Het Schaakspel in Rusland. De Koning van Griekenland. De heele kunst van den ooiffeur bestond toen in het onduleeren van de bandeaux. Een zonderlinge handigheid behoorde er toen toe om den bandeaux een heel mooion draai te govon. Maar allengs gaat zelfs dat weg, worden de bandeaux neelemaal plat en in 1880'83 is het vak van ooiffeur ge reduceerd tot nieta. Zooveel eenvoud kon niet lang duren. In het voorjaar van 1883 zien we ineens de „pony" verschijnen, eerst héél kort en glad, later langer en gekruld, weer later zelfs naar aobter gespeld over het gladde achter haar heen. Dat was een sacrifioeEen vrouw, die ge willig om der lieve mode zich de taille laat samendrukken, dat gaat nog. Maar -n coquette, die haar mooiste sieraad knip, knap af hoort snijden en voor haar voeten ziet rollen! Er hoorde moed toe! En velen, die anders gewillig alle grillen van vrouw Mode volgden, durfden toch niet. En toon hebben de kappers begrepen, dat de tijd ge komen was, om het zoo in ongenade gevallen valsohe haar weer in de gratie te doen komen. Toen kwam de postiche pony en had een kolossaal succes. Bijna tegelijkertijd zien we h$t kapsel „Pédora" verschijnen en nu was voor den ooiffeur een nieuwe kunst ge boren, die hij noemde „l'art de faire de cas que". Sarah Bernard is een der eersten ge. weest, dio dit kapsel lanceerde in haar „Da me aux Uamélias"; maar het duurde niqt lang of alle „élégante*" droegen het even eens. De pony bleef bestaan. Dit is één van de kapsels, die wel het langst geleefd heb ben. 't Is Marcel, die in 1889 met zijn beroem de ondulatie het „Fédora-haar" den dood steek toebracht. Nog ccn tijdje blijft de pos tiche, maar hoe langer hoe meer moet zij de plaats ruimen voor het valsch haar en de transformatie. En nög was het niet genoeg en begon men met de crépons, die affreuze rollen, welke men bij onsmakelijke hoe veelheden in sommige coiffeursétalages aan treft. De transformatie, eerst een losse ondu latie, werd nu hoe langer hoe gecompliceer der. De ooiffeurs maakten transformaties, die waren een berg van kleine krulletjes en later nog een tresse renversée. Om u een klein idee te geven van de mas sa haar, die verbruikt wordt, moet ik u zeg gen dat in de laatste tien jaren de haarprijs verdubbeld is. Aan Europeescüe haren, de beste en soepelste, is bijna geen aankomen meer. Oorspronkelijk was haarwerk een Fran- sche industrie en kwam het mecBfa haar uit Bretagne, waar, in Quimper en andere plaatsen, jaarlijkscbe haarmarkten waren. De vrouwen, die de „casque" droegen of de „bonnet," lieten voor weinig geld haar meest lange, zwarte haardossen afsnijden. Zoo'n markt was publiek. En do verkoop sters, het haar langu-t op den rug, werden gekeurd. De kooper kwam, woog het haar op de hand en deed zijn bod. Aangenomen, werd het haar zoo dicht mogelijk bij het hoofd vastgebonden en afgesneden. Sedert de laatste vijf en twintig jaren echter heeft ook Duitschlond zijn haarin- dustrie. Het meeste haar komt uit Bosnië, Herze govina en meer nog uit kolen. Uit Frank rijk wordt de verzending boe langer hoe minder, eerstens omdat Frankrijk zelf zoo veel haar gebruikt, en dan omdat de uit tocht naar de groote steden de „casque" doet afschaffen. Lijkenhaar wordt nooit gebruikt, is niet te gebruiken om een héél eenvoudige redtn, dat al heel kort na het overlijden v^n e<in mensch een soort ongedierte zich in bot haar nestelt en het doode haar zeer gemak kelijk breekt. En dan, het verhaal, als zou het haar van in ziekenhuizen overleden patiënten ver- kooht worden, is absoluut onzin. Gee.a medicus zou ooit zijn naam willen zetten onder een toestemming tot lijkscheu.i.s. Kn wio zou er anders zich aan wagen, waar op dit feit zoo'n zware straf 6taat! Töch komt nog wel haat uit Frankriiki doch alléén wat mon noemt de „mélange", d. z. de uitgevallen haren, dio de morgen sterren