No. 152*73.
LEÏDSCH DAGBLAD, Zaterdag* 4 December. Eerste Blad.
Anno 1909.
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
Rose Marie.
In „O n z o Eeuw" schrijft mr. C. O. Th.
baron Creulz over do horvorming van
do openbare school.
De schrijver is allerminst ingenomen met
de „absolute neutraliteit" der openbaro
echooi. die, naar zijn moening, trouwens niet
door de wet wordt geëischt. Evenwel „re
latieve neutraliteit" in den zin, waarin deze
.uitdrukking gewoonlijk wordt genomen, zou
ook nog niet voldoende aan zijn verlangens
te gemoet komen. Hij meent, dat het voor
de overheid onafwijsbare plicht is, te over
wegen, hoe aan het kind der openbaro school
een godsdienstige opvoeding is terug te
geven. De overheid heeft daartoe z. i. het
godsdienstonderwijs actief te bevorderen. Het
geen art. 22 der L. O. wet geeft is niet
genoeg; het goisd emtonderwijs behoort tot
een deel van het openbaar onderwijs tc wor
den gemaakt; in elke openbare school moet
de gelegenheid worden geschapen, dat on
derwijs te genieten.
Daartoe wordo bedoeld onderwijs opgeno
men onder de vakken, die, volgens art. 2,
lid 1, der wet, het plager onderwijs" vor
men. Dientengevolge zal het deel uitmaken
van het leerplan in iedere school, terwijl
de uien, waarop het zal worden gegeven,
in overleg met de betrokken godsdienstloer-
nren behooren to worden vastgesteld. Dwang
om liet godsdienstonderwijs te volgen kan
hier niet bestaan: wie daaraan niet wcnscht
deel le nemen, ontvangt gedurende liet daar-
vcor "uitgetrokken uur ander onderricht of
kan het godsdienstonderwijs olders builen de
school gaan volgen. Dit onderwijs 1 voorts
afzonderlijk voor iedere godsdienstige ge
zindte gegeven moeten worden, waarbij ieder
vrij blijft den leeraar zijner keuze to vol
gen. Intusschen zou voor eiken afzonder
lijken cursus een minimum van deelnemers
kunnen geëischt worden. De leeraren, met
meerbedoeld onderwijs belast, zullen op voor
dracht van het betrokken kerkgenootschap
worden aangewezen en daarvoor van over
heidswege een toelage ontvangen.
Dit alles betreft het godsdienstonderwijs
in engeren zin, het vormend en leerstellig
godsdienstonderwijs voor de oudero kinde
ren. Daarvoor en daarnaast moet echter ten
behoeve der protestanten een plaats wor
den gemaakt voor con voorbereidend gods
dienstonderwijs, dat den kinderen door le
zing uit don Bijbel Den uitzicht opent in de
geschiedenis van hot Oudo en Nieuwe Ver
bond: geen dogmatisch onderricht, enkel ecu
bekend maken met de gezamenlijke bron,
waaruit allo gezindheden, die den Bijbel in
banden der leeken stellen, putten.
De beteeken:s van dergelijke bijbellezing
op de school kan voor do opvoeding van
Heft jeugdig gemoed niet hoog genoeg worden
geschat. Men leze hoe zelfs oen Huxley
iemand, die bezwaarlijk van clericalismc kan
beschuldigd worden het gebruik van den
Bijbel op de school verdedigt.
Ondor de huidige wet is het dubieus, of
bijbellezing indien do ouders daartegen
geen gemoedsbezwaren hebben op de
openbare school geoorloofd is: het is af
hankelijk van de vraag, of het al dan niet
als godsdienstonderwijs moet beschouwd wor
den. In jure constituendo zou bijbellezing,
naast het bovenbesproken godsdienstonder
wijs, behooien to worden opgenomen onder
do verplichte leervakkenmet dien ver
stande, dat van deze bepaling om bijzon
dere redenen bijv. indien de schoolbevol
king geheel rcomsch is dispensatie lean
worden verleend, evenals de onders voor hun
kinderen ontheffing kunnen verkrijgen van
het bijwonen der bijbellezing. In onderschei
ding met het godsdienstonderwijs zou voorts
de bijbellezing aan de gewone onderwijzers
kunnen worden opgedragen en komt split
ting tusschen de gezindten hier niet ter
frede.
