VOOR DEJEUGD
No. 16311,
Woensdag* 19 Januari.
Anno 19lO.
ÊIDSCH DAGBIAD
G>
VSwfeS»'*
<0
Het Vliegeren.
•u
V*^cUu»^ y /^fvrV
2 2 S •®>|QL I
?i> l«Iil| létil j W|W
De zomersche winter, dien we thans be
leven en die ons als het ware in April
verplaatst, brengt onwillekeurig verandering
in de spelen der jeugd.
Thans behoeven onze jonge vrienden niet,
zooals andere jaren, de arreslede van- den
zolder en de schaatsen voor den dag te
halen, want gelegenheid om over bevroren
grachten of besneeuwde straten te zwieren
is er niet, omdat ijs on sneeuw nog maar
steeds op zich laten wachten.
Hoe onaangenaam en teleurstellend dit nu
voor een echten Hollandschen jongen of
meisje is, daarom niet getreurd. Fluks een
ander tijdverdrijf gezocht. En welk spel leent
zich in deze soms zonnige winterdagen en
bij dezen stevigen wind beter dan vliege
ren.
Vliegeren is een heerlijk en gezond ver
maak en welk een genot is het als een
vlieger eenmaal flink „staat." Dat is de
trots van den Hollandschen jongen, een trots
dien hij - dubbel voelt, als het een vlieger
is, dien hij zelf gemaakt heeft.
Een goede vlieger maken, een vlieger die
het doei is echter lang geen gemakkelijk
werk en bij het kleinste verzuim weigert hij
beslist de hoogte in te gaan of duikelt als
een acrobaat telkens naar beneden.
We willen daarom eens iets schrijven over
het maken van, een vlieger en kiezen als
model een fliiiken grooten, ctëri zoogen aamden
„bleu", die in Fig. 2 is afgebeeld. Deze
vlieger is D/s meter hoog en 1 meter breed.
Te dien einde nemen wij een 3 centi
meter breede lat, en sohaven deze,
'die in het midden op de langste doorsnede
des vliegers geplaatst moet worden, zoo dun
prf, dat zij hoogstens 1 cM. dikte heeftwant
zal de vlieger goed opgaan, dan moeten
al zijn doelen zoo licht mogelijk zijn. Ver-,
.volgens neemt men een stuk van een kui
per shoe pel of een wilgenrijs 1 M.
lang en 15 mM. in doorsnede. Op het mid
den van dit stuk hoepel of dit wilgenrijs
snijdt men een plek van de breedte der lat
eenigazins vlak, plaatst het daarna op de
lat op 2 decim. afstand van het bovenste
pinde van deze, en bindt het er aan vast
of apjjkert het er met kleine nageltjes op,
4&&rbjj zorgende dat de hoepel niet barst,
andei's kan hij bij het dalen van den vlie
ger lioht breken. Aan de beide uiteinden
van dezen hoepel maakt men een paar niet
to diepe insnijdingen bij b en c 'zoodat een
daaraan gebonden draad niet kan afglijden;
vervolgens kerft men hem aan weerskanten
van de lat op 1 decim. afstand van deze,
aan den onderkant min of meer in. Einde
lijk maakt men nog een insnijding boven
op en onder in de lat, zoodat een draad
bindtouw van 1 millim. dikte bij c aan
gebonden, door de kerf f strak tot b kan
worden gelegd. Alvorens dit touw vast te
binden moet men goed nazien of de eene
zijde van den hoepel niet meer gebogen is
dan de andere, daar, indien dit hot geval
was, de met papier overtrokken vlieger aan
den .eenen kant zwaarder zou worden dan
aan den anderen. Nu neemt men 'n eind touw
van dezelfde dikte als het eerste, bindt dat
bij d vast en leidt het door de kerf g tot
e. Hiermede is het achterstel voltooid.