oftewel voddenrapers uit de vuil nisbakken visschen en waarin een heele han del gedreven wordt. Op de Place Maubert kunt ge dit „mé lange" zien verkoopen. En don begrijpt ge pas welk een enorm werk er voor noodig is om dat bruikbaar te maken. Eerst het uitkammen, dan het reinigen, desinfecteer en en gelijk leggen. Dit laatste nu is héél be langrijk. Hebt ge wel eens een dame hooren zeg- gon: „Ik weet niet, maar die postiche van mij beweegt!" Dan is de postiche niet goed, d. w. z. dan liggen de haren niet alle met den wortel naar denzelfden kant. Aan den wor tel van ieder haar zit een klein wit bolletje. Dit bolletje nu door zijn meerdere zwaarte wil naar onder. Liggen nu de haren niet alle met den wortel naar beneden, don trekt zoo'n ding. Tegenwoordig gaat dat rangschikken met een machinetje, maar vroeger was er een veel bewerkelijker methode voor. In een groote kom zeepwater doopte men een bos je haar, waarmee men dan in het water kor te slagen gaf, de wortels kwamen dan naar boven en haar voor haar word uit het nat gehaald. En nu over het valschs haarWant als ik n zei, dat na den tijd van Mme. De Pom padour nooit meer zooveel valsch haar ge dragen werd, moet ik u, noblesse oblige, toch wel vertellen waar het vandaan komt. Allereerst zijn het de Aziatische volken, die ons te hulp snellen, ons en onze Euro- peesche ijdelheid Maar dat Aziatische haar, heel stijl en koppig, is zóó niet te gebruiken. En om het soepel te maken, èn om het zijn voor ons onbruikbare kleur te ontnemen, wordt het in chemische zuren gelegd. Bereid is dit het goedkoopo blond. Dan komt de „Jack", een soort buffel, die vooral den ouderen dames uitkomst brengt, daar dit haar vooral met grijs en grijzend gemengd wordt. De vachten van den Jack komen héél over, daar anders het haar bederft. Hier worden ze geknipt en de haren zijn soms 10 c.M. lang. En nu, dames, heb tk u een en ander ver teld; maar nog niet alles. Weet ge, dat ge met het uitgetrokken haar, dat ge iederen morgen weggooit, een goed werk zoudt kun nen doen? Als we eens allen ons haar bewaarden en de opbrengst van den verkoop jaarlijks aan ©en weldadig doel besteedden. Alles wordt berv&ard, sigarenbandjea. postzegels, tin van flesschen, maar aan dat, wat we eiken dag weggooien, heeft nooit iemand gedacht. Probeert u liet eens Gekleurde bloemen. Bij het bloemcnkoopcnd publiek schijnt, de goede smaak een beetje „van streek" te ziin. Men is niet meer tevreden met wat. de Natuur biedt, maar men wil méér, ei^ het gevolg daarvan is een streven, om doos kunst- en vliegwerk -o krijgen, wat lang* den normalqn weg niet bereikt kan wois den. Door kunstmatige kleuring wordt aaqj de bloemen een lint gegoven, zooals die ver-, langd wordt. Men kleurt tegenwoordig de, bloemen, zooals men linnen, wol, katoen en zijde kleurt. Het weekblad „Buitenleven" deeld^ mede, hoe dit geschiedt. Chemisch©| preparaten, in bepaalde hoeveelheden in water opgelost, stijgen door do( bloemstelen omhoog en verspreiden zich, in de kroon der bloemen. Of men voegtj chemicaliën toe aan den grond; ze worden, met de wortels opgenomen en ze hebbenj evenzeer een verkleuring van de bloem» kroonb laden ten gevolge. Prof. Heinrich Kraemar, te Philadel phia, heeft de laatste jaren special© onderzoekingen op dit gebied ingesteld. Verschillende grondsoorten werden tot dit doel gebruik, waaraan ook de: meest verschillende planten voedingsstof feu, worden toegevoegd. De stoffen, die als( kleurmiddel werden aangewend, werden voor een deel in opgelosten, voor een ander] deel in vasten vorm met den grond ver-, mengd. Een der meest in het oog vallende kleurveranderingen kreeg hij bij de roos, „Kaiserin Augusta Victoria," De witte kleur werd in rood omgezet. Deze roodkleu- ring verbreidde zich over de onderste helft der kroonblaadjes en werd verkregen door toevoeging van bijtende