Door een regeling als boven aangegeven
Wordt aan ieder kind des volks de gelegen
heid gegeven met de eeuwige dingen be
kend te geraken. Het is wel is waar slechte
aanbod van gelegenheid, want dwang is uit
gesloten. Doch indien de ouders opzettelijk
dispensatie hebben to verzoeken om hun kin
deren het godsdienstonderwijs of de bijbel
lezing niet te doen bijwonen, m.a.w. opzet
telijk moeten verklaren aan deze dingen niet
te hechten, en indien de uren voor ©en en
ander tusschen do overige schooluren war
den gekozen, zoo schijnt het geen overmoe
dige verwachting, dat niet zoo velen aan
dat onderricht zich zullen onttrekken. De
Nederlandsehe natie is niet ongodsdienstig,
zij is enkel in sommige harer lagen onbe
kend geworden met do godsdienstige dingen.
Zoo zou een niet onbetoekonenda stap op
den goeden weg worden gedaan, volgens don
schrijver. Nu moet echter nog worden zorg
gedragen, dat hetgeen do godsdienstleeraar
heeft opgewekt niet weder door den irre
ligieuzen geest van den ouderwijzer worde
weggerukt. Hoe
Door tweeërlei, dat nauw mot elkander
verband houdt. Eenerszijds worde de abso
lute neutraliteit uit de openbare school ge
bannen. Anderzijds worde aan de ouders zeg
genschap over de school verleend.
Relatieve neutraliteit. Gelijk bo
ven word aangetoond,-is ook thans door de
wet (1§ absolute neutraliteit niet geboden,
dceh do wetgever mag ook niet dulden, dat
zijn wet wordt toegepast als hield zij zulk
gebod wèl in.
Dit punt is op zichzelf reeds oen her
ziening onzer wet waard.
Immers zelfs zij, .die meenen, dat de over
heid ten aanzien van het godsdienstig leven
des volks geen roeping heeft te vervullen,
zullen niet kunnen ontkennen, dat da over
heid niet anti-godsdienstig mag zijn, niet
partij mag kiezen ten behoeve van de on-
godsdienstigen.
Wél is het plicht der overheid, om ieders
conscientio te eerbiedigen, doch daartoe is
het voldoende, pis de wetgever den open
baren onderwijz?r ten aanzien der godsdien
stige dingen dezen band aanlegt, en geen
anderen dat hij zich onthoude van iets
te leeren, tc dpen of toe te laten, waarlegen
bij de ouders der aanwezige kinderen ge
wetensbezwaar bestaat.
Zeggenschap der ouders over
de school. Dit beginsel erken no de wetge
ver ook binnen de openbare school: hij
geve ook daar aan de ouders zooveel mo
gelijk het recht le bepalen, in welken geest
hun kinderen zullen onderwezen worden.
Thans wordt die geest aangegeven door het
corps der ondcrwijz -rs, niettogenstaande ne
gen tiendedeel der ouders het met dien geest
oneens is. Aan dien wanstand behoort een
eindo. te komen door de openbare school tot
een zaak der ouders te maken, in stede van
een zaak der onderwijzers.
