No. 15299. ZaEIDSCH 0AOBLAD, Woensdag: 5 Januari. Derde Blad. Anno 1.91D. PERSOVERZICHT. j In dc ,,N ieuw© Rotterdamsohe Courant" schreef de heer J. B. Meerkerk, van Sappemeer, oen ingezonden stuk, waarmede andere inzenders later hun instemming betuigden, en waarin hijT die i een" overtuigend voorstander is van de fiopeabare sohool, en het beginsel, j waarop zij berust, zijn bittere teleurstelling te kennen geeft over zekere woorden, in de dezer dagen te Leiden gehouden algemeene vergadering van den Bond van Ne- derlandsche Onderwijzers door den heer F. L. Ossendorp, Bondsvoor zitter, gesproken en door de vergadering met langdurig gejuich begroet. „Spreken zoo onze openbare onderwijzers?" vraagt hij aan het slot. „Het doet mij innig leed." ft Wij vermelden hier de opmerkingen, die do inzender aan de gewraakte passage vast knoopte. Die passage luidde: FEUILLETON. De aangenomen naam. I ring over dergelijke mooning© n uit te «pre ken en zoodoende de openbare school be schermen togen zoogenaamde vrienden, Meer ruat dagen plaatst de ,,P ro vinoiale Groninger C'ourant" boven het volgende artikel: Hoe dikwijls hebben wq van deze en gene gehoord, dat liij het betreurde, dat er nu een Zondag minder was dan anders, nu do tweede Kerstdag met Zon,dag samenviel. Dat was een rustdag minder en daarover denke men niet lioiit l Zij, die weinig druk, gehaast werk heb bon, die ten minste eenmaal per jaar, of bijv. als de onderwijzers meermalen, 1 yacantie krijgen, kunnen zioh de beteeke- nis van zoo één dag niet goed denken Maar hoe anders ;s hot met do groote, dc overgroot© meerderheid, die hard moot werken, dio weinig ot geen vacantic heeft 1 Voor hen is één (Lug meer vacantia 'n onge kende weelde, veel en veel meer dan een extra-Zondag. Want do vrije dag komt in den regel na een anderen, verdubbeld dus den gewonen rusttijd, maakt dien dubbel profijtelijk. En terwijl eoovelcn op den Zoo dag toch dikwijls nog niet geheel vrij zijn, op dien dag vaak het een of ander moeten doen wat zij in do week niet klaar kunnen krijgen, kunnen die feestdagen zulke heer lijke toegiften /Jjn, die werkelijk onbegrens de vrijheid govea. En nu ontnam de mechanisch werkende tijclregoling ons écn zoo'n dag, terwij! in 1910—1911 zelfs twee dagen eerste Kerst dag en Nieuwjaarsdag, op oen Zondag val len, zoodat wij dan twee rustdagen te kort komoiv Zou daaraan niets t© doen zijn? Zou men de ontbrekende feestdagen er niet bij kun nen maken? Zeer zeker wel. Er zal daartoe waarschijn lijk eenige pressie moeten worden uitge oefend vanwege de overiietd waarschijn lijk zullen Rijk, provincie en gemeente moe ten samenwerken om het voorbeeld te stel len, om do bevolking aan to sporen Want laat men dit over aan het particulier initia tief, dan is er kan9, dat de concurrentie zioh in de zaak mengt, dat Jan, Piet cn Klaas niet slniten,omdat zij rreezer, dat collega's ook niet zullen sluitendan ia er dus kans, dat niets van de zank terecht komt. Terwijl de overheid <fce openbare dien sten kan sluiten en met nadruk kan aan manen om een paar extra-dagen vrij te geven. Nu zal deze hervorming voor enkelen wel eeuig nadeel opleveren. Men kan zich nu eenmaal geen wettelijke regeling denken, die enkelen niet wat nadeel bezorgt. Doch over het geheel zal dit nadeel niet groot zijn, gelijk het muled, veroorzaakt