kali, koolzure kali, gebluschte kalk en azijnzuurloog. Men houd© hierbij in het oog, dat deze roos een zekere neiging heeft, om een gele tint aan te nc- mon. Maar ze wordt uit ziohzelve nooit rose of rood, zoodat hier bepaald een nieu we kleur verkregen is. De rose bloeiende Hydrongee Otaksa bracht blauwe bloemen voort, doordien aan den grond, waarin ze geplant was, aluin werd toegevoegd. Een toevoeging van azijnzuurloog gaf daarentegen een duidelijk zichtbare versterking van de natuurlijke kleur. Dierlijke vergiften. „De Natuur" besprak onlangs dit onder werp. Daaraan is het volgende ontleend: In de tropen komt de vogel- of bosch- spin voor, welke door haar boet kleine dioren doet sterven. Tot de vergiftige visschen behoort de Pieterman. De eerste rugvin van dezen visch is een geducht wapen en wee denge- ne, d;e er d'oor gestoken wordt I Direct na den steek gevoelt men een hevige pijn, waarna spoedig de hand en daarna de geheele arm opzwelt. Na verloop van eenige dagen begint de pijn, die al dien tijd zeer hevig geweest is, te minderen en de getroffen deelen worden dunner. Na kor ten of langen tijd volgt dan genezing. Reeds in de oudheid was de Pieterman berucht, en nog heden ontnemen de vis- schcrs oogenblikkclijk aan dezen visch het gevaarlijko wapen. In Frankrijk en Spanje wordt zelfs toegezien door de politie, dat de Pieterman niet met zijn eerste rugvin aan de markt komt. Da padden bezitten in de huid talrijke giftklieren, die een melkachtig sap afschei den, dat vcor den mensch niet gevaarlijk schijnt te zijn en hoogstens een roode vlek op de huid veroorzaakt. Voor dieren is het echter wel vergiftig en kan verlamming veroorzaken. Eigenaardig is de wijze van vergïftiuza- meling door de bewoners van N.-Granada. Aldaar komt een bijzondere soort voor (Vorschpad), die eenigszins met een melk koe op stal zou to vergelijken zijn- Het dier wordt voorzichtig gevangen en in een bamboe-buis bewaard. Wil men nu vergif hebben, dan wordt de buis boven het vuur gehouden, waarbij het dier zich met geel sap bedekt, dat nu wordt opge vangen en voor het vergiftigen van pijlen gobruikt wordt. Het is een sterk vergifti ge stof, die een tamelijk groot dier, bijv. een klein hert, in 2 a 4 minuten kan dooden. Ook de Salamandere bezitten een vergif tige stof. Over vergiftige slangen geeft de schr. o. m. de volgende bijzonderheden. Bij alle slangen werkt het vergif niet op dezelfde manier. Zoo veroorzaakt de beet van de Groef ad ders dikwijls plaatselijk versterf. Hiertoe behooren de ratelslangen. De adders ver oorzaken zwellingen, soms over het geheele lichaam. Hiertoe behoort de gewone adder, die op onze heidevelden gevonden wordt en voor den mensch tamelijk gevaarlijk is, soms wel doodelijk. Gelukkig zijn niet alle slangen vergif tig en maken de vergiftige slechts een vierde deel uit der geheele orde. Toch zijn er niet minder dan een 60-tal soorten ver giftige slangen bekend. Het vergif is meestal een geelachtig, kle verig vocht, dat ingedroogd jaren lang de vergiftige eigenschappen behouden kan. De beet is gevaarlijker, naarmate het langer geleden is, dat het dier gebeten heeft; vandaar dat de slangen in menage rieën zeer gevaarlijk kunnen zijn. Kleurenblindheid. Het is an een kleermaker te danken, dat wij bovenstaand woord kennen, en ook het gebrek, dat bij vele menschen voorkomt, en veel onaangenaamheid kan teweegbrengen. Professor P-Hon had een ongeluk gehad met zijn jas, dat niet verholpen kon wor- i, zender dat er een stuk uitgenomen en een nieuw stuk ingezet werd. Hij liet bet kleedingstuk naar een kleermaker brengen en deze bracht bet terug, meer voldaan over zijn werk dan de eigenaar van de jas, want onze snijder had in de jas een vi.urrooden lap genaaid. Onze kleermaker stond zeer verwonderd, dat de hooggeleerde heer wat aan te mer ken bad op zijn werk Een minder geduldig man dan professor Dalton zou waarschijn lijk bet kleermakertje met \s en aJ er uit gesmeten hebben. Deze deed anders; .