Do weg daartoe is een gedeelte van het
bestuur der school op te dragen aan een
voor elke school door en uit de ouders der
aldaar g:iando kindoren te kiezen commis
sie. Tot do aan deze schoolcommissie op te
dragen bevoegdheden zou in de eerste plaats
behooren: benoeming, schorsing en ontslag
der onderwijzers, zooals dit thans aan het
gemeentebestuur is opgedragen, derhalve
mede onder den thans beslaanden waarborg
van goedkeuring door Gedeputeerde Staten
in geval van ongevraagd ontslag. Voorts
geschiede do bepaling der te onderwijzen
vakken door die eommissio in plaats van
door den ltaad. Dan ook worde onder meer
de vaststelling van het leerplan en van de
te gebruiken boeken onderworpen aan de
goedkeuring van bedoelde commissie en van
den districts-schoolopzicner in stede van aan
de goedkeuring van dezen on van B. en Ws.
„Tak, geen vak" betitelde „De Stand
aard" een hoofdartikel, waarin het blad als
zijn oordeel uitspreekt, dat van vakor
ganisatie bij ambtenaren noch bij
militai ren sprake kan zijn.
Een vak onderstelt een vrij bedrijf, en
zijn verbinding van ondernemers en werk
lieden rust dan op het denkbeeld van con
tract. Bij ambtenaren en militairen daaren
tegen bestaat deze vrijheid niet Het be
grip van hun positie is dat van tak van
dienst, en wel van een dienst in de onder
worpenheid aan een boven hen staand ge
zag.
Uitteranxd staat dit gezag onder do ze
delijke verplichting, om naar behooren voor
zijn ondergeschikten te zorgen, en pleit er
alles voor, dat de wet zooveel doenlijk de
goedo conditiën ten deze regelt en vastlegt
De Kroon to^h, bij wie het gezag rust, kan
niot overal zelf zorgen en waken. Do Kroon
moet. die zorgen voor die ambtenaren en mili
tairen aan chefs toevertrouwen, en die chefs
kunnen soms despoten worden. Daarom is
het gewenscht, dat de Kroon zelve bij wet
de oonditiën van zijn onderhebbend personeel,
civiel en militair, regele, rechten en plich
ten vasts telle, en middel van verweer biode
tegen misbruik van macht.
Bij het bedrijf kan elk ondergeschikte, na
afloop van zijn contract, er uit; hier niet
Men moet ontslag vragen en erlangen. Ne
men kan men het niet. Zelfverweer ia hier
juist door het in-dienst-zijn buitengesloten.
"Wil dat nu zeggen, dat ambtenaren het
recht van vereeniging en vergadering ten
oenenmale moet worden ontzegd In dien
zin, dat zoodanige vereeniging als macht
tegenover het gezag staat, zeer stellig. Een
vereeniging van collega's oqi den gang van
het werk te bespreken, om te denken over
eigen positie, of om gezelschapsfeesten in
to richten, niemand kan er iets tegen hebben.
Maar al kiest zulk een vereeniging een
bestuur, do Overheid hoeft met zulk een
bestuur niets te maken. Zij-kont haar amb
tenaren en soldaten of officieren enkel in
dividueel als a an gee fel den of ingelijfdon. En
staat het aan de aangestclden of ingelijf
don uitteraard vrij, om bij de Overheid te
klagen, of tot de Overheid een verzoek te
richten, en die klacht en dat verzoak moet
voor do Overheid steeds een individueel ka
rakter behouden.
Na t<a hebben uiteengezet lioe het regle
ment, door de overheid goedgekeurd, moet
zijn samengesteld, gaat „De Standaard"
verder
De Staatsdienst biedt grroto voordeeion,
van vastheid van inkomen on pensioen, maar
èn de ambtenaar èn do militair, officier of
soldaat, moeten steeds in dienst blijven van
het hoog Gezag, on dit in dionst zijn sluit
je o i p 8o olko machtsopenbaring tegen hot
bcocf Gezag uit.
Epr men als ambtenaar of officier in zulk
eon dienst troedt. moet men weten wat mon
begint. Maar eenmaal jn dien dienst inge
treden, moet mon dan ook weten, dat mon
dient, en nimmer pogen macht tegenover
macht te plaatsen. Ambtenaren en militairen
zijn do handen, waardoor de Overheid haar
gezag uitoefent, en die handen mogen nim
mer reagoeren tegen het Hoofd.
