No. 15299. ZaEIDSCH 0AOBLAD, Woensdag: 5 Januari. Derde Blad.
Anno 1.91D.
PERSOVERZICHT.
j In dc ,,N ieuw© Rotterdamsohe
Courant" schreef de heer J. B.
Meerkerk, van Sappemeer, oen ingezonden
stuk, waarmede andere inzenders later hun
instemming betuigden, en waarin hijT die
i een" overtuigend voorstander is van de
fiopeabare sohool, en het beginsel,
j waarop zij berust, zijn bittere teleurstelling
te kennen geeft over zekere woorden, in de
dezer dagen te Leiden gehouden algemeene
vergadering van den Bond van Ne-
derlandsche Onderwijzers
door den heer F. L. Ossendorp, Bondsvoor
zitter, gesproken en door de vergadering
met langdurig gejuich begroet. „Spreken
zoo onze openbare onderwijzers?" vraagt
hij aan het slot. „Het doet mij innig leed."
ft Wij vermelden hier de opmerkingen, die
do inzender aan de gewraakte passage vast
knoopte. Die passage luidde:
FEUILLETON.
De aangenomen naam.
I
ring over dergelijke mooning© n uit te «pre
ken en zoodoende de openbare school be
schermen togen zoogenaamde vrienden,
Meer ruat dagen plaatst de ,,P ro
vinoiale Groninger C'ourant"
boven het volgende artikel:
Hoe dikwijls hebben wq van deze en gene
gehoord, dat liij het betreurde, dat er nu
een Zondag minder was dan anders, nu do
tweede Kerstdag met Zon,dag samenviel.
Dat was een rustdag minder en daarover
denke men niet lioiit l
Zij, die weinig druk, gehaast werk heb
bon, die ten minste eenmaal per jaar, of
bijv. als de onderwijzers meermalen,
1 yacantie krijgen, kunnen zioh de beteeke-
nis van zoo één dag niet goed denken
Maar hoe anders ;s hot met do groote, dc
overgroot© meerderheid, die hard moot
werken, dio weinig ot geen vacantic heeft 1
Voor hen is één (Lug meer vacantia 'n onge
kende weelde, veel en veel meer dan een
extra-Zondag. Want do vrije dag komt in
den regel na een anderen, verdubbeld dus
den gewonen rusttijd, maakt dien dubbel
profijtelijk. En terwijl eoovelcn op den Zoo
dag toch dikwijls nog niet geheel vrij zijn,
op dien dag vaak het een of ander moeten
doen wat zij in do week niet klaar kunnen
krijgen, kunnen die feestdagen zulke heer
lijke toegiften /Jjn, die werkelijk onbegrens
de vrijheid govea.
En nu ontnam de mechanisch werkende
tijclregoling ons écn zoo'n dag, terwij! in
1910—1911 zelfs twee dagen eerste Kerst
dag en Nieuwjaarsdag, op oen Zondag val
len, zoodat wij dan twee rustdagen te kort
komoiv
Zou daaraan niets t© doen zijn? Zou men
de ontbrekende feestdagen er niet bij kun
nen maken?
Zeer zeker wel. Er zal daartoe waarschijn
lijk eenige pressie moeten worden uitge
oefend vanwege de overiietd waarschijn
lijk zullen Rijk, provincie en gemeente moe
ten samenwerken om het voorbeeld te stel
len, om do bevolking aan to sporen Want
laat men dit over aan het particulier initia
tief, dan is er kan9, dat de concurrentie
zioh in de zaak mengt, dat Jan, Piet cn
Klaas niet slniten,omdat zij rreezer, dat
collega's ook niet zullen sluitendan ia er
dus kans, dat niets van de zank terecht
komt. Terwijl de overheid <fce openbare dien
sten kan sluiten en met nadruk kan aan
manen om een paar extra-dagen vrij te
geven.
Nu zal deze hervorming voor enkelen wel
eeuig nadeel opleveren. Men kan zich nu
eenmaal geen wettelijke regeling denken,
die enkelen niet wat nadeel bezorgt. Doch
over het geheel zal dit nadeel niet groot
zijn, gelijk het muled, veroorzaakt door
de omstandigheid, dat in een gegeven jaar
de Kerstdagen en Nieuwjaar niot op Zondag
vallen, ook niot groot- blijkt le zijn.
