Anekdoten.
Nieuwe Raadsels.
HET WITTE EENDJE.
(Een Russisch Sprookje.)
Een machtig vorst had zich een allerliefst
prinsesje tot vrouw gekozen, maar hij had
het zóó druk met staatsaangalegenheden,
dat hij zich maar half genoeg naar zijn zin
met haar bemoeien kon en ook al heel gauw
na zijn huwelijk haar alleen laten moest,
omdat hij een groote reis ging maken.
Hij drukte haar nog op het hart, vóór zijn
vertrek, zich toch vooral aan geenerlei ge
vaar bloot te stellen, ja, zich liever maar
geheel terug te trekken in haar apparte
menten; wat- de jongo koningin zelve dan
ook maar beter vond. Dag in dag uit, zat
ze dus treurig voor haar raam te kijken,
toen er eens een oud vrouwtje voorbij
kwam, dat even aan de vensterbank uit
rustte en de prinses vriendelijk in het droe
vige gelaat keek. Op smeltend weeken toon
sprak zij
„Hoe zit gij daar zoo te treuren, prinsesje
lief? Kom liever eens naar buiten en ge
niet ten minste van Uw eigen klein lapje
gronds, Uw vriendelijk-lief tuintje1" Lan
gen tijd bleef de Prinses halsstarrig wiege-
ren, maar toen dacht zij zelve toch ook, dat
daar in het minst geen kwaad in kon ste
ken, als zij toch eens even een wandelinge
tje maakte m haar eigen domein; want zij
wist niet, dat die vriendelijke oude vrouw
een leelijke tooverheks was, die haar
kwaad wilde doen, omdat ze jaloersch was
op haar geluk. De jonge koningin liet zich
dus overhalen tot een kijkje in haar eigen
tuintje, dat begrensd werd door een kristal
helder beekje, hetwelk van den berg afge-
'stroomd kwam. Hier vroeg het oudje weer:
„Zie eens wat een heerlijk frisch water;
zou je daar niet eens graag een bad in ne
men, met dit warme weer?"
„O, meen," sprak het Koninginnetje, „ik
dénk er niet aan." Maar bij zichzelf bedacht
rij:
„Wat zou dat nu eigenlijk voor kwaad
kunnen?" En niet lang duurde het dan ook,
of ze deed haar bovenkleed af en sprong in
het heerlijke frissche nat en de heks klop
te haar op den schouder en sprak:
„Zwem nu weg, wit eendje 1 En tegelijk
echoot zij het bovenkleed der prinses aan,
vermomde zioh geheel als de jonge vorstin
en nam haar plaats in, steeds in afwachting
van den vorst, die terug zou komen. En toen
zij aan het blaffen der honden hoorde, dat
dit oogenblik gekomen was, vloog ze hem
tegemoet, viel hem om den hals en kuste
hem zoo vurig en teeder, dat de koning niet
eens bemerkte, dat het zijn vrouw niet was,
maaT slechts een leelijke, valsche toover
heks. Intusschen zwom het arme, witte
eendje, maar al in het water, legde eieren
en bebroedde die en haar kleintjes groeiden
heel voorspoedig op. Ze liepen Langs den
kant, en kwamen zoo in den vorstelijken
'tuin en, of hun moeder hen al terugriep en
hen waarschuwde voor dio leelijke heks, die
haar ook zoo betooverd had, ze luisterden
niet, en liepen toen ook wel degelijk in hun
eigen ongeluk. Want de „koningin" kende
hen onmiddellijk als de kinderen van het
witte eendje en lokte ze allerliefst naar
binnen, met heerlijk eentjes-voer; maar
had intusschen haar keukenpersoneel bevo
len een goeden tcetel warm water op te zet
ten en vooral de messen flink scherp te
slijpen. En toen 's avonds de jonge vo
gels in de rust waren, ging ze het hok bin
nen, waar ze opgesloten waren en doodde ze
meedoogenloo8, zoodat him moeder den vol
genden ochtend in wanhoop aangevlogen
kwam, en steeds boven de hoofden van het
vorstelijk echtpaar bleef fladderen met
haar hartroerende klacht in zeer verstaan
bare menschentaal
„Mijn lievelingen, mijn kinderen, waar
zijt gij tooh, waar blijft gij toch? Geen oog
heb ik kunnen toedoen vannacht, niet we
tende, waar jullie heen waart."