Hot artikel concludeert:
Do Staatsdienst, ook in gewest on gemeen
te, is niet eon vak van oenig bodrijf,
maar oen tak van dienst. Het vak
wordt mechanisch ineengezet, de tak zit
organisch aan den boom vast. En dit prin-
cipicele onderscheid mag geen oogenblik uit
het oog worden verloron, of het Gezag wan
kelt. En daarom is eerstu eisch. dat jhefc
recht van vergaderen èn voor militairen èn
vcor ambtenaren vast zij geregeld.
„D e Standaar d", die wel aan een
partieelo Grondwetsherzie
ning de voorkeur geeft boven ecu alge-
meene, kan zich toch niet vereenigen met
heb denkbeeld van mr. Goeman Borgesius,
om de Tweed© Kamer by motie fce doen
uitspreken, dat het gewenscht w de Grond
wetsherziening te beperken tot herziening
van hot artikel in zake het kiesrecht.
Het blad schrijft:
Hieraan is al aanstonds hot bezwaar ver
bonden, dat, naar veler oordeel, zulk een
wijziging van Art. 80 gepaard zal moeten
gaan met wijziging van enkclo andere
artiken die met de saamstelling en de
bevoegdheden van de beide Kamers der
Btaten-Generaal saamhangen.
Maar er is meer.
Nu het Kabinet zich eenmaal voor een
meer generale herziening heeft uitgespro
ken, mag raen het niet dwiDgen zich op een
partieelo herziening terug te trekken. Een
Kabinet, dat zichzelf respecteert, zou hier
nooit in toegeven. Hoogstens kan het zich
bereid verklaren, om aan kiesrecht-herzie
ning, met wat er bij hoort, den voorrang te
geven, om hierover zijn oerste voorstel in
to dienen.
Maar zelfs dat dit effect zou hebben, is
nog verre van zeker. Immers, de- Verzeke
ringswetten gaan voor, ook in verband met
de financieele plannen, die dc uitgaven
hiervoor dekken moeten.
Zoo lost dus de Grond wetkwestie zich op
in een kwestie van tijd, oordeelt ,,D o
Standaar d".
Blijkt het mogelijk, de Ziekteverzekering
en de Invaliditeitsverzekering, met de
daarbij behoorende financieele plannen, en
de omwerking van de Ongevallenwet zóó
spoedig af te doen, dat er daarna vóór 1913
nog tijd overblijft, om althans die voorstel
len tot Grondwetsherziening to behandelen,
die het kiesrecht raken en wat er mee
saamhangt, zoo zouden we dit toejuichen
en een groot succes achten.
Doch blijkt dit onmogelijk, en moet het
een op heb ander wachten, dan zouden ook
wij ons verzetten tegen een poging, om do
Invaliditeitsverzekering schipbreuk te laten
lijden.
Zij staat voorop en moet voor gaan.
En juist met het oog hierop lijkt een
motie als men in het zin had, ons geen
proeve van goed beleid.
De leiding van do Regeering, meent zij,
moet blijven aan het Kabinet en niet door
de Kamer worden ovorgenomen.
„He t Volk" is zeer ontstemd over hot
plan der Regeering, om de herziening
van het kiesreohtto maken tot een
onderdeel van een algemèene Grondwets
herziening, waaromtrent een Staatscom
missie een onderzoek zal hebban in te stel
len. Bij do jongste verkiezingen hebben de
voornaamste Iicgeeringspartijen op haar
program gehad als eerste punt: kiesrecht
aan gezinshoofden en daarmee gelijkge-
stelden, merkt hot blad op, en thans wil do
Regeering de sociale verzekering laten
voorgaan. Dan, zullen nog wel tien jaar
verloopen voor het kiesrecht aan de orde
komt, vreest hot soo.-dem. orgaan, en het
vervolgt
Natuurlijk doet men daarbij, alsof het
vooral de volksnooden zijn, die de priori
teit aan de sociale verzekering doen geven.