Daarop gaat men tot het beplakken
met papier over en kiest hiertoe in de
eerste plaats een lichte, maar toch stevige
en gelijmde papiersoort, opdat de vlieger
niet te zwaar wordon en ook door vochtig
heid niet to veel lijden zou. Zijn de vellen
papier niet groot genoeg dan neemt men
er verscheidene en zet die aaneen. Men be
gint met midden op het achterstel een vel
te leggen, welks vier hoeken voor het om-
plokken 23 oentim. buiten de draden en
den hoepel moeten oversteken. Nu heeft
men de vier hoeken van het achterstel nog
te bedekken. Daartoe legt men het papier
op een gladde tafel of wel op een planken
vloer en plakt de daartoe benoodigde vel
len met stijfsel stevig aan het middenblad
vast, laat ze drogen, plaatst er dan het
houten achterstel op, en snijdt het over
stekende papier weder zoodanig af, dat
23 centim. er van voor het omplakken
van de draden eh den hoepel blijven staan.
De aldus ontstane pand wordt weder met
stijfsel bestreken. In dezen papierrand
maakt men bij frb, c, d, e, f en g insnij
dingen, slaat dlkrna de rechte zijden om
de draden en plakt ze vast. Hierop snijdt
men den rand nog langs den hoepel tus-
schen b en d en tusschen e fan c met tus-
schenruimten van 3 oentim. in, en plakt
hem ook hier om. Eindelijk, nadat de voor
zijde van den vlieger met een fantastisch
gezicht of andere figuren versierd is,
neemt men nog reepen van 3 centim. breed
en plakt die aan den achterkant dwars over
de lat opdat het papier er vast aan zal
sluiten.
Is de arbeid tot zoover gevorderd dan door
boort men do middenlat 3 decim. beneden
g en eveneens 3 decrim. boven, f (zie Fig. 1),
neemt een draad bindtouw van 13 decim.
lengte, steekt dien door het onderste gaatje,
zoodat hij voor aan de papierzijde uitkomt,
en maakt aan het einde dat van achteren
ligt oen stevigen knoop; liefst bindt men
er nog een dwarshoutje aan om hot door
schieten van den draad te beletten. Nu
steekt men laatstgenoemden door het boven
ste gaatje terug en legt aan den achterkant
weder een knoop en bevestigt er eveneens
een dwarshoutje aan. Aan het gedeelte van
dezen draad bindtouw dat zich aan den
voorkant van den vlieger bevindt, wordt
3 decimeter van boven af, dus bij k (Fig. 2)
een ander stuk touw derwijze vastgemaakt,
dat het ook bij do grootste krachtsinspanning
niet naar boven of naar onderen verscho
ven kan worden. Dit is de zoogenaamd^
>7L
rif. s.
balans, en aan het laatstgenoemde stuk,
bindtouw wordt het lange touw geknoopt,
waaraan men den vlieger opiaat-
Een vlieger van de door ons besohreven
grootte yereischt een minstens 3 meter lan
gen staart. Om dien te vervaardigen neemt
men dun bindtouw, vooral als do staart
een aanmerkelijke lengte moet hebben, knoopt
daarin op een afstand van 1 decim. van
elkaar, reepjes papier vast en bevestigt een|
grooten papieren kwast aan het einde. Der-;
gelijke, schoon iets kleinere kwasten wor
den a^Ti de hoeken b en c vastgemaakt. Om
te beproeven of de vlieger in evenwicht!
is, licht men hem aan den draad van den
grond op; is dit niet het geval, dan voor-,
ziet men hierin door reepjes papier bij de!
zijkwasten te voegen, of er af te nemen.'
Dit alles moet met groote nauwkeurigheid
verricht warden, en aan eiken opstijgenden,,
vlieger is het te zien of hij goed in elkan
der zit.
Nu koopt men het benoodigde touw. Dit
kan men niet gebruiken, zooals het door
den touwslager is opgewonden, maar m«n
moet het om een 45 decim. lang an 3
oentim. dik stuk hout wikkelen. Dit hout
moet aan het eene einde spits zijn, opdat
men het, als de vlieger in de lucht staat in
den grond zou kunnen steken.
Als men den vlieger gaat oplaten, neme,
men eenig gelijmd of gegomd papier, van;
dezelfde soort als waarmede hij overplakti
is, met zich, opdat men hem, als hij door'
het neervallen in boomtakken of op een
andere manier gaten of scheuren heeft ge
kregen, op de plaats zelve zou kunnen her
stellen. Ook kan men nog ronde stukken
dik papier bij zioh steken die een middel
lijn van 1 decim. hebben en in het midden
een gat dat in wijdte overeenkomt met da-
dikte van het stuk hout, waarom het bind-