Toen de koning die woorden hoorde, zei
hij tegen zijn vrouw:
„Wat beteokent dat toch, lieve? wat is dat
toch voor eon arm vreemd menschen-
eendjo?"-
En de koningin beval den bediende het
dier weg te jagen uit den tuin. Het bleef
echter rondfladderen boven het hoofd van
den vorst en sprak verder:
„Gij, trouwe echtgenoot en vader; zij
heeft mij in de rivier gelokt en mij in een
wit eendje veranderd en nu leeft zij aan
uw zijde, als uw vrouw." De vorst begreep
nu wel, dat er kwaad in het spel was en
gaf juist orders het diertje te vatten en
het vlak bij hem te brengen. Maar het
liet zich niet pakken, totdat cte vorst ten
laatste zelf de hand er naar uitstak en
toen kwam het onmiddellijk bij hem, viel
hem te voet en door zijn aanraking veran
derde het weer in zijn lief vrouwtje, dat
hem smeekte om haar do ongehoorzaamheid
te vergeven en dit deed hij ook van gan-
scher harte en weer beerschte er vreugde in
het land, want de heks die zich nu ook da
delijk uit de voeten maakte, had al dien
tijd een sleohten invloed gehad op de ko
ning, zoodat zijn volk nu weer hoopte op de
mildheid die het altijd te voren van hem on
dervonden had.
Een muzikale Kat.
Ik heb een zwarten kater gekend, zwaar
en plechtig in zijn bewegingen en die twee
heel sterk-sprekende eigenschappen bezat,
zijn groote liefde voor muziek en zijn bui
tengewone vriendelijkheid. En hij ging zeer
met oordeel te werk in de kouze van stuk
ken, die het meest in zijn smaak vielen. Hev
scheen zelfs, dat hij zeer wel onderscheid
wist op te merken in de teobniek van de
verschillende spelers en waren technische
vaardigheid en voordracht al bijzonder goed
volgens Tom's bescheiden meening, dan
sprong hij na afloop op den schoot van
den speler en wuifde met zijn staart bij
wijze van applaus. Werd er echter gebrod
deld op de piano, dan was hij in een
oogenblik de kamer uit en zou heusch
nooit meer binnen komen, voor hij de dui
delijke bewijzen had, dat de knoeier of
knoeister weg was, En nu van zijn over-
groote teoderheid. Toen hij nog heel jong
was, een week of vijf ongeveer, was bij dol
op zijn Moeder en vond, dat zij rich toch
wel eens af en te. vertreden moest. Als
Moeder Tom dan zoo gezellig bovenop haar
kindertjes lag, om ze warm te houden, klom
Tonmy er onder uit, ging tegen Moeder
opstaan, fluisterde haar als het ware wat
in het oor en waarlijk: Moeder maakte
zich dan gereed voor een wandelingetje in
den tuin, terwijl haar zoon zoolang haar
plaats innam en zijn broertje en zusje
warm hield, totdat Moeder weer verkwikt
en verfrischt terugkeerde I
Ingezonden door „Aronskelk".
Nog al duidelijk.
Een vervelende bezoeker k^n het maar
niet over zijn hart krijgen om afscheid te
nemen. „Kan je kleine jongen al praten?-"
vroeg hij, bij gebrek aan interessanten
stof. „O, jawel", zei mama: „Toe Pietje
zeg eensatjuua Oome I"
Meester: „Hoe wordt het gas gemaakt.
Jaap
Jaap: „Uit steenkolen, meester."