Eenige moeilijkheid zal cr ongetwijfeld
zijn in hot internationaal verkeer. Doch ook
dit bezwaar kan niet zoo zwaar wogen,waar
op andere dagen in het internationaaJ ver
keer gelijksoortige moeilijkheden worden
overwonnen.
En zoodra men de zaak uit eeu interna
tionaal oogpunt gaat bekijken, blijkt dade
lijk hoezeer Nederland hier te kort komt.
Is er wel één land, waar mon buiten do Zon
dagen zoo weinjg vrije dagen kent als Ne
derland J Overal heeft men do noodzake
lijkheid gevoeld oan meer vrijo dagen te
hebbenoveral heeft mon meer dagen
vacantio. Van Duitschland is het bekend.
Yan België spreekt het vanzelf. In Enge
land is een sterke beweging om den Zator-
dag meer en; meer vrij te maken en om
later ingevoerde vrije dagen meer algemeen
te maken. In dc Vereenigdc Staten heeft
men do behoofte aai\ meer vrije dagen zóó
gevoeld, dat men opzettelijk nationale
feestdagen is gaan invoeren, welke aan die
behoefte n,aar meerdere vrijheid moeten
voldoen. Alleen in Nederland zijn er be
halve do tweede Paaach- en Pinksterdagen,
Hem el vaartedag, do Kerstdagen cn Nieuw
jaar geen extra vrijo dagen; zelfs Goede
Yrijdag wordt slechts in enkele gedeelten
van ons land meer algemeen gevierd. Ver
der niets en zelfs voor zoover ons bekend
is niot eens een beweging om meer
zulke vrije dogen te krijgen.
Wij, Nederlander,, hrttren vat aa.
doe» to doen; wij bemoeien o-,8 „jct t lu].
Ito kleinigheden. Bij r.cmlo lar vormingen
logfion iu>og aan en maken dan van onaó
pfuunen politiek, waarover wij lange jaren
kunnon praten. Doch betrekkelijk eenvou
dige, pracUaohe, direct- uitvoerbare maat
regelen als de door ons gcwensdite, daar
denken wij niet aan; laat staan, dat wij cr
van spreken of er ook politiek" van ma
ken. En toch zou een dcrgolijko hervor
ming velen zoo welkom zijn; zou men velen
zoodoende ontspanning schonken; zou men
hiermee een maatregel nemen, d'e groot)
tastbaar nut zou hebben.
Hopen wij dus, clat dc Itegecring of oon>
der Kamerleden deze zaak eoivs in do,
Kamer ter sprake brengt cn ons dus \ooc
1910 reeds een dorden Kerstdag en e©«!
Zondag op Oudejaar brengt. Gelukt dan
dezo proef, dan zou later nog eens kunnen-
overwogen worden of men njcfc zonder oeco-:
nomisch nadeel liet. aantnl rustdagen wat
meer zou kunnen uitbreiden.
De man, die een dergelijke hervorming
ter sprake zou brengen, zou op groote
dankbaarheid van de harde werkers kun
nen rekenen
De ,,N ie uwe Rotte vdamsoho
Courant'' bepleit do wensoholqkhcid'
der instelling van kindorrechtbso-
kon (ju\cnile courts) in ons land, die dan
zouden moeten bestaan uit één enkeion'
rechter. Indien ergens, dan ware hier, naar
de meening van het blad, rechtspraak vanj'
den allecnaprekenden rechter op haar
plaate. Zoo is ook het AmerikaoDscli-''
Engelscho voorbeeld. In do verhouding
tussehen den magistraat cn zijn juaticiabe-
lan is hior, betoogt hot, bohoefte aan dö
vriendelijkheid en tooh hooggestemde ver
trouwelijkheid. welke door eon duidelijk»
voel- en tastbare belangstelling uitgelok**
en door zekere gemoedelijke strengheid opf
peil gehouden wordt. En juiat voor zulk,
eeu yerhouding is het eenvoudig staan vaal
persoon tegenover persoon de natuurlijkst©^
vorm, geeft het ojll©öia4o, zoo al ni©%,
stoornis, dan tcch lioht belemmering. Daan-,
om zou hot Had in de wetgeving althans,
do gelegenheid willen open stellen voor,
eern ontwikkeling van dc londorberechtioc
als rechtspraak van een u n u s judex.,
Zoo ergens dan ware in dezen z. i. alleottj
rechtspraak als door do natuur der dingen,
aangewezen. Maar daarvoor zou een wete»
wijziging noodig zijn.
