ZO N D AG5 BlAD 1E-ID5CH DAG&1AD VAN HET ALLERLEI, RECEPT. No. 15290. 24 December. Anno 1909. DE BCEB3TB00PS. Dat is zoo ongeveer de beteekenis van dit Fraiyjche spreekwoord Dc vliegcommissie uit de Fransche acro- club heeft daar ook zoo over gedacht en al voorzorgsmaatregelen genomen voor het ge val, dat het boven onze hoofden zal weme len van luchtschepen, aëroplanen en an dere lucli(bedwingende toestellen. Het re glement voor hot verkeer daarboven, de Code do l'air, is gereed en heeft de goed keuring der luchtcommissie verworven, zoo dat Frankrijk het eerste land is, waar het luchtverkeer artikelsgewijze geregeld is. Wij deelen een en ander nit den inhoud mede. Twee vliegtoestellen, die zoo nabij elkaar komen, dat een botsing niet uitgesloten is, moeten naar rechts uitwijken en elkaar op een afstand van 50 M. voorbij vliegen. Yan deze bepaling zijn vrijgesteld toestel len, die in hun* vlucht 50 M. verschil in hoogte hcsbben. Bestuurbare luchtschepen moeten op 500 Meter van elkaar passoeren, tenzij het hoogteverschil 150 M. is. Ecu en ander wordt met voorbeelden op gehelderd. Verder is ook dc verl'cbt'ng voorgeschreven. Elk bij nacht vliegend toestel moet mee voeren: een groen licht aan de rechterzijde, een rood licht links, een wit licht vooraan. Het groene en het roode licht moeten, zoowel van voren als van ter zijde, kunnen worden gezien. Het witte voorlicht moet naar allo zijdon uitstralen. Het lied van de Kribbe. Wat ligt Gij daar eenzaam, verlaten en sCil, Mijn Jcme! In nachtelijk duister! Hoe beven uw voetjes en handjes, zoo koud, In 't kribje, verstoken van luister! Hoe druppelen tranen uit de oogjes, zoo teer, Hoe vallen zij glinstrend langs 't hoofdje ter neer Oarm en toch Koning en Schepper Mijn ziele, zeg, hoort gij dat klaagge zang niet, Dat klagen van Jezus, den Koning? Zeg, hoort cij dat smartegezucht en ge ween Uit kribbe en uit armlijko woning? Hoorlijdon on lijden en lijden alleen Klinkt nu on klinkt immer om 't kribbe- ke heen! O! arm en toch Koning en 8cbepper! Ik kniel er al bevond, o Jezus, bij U, Ach, hoor toch mijn innige «meekingon nu Ach, luister naar 't zielegofluister Wanneer mij hot wco van dc wereld ver vult, Wanneer mij ellende benauwend omhult, Wanneer zich in smarten het harte be vindt, O! laat ik dan denken aan 't armelijk Kind, Dat God was en Koning cn Schepper. Kerstvaria. Tn den tijd van Cromwell mocht er öp Kerstdag in Engeland geen kerkdienst go- houden worden. Het gebruik van het nuttigen in Enge land van vlceschpastcitjoe op Kerstmis klimt reeds op tot 1596. Het gebruik van het eten van gans op Kerstmis is afkomstig uit Schotland. Vrorger werden met Kerstmis pauwen gegeten in plaats van kalkoonen, sooals thans nog op enkele plaatsen. In vroeger dagen werd in Engeland als eerste gerecht bij een Kerstmis-diner op gediend krenteneoep. De oude Britten geloofde®, dat mistletoe genezende kracht bezat. Liniën, stellingen en afdee- lingen. Hier volgt een opgave van de verschil lende liniën, stellingen en afdeclingcn, waarin volgens militaire begrippen ons land ingedeeld is. Er rijn vijf oommandementen in liniën en stellingen, te weten: De Nieuwe Holla nd s c h e W a- t e r 1 i n i e. De Stelling van Ani8te r d am. De Stelling van het Hol- landschD i ep enhetVolkerak. De Stelling van Den Hel