Wij beschouwen dat als voor-den-gek-hou-
derij. En hebben den indruk, dat het
vooral te doen is om twee dingen:
lo. de sociale verzekering vooral op oen
koopje te doen plakte hebben;
2o. het kiesrecht zoover mogelijk achter
op te sohuiven.
De Regeering vreest, en terecht dat
ze nè. de invoering van een kiesstelsel, dat
vrij is van welstands-grondslagen, ook al
was 't het gezinshoofdenkiesrocht, niet vnn
de sociale vorzekeri-g zou afkomen met de
enkele millioenen, die ze er blijkbaar aan
besteden wiL Het moot allomaal beteaii
worden uit het tarief doch daarvan aeomt
men bij voorbaat al een 3l millteen lot
dekking van het tekort. De armzalige rest
van hetgeen men door die schandelijke be
lasting uit do zakken des volks haalt, mag
dan strekken om een armzalig stelsel van
sociale wetgeving in elkaar te zetten.
Daar is veel gesproken over christelijke
rechtsbeginselen, dezer dagen. Wat dat is.
heeft mon niemand duidelijk kunnen ma
ken. Maar wat de christelijke rechtsche
beginselen zijn, ja, dat wordt heel dui
delijk.
Op het stuk van het kiesrecht althans
meent „Het Volk" te mogen spreken
van volksbodrog.
„De (a.-r.) Rotterdammer" zegt:
Het wetsontwerp in zake de verhoo
ging van den a o o ij n s op hot
gedistilleerd is in de Tweede Kamer
aangenomen.
Mot 42 tegen 32 stemmen.
Tegen 6fcemde de gehoele linkerzijde, be
halve de heer Yan Karnebeek.
Voor stemdo de gansche rechterzijde en
bovendien do heer Yan Karnebeek.
Opmerkelijk waren bij die stemming twee
feiten.
Eerstens, dat bij dit ontwerp zelfs alle
dusgenaamde /drankbestrijders" der lin
kerzijde t o o h tegenstemden. Het is een
raadsel, dat zij op dergelijke wijze een par
tijstemming hieldan. Hoewel wo iets kun
nen begrijpen, als wij er aan denken, dat
de mannen der linkerzijde bij de stembus
de stemmen der kroeghouders ontvangen,
terwijl do mannen der Christelijke partijen
nooit bijzonder veel van de kroeghouders
hebben te verwachten.
Tweedens was opmerkelijk, dat er zoo
vele leden der rechterzijde absent waren.
Zeer stellig was de Maandag voor zulk
een stemming geen gelukkigo dag- Evenmin
als voor de trekking van de afdeelingen.
Toch wekt het eenige verwondering, dab
van de 40 leden der linkerzijde er 32, Van
Karnebeek, dus 33, present waren.
7 waren er niet, onder wie nu. De Mees
ter, die nog ziek is.
Van de 58 leden der rechterzijde ontJua-
Éon er echter 17, onder wie de- heer Pas-
stoors, die ziek is, terwijl er twee vacatu
ren zijn, n.1. voor de distrioten Gulpen en
Wijk-bij-Duurstede.
Hoe dit echter zijn moge, de accijns
wordt dan nu, voor zoover het besluit dor
Tweede Kamer betreft, van f 63 op f 00 per
Hectoliter verhoogd.
De jenever zal dus duurder worten.
Wij verwachten daarvan, gelijk wij reeds
gezegd hebben, eon sterk verraindord
drankgebruik.
Het deert ons niet, of de Minister .nder-
daad zijn meer dan 6 milboen uit den ver
hoog d e n accijns zal ontvangen.
Doch indien het drankgebruik dusdanig
vermindert, dat de verwachte
millioenen u i t b 1 y v e n, dan staat daar
een vermeerdering van volkswel
vaart tegenover.
Hoe minder drank, hoe minder ellende.