Omdat eindigt het blad zijn eerste,
artikel het solioppen van wettelijke gole-
genheid tot het instellon van enkelvoudig©^
kamera speciaal niet de voorziening in ju*-<,
titieelen achterstand is in verband gebrxoMT
geworden, is die instelling naar do nu gel
dende wet uitsluitend tot de rechtspraak in
burgerlijke zaken beperkt gebleven. Maar'
al kwam zij dan min of moer toevallig
langs een achterweg, eigenlijk langs een,
noodweg in onze rochberlijko organisatie
binnen, nu zij er eenmaal ia, bestaat ©r;
goedo grond om de raogolijkbeid en wen-
schelijkheid van haar uitbreiding aandachtig!
te overwegen. En dan schijnt ons uitbrei
ding tot de kinderbereohting in strafzaken-
bij uitelok doelmatig iiit het oogpunt van
berechting in het buitonland heeft dc
instelling juiat hierin haar oorsprong gen<K
men cn bovendien legislatief zoor
makkelijk.
In een tweede artikel betoogt het blad,
dat de invoering van alleen-reohteproak in,
strafzaken tegen jeugdige personen in geert'
opzicht praejudicieercn en volkomen
onaangetast laten zou voor Jatcr bewaarde
overweging van het donkbeold, om ook
voor de oplegging van kleine Btraffen aart
volwassenen, buiten de grenzen clcr tegen
woordige kantongcrochtsbovoegdheid, alleen
rechtspraak toe te luien. Ifet bepleit vor
der aan do reohtbanken do bevoegdheid te
laten om in dezen met verlof van dë
Koningin, een enkelvoudige kamer'' in te
stellen. Daartoe zou een kleine aanvulling,
van een artikel der wet op do rechterlijke
organisatie voldoende zijn. Overtuigd U
zij er van, dat van de aldus geopend©
gelegenheid gaarne zou worden gebruik ge
mankt; dat in onze rechtbanken meer dan
één rechter zou worden gevonden, die heb
zich tot een voorrecht zou rekenen, wan-
I „Waar Nederland door daden getoond
heeft, dat ook een klein volk groot kan zijn,
j waar Nederland in Eet goede andere landen
j overtreft, zullen zij do openbs-
re onderwijzers indien heb binnen
j een bcvattingskring van hun leerlingen
ligt, hun dit met graagte vertollen. Met
voorliefde spreken zij de kinderen over
edele daden van zelfopoffering, menschen-
min en trouw, over daden, die een volk, die
de mensckhcid vooruit brengen, en waar
nu de vorsten uit het Huis van Oranje der
gelijke daden b e dreven mogen
hebben, willen zij hun in deze niets
tekort doen.
De heer Moerkerk nu schrijft:
„Mag ik don heer Ossendorp nu eens
vragen: wie zal uitmaken of een daad edel
is of niet.? De „Bond?" Do heeron onder-
j wijzers En waarom dan dc dominee en de
pastoor niet? Op grond waarvan eischen de
'hoeren het privilegie van keurmeester?
Hebben de ouders niet meer het recht to
zeggen: dit en dat wil ik als edel onder
wezen hebben aan mijn kind? Staan de
heeren geestelijk en wetenschappelijk zóó
hoog, dat zij, en zij alleen, z nil en declaree-
ren: dat is edel, daarin overtreft Neder
land andere landen, ens., enz.