door de omstandigheid, dat in een gegeven jaar de Kerstdagen en Nieuwjaar niot op Zondag vallen, ook niot groot- blijkt le zijn. Eenige moeilijkheid zal cr ongetwijfeld zijn in hot internationaal verkeer. Doch ook dit bezwaar kan niet zoo zwaar wogen,waar op andere dagen in het internationaaJ ver keer gelijksoortige moeilijkheden worden overwonnen. En zoodra men de zaak uit eeu interna tionaal oogpunt gaat bekijken, blijkt dade lijk hoezeer Nederland hier te kort komt. Is er wel één land, waar mon buiten do Zon dagen zoo weinjg vrije dagen kent als Ne derland J Overal heeft men do noodzake lijkheid gevoeld oan meer vrijo dagen te hebbenoveral heeft mon meer dagen vacantio. Van Duitschland is het bekend. Yan België spreekt het vanzelf. In Enge land is een sterke beweging om den Zator- dag meer en; meer vrij te maken en om later ingevoerde vrije dagen meer algemeen te maken. In dc Vereenigdc Staten heeft men do behoofte aai\ meer vrije dagen zóó gevoeld, dat men opzettelijk nationale feestdagen is gaan invoeren, welke aan die behoefte n,aar meerdere vrijheid moeten voldoen. Alleen in Nederland zijn er be halve do tweede Paaach- en Pinksterdagen, Hem el vaartedag, do Kerstdagen cn Nieuw jaar geen extra vrijo dagen; zelfs Goede Yrijdag wordt slechts in enkele gedeelten van ons land meer algemeen gevierd. Ver der niets en zelfs voor zoover ons bekend is niot eens een beweging om meer zulke vrije dogen te krijgen. Wij, Nederlander,, hrttren vat aa. doe» to doen; wij bemoeien o-,8 „jct t lu]. Ito kleinigheden. Bij r.cmlo lar vormingen logfion iu>og aan en maken dan van onaó pfuunen politiek, waarover wij lange jaren kunnon praten. Doch betrekkelijk eenvou dige, pracUaohe, direct- uitvoerbare maat regelen als de door ons gcwensdite, daar denken wij niet aan; laat staan, dat wij cr van spreken of er ook politiek" van ma ken. En toch zou een dcrgolijko hervor ming velen zoo welkom zijn; zou men velen zoodoende ontspanning schonken; zou men hiermee een maatregel nemen, d'e groot) tastbaar nut zou hebben. Hopen wij dus, clat dc Itegecring of oon> der Kamerleden deze zaak eoivs in do, Kamer ter sprake brengt cn ons dus \ooc 1910 reeds een dorden Kerstdag en e©«! Zondag op Oudejaar brengt. Gelukt dan dezo proef, dan zou later nog eens kunnen- overwogen worden of men njcfc zonder oeco-: nomisch nadeel liet. aantnl rustdagen wat meer zou kunnen uitbreiden. De man, die een dergelijke hervorming ter sprake zou brengen, zou op groote dankbaarheid van de harde werkers kun nen rekenen De ,,N ie uwe Rotte vdamsoho Courant'' bepleit do wensoholqkhcid' der instelling van kindorrechtbso- kon (ju\cnile courts) in ons land, die dan zouden moeten bestaan uit één enkeion' rechter. Indien ergens, dan ware hier, naar de meening van het blad, rechtspraak vanj' den allecnaprekenden rechter op haar plaate. Zoo is ook het AmerikaoDscli-'' Engelscho voorbeeld. In do verhouding tussehen den magistraat cn zijn juaticiabe- lan is hior, betoogt hot, bohoefte aan dö vriendelijkheid en tooh hooggestemde ver trouwelijkheid. welke door eon duidelijk» voel- en tastbare belangstelling uitgelok** en door zekere gemoedelijke strengheid opf peil gehouden wordt. En juiat voor zulk, eeu yerhouding is het eenvoudig staan vaal persoon tegenover persoon de natuurlijkst©^ vorm, geeft het ojll©öia4o, zoo