dor. Do Stelling van de monden der Maas en van li et Haring vliet. Er zijn drie z.g. territoriale oommando's, te weten: De Eerste Militaire Afdèe- I i n g, omvattende Noord-Holland en Zuid-Holland ten Noorden van de Lek, de Nieuwe Maaa, het Scheur, den Nieuwen Waterweg van Rotterdam naar zee en de gemeente Rotterdam, ook voor zoover deze rich uitstrekt ten Zuiden van de Nieuwe Maas. DeTweede Militaire Afdee- 1 i n g, omvattende Groningen, Friesland, Drente, Overijsel, Gelderland, ten Noorden van den Rijn, benevens het fort bij Pan- nerden en Utrecht. De Derde Militairo Afdoe- 1 i n g, omvattende Zeeland, Noord-Bra bant, Limburg, Gelderland ten Zuiden van den Rijn en Lek, behalve bet fort bij Pan- nerden, en Zuid-Holland ton Zuiden van do Lek, de Nieuwe Maas, het Scheur en den Nieuwen Waterweg van Rotterdam naar zee, met uitzondering der gemeente Rot terdam ten Zuiden van de l.icuwo Maas. Moederzorg en kindord ank. De kleine Laurens, een jongen van tien jaren, hoorde, dat zijn moeder rokeningeu betaalde. Toen nam hij een stuk papier en schroef daarop: Aan Moeder van Laurens. Voor dat ik kolen heb gehaald 6 keer 30 cte. Veel koeren houtjes gehaald uit de schuur 30 ots. Twee boodschap pan gedaan 20 cte. Voor dat ik een lieve en brave jon gen bon 10 cte. Samen 90 cte. De moeder nam do rekoning en zei niets. Den volgenden dag vond Laurens naast zijn bord op tafel liggen: 90 ots. en daarbij een rekening: Aan Laurens van Moeder. Voor zijn gelukkig thuis Niets. Voor al zijn goed en gezond eten Niets. Voor liefderijke verpleging in ziek te Niets. Voor reparatie van zijn kleedo ren Niets. Voor dat móéder heeft gewaakt, gebeden en goed voor hem is geweest Niets. Samen: Niemendal Laurens had al blij het geld in don zak gestoken, zonder nog de rekening van zijn moeder ingezien te hebben. Maar toen hij die gelezen had kreeg hij een kleur en ver volgens kwamen er tranen in zijn oogen. Hij liep naar zijn moeder, gaf haar het geld en sloeg snikkend de armen om haar hals en zeide: ,,Ik was zonder gedachten, toen ik die rekening schreef. Och, moederlief, vergeef het mij „Ja, mijn kind, maar leer nu waardeeren wat gij hebt en denk niet altijd om hetgeen er to kort komt Gij hebt moeders liefde en do goedheid van andere menschen. Maar taxeer nu je eigen doen niet te hoog, want dan ontbreekt de dankbaarheid* en die ie het zonnetje van ons leven." Voorzichtig. Doohter t j e' (voorlezend): „In den winter krijgen vele; dieren een dikken pels." Vader: „Lees niet zoo luid, Elsje, moe der is in de voorkamer." Uiteen proces-verbaal „De onbekende sloeg bij den herbergier de1 ruiten en daarna den weg naar Stompwïjk' in." Drie gebreken. Men had het over oen redenaar, die slecht voldaan had.j „Hij heeft maar drie gebreken", merkte, een der aanwezigen aan; „vooreerst leest] hy zijn redevoering, ten tweede leest hij' haar slecht, en ten derde is ze niet waard te worden voorgelezen." Salomon ©n Tinua wandelden langs een kanaal. Aan den kant stond een bord, waaar-j op was te lezen, dat drie guldon zmi wordenJ betaald aan ieder, die iemand uit het wa-j ter haalde. Zij hadden niet veel tijd noodig om een plan te maken. Salomon zou to water gaan en Tinus zou hem „redden". Maar toen Salomon in het water lag, bleek het dieper dan hij ver wachtte. Hij poedelde wat rond en begon