w
ZO N D AG5 BIA D
1£!D5CH DAGBLAD
No. 15302.
V
TOCH GOED!
8 Januari.
Anno 1910.
VAN HE.T
"'*41P AAL' Xj p'
^r^c<x>oo<x><x>ooo/^w^
Het speelde jaren, jaren terug.
Frankrijk kende nog een geregelden dili
gence-dienst.
De diligence, die tusschen Parijs en
Marseille reed, had juist Grenoble be
reikt, toen do jonge baron De Saint-André
naar boven klom. Hier vond bij een vrien
delijken jongen man van denzelfden leef
tijd, en bijna onmiddellijk waren beiden
vrienden. Na ongeveer een uur begonnen zij
•lkaar vertrouwelijkheden mede te deelen.
De spruit van den adellijken stam was
op weg naar Parijs om er een officiers-
brevet te koopen, zooals zijn voorouders dat
Vódr hem hadden gedaan; de ander, die
de zoon was van een rijk handelsman, ging
eveneens naar Parijs, met het doel echter,
om daar een erfgename te huwen, de
dochter van een ouden vriend van zijn va
der.
„Nu„ dat is hetzelfde ding!" riep do jon
ge baron lachende uit. „Het is voor ons
beiden een eenvoudige geldkwestie. De klei.
ne god Cupido heeft al evenmin wat met
uw zaak te maken als met de mijne
„Daar vergist ge u", antwoordde de
an,der. „Ik heb Sylvia nooit gezien, doch ik
kïeeg haar lief, voor eens en voor altijd,
toen mij voor het eerst haar portret onder
de oogen kwam. Oordeel zelf."
Hij opende een schildpadden doosje en
vol bewondering riep Saint-André uit:
„Wat een engel 1 Waarlijk, beste kerel, je
bent wel gelukkig, dat zoo'n charmant, lief
schepsel voor je is uitgekozen."
„Ik klaag ook niet", zei de toekomstige
bruidegom; „ik ga echter nu wat slapen,
;als het ten minste kan in deze miserabele,
hortende kaet. Ik moet, zoodra ik in Parijs
'kom, bij mijn toekomstigen schoonvader
gaan ontbijten, en daar ik dan natuurlijk
aan mijn aanstaande zal worden voorge-
«teld, wil ik er gaarne zoo goed mogelijk
uitzien."
Na drie dagen en twee nachten rolde de
diligence door de straten der hoofdstad en
de twee reizigers gingen naar het naastbij-
zijnde hotel en bestelden twee kamers, ten
einde wat van de vermoeiende reis uit te
rusten. Saint-André had zich juist op zijn
bed geworpen, toen hij diep gezucht hoor
de in de andere kamer en, er heen snel
lende, vond hij daar zijn vriend in doods
strijd over den vloer rondkruipen. De
bedienden werden geroepen en een genees
heer werd gehaald, die constateerde, dat
de patiënt leed aan koliek, waarschijnlijk
vóór hij van huis ging gekregen, en welke
door de vermoeienissen van de reis was
verergerd. Hij zeide, dat de ziekte zeer
ernstig was dit bleek zij ook te zijn, want,
ondanks alle zorgen, stierf de jonge man
vóór een uur verstreken was.
Saint-André stond als verslagen en toen
hij inzag, dat hij toch niets meer voor zijn
vriend doen kon, keek hij droevig naar het
ontrielde lichaam, dat op het kleine bed
in de kam er van het hotel lag. Arme kerel 1
$oo jongt co° vroolijk, met zoo'n scbitte*
rende toekomst voor zich en thans van deze
wereld weggerukt, zonder £én waarschu
wing.
Wat zou de schoone toekomstige bruid
zeggen, als zij deze droeve tijding vernam?
Saint-André zag er erg tegen op, om het
gebeurde aan de familie te gaan mededee-
len; doch er was niemand anders om deze
treurige taak te verrichten. Hij vertrok dus
en nam het koffertje van den dooden jon
geling mede.
Toen hij het prachtige gebouw bereikt
bad, vloog de voordeur open en twee be
dienden in livrei 6nelden op hem toe. De
een ontlastte hem van zijn koffer, de an
der nam zijn hoed en jas en men hoorde
op vreugdevollen toon uitroepen: „Mijn
heer, hier is uw schoonzoon eindelijk 1"
„Waarde kerel!" riep een klein, gezet,
grijs mannetje, in de vestibule söellende,
„laat me je omhelzen J" En hij drukte den
nieuwen bezoeker in verrukking aan zija
hart.
Zoodra hij weer kon ademhalen, zei
Saint-André, geheel van streek: „Pardon,
mijnheer, maar..."
„Ik neem het u niet kwalijk, dat u wat
laat gekomen bent", viel de ander in de
rede. „Kijk, het is al twaalf uren e£i het
ontbijt wordt koud. Kom binnen en üiaak
kennis met mijn dochter. Dat poesje htëeft
al uren en uren lang naar de klok gekeiken
en wacht je met ongeduld."
