No. 15308.
LEIDSGH DAGBLAD, Zaterdag 15 Januari. Tweede Blad.
Anno I9Ï.O.
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
De aangenomen naam.
Onder het opschrift: Onze rech
ter! ij ke macht betoogt „De Neder
lander" de onbekooktheid en onbillijkheid
van de redevoering, door het Kamerlid
Duys bij Hoofdstuk IV der Staatebegroo-
ting-over „klassejustitie" gehouden, maar
vindt daarin toch aanleiding om te wijzen
op eemge leemten in onze procesvoering,
waardoor de positie der beklaagden in som
mige opzichten niet is wat zij behoorde te
zijn.
Het blad zegt, dat klachten over on-
menschkundig optreden van magistraten
tegenover getuigen niet zeldzaam zijn;
dat getuigen, die in den regel toch al niet
op hun gemak zijn; wel eens worden geïnti
mideerd en dat bij sommige rechters 'n nei
ging bestaat, om zich ter openb. terechtzit
ting aan de zijde van het O. M. te scharen.
Het blad doet uitkomen hoe verkeerd dit
is; dat dikwijls veel te veel gewicht wordt
gehecht aan de formeele eedsaflegging,
alsof dóórna alles, wat de getuige ver
klaart, nu ook waarheid zou zijn. „De beëe-
digdc verklaring wordt als bet ware een
oorkussen voor den rechter, die zich ont
slagen acht omtrent de geloofwaardigheid
van den getuige een algemeen onderzoek
te doen", en zoo komt de beklaagde, die
den eed niet kan afleggeD, mede in een on
gunstige positie. Ook zijn er rechters, die
dc getuigen niet vrij laten praten, maar
slechts laten herhalen wat uit de schriftu
ren dei' instructie bekend is. Dat stelt ge
tuigen op te zware proef, om zich maar in
elk geval aan de eerste verklaringen te hou
den.
Van het eenmaal verklaarde durft hij
siet afwijken, omdat hij dan, ten onrechte
veelal, vreest door den officier van justi
tie te zullen worden vervolgd wegens val-
sche getuigenis. Men kan natuurlijk het
Openbaar Ministerie niet missen. Maar
waarom zit de beschuldiger met de onder
zoekende rechters aan dezelfde tafel, zoo
dat O. M. en rechtbank als het ware één
college vormen, terwijl beider taak in we
zen toch gansch verschillend is, en rechtens
de beschuldiger precies dezelfde plaats be
hoorde in te nemen als de verdedigen?
Deze is daarenboven reeds in ongunstiger
positie wegens zijn onbevoegdheid, om in
het belang van zijn cliënt zich rechtstreeks
tot de getuigen te wenden, iets, wat het
Openbaar Ministerie wel doen mag. Elke
vraag, door hem gesteld, gaat. naar den
president, en van dezen tot den getuige,
tenzij de president, wat vaak voorkomt,
tegen het stellen eener bepaalde vraag
bezwaren maakt.
Bij onze rechterlijke macht te spreken
van klassenjustitie, heeft o.i., zoo besluit
het blad, geen zin, indien daaronder par
tijdigheid wort verstaan. Dat de klasse,
waartoe de rechters behooren, een anderen
kijk op sommige verhoudingen of feiten
heeft, dan andere klassen, en dat dit bij 'n
uitspraak soms waarneembaar is, valt niet
te betwisten, maar dat de maatschappij
daaronder te lijden beeft, kunnen wij niet
inzien.
