Anekdoten. Nieuwe Eaadsels. 8> krekeltje wat van den schrik bekomen, was, zette hij zich op den rand van het luchtgat, en liet, ook altijd in het vervolg zoodra de morgenschemering aanbrak, zijn vroolijk gepiep hooren; des avonds zoodra 't duis ter werd, piepte hij nog ep de gevangene vond eenige verzachting in zijn lot, als hij hem hoorde. De krekel ontving altijd zijn aandeel van het karige voedsel en steeds stoutmoediger werd het insect een ware troost in de een zaamheid. Zoo verliepen vier lange jaren, waarin de ongelukkige geen ander gezelschap hai dan dat van zijn krekeL Deze was volkomen tam geworden; hij luisterde naar de stem van den jongen man en kwam gehoorzaam aan als hij geroepen ;werd. Toen werd eindelijk de deur van zijn ker ker geopend en was onze gevangene be vrijd, tengevolge van een opstand. Maar altijd herinnerde hij zich met een gevoel van innige dankbaarheid het krekel tje in den kelder. Ingezonden door „Rietvinkje";, Jongens-ideaal. „Frits wat wil je worden ?"- „PoJitie-agent" „En dat waarom „Dan kan ik iedereen wegjagen als ex wat te zien is!" Ingezonden door „Roodborstje". Onderwijzer: „Tot welke woordsoort bft- hcwrt het woord ei?'* Jongen: „Zelfstandig naamwoord, Ma neer." Onderwijzer: „Mannelijk, vrouwelijk of onzijdig 1" Jongen (nadenkend): „Dat kan ik nog niet zeggen. Het moet eerst uitgebroed wezen." Mama: „Jammer van ons goudvischje, 't ligt dood op den bodem van de kom." Kleine Marie: „Kan het ook verdronken zijn, mama?" Ingezonden door „Boschanemoon." „Ondank is 's werelds loon", zei Piet. Hij zag een speld rechtop staan in 's meesters gorden, en wie zal dan bewijzen, dat zij bij ons den nacht hebben doorgebracht en dat wij bun den ketting hebben afgenomen? De kinderen zelf zijn nog veel te jong om er eenig begrip van te hebben,vooral als er nog eenige tijd verloopt tusschen het weervinden, want kinderen van dien leef tijd hebben in den regel een kort geheugen. En, mijnheer gun ik best eens zoo'n beetje onrust, want die heeft toch ook al een paar maai gedreigd, dat hij mij weg zou jagen." Olga hield nog altijd den hond kramp achtig beet en, haar hart kromp ineen als ze aan beide kinderen dacht, die daar den volgenden ochtend geheel verlatep zouden staan in het groote, sombere bosch, met niemand om of bij ziok, om hun een enkel woordje van troost toe te spreken. En dan weer verplaatste zij zich even in den toe stand der ouders; wat zonden die niet een angst uitstaan. En dat alles door hédr toe doen, zij, die haar pleegouders immers zoo onnoemelijk veel te danken had. O, wat moest zij toch beginnen,? Met de invallende duisternis zag zij geen kans meer, om nog naar huis terug te keerep en hulp te halen, Voordat de tuinman met de kinderen al reeds op weg zou zijn. En er kwam zeker verandering van weer, en hoe zouden die ongelukkige kleinen daar in dat natte bos oh omdwalen en zicfi mischiep, wie weet welke gevaarlijke ziekte op den hals halen. .Neen, dat kon piet, dat mocht niet; dat moest zij weten te verhoedenmaar hoe, dat wilde haar maar niet duidelijk worden Door de minste onvoorzichtigheid kon zij de opmerkzaamheid trekken van den tuip- man en zijn moeder, en van die slechte menschep was zeker nooit anders dan kwaad te verwachten. Hector merkte best, dat Olga verdriet stoel -en toen de onderwijzer wou gaan zit ten, trok Piet bijtijds den stoel achteruit. Meester rolde op den grond en Piet kreeg tot dank een pak slaag toe. Ingezonden door Jacobus Optendrees. Op school. Onderwijzer: „Waarom stijgt het kwik als de thermometer in warm water gehou den wordt?" Leerling: „Omdat het hem van onderen te warm wordt." Huisvrouw (aan het venster, ziende dat haar zoontje door een schoolkameraad ge slagen wordt): „Wacht even, dan zal ik een komen 1" Jongen: „Niet noodig; dat kan ik alleen wel af." Ingezonden door Jaoobus Optendrees. L Begraven jongens- en meisjesnamen. "Vraag dat maar eens aan je tante. Gij staat daar vrij onnoozel te kijken. Ken je het alphabeth? Je bent nu toch groot genoeg. Hij begrijpt dat verhaal niet, evenmin als zijn zusje. De man sloeg den jongen met een lang rietje. Hier is de sportkar, elk kind mag ééns den tuin rondrijden. Ingezonden door Mecheltje de Jong, te Wassenaar. II. Zoek in onderstaande regels een spreek woord. De zieke werd spoedig beter. Er ging straks een ar voorbdj. Die vogel ie van kou verkleumd. Wie deelen dien appel in tweeën. De man vroeg ons een aalmoes. Zij hield een ruiker in de hand. Als zij komt, dan ga ik. Mijn zusje is tien jaar oud. Een koe liep in de vei De appel viel op den