al ni©%, stoornis, dan tcch lioht belemmering. Daan-, om zou hot Had in de wetgeving althans, do gelegenheid willen open stellen voor, eern ontwikkeling van dc londorberechtioc als rechtspraak van een u n u s judex., Zoo ergens dan ware in dezen z. i. alleottj rechtspraak als door do natuur der dingen, aangewezen. Maar daarvoor zou een wete» wijziging noodig zijn. Omdat eindigt het blad zijn eerste, artikel het solioppen van wettelijke gole- genheid tot het instellon van enkelvoudig©^ kamera speciaal niet de voorziening in ju*-<, titieelen achterstand is in verband gebrxoMT geworden, is die instelling naar do nu gel dende wet uitsluitend tot de rechtspraak in burgerlijke zaken beperkt gebleven. Maar' al kwam zij dan min of moer toevallig langs een achterweg, eigenlijk langs een, noodweg in onze rochberlijko organisatie binnen, nu zij er eenmaal ia, bestaat ©r; goedo grond om de raogolijkbeid en wen- schelijkheid van haar uitbreiding aandachtig! te overwegen. En dan schijnt ons uitbrei ding tot de kinderbereohting in strafzaken- bij uitelok doelmatig iiit het oogpunt van berechting in het buitonland heeft dc instelling juiat hierin haar oorsprong gen<K men cn bovendien legislatief zoor makkelijk. In een tweede artikel betoogt het blad, dat de invoering van alleen-reohteproak in, strafzaken tegen jeugdige personen in geert' opzicht praejudicieercn en volkomen onaangetast laten zou voor Jatcr bewaarde overweging van het donkbeold, om ook voor de oplegging van kleine Btraffen aart volwassenen, buiten de grenzen clcr tegen woordige kantongcrochtsbovoegdheid, alleen rechtspraak toe te luien. Ifet bepleit vor der aan do reohtbanken do bevoegdheid te laten om in dezen met verlof van dë Koningin, een enkelvoudige kamer'' in te stellen. Daartoe zou een kleine aanvulling, van een artikel der wet op do rechterlijke organisatie voldoende zijn. Overtuigd U zij er van, dat van de aldus geopend© gelegenheid gaarne zou worden gebruik ge mankt; dat in onze rechtbanken meer dan één rechter zou worden gevonden, die heb zich tot een voorrecht zou rekenen, wan- I „Waar Nederland door daden getoond heeft, dat ook een klein volk groot kan zijn, j waar Nederland in Eet goede andere landen j overtreft, zullen zij do openbs- re onderwijzers indien heb binnen j een bcvattingskring van hun leerlingen ligt, hun dit met graagte vertollen. Met voorliefde spreken zij de kinderen over edele daden van zelfopoffering, menschen- min en trouw, over daden, die een volk, die de mensckhcid vooruit brengen, en waar nu de vorsten uit het Huis van Oranje der gelijke daden b e dreven mogen hebben, willen zij hun in deze niets tekort doen. De heer Moerkerk nu schrijft: „Mag ik don heer Ossendorp nu eens vragen: wie zal uitmaken of een daad edel is of niet.? De „Bond?" Do heeron onder- j wijzers En waarom dan dc dominee en de pastoor niet? Op grond waarvan eischen de 'hoeren het privilegie van keurmeester? Hebben de ouders niet meer het recht to zeggen: dit en dat wil ik als edel onder wezen hebben aan mijn kind? Staan de heeren geestelijk en wetenschappelijk zóó hoog, dat zij, en zij alleen, z nil en declaree- ren: dat is edel, daarin overtreft Neder land andere landen, ens., enz. De heeren zullen spreken over „edele daden", indien het binnen den bovattingB- 1 kring van hun leerlingen ligt. Maar