Wèl daarentegen, dat er aan onze, uit
vroegere, doch nu niet meer bestaande ver
houdingen geboren strafvordering gebreken
kleven, die een in werkelijkheid onpartij
dige behandeling van zaken bemoei
lijken. Hot is er verre van af. dat
de beklaagde, gedurende de opeDbare
behandeling zijner zaak, dezelfde rech
ten heeft als de aanklager. Zekerheid,
dat na de behandeling der zaak de aankla
ger geen invloed op den rechter kan uit
oefenen, bestaat er niet^ al zijn wij over
tuigd, dat het voegen bij de stukken van
een aan den beklaagde onbekend stuk, ge
lijk in de Papendrechtscke zaak geschied is,
een hoog6t ergerlijk feit onopzettelijk
is geschied. Het nemen van informaties om,
trent rechters ij officieren van justitie ach
ten wij zeer bedenkelijk. Ook de regeling
van het deskundig onderzoek, waarvan
vaak vev.1 afhangt* verschaft den beklaagde
niet de waarborgen van onpartijdigheid,
waarop hij reoht heeft. Stippen wij daarbij
nog aan, dat nog altijd ook de uitoefenimz
van bet recht van voorloopige aanhouding
tot gegronde klachten aanleiding geeft, en
dat ook daarbij aan den aangehoudene geen
voldoende waarborgen tegen lichtzinnige
aanhouding of gevangenhouding verleend
zijn, dan kunnen wij tot geen andere slot
som komen, dan dat ons strafproces ingrij
pende herziening behoeft, en dat de klach
ten over de justitie niet in de eerste plaats
de rechterlijke ambtenaren raken, maar
wel ons wetboek van strafvordering.
Het onderwerpDe vrouw in land
en tuinbouw wordt door „Uitkijk7'
in het „Friesch Dagblad" behan
deld. Aanleiding daartoe vond de schrijver
in het bericht, clat een Zeeuwsche onderwij
zeres aan een Belgische landbouwschool op
leiding zocht, ten einde later de Zeeuwsche
boerendochters fce kunnen onderwijzen in
landbouw-aangelegcnheden.
De gelegenheid tot zulk een opleiding
voor vrouwen bestaat in ons land ook, en
dc schrijver vindt bet wel goed als daarvan
door haar wordt gebruik gemaakt.
Natuurlijk ko6t het weinig moeite, om dit
belachelijk te maken.
Met pen en teekenstift kan men de vrouw
schetsen, zooals ze met den Kruiwagen het
stalvuil naar de mestvaalt brengt; den
ploeg bestuurt of de bagger uit de sloot
op den kant plempt.
Wrevelig kan men vragen, of we nu ook
al vrouwelijke boeren en tuinlieden moeten
krijgen en wie ten slotte do pap koken en
het kind kleeden zal.
Maar men kan grust zijn.
De pap zal gekookt en het kind gekleed
komen, ook al wijden eenige duizenden onge
huwde vrouwen en meisjes zich aan het
land- en tuinbouwwerk. En mij dunkt dan
toch, dat de frissche arbeid in de zuivere
lucht de vrouw, die werk zoekt, veel beter
pa^t, dan om de schoonste uren van den
dag op een kantoorkruk te verleppen; ra--
zend te typen of in een apotheek te staan
verbleeken bij kasten vol po ede r stol en pot-
zalf
Trouwens, in den land- en tuinbouwar-
beid hebben de vrouwen altijd meegedaan;
het is vooral seizoenarbeid.
En in het drukst van het seizoen wordt er
niet gevraagd naar man of vrouw, maar al
leen naar een paar stevige werkhanden, dio
van aanpakken weten. Dan moet de kleine
meid de pap maar eens roeren en het kind
wat minder zorgvuldig worden gekleed,
want hooi en rogge, aardappelen en bessen
wachten niet, maar moeten geoogst, ge
plukt en gedolven, als het tijd is 1
Ja, behalve dien seizoenarbeid is er het
gansche jaar dóór allerlei werk, dat bij den
land- en tuinbouw hoort, en door vrouwen
wordt verricht.
Er zijn ook schaduwzijden, geeft de
schrijver toe, en hij noemt een geval van
een vrouw, die met lust op het veld arbeid
de, maar haar huishouden niet al te best in
orde had.