Onder het spreken leidde hij den jongen
man in de ontbijtkamer en zonder een
oogenblik stil te houden, voegde bij er bij:
„Mijn vrouw, oom Dorival, tante Dola-
rico; hier is eindelijk mijn schoonzoon;
Sylvia, mijn kind, heet hem welk cm..."
„Ik vraag u verschooning, mijnheer^',
riep Saint-André uit, maar wederom viel
hem zijn gastheer in de rede: „Wat! öle
wilt je toch niet op het laatste oogenblitk
nog terugtrekken, mijn goede jongen? Al
les is door mijn geachten vriend, je va
der. geregeld maar als je nu de eeu of
andere tegenwerping te maken hebt, nu,
dan zal ik die later wel van je hooten;
slecht nieuws bun je altijd bewaren. Laten
we nu aanstonds gaan ontbijten en wees
vroolijk. Kom naast me zitten, schoonzoon;
en wat denk je wel van mijn lief duifje?"
De bezoeker was jong en zeer hongerig,
daar hij sinds middernacht had gevast.
De schok van den plotselingen dood van
zijn vriend had hem wat ontzenuwd; voor
het oogenblik boog hij dus onder de kracüt
der omstandigheden.
„Er kome wat wil," zei hij tot zichzelf,
„ik kan toch de vreugde dezer goede men-
fichen niet storen; ten minste niet, totdat
zij ontbeten hebben."
Hij deelde daarom in de algemeene opge
wektheid, lachte zacht de blozende Sylvia,
de toekomstige bruid, toe en antwoordde
zonder aarzel n op de vragen van den toe
komstigen 1) schoonpapa.
„Hoe gaat het met je tante Armande,
mijn zoon?" vroeg de oude man plotseling.
„Ik herinner me haar nog als een lieve
jonge vrouw; toen ik twintig was, had ik
haar bijna lief gekregen 1 We moeten haar
in eere houden, want ze zal wel een heel
fortuintje voor haar neef nalaten,"
„Die beate tante 1" riep de jongeling
uit, op een toon van diepe ontroering, „Dsi
hoop dat ze vele, vele jaren geapaard;
blijve." En zijn vurige, wensch werd be
loond door een lieflijken blik van Sylvia'l
donkere oogen.
Tante Dolarioe hoorde heoi ook met veel
.genoegen aan.
„Hij heeft zoowel den aard als het voor
komen van een geboren edelman," fluis
terde zij tot haar broeder. „V/ie zou ooit,
gedacht hebben, dat zijn voorouders altijd
kaneel en notemuskaat verkochten?"
Oom Do rival, die de encyclopaedic las
en zeer geleerd werd gewaand, antwoordde
vinnig: „En waarom zou hij niet even
fijne gevoelens hebben als een edelman l Jij'
altijd met je dwaze opmerkingen, zus!.
Alle menschen zijn gelijk."
De klok sloeg twee en Saint-André voelde
plotseling borouw over de rol, die hij)
speelde, toen hij zich herinnerde, dat hij re-,
gelingen moest treffen voor de begrafenis
van zijn vriend en in het hotel gewacht
zou worden. Hij stond daarom van tafel op
en, mededeelende, dat hij belangrijke «raken
had af te handelen, wilde hij vertrekken,
Zijn gastheer protesteerde tevergeefs.
Sylvia keek hem in stomme v^ybazing aan,
en iedereen verzocht hem te blijven.
„Ik begrijp het niet, begon de oude
heer, zijn bezoeker tot aan de voordeur,
volgende. De jonge man viel hem in de
rede en zeide plechtig: „Ik zal het u uit
leggen. Om elf uren vanmorgen stierf ik,
na «en korten en onverwachten aanval van,
koliek en ik gaf den hoteleigenaar mijn;
woord van eer, dat mijn lijk dezen middag
zou vervoerd wordem U begrijpt dus, dat
wanneer ik nog lang wegbleef, dit niet zeer
net zou zijn."
Met deze woorden verdween hij, den
ouden vader overstelpt door verbazing!
alleen latend.
Toen de familie hooide wat bij gezegd
had, besliste zij, dat de jongeling geschertst'
had.
„Hij heeft humor," zei oom Dorival.
„Ik zal hem er geluk mee wensch en, den
eersten keer, dat ik hem weer zie. Hij zal,
hier wel bijtijds voor het souper terug zijn.''-i
Deze tijd brak echter aan en verstreek,!
doch er was geen teeken van den schoon
zoonDe familie werd nieuwsgierig ea on-]
gerust en tegen acht uren zonden zij een
bediende naar het hotel, om te vragen
naar den reiziger, die daar 's morgens per
diligence was aangekomen. De eigenaar
gaf de boodschap mede, dat bedoelde heer
om elf uren aan aoliek was gestorven en
het lijk 's namiddags begraven was. Deze
mededeeling werd met onbegrensde ver
bazing ontvangen en de kleine Sylvia
barstte uit in tranen, terwijl zij verklaarde
in den rouw te rullen gaan, als ware zij
een weduwe.
„Heft was zijn geest, die bier kwam",
zei de moeder van het meisje, op eerbie
digen toon, <Joc'.i oom Dorival haalde de
Behouden op.
•1-
"V