daar binnen komt nooit iete, tenzij men het er binnen brengt. Wat edel of niet edel is, moet wonden geloerd, de gemoederen moe ten worden geleid, de kinderen moeten loe ten onderscheiden en waard eer en. En de toon, waarop de heer Ossendorp spreekt blijkende uit het door mij gespatieerde o.a. wettigt mij te gelooven, dat de heer Ossendorp denkt: clie Oranjevorsten, nu, dat ia niet veel soeps. Welnu, ik ben geen oogendienaar,- noch vergod er van vorsten, maar ik beweer, dat de oranjevorsten als menschen beoordeeld door de besten en knapsten onder de men- sohen voor het groote meerendcel geroemd zijn en worden als uitstekende personen in liun tijd; ik beweer, dat geen geschiedenis ia te onderwijzen, noch een volk is op te voeden zonder eerbied voor de traditie en dat deze voor ons volk ten nauwste is ver knocht aan Oranje, terwijl geen kind der lagere school de geschiedenis los kan rua- ken van de personen. Het kind maalt niet om Engelsche oorlogen, maar het kent De Ruyfcer, het bewondert Tromp, het verheer lijkt Frederik Hendrik, om hun daden, om hun moed, om hun trouw. En waar ik nu den heer Ossendorp hoor spreken over „edele daden" die door hem daartoe go- stempeld zullen worden terwijl hij de Oranjes en dat Oranjekind niet zooveel aandacht schijnt waard te keuren, meteen t' overvloeit van lof voor den anarchist Fer rer van wicn ik niets kwaads wer-t en van wien hij waarschijnlijk sleohts opper vlakkige kennis bezit daar acht ik voor mij de opvoeding van het Nederlandsch<j volk n-et aan hem toevertrouwd. De heeren „kunnen den kinderen niet loeren wat boven hun bevattingsvermogen ligt", zegt de heer Ossendorp. Ik neem aan, dat dit h u n op de kinderen slaat, en zeg dan: natuurlijk niet. Maar de heeren kunnen den kinderen wel 1 e e r e n begrij SC) Toen de man in de auto zat, zei Athlyne, (lie nadacht over wat hem te doen stond, op vriendelijken toon: ,,'t Was dom van me te hard te rijden. Maar ik wilde mijn vrouw eens laten zien hoe verbazend snel de nieuwe auto wel gaan kan." Hij liad er oen bedoeling moe, dat hij dit zei. Hij wilde, dat zij doordrongen zou zijn van de noodzakelijkheid haar naam te ver zwijgen. En dit was de eenige manier om do vraag hoe zij heette op het posthuis niet ter sprake te doen komen. Jo wendde hot gelaat af. Zij wilde niet. hebben, dat iemand den donkeren blos zou zien, die haa r bij het hoor en van zijn woorden naar de wangen steeg. Ook begreep tij zijn be doeling. En zij zette een slot op baar lip pen. Toen zij het politie-p03thuis hadden be reikt, bleef Jo in de auto zitten, terwijl Ath lyne naar binnen ging. De hoofdagent was een ernstige man, al een beetje op leeftijd en niet onvriendelijk. Hij zag onmiddellijk, dat de chauffeur een heer uit den hoogen stand was. Hij was volstrekt niet verbaasd, toen Lij den naam las, die op het visitekaartje, dat Athlyne hem overhandigde, te lezen stond. Hij fronste het voorhoofd eD krabde zich achter de ooren. „Ik vrees, dat dit een beetje een lastig geval zal rijn, mijnheer de graaf. U komt pen, wat m nog niet begrepen hebben. Daar rijn d© onderwijzers voor. Er is zoo veel, dat de kinderen niet begrijpen, maar waarin ze tooh opgevoed worden door hot voorbeeld en den eerbied der ouders. En 't is gewoonweg zotternij te zeggen: do on derwijzers kunnen den kinderen niet doen gevoelen, waarom zij moeten juichen cn ju belen bij de geboorte van een Koningskind en niet bij de geboorte van een ander kind." Wie beweert zoo iete dwaas? Wie zegt, dat er niet gejuicht mag worden bij de ge boorte van een ander kind? 