Maar dit mag, dunkt me, geen reden zijn,
om passend, practisch onderwijs in 'and-
en tuinbouw voor onze vrouwen en meisjes
te verwerpen. Het staat nu eenmaal zóó,
ik heb het reeds meer opgemerkt, dat dui
zenden vrouwen en meisjes die niet tot een
huwelijk geraken, of eerst laat ter echt
gaan of voor binnenhuiselij kon arbeid over
bodig zijn, moeten traohten buitenshuis haar
brood te verdienen.
En wat zou dan beter, gezonder, passen
der, voordeeliger voor haar zijn: Dat ze in
de jachtende fabriek zenuwachtig het garen
over de klossen halen; dat zo kromgebogen
in een duffe zolderruimte, deftig „atelier"
genoemd, prik-prik lijfjes naaien of tik-tik
kousen breien; dat ze bij halflicht of on
der een warmtestralende gasvlam boeken
volpennen.... óf dat ze in de vrije natuur,
waar 20 de longen volhalen kunnen met
zuivere lucht, gezonden land- en tuinarbeid
verrichten
De vrouw is in dat opzicht- geen concur
rente van den man, maar helpt hem.
Het veelal zware werk, dat hij verrichten
moet, kan moeilijk door vrouwenhanden
worden gedaan I
Voor hóór het fijnere werk.
Met name den tuinbouw.
De landbouwgronden ieder weet het
kunnen veel méér productief wordon ge
maakt, door den landbouw te verfijnen tot
tuinbouw.
Laat de vrouw dat beproeven.
Als echigenoote en dochter, om de op
brengst van het vaderlijk bezit, te verhoo-
gen. Met een flinken moestuin, een kouden
bak, zoo mogelijk een warme kas, doet de
vrouw al veel. Zoogoed als z ij kippen houdt
en met de eieren een mooie bijverdienste
maakt, zoogoed kan ze ook naast den huis
arbeid tuinieren, vooral als de vrouwelijke
hulp wat overvloedig is in het gezin.
Maar zo kan ook zelfstandig optreden.
In Engeland is het volstrekt geen zeld
zaamheid, als een vrouw een eigen tuiniers
zaak of bloemisterij bezit, die zo geheel
naar eigen inricht drijft en waarmee ze in
haar onderhond voorziet.
Zoo iets kan bij ons ook, bosluit de schrij
ver, en daartoe is vooral goed tlveoretiech
onderwijs, maar niet minder degelijke, prac-
tische konnis noodig.
Een vraag, die wel voor alle Undbou.
w e r s geldt, wordt in de „Leeuwar
der Courant" gedaan.
Daaraan schrijft men het volgende:
Wat zijn ze toch nog naïef in het Noorden.
Eemge dagen geleden kon men in het
„Handelsblad" lezen, hoe men in
Friesland de voor den landbouw soo not-
tigo mollen verdelgt, zoodat één.handelaar
voor f 1600 aan mollevelletj es naar Enge
land kon zenden en in „D e N e d e r 1 a nd-
sche Sport" van 1 Jan leeet men
onder het opschrift-: Het jachtseizoen in de
provincie Groningen.: „Pluvieren en wil-
stere werden in grooten getale vooral ge
zien op bouwlanden, waarop wintergewas
sen veel te lijden hadden van slakken, doch
ze trokken al spoedig naar zuidelijker stre
ken" daarop volgt onderstaand© zin
snede: „Enkele vogelaars maakten met 't
vangen een weekgeld van föO."