toen te schreeuwen: „Tinus, kom hier, red mij. Red me. Help Hellep 11" Tinus aarzelde. „Salomon", zeide hij, „ik heb het bord nog eens gelezen en nu met meer oplettend heid. Er stond onder aan: Zes gulden voor iemand, die een verdronken mensch uit het water haalt. Wees nou redelijk!" Uit een bergdorpje der Rijnprovincie wordt eon komisch gcschiedenisje verteld: De landraad vereerde hot dorpje met zijn bezoek en werd door den burgemeester ge- noodigd, bij hem het middagmaal te gebrui ken. Toen men zich aan tafel had neergezet, haalde de bedrijvige burgemeestersvrouw uit de goedgevulde linnenkast een servet voor den gast. „Goef uw man toch ook een servet, - merkte de gast op. „Dat is niet noodig, mijnheer de land raad", antwoorddo de burgemeeBtorsche fier, „onze Hannes morst niet!" Begrepen! Keukenmeid:. „Mevrouw, er moeten muizen in de provisie» kamer zijn 1" Mevrouw: „Ja, en groote ook! Eén heeft zelfs rijn sabel laten staan. P an tof f el held.— „Nog een glas bier, meneer?" „Wat dunkt je, vrouwtje, heb ik nog doret?"- Kabinetpudding met kirsohs&us. Men klopt vier eierdooiers en het wit van twee eieren, met twee lepele suiker, totdat! het heel stijf ia. Men voegt er dan langzaam! een halven liter melk en een half theele-1. peltje vonieljepoeder bij. Nu neemt men' den puddingvorm, besmeert hem met boter) en bestrooit hem met poedersuiker. Op den] bodem logt men gooonfijte kersen, vervolgens] kolombijnen, aan stukjes gesneden, en gebro-. ken bitterkoekje»ecnige lagen, totdat de! vorm over de helft is gevuld. Nu giet menj er de geklopte eieren en melk overheen,! sluit den vorm met een beboterd papier, en! laat hem een uur in Bain Mario koken. Dekirsehsausbij den kabinetp u d ding. Roer twee lepels boter met één lepel bloem'; op het vuur door elkaar, voeg er bij twee| kopjes melk, een lepel vanieljepoeder en. twee lepels suiker; kook het al roerende' tien minuten en meng er vervolgens voor-, zich tig een geklopt ei doorheen. Ten laai-; ste voegt men er hij de geraspte schil van' een halven citsoen en een portgloas je kiraoh. I i'ni ?i*ï :iT>* m\f\•••vT s 11;«TX*JL'JL'oLToL'ci^••InT;»* AAA 111 i. Ja, George Straight was ccn succesvol man. Op acht-cn-dertig-jarigen leeftijd had hy reeds een prachtig inkomen en door zijn ambt aan. het hooggerechtshof een goeden naam. Hij had zijn vooruitzichten gesteld op het Parlement. Rijk, werkzaam als hij was, had hij in den regel geen tijd om zichzelf af te vragen, of hij wel gelukkig was. Er komen echter tijden tot nadenken, zelfs in het drukste leven, en voor George Straight kwam zoo'n oogenblik onverwacht op zekeren Kerstavond. Hij had dien dag en de twee daarop volgende eigenlijk moeten gaan doorbren gen op een villa buiten de stad. doch door het overlijden van oen naasten bloedverwant ider gastvrouw was dit bczoelc uitgesteld en Straight bleef te Londen. Dat hinderde niet. Beleefdheidsbezoeken legde hij toch niet gaarne af. Om vijf uren 's namiddags trad hij zijn prachtig en weelderig ingerichte kamer binnen. Hij had een bezoek gebracht in iWest End en was thans teruggewandeld. Het gewoel in de straten had hom eenigs^ zins opgewonden. Hij was blij thans weer in eenzaamheid in zijn stille kamer te zijn. Hij draaide het dcctiisch licht niet aan, doch, zich met half gesloten oogen op de sofa