De heeren zullen spreken over „edele
daden", indien het binnen den bovattingB-
1 kring van hun leerlingen ligt. Maar daar
binnen komt nooit iete, tenzij men het er
binnen brengt. Wat edel of niet edel is,
moet wonden geloerd, de gemoederen moe
ten worden geleid, de kinderen moeten loe
ten onderscheiden en waard eer en. En de
toon, waarop de heer Ossendorp spreekt
blijkende uit het door mij gespatieerde
o.a. wettigt mij te gelooven, dat de heer
Ossendorp denkt: clie Oranjevorsten, nu,
dat ia niet veel soeps.
Welnu, ik ben geen oogendienaar,- noch
vergod er van vorsten, maar ik beweer, dat
de oranjevorsten als menschen beoordeeld
door de besten en knapsten onder de men-
sohen voor het groote meerendcel geroemd
zijn en worden als uitstekende personen in
liun tijd; ik beweer, dat geen geschiedenis
ia te onderwijzen, noch een volk is op te
voeden zonder eerbied voor de traditie en
dat deze voor ons volk ten nauwste is ver
knocht aan Oranje, terwijl geen kind der
lagere school de geschiedenis los kan rua-
ken van de personen. Het kind maalt niet
om Engelsche oorlogen, maar het kent De
Ruyfcer, het bewondert Tromp, het verheer
lijkt Frederik Hendrik, om hun daden, om
hun moed, om hun trouw. En waar ik nu
den heer Ossendorp hoor spreken over
„edele daden" die door hem daartoe go-
stempeld zullen worden terwijl hij de
Oranjes en dat Oranjekind niet zooveel
aandacht schijnt waard te keuren, meteen
t' overvloeit van lof voor den anarchist Fer
rer van wicn ik niets kwaads wer-t en
van wien hij waarschijnlijk sleohts opper
vlakkige kennis bezit daar acht ik voor
mij de opvoeding van het Nederlandsch<j
volk n-et aan hem toevertrouwd.
De heeren „kunnen den kinderen niet
loeren wat boven hun bevattingsvermogen
ligt", zegt de heer Ossendorp. Ik neem
aan, dat dit h u n op de kinderen slaat, en
zeg dan: natuurlijk niet. Maar de heeren
kunnen den kinderen wel 1 e e r e n begrij
SC)
Toen de man in de auto zat, zei Athlyne,
(lie nadacht over wat hem te doen stond,
op vriendelijken toon:
,,'t Was dom van me te hard te rijden.
Maar ik wilde mijn vrouw eens laten zien
hoe verbazend snel de nieuwe auto wel gaan
kan."
Hij liad er oen bedoeling moe, dat hij dit
zei. Hij wilde, dat zij doordrongen zou zijn
van de noodzakelijkheid haar naam te ver
zwijgen. En dit was de eenige manier om
do vraag hoe zij heette op het posthuis
niet ter sprake te doen komen. Jo wendde
hot gelaat af. Zij wilde niet. hebben, dat
iemand den donkeren blos zou zien, die
haa r bij het hoor en van zijn woorden naar
de wangen steeg. Ook begreep tij zijn be
doeling. En zij zette een slot op baar lip
pen.
Toen zij het politie-p03thuis hadden be
reikt, bleef Jo in de auto zitten, terwijl Ath
lyne naar binnen ging.
De hoofdagent was een ernstige man, al
een beetje op leeftijd en niet onvriendelijk.
Hij zag onmiddellijk, dat de chauffeur een
heer uit den hoogen stand was. Hij was
volstrekt niet verbaasd, toen Lij den naam
las, die op het visitekaartje, dat Athlyne
hem overhandigde, te lezen stond. Hij
fronste het voorhoofd eD krabde zich achter
de ooren.
„Ik vrees, dat dit een beetje een lastig
geval zal rijn, mijnheer de graaf. U komt
pen, wat m nog niet begrepen hebben.
Daar rijn d© onderwijzers voor. Er is zoo
veel, dat de kinderen niet begrijpen, maar
waarin ze tooh opgevoed worden door hot
voorbeeld en den eerbied der ouders. En 't
is gewoonweg zotternij te zeggen: do on
derwijzers kunnen den kinderen niet doen
gevoelen, waarom zij moeten juichen cn ju
belen bij de geboorte van een Koningskind
en niet bij de geboorte van een ander
kind."