Die enkele vogelaars die deze nuttige
'vogels vingen of verjoegen, stel dat er
slechts 20 waren, maakten f 50 per man en
per week, dat ie dus f 1000, waardoor ver
moedelijk tien duizend vogels per week
sneuvelden, die gezamenlijk allicht een paar
millioen negge 2,000,000 slakken zouden
verorberd hebben, welk ongedierte nu
rustig de wintergewassen verder kan oppeu
zelen, waardoor misschien f 200,000 en
meer schade voor de landbouwende bevol
king ontstaat ja zelfs een geheele oogst
vernietigd nou kunnen worden, en dat laat
maar kalm toe, dat hun helpers, de verde
digers van hun eigendom, door enkele indi
viduen uit louter winstbejag vermoord wor
den. Het- is raadselachtig 1 Wanneer zullen
de landbouwers hun eigen belang eens be
ter gaan begrijpen en de Regeering verzoe
ken, de bescherming der voor den landbouw
zoo nuttige vogels en andere diersoorten
met kracht ter hand te nemen
Het „M aandblad tegen deVeiv
valschingen" schrijft
Zooals bekend is, wordt dez.g. urani
e p i ri t u s, behalve met methylhoudend©
vochten, vermengd met een blauwe kleur
stof, ten einde zooveel mogelijk het even
tueele drinken er van tegen te gaan. Het
is evenwel gebleken, dat de aangewende
blauwe kleurstofhoudende spiritus bij bloot
stelling aan de zon zeer spoedig kleurloos
wordt. Wij achten het niet alleen uit een
fiscaal, doch vooral uit een hygiënisch oog
punt van groot gewicht, hierop de aan
dacht onzer Regeering te vestigen Im
mers, waar misschien nog de kleur de drin
kers zou weerhouden, is dit niet het gev-il
met den zij het ook voor gewone menschen
onaangenamen geur van bet zeer schade
lijke gemethyleerd, zooals blijkt uit bet
feit, dat in Hongarije ten gevojge van het
gebruik daarvan 59 personen overleden en
52 gevaarlijk ziek werden, terwijl er in
Amerika reeds 250 gevallen van vergiftiging
en verblinding door zijn waargenomen.
Volgens de ervaring kan reeds een gift
van 8 gram vergiftig werken, terwijl 50
gram den dood kan veroorzaken.
In Rusland zijn 80 gevallen van vergifti
ging voorgekomen door het gebruik van
Eau des Cannes, hetwelk met methylspi-
ritus vervalscht of bereid was.
Wij vragen nu: Is het niet als een drin
gend volksbelang te beschouwen, met het
oog op de enorme verhooging van 0.63 op
O.OO per liter 50 pCt., tegen spiritus,
waardoor de vervalsching verleidelijker
dan ooit is geworden, om onmiddellijk de
noodige maatregelen te beramen, waar
door zoowel door kleur als door smaak
de gemethyleerde spiritus ondrinkbaar
gemaakt wordt?
„D e Nieuwe Courant" betoogt in
een artikel de wenscheiijkheid, om, in
afwachting van de volledige regeling der
administratieve rechtspraak, alvast „een
stukje werkelijke administratieve recht
spraak te scheppen ter vervanging van de
semi-, dat is niet-rechtspraak van thans en
den Pensioenraad zelfstandig de pen
sioenen in eersten aanjeg te doen vast
stellen met recht voor den belanghebbende
zoowel als voor de Regeering om in appèl
te komen bij den Centralen Raad".
Werd do^e hervorming ingevoerd, dan
zou natuurlijk de competentie van den
Raad zich behooren uit te strekken over de
geheele toepassing der Pensioenwet, dus
ook over de wijze waarop de grondslagen
worden vastgesteld en de bijdragen inge
houden. Met die vaststelling en inhoud'ng
zijn thans, onder toezicht van den Raad, de
departementen, elk voor de onder hen ree-
sorteerende ambtenaren, belast en verschil
v»:n gevoelens daaromtrent tuBSchen den
b trokken ambtenaar en de administra
tie is zeker n'et uitgesloten, zoodafc ook to
dezen aanzien behoefte aan werkelijke
rechtspraak bestaat.