grond. Er was onweder in de lucht. had en als om haar te troosten, duwde hij vertrouwelijk zijn natten snoet in haar hapd. „O, Hekkie, als wij er toch maar eens iets op wisten om Rudolf en Lientje uit het gevaar te redden." Steeds drong het trouwe dier haar meer naar rechte en de gedachte rees onwille keurig bij haar op, dat hij alleen toch eigenlijk maar wist, waar de kinderen waren, en gedwee liet ze dus toe, dat de hond haar mee om den hoek trok, waar hij voor een raam bleef staan, waar Olga met haar hoofd slechts tot aan de vensterbank reikte. Maar wacht, daar zag zij een hak blok staan, waarop de tuinman zeker zijn hout hakte, en dat zou uitstekend kunnen dienen als voetenbank. Het was echter zeer zwaar en piet dan met de grootste moeite kon ze het naderbij sleepen, terwijl ze Hektor steeds moest aannamen, toch kalm te blijven; want bij de gedachte, dat hij in zijn opgewondenheid soms kon gaan blaf fen, sloeg haar de schrik om het hart. En pog grooter was het gevaar nu zelfs gewor den, oandat de maan weer doorgebroken was en met haar volle stralen het hutje verlichtte. Olga ging op het blok staan en keek door bet open raam naar binnen, waar ze de kinderen rustig in bed zag lig gen slapen. Lientje's blonde haren glansden in het heldere maanlicht en Rudolf hield nog steeds dapper zijn zwaard omklemd. „Rudolf, lientje", riep Olga, „m*ar ze durfde niet hard genjoeg roepen en da6 hoorden de kinderen het niet in hun die pen slaap." Toen trad Olga weer gauw vap Het hak blok af en raapte een paar kleine kiezel steentjes op, waarmee ze juist Rudolf IIL Ik ben zeer nuttig in het gebruik Vooral bij apothekers. Voorkom het morsen uit een kruik, Of ook uit kan en bekers. Ontneemt gij mij echter het hoofd, 'k Ben dan de schrik der dieven. Toch zal, wie aan het recht gelooft, Mijn uitspraak steeds gerieven. Ingezonden door „Jan Steen". IV. Mijn geheel is een vervoermiddel. In hout dat getrokken is komen 1, 3, B, 6, 10, 11. Wie driftig is, maakt zich gauw 1, 7, Br Een herbergier noemt men ook eeaj 7, 8, 8, 0, 4. De 4, 8, 9 ia het tegengestelde van den nacht. Matrozen dragen op hun buis een 1, 0, 8, 8, 9. De 7, 2, 3, 4 blaast in den schoorsteen. Ingezonden door „Kwik en Kwak." V. Verborgen jongens- en meisjesnamen. Jan nam den grootsten appeL Ik eet je heele knapzak leeg. De kat van Marie vangt veel muizen. Hendrik at een appeltje voor den dorst, Een Oostersch sprookje. De wijze grootvizier. Een Perzisch koning bezat een voortref felijk paard, waaraan hij bijzonder gehecht was. Door een onachtzaamheid van den stal knecht kwam dit edele dier plotseling te! sterven. De koning werd hierover zoo toornig, dat hij een lans greep om den knecht er mee te doorsteken. Gelukkig was de wijze en bedachtzame grootvizier aanwezig, die tot den koning sprak „0, vorst, bijna zou dit schepsel een kind des doods rijn geweest, zonder van de grootte zijner misdaad overtuigd te rijn." „Overtuig hem dan 1" zei de koning. Nu greep de grootvizer de lans, wendr de zich tot den stalknecht en sprak: „Ongelukskind! hoor mij oplettend aan! raakte en deze kwam verschrikt overeind. „Rudolf, toe, hoor toch eens. Maar, in 'e hemelsnaam, spreek niet te hard", smeek te Olga Rudodf begreep ex nog niets van; hij moest zich eerst bezinnen, waar hij wel was. ,,Ru, er is geen minuut te verliezen," sprak Olga weer; „maak gauw Lientje wakker, maar vooral, heel stil, dat nie mand ons hoort. Vader is thuis gekomen, en nu hoeven jullie niet meer naar Opa ep Oma te gaan. Gauw dan." Rudolf was uit het bed gesprongen; hij had zijp zusje bij de band gegrepen en riep: „Gauw, Lien, er uit; vader is weer terug en nu hoeven wij niet naar Oma." „*Niet zoo hard, Ru", fluisterde Olga; „als de tuinbaas ons hoort> dan is alles uit Jullie moet eerst op dep stoel klimmen en dan van de vensterbank, op het bouten blok hier; maar één voor één, alsjeblieft, dan kan ik jullie helpen, Lientje eerst." Deze aarzelde, want ze vond het wel eefl beetje griezelig. „Waarom doe je deur niet open?" vroeg zij. „Wel, omdat de mensohen on^ nierfc mo gen hooren," antwoordde Olga „Maar gauw toch wat, maak toch wat voort." En Rudolf hielp rijn zusje op de ven sterbank klimmep, en Olga nam haar toen over, op het blok staande. Dat was nog i niets; Lientje was niet zwaar, maar toen' het meisje den veel zwaarderep Rudolf ook even moest optillen, had ze al haar wilskracht noodig, want broer was eeP flinke jongen dien je maar niet zoo eventjei als een veertje kon opnemen. (Slot volgt).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1910 | | pagina 13