*ij praatte wat met desa man en het bleak, dat do man rood- blind was, dit wil zeggen, dat hij rood niet kon oe beiden. Dat kleurenblindheid soms gevaarlijk kan zijn, iduidelijk. Vele seinlichten onder scheiden zich juist door de kleur; de spoor- en wis8elwachters en machinisten, die groen en rood niet kunnen oncL scheiden, stellen anderen aan groote gevaren bloot. Merkwaardig is, dat in de onderste lagen der amenleving kleurenblindheid meer voorkomt dam in de hoogere. Denkelijk ligt dit a in de oefening van ngs af aan. On der de kinderen der volkssc'.ulen vond men m: r kleurenblinden dan or die van de andere scholen. Vrouwen lijden er min der aa.i dan mamnen en overerving van het gebrek passeert de meisjes en doet de jon gens aan. Cohn en Magnus vonden op 2C18 school meisjes 11 kleurenblinden en op °76l jon gens 76. Niet onwaarschijnlijk, dat ook bier do noodzakelijke oefening in het onderschei den van kleuren een rol speelt, Ook schijnt de kleurenblindheid onder dc Germaansche stammen meer voor te komen dan onder andere. Met de overerving, waarop wij zoo- even doelden, is het heel eigenaardig. Kin deren van kleurenblinden, zoowel zoons als dochters, zijn meestal normaalmaar de zo nen der dochters zijn kleurenblind. Snel, zeer snel verbreidde zich het schaakspel in Rusland en het verwierf zich een zoo groote populariteit, dat spreek woorden en zegswijzen ontstonden, die, aan het schaakspel ontleend nog beden in den volksmond voortleven. Iemand, die roekeloos met zijn gezond heid omspringt, voegt men toe: „Bedenk, vadertje; ge kunt wel dikwijls schaak staan, ma.r slechts één k- mat worden 1" Het schaakspel kreeg echter een bijzon der te vreezen vijand in de hooge geestelijk heid der Orthodoxe Kerk, die schaak en hazard over één kam schoor en de trawan ten der Schaakgodin met de ergste straf fen bedreigde. De strijd, dien de Kerk had aangebonden tegen de beoefening van het spel, werd steeds scherper gevoerd, wat zijn reden vond in de omstandigheid, dat on der de geestelijkheid zei c een menigte harts tochtelijke schakers waren, die geheele nachten aan het bord der 64 velden door brachten, ja zich zóó verstoutten, dat zij de kerkklokken lieten afnemen, ten einde door het luiden niet in hun overpeinzingen gestoord te worden. Natuurlijk kwamen strenge straffen voor hen af. Een land- en tijdgenoot van den Fran- schen zonnekoning, Lodewijk XIV, schreef in een brief: „Toen in 1635 een Russisch gezantschap nan het Franschs hof kwam, bleek het, dat onze schakers slechte leer lingen waren, vergeleken bij de Russen." Dat Iwan IV aan het schaakbord stierf, ia bekend. Onder den hofinentaris van dien Tsaar werden schaakspellen aange troffen van kristal, barnsteen, ivoor, visch- tanden, been, steen, zilver en goud en dienovereenkomstig ©en massa schaakbor den van het meest verschillende materiaal. De Tsaar liet steeds eenige schaakspel len op zijn reizen meevoeren, terwijl aan het hof meesters in de draai- en snijkunst vertoefden, die fijne schaakfiguren vervaar digden. De cultuur-historicus Kostomarow zegt, dat bet schaakspel in de 15de, 16de en 17de eeuw een algemeene lievelingsbezig heid der Tsaren en bojaren was Dat Peter I eveneens vaak speelde, is een feit; ook dat de veldmaarschalk Po- temkin, die zich in het algemeen zeer tot sport aangetrokken gevoelde, een har ■- tocbtelijk schaakspeler was Hij liet eens een Baltiechen schaakmeester, Karl Philip Amelung, in den laten avond van zijn >ed lichten, toen deze te St.