoon mooi
zakje eitjes meebrengen. U liefh. kleindoch
tertje Annie
O, dat die trein niet sneller ging! Dc
trein ratelde wel voort door het vlakke,
zon-stralende landschap, maar nog ging hij
haar niet snel genoegl Nog een uur zou
het duren eer zij er was! Een uur! Je
moest over kunnen vliegen even gauw als
.oen telegTaml
Oma kwam met Paasch; en ginds in het
handkoffertje, aan den overkant in liet net,
lagen de eitjes: heel mooie, fijne eitjes;
een echt schilder had er miniatuur-landschap
jes op gepenseeld. Maar zou haar klein
dochtertje ze wel ooit zien?
Zij zou eerst morgen zijn gekomen, maar
vanochtend had haar schoonzoon haar ge
seind: „Kom dadelijk, Annetje ernstig ziek."
Zij had vliegensvlug wat bij elkaar ge
pakt, de eitjes, die al dagen lang in
haar kast lagen te wachten, ook er bij ge
daan zij had niet eens koffie gedron
ken, was den trein opgesneld, den middag
trein, die haar tegen den avond in Leiden
zou brengen.
Wat was dat vreeselijk, zoo'n telegram,
dat in ijzige koelheid met een paar woor
den je den slag toebracht en zich tot geen
letter méér vermurwen lietl Wat kon
er gebeurd zijn met Annetje? Acht dagen
geleden hadden de jongelui nog er over
geroepen, dat zij er zoo goed uitzag; had
het kind zelf haar, voor dé eerste maal,
een briefje toegekrabbeld. Zij had het laten
zien aan al haar kennissen: een kind van
y ij f jaar, dat al schrijven kon l
Zij had altijd met haar eenigste klein
kind even hard gedweept als de moeder
zelf. Zij had haar dit jaar nog niet ge
zien, het was zoo'n reis! maar met
de Kerstdagen, toen do jongelui bij haar
waren geweest, wat was zij toen weer een
snoesje! Iedereen riep er over.
De trrin haastte zich voort. Buiten, over
do malscli-groeno weiden, was het al zon
neschijn cn blij-lichte vroolijkhoid. De zon
stond al laag; zij had de gordijntjes dicht
geschoven, maar nog was dc coupé vol van
een wemelenden gouddamp.
Do oude dame lette er niet op. Over
haar zaten gelukkige menschcn, wien je de
blijdschap, dat ze naar huis gingen met
Paschen, van het gezicht kon afscheppen.
Zij hadden twee kinderen bij zich, een jon
gen en een meisje, acht a elf jaar, zeker
met vacantie. Dé kinderen stoeiden, duw
den elkaar van de bank. Hun levenslustige
blijheid moest zich uiten. Hot lange zitten
verveelde hen en, eindelijk, nu dicht hij
Leiden, konden zij niet langer „zoet" blij
ven, werd de enge ruimte van den coupé
hun te benauwd.
Op het nobele, kalme gelaat van de oude
dame liet zaoh. niets lezen. Het leven leert
ons ^vel onze aandoeningen voor vreemden
diep in ons te houden; geen geheimen ons
te laten ontfutselen.
Telkens keek deze echter naar het mooie
meisje, dat met haar kristalhelder lachje
de kleine ruimte vulde. Zoo zou Annie
ook geworden zijn, later. En dan schokte
het maar weer door haar heen: Wat zou
er toch zijn? Wat zou er toch gebeurd zijn?
Was Annetje al dood misschien? En daar
bij kwam het medelijden met haar dochter
natuurlijk. Voor een moeder is het vreeselijk
in angst te verkeeren omtrent haar kind;
voor de grootmoeder is het dubbel vree
selijk, daar zij het leed van de moeder nog
er bij draagt.
Eindelijk remde de trein. Nu kon ook
de oude vrouw zich niet langer geheel be-
lieerschen. Beangst voor wat nu naderde,
en toch maar graag zoo ga,uw mogelijk ze
kerheid hebbende, boog zij zich uit het por-
tier, zocht met haar nog scherp oog onder
het menschengroepjc, dat wachtte op het
perron. Haar schoonzoon stond er bij.
Uiterlijk kalm zij kwam hier om moed
te geven, in de eerste plaats voelde zij zich
nu weer moeder voor die twee ongeluk
kige jonge menschcn trad zij naar hem
toe.
„Hoe is bet er nu mee?" vroeg zij, toon
hij zwijgend haar dc hand reikte.
„Nou, niet best."
Tranen klonken in zijn stem; hij had
moeite te spreken.
Goddank! dacht zij. Dus nog niet dood!
Toen liet zij hem bedaard vertellen.
Zondagavond was het begonnen met ver
hoogde temperatuur, 't Kind was de vorige
week, door een regenbui overvallen, nat
thuisgekomen, was verkouden geworden,
klaagde over hoofdpijn. Toch was het er
door blijven gaau, omdat hij het beter vond
niet er aan toe te geven, 's Maandagsavonds
had het koorts, lag met gloeiende wangetjes
cn schitterende oogjes, kon niet in slaap
komen. Het had al lang iets onder de
leden gehad. Nu barstte het los. Het had
nu typheuze koorts en de dokter had hun
niet verheeld, dat de mogelijkheid bestond
Haar schoonzoon zweeg.