't Is zonde en jammer dat de omstandigheden dat jui chen soms beletten men moest kunnen jui chen en jubelen bij iedere geboorte; des te meer, des te luider wanneer er een kind ge boren wordt, waarin duizenden en duizen den tereoht een waarborg onzer onafhanke lijkheid zien. Wc leven onder menschen als menschen, met onze traditie, on/:cn aard, onzo liefde en onze vrijheidszucht, en oor- deelen met ons menschen verstand. En dat ook zegt ons, dat wij blijde moeten zijn, daar de geboorte onzer Prinses een bemin de en hooggeachte Moeder gelukkig ge maakt heeft en het vertrouwen op onze onafhankelijkheid heeft bevestigd. Wat praat is dit: Ik spreek van geen koningschap, omdat 't kind niet weten kan of een republiek beter is dan een konink rijk? Zou ik niet van liefde voor mijn vaderland mogen getuigen, omdat ik niet weet, of ik misschien gelukkiger zou gewor den zijn, wanneer ik in Marokko geboren was? Men juicht en jubelt niet alleen om edele daden, men juicht en jubelt ook om heuglijke gebeurtenissen; men kweekt niet alleen eerbied aan voor begrepen dingen, ook voor wat eerbiedwaardig is en dat later soms nooit zal begre pen worden. Het heole verslag geeft mij den indruk, dat de heer Ossendorp niets of weinig ge voelt voor onp vorstenhuis en het be droeft me, dat de onderwijzers deze tira de óók 1 n g d u r i g hebben toego- j u i c li t. De kwestie loopt niet over het zin gen vajj, onmogelijke versjes; die laat men nic.t zingen (Lat spreekt. Maar als men d© kinderen wil laten zingen alleen wat ze volkomen begrijpen, dan zullen zo hun mond kunnen houden hun leven lang. De heer Ossendorp heeft mij zeer gedaan, des to erger, daar hij mijn sympathie voor het openbaar onderwijs heeft geknakt." Over deze aangelegenheid schrijft in hetzelfde blad „Een Bondslid" het vol gende Naar aanleiding van het ingezonden stuk van den heer Meerkerk over de „neutrale" speech van den voorzitter van den „neu tralen" Onderwijzersbond, verzoek ik u ook een plaatsje. Yooral om eenig antwoord te geven op de vraag van den gcachten in zender: Zijn zóó de openbare onderwijzers? Do Bond van Ned. Oud. telt omstreeks 7000 leden. Een zeer groot deel der men schen, werkzaam bij het openbaar onder wijs, zijn niet aangesloten (hoofden van scholen mogen geen lid zijn, vele ondeTwij- zers(essen) willen het niet rijn). De niet- aangeslotenen zijn natuurlijk de lui, die het met d© Bonds-ideeën in heb algemeen niet eens zijn, die zich over de „absolute neutraliteit" waarschijnlijk nog nooit druk hebben gemaakt. Van die 7000 leden be moeien zich circa 4000 nooit met den gang van zaken, wat duidelijk uitkomt, als er een referendum wordt gehouden. Zelfs bij de gewichtige kwesties worden nooit meer dan 3000 stemmen uitgebracht. En van die 3000 bemoeien zich een vnj groot deel al leen maar in zoo verre met de zaken, dat zij stemmen. Een ijverig collega haalt de stembriefjes op z'n school wel even op. Het aantal leden, dat zich werkelijk met de zaken bezig houdt, wordt steeds kleiner. De lui, die zich niet druk maken met aller lei kwesties, welke in een onderwijzersbond aan de