neerviyendc, trachtte hij in te dom- pielen. Tevergeefs! Hef rumoer, de saam gepakt te, woelige menigte, de dartelheid der kin deren met die gezonde roode wangen sche nen hem naar binnen te zijn gevolgd. iMoedcTS, trotsch, aan den arm van slanke zoonsvaders, blijde, met goudblonde meis jes; schooljongens stoeiend en spelend met schoolmeisjesschitterende winkel-étala ges; huistkransenen, boven alles, rijen en rijen verlichte, rijk versierde Kerstboomen; alles zag hij weer voor den geest. Hij kon deze visioenen niet verdrijven; en ze deden hem denken aan iets in hem, dat hij slechts zelden had gevoeld. .Wat was het? Een eenvoudige, naam- looze soort somberheid, een sombere, treu rige leemte. Bahl Hij stond van, dc sofa op, om het licht aan te draaien. Het gloeilampje verlichtte het vertrek helder. Hél Waf was datDat,... dat ding4 Sat voorwerp daar op de ronde tafel in den hoektegen den muur. Droomde fcij... of was hij koortsig? Ja, koorts, dat $ras het. Wat was 'dat gezichtsbedrog? Een Kerstboom! Straight pookte den haard op en liep Vastbesloten op de tafel in den hoek toe. Het was waar; een tastbaar, doch klein den- neboompje in een rooden bloempot, ver sierd met enkele goedkoope snuisterijen en gekleurde kaarsjes. Hjj had het dus niet gedroomd. Als ver- Szfctesö Sfêa4 hy thans daar. Aan een tak hing iets, dat schitterde als goud! Hjj nam het er af. Droomdroom! Deze „vrucht", die hy den boom had ontnomen, was waarlijk een stuk van waarde, geheel niet op zyn plaats tusschcn de wassen engeltjes met papieren vleugeltjes. Het was een gouden dames armband met ccn paarlcn slot; cn toen hij hem in het schitterende licht hield, waar-, mede dc kamer thans overstroomd was, zag hij, dat het de fac-simile was van een een, die Het gehcele Jooneel kwam hem weer voor den geest; de oude eikenhouten trap in de dokterswoning; de Kerstavond- sneeuw; het geluid van muziek en gedans door de open salondeur; en vlak bij hem Rose, 's dokters achttien jarige dochter, wier partner hij bij deze gelegenheden steeds was geweest, sinds zij acht jaar cn hij twaalf wasen dan het sluiten van den armband om haar. pols, en dani o, dwaasheid! Zij zei, dat de armband te kostbaar, was; lpj zeide, dat het Kerstmis was. Hij vroeg„Zal Rose hem altijd dragen?" En zij antwoordde: ,Ja, George, altijd." Er was niets beslists tusschcn hen ge weest', slechts ccn nimmer door een van beiden openlijk uitgedrukte verstandhou ding, die hij dan ook gemakkelijk over 't' hoofd kon zien, toen hjj inzag, dat een vroeg engagement met een arm meisje een te groot struikelblok voor hem zou zijn in den strijd des levens. Een vrijwil-: lige afwezigheid van de gewone jaarljjk-, sche Kerstfeesten bij den dokter, een vrien delijk, doch koel antwoord op een lief, zacht briefje, cn alles was uit. Zij had ver* stand genoeg. Na den dood haars vaders ging zij naar Canada, om daar haar verder leven bij een getrouwde zuster door tp brengen. Zij was zeker reeds getrouwd, en George Straight twijfelde er geen oogen blik aan, of hij had gehandeld als een ver standig man. Toch kreeg hjj een vreemd gevoel over zich, toen hij dat kleine arm bandje zag, dat hem in den geest weer naar het dierbare verleden terugvoerde. En dan...4. wat moest dit incident wel be* teekenen Straight belde. Zijn knecht verscheen. „Smithson," zei Straight, eenigszins barscli, „weet je hoe dat prul hier komt?" Hij wees op den boom. De armbandl hield hij in zijn hand verborgen. „Ik heb het ding niet binnengebracht," zei Smithson, een blik op het boompje werpend. „Dan moet juffrouw; Denny het gedaan hebben." „Maar voor wie was hef dan bestemd?" snauwde Straight. „Een dame is hier boven komen wow nen, op de derde verdieping, mijnheer, de vorige week; een dame en twee kinder ren. 