Aan politie on gevangen i s sea
spaart men uit, wat men aan verhoogden ao-
cijns zal missen.
Over het tegenstemmen van de linkerzijde
tegen dit wetsontworp sohreef „De N i e-
w e Courant":
„Het vorzet der linkerzijde kon als een
politieko betooging worden aangemerkt,
di© waarschijnlijk achterwege zou zijn ge-
bloven, indien zij werkelijk gevaar had
kunnen opleveren voor het wetsontwerp,
waarover gestemd werd. Natuurlijk is er
heel wat te zeggen tegen de verslapping
van den band, die aanvankelijk tusschen
deze vorhooging on de verlaging van den
suikeraccijna gelegd was en tegen het aan
spreken van een middel als den drank
accijns in een jaar, waarin het uccres der
uitgaven wel uonzienlijk ia, maar niet door
buitengewone of geheel nieuwe eiBchen
aan d© schatkist wordt veroorzaakt. Maar
aan den anderen kant mag toch wel do
vraag gestold of indien men de Regee
ring de 30 pCt- verhooging van invoert ech-
ton, zeer terecht, onthouden wil en op in
trekking van het daartoe strekkende wets
ontwerp aandringt men lioar bij hot
-zeer aanzienlijke tekort, op de begroeting
geraamd, de millioenon mag onthouden.,
die zij, naast een meerdere opbrengst van
successie- en inkomstenbelastingen, uit den
drankacoijns wonscht te holen. Vreesde men
daarvan een (althans in den aanvang) to
ruime opbreDgst, men had een amendement
kunnen indienen tot vermindering der voor
gestelde, inderdaad belangrijke vorhooging
van 27."
,,H et Oentru ra" acht dit oordeel ir.
zijn geheel niet bepaald vleiend voor ho<
van links uitgebrachte votum. Maar wat
daarin wel het meost treft en het minefc
vriendelijk aandoet, is de verklaring, da'
men hier louter to doen had mot een „poli-%
tieke belooging"; oen betooging, ,,d.o waar-
sohijnlijk zou zijn achterwege geble-en,
indien zij werkelijk gevaar had kunnen op
leveren voor het wetsontworp."
Wij behoeven op het ongewensohte vaj
zulk oen stemmings-tactiek wel niot uit
drukkclijk de aandacht te vestigen. Mee
mag zich zolfa afvragen, of ze wel bet.ame
lijk on geoorloofd is. Een afgevaardigd©
heeft de verantwoordelijkheid voor zijn
votum te dragen. Aangenomen moet worden
dat hij zioh daarbij laat leiden door overwe
gingen van z a k e 1 ij k e n aard, door de
eischen van 's lands beLang. Hij moet zich
dus er over verheugen, wanneer een voor
stel, waartegen hij zijn stem uitbrengt,
verworpen wordt, on omgekeerd. Zijn
votum mag niet zijn een soort van parade
met den onwaren ondergrond van het niet-
aldus-bedoelde.
Hot is niet de eerste maal, dat een der
gelijk votum in do Kamer wordt uitge
bracht. Maar het is tc hopen, al durven wij
het niet met zekerheid verwachten, dat
dergelijke „politieke betoogingen" uit ons
parlement zullen verdwijnen. Ze maken dc
behandeling van 's lands zaken onzuivöt
en kunnen zelfs het boos vermoeden dooa
»i)
Noch Andersens aansporingen, nook Vo
gels uitnoodigingen konden hem naar Weis-
senfeld doen gaan. Boven alles had Fedor
ook nog het onaangename gevoel die goedo
menschen te beleedigen.
Nu ja, hij kon er niets aan doen. Al deed
hij zijn dienst ook, hij voelde zich van dag
tot dag ellendiger, tot zijn -,:z:-ndheid ein
delijk zóó in de war was, dat hij eindelijk
te bed moest blijven.