orde moeten komen, zullen ze ker ook weinig voélen voor de groote be langrijkheid van een op dc spits gedreven „absolute neutraliteit." Er rest dus alleen nog de categorie „trou we vergaderingbezoekers", zie zich weer laten verdeelen in ,neutral en" en van over de grens en u zult u in Ncw- Galloway te verantwoorden hebben. Het spijt me, dat ik u en mevrouw do gravin in moeilijkheid moest brengen." „Zou het niet mogelijk zijn do auto door te laten gaan? Mijn vrouw moet haar ouders vanavond aan het station te Am bleside gaan halen en zij zullen zich zeer ongerust maken als zo haar niet zien. Haar moeder is ziek en komt uit Italië, waar ze Iheel lang voor haar gezondheid is go- weest. U zou me bepaald zeer verplichten als u mijn vrouw de reis kunt laten v ort- zotten." De man schudde het hoofd en zei lang zaam ,,'t Is een heel mooie auto. Een kost baar stuk, om zoo maar mee te nemen tot over de grenzen van het rechtsgebied, van het land...." Athlyne had zijn zakportefeuille reeds voor den dag gehaald. Gelukkig had hij zich goed voorzien van geld voordat hij den tocht naar het noorden ondernam. „Ik heb duizend pond betaald voor de auto. Als ik ditzelfde bedrag eens hier on der uw berusting liet?" Do man schrikte bijna „Lieve hemel, wat zou ik, hier op dit kleine posthuisje, doen met zoo'n som gelds ergens tusschen mijn kleoren verborgen? Neen, laten we zeggen, dat u hier eeu bil jet van tien pond stort; dan geloof ik, dat het wel in orde is. Maar hoe kan mevrouw de gravin weg komen? U zult tot morgen ochtend moeten wachten." ,,0, laat dat maar gerust aan haar over. Zij kan uitstekend sturen. Maar ongelukkig genoeg heeft zij haar bewijs niet bij zich. Zij heeft het maar thuis gelaten, omdat ik „rooien". De neutralen rijn de meoeoheo, i die niete van politiek in den Bond willen weten anti-sociaal-democraten, dio voor ©en belangrijk deel natuurlijk niete verschrik- j kelijks vinden in het ringen van een Oran- jeliedje, etc. Moneer Meerkerk zal uit het bovenstaan de wel merken, dat de openbare onderwij zers in overwegend© meerderheid niet zóó zijn, als do rede van don Bondsvoor zitter zou doen vermoeden. Trouwens, het publiek krijgt, van het optreden van do on derwijzers dikwijl* een verkeerden indruk. Wat- is n.1. het geval? Een vierde of vijfde deel der leden van een afdeeling bezoekt de huishoudelijke vergadoring. Wie zijn steeds present? Natuurlijk de „rooien", de mannen, die dolgraag op de barricaden leven, met monden als stukken gesohut, on vermoeid© propagandisten. Hun wensohen worden dan ook zeer dikwijls bevredigd. Maar het publiek weet niet, dat de ver- gadermgsmeerderheid niet gelijk is aan d© afdeelingameerderheid. „Dan moeten de andersdenkenden maar tor vergadoring ko men" zegt u. Zeer juist, dat zeggen de socialisten ook. Doch dat gebeurt nu eenmaal niet. Niet ieder is zoo verslaafd «an een vergadering als een „rooie". Op de huish. verg. wor den ook de afgevaardigden naar de Alge meen© gekozen Wie? Natuurlijk de trou we vergaderingbezoekers, de „boete" Bondsleden, do voormannen met het groo te woord, geoonfijt ook in de theorieën. En als dan eon goedsprekend voorzitter los komt, wordt hij daverend door de gelijkge zinde broeders toegejuicht. Vuurwerk wordt steeds erg mooi gevondenEn pro testen lator? Och, de groote massa is zoo laks. Het had