't Zal ccn vergissing zijn, denk ik." „Hml" viel Straight hem in de rede, „Wat is dat?" „O, 't zal de kat zjjn op het raamkozijn." „Kom, koml" Straight trad op het venster toe en trok 'de zware peluchen gordijnen terzijde. Daar stonden twee kinderen, een meisje m pen jongbeiden eva* groc*, zs» ftf zeven jaar; beiden schoon; beiden gekleed in blauw fluweel; beiden ween end e. „Dat zijn de kinderen van boven, myrt heer," zei Smithson. „Als u 't goed vindty zal ik zo naar [hun moeder brengen." III. Straight boog zich over hen. „Wat moet dat betcekenen? iWaaroiqj zijn jelui hier verborgen?" vroeg hij streng.] Het meisje liep met haar broertje aan dq hand tot in 't midden der kamer. „O, we dachten een pretje te hebben, zei zc weenend. „Wij hadden een Kerst-] boompje, en wij vroegen aan uw meid, juf-* frouw Denny, op de trap, of u ook kinderen' hadt. Daar u echter alleen was, dachten wijJ dat het kleine boompje u veel plcizicr zou1 doen. Er Zijn bonbons in dat rose doosje.! Do kamermeid maakte alles voor ons klaar] cn bracht het beneden cn wij verborgeqj ons, om tc zien of u er mede in uw schilj waart. En waarom zijt u nu niet blij?" Het kleine ding sprak zoo verwijtend, daf Straight waarlijk beschaamd voor haai stond. x „Ik, ilc ben blij," zei hij stamelend- ,,'f Doet me veel genoegen, dat verzeker ik je,- hoor, erg veel. Kom, huil nu niet meerl" „Waarom zei u dan, dat het een prul was?" vroeg Jacqueline, thans ophoudende} met snikken. „Wel, heb ik dat gezegd? Dat," zei Straight, met een gelukkigen inval, „dat was maar voor de grap." „Wat aardig van ui" zei Jacqueline,- eenigszins getroost. De deur werd geopend. Een 3clioonq dame, gekleed in wandel kostuum, kwam byna binnen. „Jocelijnl Jacqueline!" Zjj snelden op haar toe. „Ik vraag u wel excuus," zei zc totj Straight. „Ik ben juist thuisgekomen. Mijn meid is uitgegaan en heeft de kindcrew alleen gelaten." Het' was Rosé. Was zy .veranderd? Straight dacht van met. Hij trad naar voren. „Ik vrees," stamelde Hy,- „daf u meï kuntniet wilt Hef licht scheen op zijn gelaat. Zy trad verschrikt terug. „Gcorgel George!" riep z'u uit. Toen herstelde zij zich, cn met kalnlc} waardigheid stak zij haar hand uit. „Ik wist niet, dat u hier woonde. Ik' ontmoette gisteren een ouden vriend, die ray vertelde, hoe goed het u gaat. Dat doet me groot genoegen." Als verslagen leunde hij op de tafel, tor* wyl hy met zijn linkerhand den gouden! armband vasthield. Rose pok was zicht* baar zenuwachtig. toIk maak het ook goed. Ik ben nog steeds de muzikale. Ik componeer nu, ik schrijf liederen. Ik word goed betaald, zoop dat we nogal rijk zijn." Straight wilde haar huwelijksnaam vra* gen; doch hy kon geen middel vinden ooqf deze vraag te stellen. Jacky zei: „Mag hij 'dezen boom hom den?" .Roze lachte

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1909 | | pagina 11