Onze slotsom is derhalve, dat een goede
voorziening in den tragen en omslachtigen
gang van zaken moet en kan getrofftu
wordon door de vaststelling van do pen
sioenen op fce dragen in eersten aanleg aan
den Pensioenraad en in hoogBten aan den
centralen raad van beroep. Een behoorlijke
regeling van een niet onbelangrijk onder
deel van administratieve rechtspraak wars
op die wijze, zonder veel moeite of kosten,
tot stand te brengen. In geen geval echter
mogen, wanneer die rechtspraak blijft ont
breken, de Staten-Generaal hun medewer
king verleenen tot een verzwakking van de
waarborgen, ten gunste van de ambtena'on
bestaande, als bij bet voorgestelde ontwerp
wordt aanbevolen.
SluitUaaneen staat boven het vol
gende artikeltje in „De Bod e", orgaan
van den Bond wan Ned. Onderwijzers:
Collega's van het Openbaar Onderwijs,
aangeslotenen, en vooral gij, niet aange
slotenen bij onze Bond, wanneer gij ge
voelt, dat wij een vrije, pedagogios-zcIf-
standige onderwijzersstand nodig hebben;
Wanneer gij gevoelt, dat de ware op'voe
ding des volka tot denkende en zedclik-
zelfBtandige mensen slechts kan goschieden
door mannen van karakter.
Schaart U dan aaneen!
Want men bedreigt de zelfstandigheid,
men bedreigt het karakter van de Neder
landse openbare onderwijzer.
Onder het voorwendsel, dat wij anti
nationale propaganda onder de kinderen
zouden voeren, wil men ons noodzaken het
oordeel des kinds in behaalde vormen te
dringen, nog voor dit goed en wel ge
vormd is.
Nu is de heersende strooming gericht
op blinde oranje-verering.
En wij zouden met onze kinderen ons
opvoedingswerk moeten afbreken om
daarin mede te doen.
En als de geest verandert?
Wel, dan moeten we weer meedoen
Maar op 't ogenblik hebben alle partijen
deze oranje-verering in hun vaandel ge
schreven:
De liberale... die de kroon tot een orna
ment heeft"gemaakt
De anti-revolutionnaire... wier voor
malige eerste minister zijn meesteres,
de koningin, zelf wel un peu trop cava-
lièrement behandelde.
De Katholieke zelfs... die in haar ge
schiedenisboekjes Neer land's afschei
ding van Spanje betreurt.
Zij allen zijn eensgezind in de dwang,
die zij ons pedagogies geweten wensen op
te leggen.
En zouden wij zonder protest de kinde-
38)
t-
In weerwil van zijn woede zag kolonel
Ogilvie toch in, dat de man, die vóór hem
stond, even sterk en onbevreesd en vast
beraden was als hijzelf. Hij drong de woor
den, die hem bijna over de lippen kwamen,
terug. Hij boog zelfs even het hoofd, ter
wijl Athlyne hem al zijn wederwaardighe
den van den vorigen dag vertelde: hoe
hij Jo had ontmoet en haar had voorge
steld een ritje met zijn automobiel te ma
ken. hoe zij, eenmaal met elkaar alleen,
zich' al zeer spoedig woorden hadden laten
ontvallen, waaruit hun innerlijke gevoelens
voor elkaar blekenhoe hij haar van dat
oogenblik behandeld had met de liefde en
den eerbied, waarop zij als zijn toekomstige
gade aanspraak mocht ma-ken; maar hoe
zij in de verrukking hunner liefdes
extase den tijd hadden vergeten en hij,
om te maken, dat zij bijtijds terug zouden
zijn, te hard gereden had en door de politie
was aangehouden; dat zij toen alleen
doorgegaan en verdwaald was en dat het
toeval, niets dan het toeval had gewild,
dat zij in hetzelfde hotel hadden gelogeerd.