bijv. heel weinig gescheeld, of dit geschrijf was ook in de pen gobleven. U zult misschien vragen, waarom gaan de leden, die het met zóó iets niet eens rijn, dan don Bond niet uit. Een voudig hierom, dat d© Bond ver scheidene programpunten heeft, waar ieder onderwijzer het wel mee eens zal zijn, en er zeker weinigen worden aangetroffen, in welke veroeniging ook, die volkomen in stemmen met elk punt van actie. Ik lioop, dat ik den geaohten inzender ten minste eenigsrins bevredigd heb door mijn geschrijf, want ook ik zou het dood jammer vinden, als de Bond door zijn wer ken de groote vijand van de openbare school zou worden. De heer G. Maathuis sohrijft: Na de ergernis, bij mij opgewekt door de woorden van den heer Van Ossendorp, op de laatste algemeone vergadoring van den Bond v. Nederl. Onderwijzers, was hot mij aangenaam ernstige protesten tegen die uiting te lezen van warme voorstanders van het openbaar onderwijs. Ik ben innig overtuigd, dat de uitgespro ken meening Yan den heer O. door do over groote meerderheid van de openbare on derwijzers ten sterkste afgekeurd woTclt. Ik memoreer hier slechte het feit, dat de so ciaal -demo erotisch e onder wijzers-vereeni- ging hier te lando na een kort en kom mervol bestaan aan bloedarmoede is over leden. Nu gaat hot echter niet aan, dat in een Voreeniging van openbare onderwijzers een lijdzame meerderheid duldt-, dat oen voor zitter in functie zich anti-nationaal uitlaat. Voor zoo'n daad is heel de Voreeniging ver antwoordelijk. Mij dunkt, de leden van den Bond kunnen daaraan slechte op twee wij zen ontkomen. Of zij moeten een motdo van afkeuring tegen den voorzitter uitlokken en dc wen- schelijkheid uitdrukken van rijn onmiddel lijk aftreden; óf zij moeten niet langer door hun lidmaatschap een Veroeniging 6beunen, die het openbaar onderwijs ernstig bena deelt. Ook andere vereeuigingen van openbare onderwijzers hebben een ernstigon plicht te vervullen. Heb is wel niet aangenaam de uitingen iu een zustervereeniging tc oon- troleeren en af te keuren. Maar waar zoo'n zustervereeniging het vertrouwen in het openbaar onderwijs ernstig ondermijnt, daar mogen de andere Vcreenigingen geen oogonblik dralen om haar onverholen afkeu- zou chauffeeron en het mijne tooh bij me had." Hij zei dit om te voorkomen, dat men haar naar aanleiding van dit verzuim vra gen zou doen, in welk geval er nog meer moeilijkheden zouden kunnen verrijzen. „O zoo 1 Dan Is dat in orde. Als ze er mevrouw nu onderweg maar niet naar vra gen. Maar laten we maar het beste hopen." „Denkt u, dat ze onmiddellijk zal kun nen vertrekken? Het is nog ver en het be gint laat te worden. U zou me een groot genoegen doen, als u do zaken zoo kon schikken, dat ze zoo spoedig mogelijk kan weggaan." De dienaar van het gereoht was nog on der den indruk van do zakportefeuille. „Ik zal zien wat ik voor u doen kan!" Hij ging naar buiten, gevolgd door Ath lyne, bleef voor do automobiel stilstaan en zei, de hand aan de pet brengende „Neem me niet kwalijk, mevrouw, u is mijnheer zijn vrouw, nietwaar?" Zij was blij, dat zij haar motorvoile voor had, zoodat hij haar trekken niet goed kon oindereaheióien. Ja, ik dacht, dat mijn man u dat reeds had gezegd," antwoordde zij. Er kwam een trilling in haar stem, toen zij de woor den „mijn man" uitsprak, maar hij merkte het niet