Wie beweert zoo iete dwaas? Wie zegt,
dat er niet gejuicht mag worden bij de ge
boorte van een ander kind? 't Is zonde en
jammer dat de omstandigheden dat jui
chen soms beletten men moest kunnen jui
chen en jubelen bij iedere geboorte; des te
meer, des te luider wanneer er een kind ge
boren wordt, waarin duizenden en duizen
den tereoht een waarborg onzer onafhanke
lijkheid zien. Wc leven onder menschen als
menschen, met onze traditie, on/:cn aard,
onzo liefde en onze vrijheidszucht, en oor-
deelen met ons menschen verstand. En dat
ook zegt ons, dat wij blijde moeten zijn,
daar de geboorte onzer Prinses een bemin
de en hooggeachte Moeder gelukkig ge
maakt heeft en het vertrouwen op onze
onafhankelijkheid heeft bevestigd.
Wat praat is dit: Ik spreek van geen
koningschap, omdat 't kind niet weten kan
of een republiek beter is dan een konink
rijk? Zou ik niet van liefde voor mijn
vaderland mogen getuigen, omdat ik niet
weet, of ik misschien gelukkiger zou gewor
den zijn, wanneer ik in Marokko geboren
was? Men juicht en jubelt niet alleen om
edele daden, men juicht en jubelt ook om
heuglijke gebeurtenissen; men kweekt
niet alleen eerbied aan voor begrepen
dingen, ook voor wat eerbiedwaardig is en
dat later soms nooit zal begre
pen worden.
Het heole verslag geeft mij den indruk,
dat de heer Ossendorp niets of weinig ge
voelt voor onp vorstenhuis en het be
droeft me, dat de onderwijzers deze tira
de óók 1 n g d u r i g hebben toego-
j u i c li t.
De kwestie loopt niet over het zin
gen vajj, onmogelijke versjes; die laat men
nic.t zingen (Lat spreekt. Maar als men d©
kinderen wil laten zingen alleen wat ze
volkomen begrijpen, dan zullen zo hun
mond kunnen houden hun leven lang.
De heer Ossendorp heeft mij zeer gedaan,
des to erger, daar hij mijn sympathie voor
het openbaar onderwijs heeft geknakt."
Over deze aangelegenheid schrijft in
hetzelfde blad „Een Bondslid" het vol
gende
Naar aanleiding van het ingezonden stuk
van den heer Meerkerk over de „neutrale"
speech van den voorzitter van den „neu
tralen" Onderwijzersbond, verzoek ik u ook
een plaatsje. Yooral om eenig antwoord te
geven op de vraag van den gcachten in
zender: Zijn zóó de openbare onderwijzers?
Do Bond van Ned. Oud. telt omstreeks
7000 leden. Een zeer groot deel der men
schen, werkzaam bij het openbaar onder
wijs, zijn niet aangesloten (hoofden van
scholen mogen geen lid zijn, vele ondeTwij-
zers(essen) willen het niet rijn). De niet-
aangeslotenen zijn natuurlijk de lui, die
het met d© Bonds-ideeën in heb algemeen
niet eens zijn, die zich over de „absolute
neutraliteit" waarschijnlijk nog nooit druk
hebben gemaakt. Van die 7000 leden be
moeien zich circa 4000 nooit met den gang
van zaken, wat duidelijk uitkomt, als er
een referendum wordt gehouden. Zelfs bij
de gewichtige kwesties worden nooit meer
dan 3000 stemmen uitgebracht. En van die
3000 bemoeien zich een vnj groot deel al
leen maar in zoo verre met de zaken, dat
zij stemmen. Een ijverig collega haalt
de stembriefjes op z'n school wel even op.
Het aantal leden, dat zich werkelijk met de
zaken bezig houdt, wordt steeds kleiner.
De lui, die zich niet druk maken met aller
lei kwesties, welke in een onderwijzersbond
aan de orde moeten komen, zullen ze
ker ook weinig voélen voor de groote be
langrijkheid van een op dc spits gedreven
„absolute neutraliteit."