„De portier, die mij binnenliet," aldus
besloot Athlyne rijn verhaal, „ontving
mij met de mededeeling, dat men, daar
men mij niet meer verwachtte, één van de
twee kamers, die ik had besproken, had
verhuurd aan iemand anders; iemand,
die in den mist verdwaald en hier laat in
den nacht aangekomen was. Ik had er
geen flauw idee van wie die „iemand an
ders" kon zijn, maar volgde den portier
naar de eenige kamer, waarover men nog
kon beschikken, deze kjamer. Hier heb
ik geslapen. Misschien een kwartier gele
den werd ik wakker, doordat ik bemerkte,
dat er iemand in mijn kamer was. Toen
ik zag wie het was, dat het 't meisje
was, dat ik liefheb en reeds als mijn aan
staande echtgenoote beschouwde, toen,
ja, toen kon ik onmogelijk anders doen dau
haar in mijn armen sluiten."
Aan de toornige flikkering in kolontl
Ogilvies 00gen zag Athlyne, dat het ge
vaarlijk was bij dit gedeelte van het verhaal
te blijven stilstaan, en daarom vervolgde
hij zonder adem te scheppen:
„U begrijpt, hoop ik, dat ik u dit
alles niet heb verteld, omdat ik u wilde
afbrengen van nw plan om met mij af fce
rekenen. Ik herbaal, dat ik mij zal voegen
naar uw wensoh voor den vorm een duel
aan te gaan."
De kolonel viel hem woedend in de rede:
„Voor den vorm? Wat beteekent dat nu
weer? Ia dat een nieuwe beleediging
„Ik heb reeds meer dan eens gezegd,
kolonel, dat gij over mijn leven kunt be
schikken. Ik kom hier niet van terug. Ik
zeg slechts dit: ik vind het goed, dat, als
u mij wilt dood en, het voor de wereld hee-
ten zal, dat wij met elkaar hebben geduel
leerd."
„Dat het voor de wereld zoo heeten
zal Verklaar u nader alsjeblieft."
Atblynes stem bleef even kalm als al
tijd.
„Kolonel Ogilvie, stel o eenvoudig
in mijn plaats. Hoe kan ik vechten met
den vader van de vrouw, die ik liefheb l
Ik bid u, kolonel", want de heer Ogilvie
maakte een driftig gebaar, „heb een
oogenblik geduld. Ik voel mij gedwongen
u de zaak geheel van mijn standpunt te la
ten beschouwen. U behoaft u daarom niet
opnieuw boos op mij te maken. Ik zeg u dit
alles met tegenzin en ik zeg het alleen, om
dat u mij goed moet begrijpen, anders kan
er later veel verdriet van komen voor...
voor iemand, van wie wij beiden veel hou
den."
„Ik begrijp uit dit alles,' zei kolonel
Ogilvie schamper, „dat u wilt, dat ik, bij
onze ontmoeting op het veld van eer, zal
beginnen met tegenover u te staan als uw
toekomstige moordenaar."
„Neen, zoo bedoel ik het niet- D*t
weet u wel beter. Ik dacht niet, dat de
eene man van eer den anderen zoo verkeerd
zou begrijpen. Als ik dan uitvoerig moet
spreken over deze kwestie, waarover ik
zoo graag, ter wille van u en V3nvan
iemand, die u lief is, kort had willen zijn,
welnu, dan zeg ik u bij deze: ik zal
volkomen loyaal zijn tegenover u. U
behoeft niet bang te zijn, dat ik alle forma
liteiten niet stipt zal nakomen. Kolonel,
uw eeT zal tot het laatst toe angstvallig
beschermd worden, voor zoover dit in mijn
vermogen is. Ik zal mijn rol goed spelen.