-Petersburg ver toefde, en hem tot 's mans ontzetting naar het Taurische paleis voeren, om.... een partij met hem te spelen Van tsaar Paul I, die te Parijs vaak in cognito „Café de la Régence" bezocht, wordt de volgende anekdote verhaald Eens werd een „politiek misdadiger" voor den Keizer gevoerd in het winterpaleis. De Tsaar vroeg hem iets, keek hem daarna scherp aan en informeerde, of hij Bchaak speelde. Op het bevestigend antwoord van den misdadiger zette de Keizer zich dade lijk aan het bord en speelde drie partijen met hem, die hij alle drie verloor. Paul I 6tond op en riep: „Ge zijt een uitstekend speler, daar ge mij zelfs verslaatKutais- sow I Die man moet onmiddellijk vrijgelaten worden I Iemand, die zoo'n meester op het schaakbord is, kan onmogelijk een misdadi ger rijn." Buitengewoon dikwijls is het schaakspel den in den kerker geslotenen tot troost, ja tot redding van vertwijfeling en doodende verveling geweest. Zij kneedden zich figu ren uit brood en kloppen, naar vooraf overeengekomen systeem, hun zetten tegen den wond hunner cel. De buurman weet: 1-maal jb a; 2-maal is b, enz. De Dekabristen speelden bij Tscbita,hnn verbanningsoord, met de Burjaten en von den in ben zoo sterke tegenstanders, dat t hun nauwelijks gelukte, ze te slaan. Van de Peter-en-Paulvesting uit speelden de Dekabristen een correspondentie-partij met elkaar, de eerste van deze soort in Rusland. Het manifest op 17 October 1906 en de te gelijkertijd afgekondigde amnestie maak ten in de Taganski-gevangenis te Moskou zoo'n sterken indruk, dat zelfs „onze meest verwoede schaakspelers een oogenblik op hielden, elkander bun zetten door bet beele gevang toe te kloppen of te schreeuwen Deze Koning is met bijna alle Europee- 8che Hoven verwant. De koning -jji Engeland is zijn z' iger, de Russische tsaar zijn neef, een van zijn zoons is met een zuster van den Duitschen keizer getrouwd, een ander met een prinses van Bonaparte, een der rijkste erfdochters van Europa. Koning George maakte vele reizen naar de bevriendo Hoven en wist allerlei voor deden voor Griekenland te verkrijgen. In zijn optreden is hij zoo eenvoudig, dat men hem gerust den „meest democratischen vorst van Europa" kan noemen. Zijn minis ters stonden dikwijls versteld, wanneer hij heel kalm tusscben de menschen in de tram ging zitten. Wanneer hij te Parijs is, be woont hij een gerieflijk huis op de Plaoe Vendóme, maar volstrekt geen modern en elegant paleis. In een kleine, bescheiden werkkamer ontvangt hij zijn bezoekers; hij zegt zeer weinig, hoort liever 1 e dc i dat hij met zijn vloeiende, zachte stem zelf het gesprek voert Met zijn rustig, erngtig ge zicht en het eenvoudige, kalme voorkomen gelijkt hij een energiek man van studie, die in zijn leven veel moeiten en zorgen heeft leeren kennen. Hij is slechts vijf voet, tien duim lang en daardoor lijkt bij tus- schen zijn beide zoons, die ware reuzen zijn, heel klein. Maar door zijn lenige, beweeg lijke gestalte lijkt hij eer hun oudere bro©r dan hun vader. En deze jeugdige beweeg lijkheid blinkt ook door in de sarcastische en vroolijke blikken, die soms uit zijn an ders zoo heldere, koude oogen schieten. De ze steeds ron cijkende, steeds werkende man heeft zich nooit door den uiterlijken schijn laten verblinden, nooit aan vreemde influisteringen gehoor gegeven. Zijn leef wijze is zeer eenvoudig en gezond Hij doet veel aan sport en drinkt t>ijna in bet ge heel geen alcohol Een ontbijt met twee gangen, een half glas wijn, een sigaar, dat is het korte, nauwelijks een half uur durende maal, dat hij tot zicb neemt en zijn begeleiders aanbiedt, wanneer hij op reis is. Het diner 's avonds is natuurlijk een beetje meer ceremonieel, maar ook hier ontbreekt alle weelde De Koning zelf nee.vt de eenvoudigste spijzen en raakt nauwelijks aan zijn wijn. Gewoonlijk rookt hij niet meer dan één sigaar. Maar meer dan eten heeft bij vrije beweging en frissche luoht noodig. Niets kan hem verhinderen eiken dag een lange wandeling te maken en na

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1910 | | pagina 16