Het was in het voorjaar, toen hij ging
liggen, en bet was herfst, toen hij voor
de eerste maal weer dienst deed. De vriend
schapsband tusschen hem en Andersen
.was tijdens deze ziekte "^auwer aangev
haald en de laatste zeide tegen Fanny t
„Wanneer hij genezen zal, kan het alleen
rijn op Weissenfeld onder goede menschen,
die hem het slechte der wereld doen ver
geten. Probeer jij eers of je hem er niet
toe brengen kunt, 's Zondags met mij mee
te komen. Vrouwen zijn in die dingen veel
handiger dan wij."
Fanny dacht na. Zij kon misschien al
leen voelen wat Fedor v n Weissenfeld af
hield; maar eindelijk zeide zij:
„Het is goed, ik zal den wat ik. doen
kan. Morgenmiddag kom ik in Seddin, kom
dan om zes uren met Lav-istete in het
park, in de tweede laan wacht ik dan op
jullie."
Voor intrigeeren had Andersen niet den
geringsten aanleg; iedereen behalve Fedor
zou de onrust hebben opgemex-kt waarmee
hij, komende uit de kazerne, een wande
ling door het park voorstelde en met welk
een angst hij telkenmale in de paden links
en rechts keek.
Zij waren bij dc grot gekomen, toen Fan
ny plotseling op hun weg verscheen. Zij
moest hard geloopen hebben, want zij haal
de snel adem, maar haar wangen waren
bleek. In den tijd van een jaar hadden
beiden elkaar slechts vluchtig gerien en
juist op deze plaats had zij hem geluk ge
wenscht met rijn verloving met Rose Marie,
Misschien dachten beiden daaraan een
oogenblik, maar toen zeide zij
„Mijn hemel, mijnheer von Lahnstein,
wat bent u veranderd."
Zij bood hem een hand, die hij harte
lijk drukte.
„We hebben elkaar in lang niet gezien."
„Zeer lang niet, maar Andersen hield
ons toch steeds op de hoogte hoe het u
ging."
„Ik dacht, dat u boos op mij was, dat
wil zeggen, uw ouders, wier vriendelijke
uitnoodiging ik nooit kon aannemen."
„Niemand is boos op u, niemandmaar
waarom komt u niet?"
„Er zijn wonden, die altijd nog weer pijn
doen."
„Dat begrijp ik, maar de ergste tijd is
nu toch voorbij. Wil u niet beproeven weer
gewoon verder te leven?"
„Doe ik dat dan niet?"
„Niet zooals ik bedoel. Och, het leven
biedt nog zooveel goeds, dat we niet al
leen aan het droeve moeten denken."
„Dat zegt u, juffrouw Fanny. Maar wat
weet u daarvan?" antwoordde hy bitter.
Zij antwoordde niet. Haar lippen trilden
een weinig en zij keek verwonderd, toen zij
bemerkte, dat Andersen hen alleen had ge
laten.
Eindelijk, na een lange pauze, zeide zij:
„Men kan toch niet altijd over het ver-
lcdene treuren. Ik weet wel niet of wij
't geschiktst zijn om u weer met 't leven te
verzoenen, maar ik kan u zeggen, dat er
niemand bij ons is, die niet veel van u
houdt en u dat ook niet bewijzen wil. Wees
dan met decen goeden wil tevreden."
„Maar ik verdien dat hoelemaal niet."
„Och, alles gaat niet naar verdiensté in de
wereld."
Zij lachte Bchalks; toch kon zij niet den
indruk geheel verbergen, dien zijn. bleeke
gezicht op haar maakte.
„Wanneer uzelf mij het vraagt, dan zal
ik het doen."
„Dat dacht ik wel," ceide zij, den blik
naar medon gericht, „en "aaromwilde
ik u zeggen, dat u gerust kunt- komen,
mijnentwege ten minste."
„Dan blijft het afgesproken: op Zondig
Ik zal kon- n, en de Hemel weet hoe gaar
ne, nu ik zeker ben, er u niet mee te bo-
leedigem."