Het duel moet in een ander land plaats
hebben, en wel ter wille van u. Voor mij
zelf komt het er niet op aan. Wij hebben
ons alleen maar naar den eisoh te gedra
gen en niemand zal ons verdenken. Nie
mand zal later kunnen zeggen, dat n voor
uit wist wat mijn bedoeling was. Ik cal
op u schieten. Ik zal werkelijk op u
schieten; maar ik zal u niet treffen"
Kolonel Ogilvie boog werktuiglijk bet
hoofd. Hij zei niets. Hij was niet zachter
gestemd en zijn moorddadige plannon wa
ren niet aan het wankelen gebracht. Maar
hij erkende ©Ti waardeerde de ridderlijkheid
van den ander en die hoofdbuiging was er
een spontane uiting van.
Athlyne kon niet anders dan zich hier
over verheugen. De spanning was niet meer
zoo ondraaglijk als zij was geweest; want
hij voelde, dat hij in de schatting van zijn
tegenstander gerezen was Hij stond met
den rug naar de deur, die tot de andere
kamer toegang gaf. Opeens zag hij op het
gezicht van den kolonel een uitdrukking
van groote verrassing, die weldra plaats
maakte voor een van hevige ontsteltenis,
Langs Athlyne keek hij naar iets, dat ach
ter hem stond. Instinctmatig keek Athlyne
nu ook, om te zien waardoor die vreemde
blik teweeg werd gebracht. En toen keek
hijzelf ook hevig ontsteld.
In de geopende deur stond Jo.
XVI.
Alle drie zwegen. Het eenigo geluid, het
welk gehoord werd, was dtf, van hun Bnelle
ademhaling. Athlyne trachtte na te denken,
maar zijn hersenen waren als versuft. Hij
wist, dat er nu een crisis op handen was,
misschien, wel d e crisis, die de zaak tot
een onverwachte en wellicht noodlottige
oplossing zou brengen. Zijn hart kromp in
een, als hij bedacht, dat Jo het geheele
gesprek tusechen hem en haar vader ge
hoord had. Wat een vreeselijke herinne
ring voor haar in de stille, kleurlooze ja
ren, die voor haar lagen! Wat een ver
driet 1 Wat een ellende
„Groote hemel!" hoorde hij opeens ach-
ren in ai deze dingen zien betrekken? En
eouden wij daaraan mede moeten doen,
waar wij bovendien weten, dat vele ouders
van onze kleine deze liefde der kon Ar vo
tieve partijen hoogst verdacht voorkom tl
Alleen reeds terwille van de aard van
ons openbaar onderwijs, dat voor alien toe-
gankelik moet zijn, moest men wat fijtige-
voeliger wezen.
Maar voor ons is er nog een hoger
reden. We gevoe'en ons niei alleen nnder-
wijzor, maar ook opvoeder.
En wij willen onze kinderen opvoeden m
eon atmosfeer van waarheid 00 verering
van workelike verdienste,
maar niet de jonge geest buigen in onbe
grepen eerbied voor een voorbijgaande
vorm.
Want ten onrechte vereenzelvigt men
vaderlandsliefde met oranje-verering, met
aankweking van eerbied voor do be
staande regeringsvorm.
Do vrijheid van den onderwijzer is hier
in 't spel.
Zie, men roept u reeds toe: „De
ouders kunnen u opdragen te onder
wijzen, wat zij goed e® edel vinden 1"
En gij zult niet moor in uw eigen zedelik
ideaal en in nw eigen pedagogies geweten
hot riahtenoor voor uw onderwijs mogen
rien I
Wilt ge dit recht bewaren, s 1 n i t n
dan tot één vaste organisa
tie samen.
Want slechts als een vast aaneengeslo
ten eenheid zullen wij de moeilijke tijden
van heden doorstaan.
en onze school, waarmede de toekomst
des volks gemoeid is, handhaven.
Tot betere tijden komen I
Openbare onderwijzers, nw aller plaats
ie in de Bond I
„Het Huisgezin" schreef onlangs
aldus over het verslag dor beide r e g e e-
ïringsv ertegenwoord i gers
op het internationaal tandheelkundig con
gres, van 2328 Augustus 1900 te Berlijn
gehouden
Het Tapport is thans gedrukt.
Het beslaat vier bladzijden druks.