Meester: „En waar komen die steenkolen
vandaan?"
Jaap: „Uit het kolenhok, meester."
Gelukkig.
Commissaris an politie: „Is de man ge
vaarlijk gewond, dokter?"
Dokter: Twee wonden rijn beslist do
delijk, de de^de is gelukkig niet gevaarlijk
en zal wel genezen."
Ingezonden door „Rosa Fluweeltje".
"Vader: „Wie van jullie moet ik nu eerst
slaag geven?"
Zontje (huilend): „Pa, de dames £-an
voor."
Ingezonden door Jan Zirkzee
Klokkenkunde.
Heer (in een boere: oning): „Zeg eens,
je klok is heelemaal van streek."
Boer: „Toch niet, mijnheer, maar je
moet er verstand van hebben. Als de be*-
de wijzers op twaalf staan, en het slaat
twee, dan is het net precies kwart voor
zeven. Als je het maar eenmaal weet?"
Ingezonden door Cornelia de Wilde.
Engelschman: „Wat kost dere villa?''
Wandelaar: „Die behoort aan mijn groot
moeder!"
Engelschman: „Wat moet hij kosten met
de grootmoeder?"
Uit de kinderkamer.
Elsj'e (een groot mes in de hand houden
de): „Kijk nu eens mama, zoo goed letten
ze weer op me I"
Ingezonden door „Klein maar Dapper",
i.
Mijn geheel bestaat uit 11 letters en is
een schuilnaam van een der raadaelkinde-
ren.
3, 8, 6 is een deel van het hoofd.
Een 4, 2, 7, 9 is een geurige bloem.
1, 11 is een lidwoord.
Rozen hebben 1, 3, 7, 6, 5, 11, 5.
10, 11 is een verkleinwoordje.
In een 1, 2, 8, 8 bewaart men iet».
Ingezonden door „De twee Kersen".
II.
Mijn geheel is een groot dorp in Zuid-
Holland en heeft 10 letters.
1, 6, 2, 2, 3 gebruikt men dagelijks.
4, 3, 4 is een plaats in Gelderland.
7 10, 10, 7 is een meisjesnaam,
6, 2, 4, 10 is een kleur.
8 9, 4, 6 draagt men op een hoed.
3, 4, 9, 5 vindt men bij den bakker.
10, 9. 4, 10 is een ontkenning.
Ingezonden door Catharina van Iterson.
IIL
Zoek uit de onderstaande zinnen een
woord die te samen een spreekwoord vor
men.
Met haastige stappen keerde Berth»
huiswaarts.
Ik spoed mij naar school.
Het is bijna negen uur.
Ik heb zelden zoo'n pleizier gehad.
Zeg mij eens goed, waar ge woont?
Inge*, door Jo en M. v. Hooidonk,
IV.
Mijn gehe<.! bestaat uit 14 letters en is
de naam van iemand ons wel bekend.
1, 7, 9, 11 ia een rivier.
8, 5, 13, 8 is een ontkenning.
1, 8. 3, 4. 13 is een meisjesnaam.
2, 3, 10 is een lichaamsdeel.
14, 2, 10 is een jong schaap.
6, 13, 5, 8 is een grondsoort.
Op een 10, 2, 12 vegen wij onze roeten.
Ingeuonden door „Wilhelmina".
Mijn geheel bestaat uit 13 letters en ver
vult een zeer nederige betrekking.
Een 7, 6, 9, 12, 3 wordt door den visscher
gebruikt.
4, 2, 13, 9, 7 ii een ouderwetsch vervoer
middel.
2, 13 is ook een vervoermiddel maar een,
dat alleen in den winter gebruikt wordt
4, 10, 1, 5, 13 is een klein diertje.
11, 3, 2, 6, 4 is een vloeistof.
8, 2, 1, 10, 13 is een graansoort.
8, 2, 3, 4 gebruikt de tuinman.
8, 9, 10, 11 draagt men op bet hoofd.