Er rest dus alleen nog de categorie „trou
we vergaderingbezoekers", zie zich weer
laten verdeelen in ,neutral en" en
van over de grens en u zult u in Ncw-
Galloway te verantwoorden hebben. Het
spijt me, dat ik u en mevrouw do gravin
in moeilijkheid moest brengen."
„Zou het niet mogelijk zijn do auto door
te laten gaan? Mijn vrouw moet haar
ouders vanavond aan het station te Am
bleside gaan halen en zij zullen zich zeer
ongerust maken als zo haar niet zien. Haar
moeder is ziek en komt uit Italië, waar ze
Iheel lang voor haar gezondheid is go-
weest. U zou me bepaald zeer verplichten
als u mijn vrouw de reis kunt laten v ort-
zotten."
De man schudde het hoofd en zei lang
zaam
,,'t Is een heel mooie auto. Een kost
baar stuk, om zoo maar mee te nemen tot
over de grenzen van het rechtsgebied, van
het land...."
Athlyne had zijn zakportefeuille reeds
voor den dag gehaald. Gelukkig had hij
zich goed voorzien van geld voordat hij
den tocht naar het noorden ondernam.
„Ik heb duizend pond betaald voor de
auto. Als ik ditzelfde bedrag eens hier on
der uw berusting liet?"
Do man schrikte bijna
„Lieve hemel, wat zou ik, hier op dit
kleine posthuisje, doen met zoo'n som gelds
ergens tusschen mijn kleoren verborgen?
Neen, laten we zeggen, dat u hier eeu bil
jet van tien pond stort; dan geloof ik, dat
het wel in orde is. Maar hoe kan mevrouw
de gravin weg komen? U zult tot morgen
ochtend moeten wachten."
,,0, laat dat maar gerust aan haar over.
Zij kan uitstekend sturen. Maar ongelukkig
genoeg heeft zij haar bewijs niet bij zich.
Zij heeft het maar thuis gelaten, omdat ik
„rooien". De neutralen rijn de meoeoheo, i
die niete van politiek in den Bond willen
weten anti-sociaal-democraten, dio voor ©en
belangrijk deel natuurlijk niete verschrik- j
kelijks vinden in het ringen van een Oran-
jeliedje, etc.
Moneer Meerkerk zal uit het bovenstaan
de wel merken, dat de openbare onderwij
zers in overwegend© meerderheid niet
zóó zijn, als do rede van don Bondsvoor
zitter zou doen vermoeden. Trouwens, het
publiek krijgt, van het optreden van do on
derwijzers dikwijl* een verkeerden indruk.
Wat- is n.1. het geval? Een vierde of vijfde
deel der leden van een afdeeling bezoekt
de huishoudelijke vergadoring. Wie zijn
steeds present? Natuurlijk de „rooien",
de mannen, die dolgraag op de barricaden
leven, met monden als stukken gesohut, on
vermoeid© propagandisten. Hun wensohen
worden dan ook zeer dikwijls bevredigd.
Maar het publiek weet niet, dat de ver-
gadermgsmeerderheid niet gelijk is aan d©
afdeelingameerderheid. „Dan moeten de
andersdenkenden maar tor vergadoring ko
men" zegt u.
Zeer juist, dat zeggen de socialisten ook.
Doch dat gebeurt nu eenmaal niet. Niet
ieder is zoo verslaafd «an een vergadering
als een „rooie". Op de huish. verg. wor
den ook de afgevaardigden naar de Alge
meen© gekozen Wie? Natuurlijk de trou
we vergaderingbezoekers, de „boete"
Bondsleden, do voormannen met het groo
te woord, geoonfijt ook in de theorieën. En
als dan eon goedsprekend voorzitter los
komt, wordt hij daverend door de gelijkge
zinde broeders toegejuicht. Vuurwerk
wordt steeds erg mooi gevondenEn pro
testen lator? Och, de groote massa is zoo
laks. Het had bijv. heel weinig gescheeld,
of dit geschrijf was ook in de pen gobleven.