op. Op eerbiedigen toon vervolg- ,de hij: „Dat is ook zoo. mevrouw. Maar hot is mijn plicht mij nog eens van het feit te ver gewissen, omdat u straks tot buiten de grens van het rechtsgebied gaat. Mijnheer zegt, dat u uw bewijs hebt thuis gelaten. Maar daar ik hoor, dat u mijnheers vrouw bent, zal ik dit maar aannemen en u ver gunning geven dadelijk te vertrekken. Mijn heer moet hier blij'ven; maar ik geloof wel dat er kans is, dat hij niot zoo lang zal behoeven te blijven als wij eerst vreesden Uw dienaar, mevrouw," Weer bracht hij do hand aan zijn pet en ging het politie-poethuïs weer in. Athlyne trad naar voren en zei zacht jes, want de politie-agent, die hem had ge arresteerd, stond nu voor de deur: „Jo zult toch voorzichtig zijn, nietwaar lieveling? Het kan best zijn, dat jo nog bijtijds komt. Maar bon jo te laat en ia je vader boos, vertel hem dan zoo min moge lijk. Jammer genoeg moet ik hier blijven, maar ik zal doen wat ik kan om te makon, dat alles gauw in orde komt. Ik zal mor genochtend wel weer bij je zijn, maar niet zoo heel vroeg. Vergeet niot je vader te telegrapheercn, als je oponthoud hebt of zekor bent, dat jo niet meer bijtijds kunt aankomen. „Daar de tijd nog zoo kort is," vervolg de hij nu op luideren toon, opdat de poli- tie-agent hem zou verstaan, „en we nu het gevaar van al te hard rijden hebben lecren kennen, moet je maar, als je Carlisle be reikt hebt, vragen of je niot beter doet met over Penrith terug te keeren. Die weg is eenige mijlen korter dan die over Pat- terdale." De agent die deze woorden hoorde, en die de zakportefeuille had gezien trad nu naar voren en bracht weer beleefd de hand aan de pet: „Als ik mevrouw raad mag geven, zou ik dit zeggen: als mevouw den weg naar Dumfries noemt over Ken Brig en CJroc- ketford, zal mevrouw veel tijd uitwinnen." Athlyne knikte on stak de hand in den aak. De man ging het pos mis binnen. „Ik wou, dat je do auto good kende, fluisterde Athlyne haar nog toe. „Maar we moeten hot er op wagon." Nog terwijl hij sprak draaide hij den handel reods om. Jo antwoordde zachtjes: „Adieu, Bchatl" Vastberaden legde zij dc hand op hot stuur en weg reed zij. Athlyne zag de auto na tot zij uit het gezioht was. Toen ging hij naar het post huis terug. „En vertel me nu eons, is er niets, dat wo doen kunnen om dc zaken zoo gauw mo gelijk af to handelen?" vroeg hij nu aan den agent. „U ziet, dat ik alles heb gedaan wat do wet mij voorsohreef, nadab ik haar bij ODgeluk oven overtreden had. Ik ver lang vurig zoo gauw mogelijk naar huis to kunnen gaan, want morgenochtend heb ik zeer dringende bezigheden af te doen. Ik zal natuurlijk alles doen wat cr van mij wordt verlangd. Maar ik zal u zeer dank baar rijn, als ik hier gauw on zonder dat er verder eenige ophef van wordt gemaakt, vandaan kan gaan." „Nu, ik'denk wel, dat het zal loeloopen., Ik zelf kan eigenlijk niet in deze zaak be slissen, maar ik geloof, (lat de Sherif van Galloway hior binnen een halfuurtje komt, Wanneer het markt is to Costlo Douglas, komt hij hier bijna altijd langs. Ik zal good opletten of hij ook voorbijgaat. Hot i* een beste man. Ik denk niet, dat hij het mijn heer den graaf erg moeilijk zal maken. Ln het sou me niet verwonderen, of u kunt vóór den nacht weer wog." (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1910 | | pagina 9