Toen zij thuiskwamen, was Annetje net
wakker. Na zich op kamertemperatuur ge
bracht te hebben, ging de grootmoeder met
haar dochter even kijken. In 't kleine,
blauwe ledikantje lag het kind met een
blosje op de wangen. Het lag maar al stil
te kijken en te droomen. Nu was het heel
rustig; maar het had nergens belangstel
ling voor.
„Kijk eens; wat een prachtige PaascK-
citjes Oma voor je mee heeft gebracht, An
nie!" zei de moeder.
„Leg u ze maar op den stoel," antwoord
de het kind lusteloos, zonder een blik te
werpen op het eitje, dat haar moeder in
de hoogte hield-
De moeder keerde zich om. De tranon
braken haar uit.
Beneden, toen de oude dame weer in haar
stoel zat, viel liet haar op hoe stil het was
in huis. Het leek wel ccn sterfhuis, nu het
kind niet meer over den vloer was.
Zoo gingen die Vrijdagavond cn de
heele Zaterdag om. 's Ochtends kwam de
dokter cn vond don pols wel wat beter;
ook do thermometer was een streepje lager.
Maar men kon nog niets er van zeggen. Dit
was zekerlang kon deze toestand niet
aanhoudencr moest een ommekeer ko
men, hetzij ten goede of ten kwade.
Die dag was voor de oude vrouw een
van dc verschrikkelijkste dagen, die zij had
meegemaakt. Haar schoonzoon was naar
het bureau telefonisch hield men hem op
de hoogte van den toestand en dc moe
der zat op dc ziekekamcr bij het nu weer
ijlend kind. De oude mevrouw deed het
huishouden voor zoover hot voor haar han
den kwam cn zat overigens maar stil be
neden voor hot venster naar buiten te staren.
Van tijd. tot tijd kwam haar doohter even
binnen om wat te halen, haar ©en enkel
woord toe te voegen, wat nieuwen troost en
nieuwen moed op te doen, of eens flink uit
te huilen, als zo het stemmetje van hot
aldoor pratend-ijlend kind niet langer aan
kon hooren. Een oogonblik later snelde zij
weer naar boven, als het stemmetje stil
werd of luider door hot huis klonk.
Do oude mevrouw dacht, dat het nooit
vijf uur zou worden. Wel twintigmaal in
het uur keek zij naar de klok, waarvan
de slinger tergend langzaam en regelmatig
heen en weer ging in zijn glazen huis.
Eindelijk kwam de vader thuis. Zij was
toch nog blij verrast, want hij kwam drie
kwaTticr vroeger thuis dan anders.
Het ongeregeld eten, waarvan niemand
iets naar binnen kon krijgen, terwijL haar
dochter elk oogenblik opvloog naar de deur;
de lange trieste avond met de sombere ge
sprekken onder de lamp of de nog som
berder oogen blikken van zwijgen.
Zij ging vroeg naar bed. Zij had den
vorigon nacht bijna niet geslapen.
Morgen zou liet Paschen zijn I
Tot bij middernacht klonk aldoor liet kla
gende kinderstemmetje door het huis. Toen
werd het stil, en do oude vrouw sliep on
rustig in.
Opeens werd zij wakker, doordat haar
kamerdeur openging. Het daglicht schemer
de al zwak door dc gordijnen. Haar doch
ter sloop naar binnen met roode oogen en
warrigo haren; wierp zich ppeons huilend
voor het bed, haar gezicht in do dekens.
Do oude vrouw richtte zich overeind.
„Is 't gedaan?" beefde zij, haar hand op
het hoofd van haar dochter leggende.
„Neen", schudde deze, in dc dekens.
Een hcclcn tijd bleven zij zoo, sprakeloos.
Den volgenden ochtend leek Annetje voel
beter. Toen de grootmoeder binnenkwam,
zat zij wat overeind cn bekeek do Paasch-
eitjes. De grootmoeder voelde onmiddellijk,
dat het ergste nu voorbij was.
Do dokter kwam.
„Zet die overgordijnen wat open; jo kan
hier niet zien!" was het eerste, wat hij zei.
Een brcedo streep zonlicht, gezoefd' door
de wit-linncn store, verhelderde opeens het
vertrek. Het kind zat in liet bed en be
wonderde opgetogen do Paaschcitjes.
„Ineens dacht ik vannacht er weer aan",
zei ze, „en ik kon niet tot vanmorgen wach
ten. Ik was heclcmaal vergeten, hoe ze er
uit zagen."
De dokter legde haar weer neer; zei dat
ze zich niet zoo druk mocht maken.
Maar in de gang, bij de voordeur, zei
hij tot de twee vrouwen, die hem beidon,
uitlieten:
„Wij hebben aan do kleine patiënte go-
wonnon, hoor! Nu-maar moedhouden. Op dien
leeftijd herstellen ze zich zoo gauw."
Toen de voordeur achter hem was diolii-.
gevallen, verborg de moeder voor den twcAi
den koer dien dag het gezicht in de klco-
ren van haar moeder. Zij lachte cn schreide
nu te gelijk-