Op de eerste bladzijde wordt, meege
deeld, wie in de openingebijeenkomst het
woord voerden.
Op de tweede, hoe de twaalf secfcied
heetten, waarin het oongree was inge
deeld".
Op de derde worden do twaalf hoofdgroe
pen opgesomd, waarin de tentoongestelde
voorwerpen zijn verdeeld.
Op de vierde eindelijk vernemen we, dat
er in het geheel ruim 400 voordrachten en
demonstraties zijn gehouden, en dat do
heeren daarvan geen kort overzicht kun
nen geven.
Punt.
„Land en Volk" merkt naai aanlei
ding hiervan het volgende op:
Hetcolfde heeft ons meermalen getrof
fen. Het is niet met de tandheelkundigen
alleen zoo. Als regel is het eone verslag der
officieel© congresbezoekers al minder ba-
duidend dan het andere.
Toch wordt hieraan veel rijksgeld be
steed. Geheelo families maken er, in het
seizoen, pleizierroisjes van. Er rijn Neder
landers ook, ambtenaren die aan de ver
tegenwoordiging op oor T-es sen uitsluitend
hun grootheid danken. Ware 00ngreahel-
den. Die in hoofdzaak een representatief
bestaan leiden.
Zij dienen allen hun doclar&tio in: „Vooa
UEd. vertegenwoordigd op zooveel oangre®-
sen
Men sogt, dat onze ambtenaren op decO
congressen zoo vruchtbare persoonlijke be
trekkingen aanknoopen met vakdeskundigo
collega's van elders.
Heb is mogelijk, maar de Regeering mag
wel eens overwegen, of dezo kennismakin
gen niet wat duur zijn. In elk geval sort
men van dezo hoog te schatten voordeeloö
der tallooee congressen in de verslagen wel
eens iets willen terugvinden. De extracten
uit de programma's bewijzen niet eens, dafl
de vertegenwoordigers andere bijeenkom
sten hebben bijgewoond dan de diners. ld
de dagbladen kan men er beter vinden
ter zich den kolonel zegge® e© onwille
keurig herhaalde hij binnensmonds di«?
uitroep.
Jo trad de kamer, waar zij stonden, bin
nen. Zij stond nu naast Athlyne, die zicÖ
omkeerde, zoodat zij beiden naast olkander
en vóór haar vader stonden.
,,He<b je daar.... al dien tijd.... go-
staan?... Heb je alles, wat wij tot elkaasj
zeiden, gehoord?" fluisterde de oude man*
nadruk leggend op ieder woord.
„Ja 1 Ik heb hier gestaan eo iedtff,
woord gehoord."
Weer volgde er een lange stilte, dio doolï
den kolonel werd verbroken.
„Waarom ben je daar gebleven?" vroeg
hij, en Jo antwoordde zonder «ioh te be
denken:
„Ik kon niet wegkomen. Ik wilde wel»
Maar dio kamer heeft geen andere deur
dan deze. Daarom kwam ik, nadat ik wak
ker was geworden en opgestaan, dadelijk
hierheen. Ik kon anders mijn schoenen,,
niet krijgen, die de meid gisteren had weg
gehaald, en ik wilde zoo gauw mogelijk
hier vandaan komen. En nu ik toch hiooe
naast was, kon ik, ofschoon ik onder het
kleeden den heelesn tijd heen en weer liepfe
alles wat hier gezegd werd verstaan I"
Haar vader dacht klaarblijkelijk, dat zi|
nog meer zou zeggen, want hij zag haan
vol verwachting aan. Haar woorden ging<nt
in een snik over. Athlyne zweeg en durfde
zich ternauwernood verroeren, uit vreed
haar onopzettelijk te weerhouden van ietsfc
dat zij wilde doen of zeggen. Want in»'
stinctrnatig voelde hij, dat zij iets in ban#
schild voerde.
(Wordt vervolgd.)