U zult misschien vragen, waarom gaan de
leden, die het met zóó iets niet eens
rijn, dan don Bond niet uit. Een
voudig hierom, dat d© Bond ver
scheidene programpunten heeft, waar
ieder onderwijzer het wel mee eens zal zijn,
en er zeker weinigen worden aangetroffen,
in welke veroeniging ook, die volkomen in
stemmen met elk punt van actie.
Ik lioop, dat ik den geaohten inzender
ten minste eenigsrins bevredigd heb door
mijn geschrijf, want ook ik zou het dood
jammer vinden, als de Bond door zijn wer
ken de groote vijand van de openbare school
zou worden.
De heer G. Maathuis sohrijft:
Na de ergernis, bij mij opgewekt door de
woorden van den heer Van Ossendorp, op
de laatste algemeone vergadoring van den
Bond v. Nederl. Onderwijzers, was hot mij
aangenaam ernstige protesten tegen die
uiting te lezen van warme voorstanders van
het openbaar onderwijs.
Ik ben innig overtuigd, dat de uitgespro
ken meening Yan den heer O. door do over
groote meerderheid van de openbare on
derwijzers ten sterkste afgekeurd woTclt. Ik
memoreer hier slechte het feit, dat de so
ciaal -demo erotisch e onder wijzers-vereeni-
ging hier te lando na een kort en kom
mervol bestaan aan bloedarmoede is over
leden.
Nu gaat hot echter niet aan, dat in een
Voreeniging van openbare onderwijzers een
lijdzame meerderheid duldt-, dat oen voor
zitter in functie zich anti-nationaal uitlaat.
Voor zoo'n daad is heel de Voreeniging ver
antwoordelijk. Mij dunkt, de leden van den
Bond kunnen daaraan slechte op twee wij
zen ontkomen.
Of zij moeten een motdo van afkeuring
tegen den voorzitter uitlokken en dc wen-
schelijkheid uitdrukken van rijn onmiddel
lijk aftreden; óf zij moeten niet langer door
hun lidmaatschap een Veroeniging 6beunen,
die het openbaar onderwijs ernstig bena
deelt.
Ook andere vereeuigingen van openbare
onderwijzers hebben een ernstigon plicht te
vervullen. Heb is wel niet aangenaam de
uitingen iu een zustervereeniging tc oon-
troleeren en af te keuren. Maar waar zoo'n
zustervereeniging het vertrouwen in het
openbaar onderwijs ernstig ondermijnt,
daar mogen de andere Vcreenigingen geen
oogonblik dralen om haar onverholen afkeu-
zou chauffeeron en het mijne tooh bij me
had."
Hij zei dit om te voorkomen, dat men
haar naar aanleiding van dit verzuim vra
gen zou doen, in welk geval er nog meer
moeilijkheden zouden kunnen verrijzen.
„O zoo 1 Dan Is dat in orde. Als ze er
mevrouw nu onderweg maar niet naar vra
gen. Maar laten we maar het beste hopen."
„Denkt u, dat ze onmiddellijk zal kun
nen vertrekken? Het is nog ver en het be
gint laat te worden. U zou me een groot
genoegen doen, als u do zaken zoo kon
schikken, dat ze zoo spoedig mogelijk kan
weggaan."
De dienaar van het gereoht was nog on
der den indruk van do zakportefeuille.
„Ik zal zien wat ik voor u doen kan!"
Hij ging naar buiten, gevolgd door Ath
lyne, bleef voor do automobiel stilstaan en
zei, de hand aan de pet brengende
„Neem me niet kwalijk, mevrouw, u is
mijnheer zijn vrouw, nietwaar?"
Zij was blij, dat zij haar motorvoile voor
had, zoodat hij haar trekken niet goed kon
oindereaheióien.
Ja, ik dacht, dat mijn man u dat reeds
had gezegd," antwoordde zij. Er kwam
een trilling in haar stem, toen zij de woor
den „mijn man" uitsprak, maar hij merkte
het niet op. Op eerbiedigen toon vervolg-
,de hij:
„Dat is ook zoo. mevrouw. Maar hot is
mijn plicht mij nog eens van het feit te ver
gewissen, omdat u straks tot buiten de
grens van het rechtsgebied gaat. Mijnheer
zegt, dat u uw bewijs hebt thuis gelaten.
Maar daar ik hoor, dat u mijnheers vrouw
bent, zal ik dit maar aannemen en u ver
gunning geven dadelijk te vertrekken. Mijn
heer moet hier blij'ven; maar ik geloof wel
dat er kans is, dat hij niot zoo lang zal
behoeven te blijven als wij eerst vreesden
Uw dienaar, mevrouw,"
Weer bracht hij do hand aan zijn pet en
ging het politie-poethuïs weer in.
Athlyne trad naar voren en zei zacht
jes, want de politie-agent, die hem had ge
arresteerd, stond nu voor de deur:
„Jo zult toch voorzichtig zijn, nietwaar
lieveling? Het kan best zijn, dat jo nog
bijtijds komt. Maar bon jo te laat en ia je
vader boos, vertel hem dan zoo min moge
lijk. Jammer genoeg moet ik hier blijven,
maar ik zal doen wat ik kan om te makon,
dat alles gauw in orde komt. Ik zal mor
genochtend wel weer bij je zijn, maar niet
zoo heel vroeg. Vergeet niot je vader te
telegrapheercn, als je oponthoud hebt of
zekor bent, dat jo niet meer bijtijds kunt
aankomen.
„Daar de tijd nog zoo kort is," vervolg
de hij nu op luideren toon, opdat de poli-
tie-agent hem zou verstaan, „en we nu het
gevaar van al te hard rijden hebben lecren
kennen, moet je maar, als je Carlisle be
reikt hebt, vragen of je niot beter doet
met over Penrith terug te keeren. Die weg
is eenige mijlen korter dan die over Pat-
terdale."
De agent die deze woorden hoorde,
en die de zakportefeuille had gezien
trad nu naar voren en bracht weer beleefd
de hand aan de pet:
„Als ik mevrouw raad mag geven, zou
ik dit zeggen: als mevouw den weg naar
Dumfries noemt over Ken Brig en CJroc-
ketford, zal mevrouw veel tijd uitwinnen."
Athlyne knikte on stak de hand in den
aak. De man ging het pos mis binnen.
„Ik wou, dat je do auto good kende,
fluisterde Athlyne haar nog toe. „Maar
we moeten hot er op wagon." Nog terwijl
hij sprak draaide hij den handel reods om.
Jo antwoordde zachtjes: „Adieu, Bchatl"
Vastberaden legde zij dc hand op hot
stuur en weg reed zij.
Athlyne zag de auto na tot zij uit het
gezioht was. Toen ging hij naar het post
huis terug.
„En vertel me nu eons, is er niets, dat
wo doen kunnen om dc zaken zoo gauw mo
gelijk af to handelen?" vroeg hij nu aan
den agent. „U ziet, dat ik alles heb gedaan
wat do wet mij voorsohreef, nadab ik haar
bij ODgeluk oven overtreden had. Ik ver
lang vurig zoo gauw mogelijk naar huis to
kunnen gaan, want morgenochtend heb ik
zeer dringende bezigheden af te doen. Ik
zal natuurlijk alles doen wat cr van mij
wordt verlangd. Maar ik zal u zeer dank
baar rijn, als ik hier gauw on zonder dat
er verder eenige ophef van wordt gemaakt,
vandaan kan gaan."
„Nu, ik'denk wel, dat het zal loeloopen.,
Ik zelf kan eigenlijk niet in deze zaak be
slissen, maar ik geloof, (lat de Sherif van
Galloway hior binnen een halfuurtje komt,
Wanneer het markt is to Costlo Douglas,
komt hij hier bijna altijd langs. Ik zal good
opletten of hij ook voorbijgaat. Hot i* een
beste man. Ik denk niet, dat hij het mijn
heer den graaf erg moeilijk zal maken. Ln
het sou me niet verwonderen, of u kunt
vóór den nacht weer wog."
(Wordt vervolgd).