Zij knikte toestemmen i, Hij had haar
blik van schuwe, angstige l;efd> niet ge
zien, en zij op hem gericht had. Na dit
gesprek met Fanny kwam Fedor weer ge
regeld op Weissenfeld, door allen met sym
pathie ontvangen. Op het oog scheen er
absoluut geen verandering te zijn gekomen
in hun vroeger verkeer. Al wilde hij het
zichzelf nog niet bekennen, de gezonde at
mosfeer in Weissenfeld begon i merkbaar
goeden invloed op hem uit te oefenenhij
werd mededeelzamer, lachte van tijd tot
tyd weer op rijn oude manier en dan ke
ken Fanny en Andereen elkaar dankbaar
aan.
Fanny vewondde hem grenzeloos. Voor
hem had zij altijd oen bijzondere verras
sing, hetzij een eerste vrucht, een kloin
zelfgemaakt handwerkje: om hem en on\
hem te behagen draaiden do geheole week
haar gedachten. Fedor morOcte het wel:
het bekoorde hem, maar hij daoht er ver
der niet over na. Andereen zuohtte wel
eens, al deed hij zijn beat-, dat niet te doen
bemerken.
In dezelfde mate als hij weer ontvanke
lijker werd voor het leven eD den kring,
waarin hij leefde,werd hij ook langzamer
hand weer meer belangstellend; voor de
dingen, die hem omringden{ en hij zag dat
de tijd ook bij Fanny menige verandering
had aangebracht. Zij was slanker geworden
en leek daardoor wat grooter; haar al te
roode kleur w-s in een gezonde tint over
gegaan en haar profiel toonde fraaie lij
nen. Ook heur haar had zij met moer zorg
opgemaakt, het was nu niet zoo stijf meer
en kleine lokjes vielen over haar voorhoofd.
Wel was haar kleeding nog verre van vol
komen elegant, maar toch droeg zij die
beter en bij haar zuster in Berlijn had zij
menigen kunstgreep geleerd. Vogel ver
moedde wel niet, waardoor zijn dochter
zooveel knapper was geworden, maar me
vrouw bemerkte het wel en lachte er mee.
In den loop van den winter was Lahu-
ste.iLs overplaatsing naar Berlijn afgeko
men; maar aangezien hij geen neiging go
voelde, Rose Marie daar weer te ontmoeten
en oude wonden opnieuw te doen openrij
ten, ook omdat hij zich in Beddin lieel
goei thuis gevoelde en zijn verblijf ook/
volstrekt niet »U een verbanning opvatte,
ruilde hij. met een anderen officier on
bleef rustig in do kleine stad, die hem eorsfc
een levend graf had geschonen.
Goethe zegt ergens: Het leven behoort
den levenden en wie leeft, moot op ver
andering bedacht zijn. Lahnstein bemerkte
dat nu aan zichzelf, nu hij zich naar lichaam
en riel weer gezond gevoelde en do tijd,
die achter hem lag, hem een boozen drocm
toeleek. Hij bemerkte niet, dat Fanny'e
kleine hand hem langzamerhand weer. boe-,
lemaal geleid had in de banen van het
nieuwe leven en dat haar boeld dat van.
een ander voor de tweede maal verdreven
had.
Wanneer iemand hem gewezen had op
de verandering in zijn gevoelens, dan zou
bij dat zeker met een lachje ontkend heb
ben. Zoozeer was hij het met riohzelf nog
niet eens. Maar zooals de zaken thans ston
den, was er niemand, die er met hem over
sprak.
Twee jaren waren voorbijgegaan en zel
den had hij op een Zondag op Weissenfeld
gemankeerd, als gaarne geziene gast en ftU
Fanny's vertrouwde in velerlei kleinighe
den van het dagelijksch leven, juist als
vroeger en toch heel anders. Beiden ver
meden zorgvuldig oen warmeren toon te»
gen elkaar aan te slaan; een opgewekt on-
sohuldig praten was alles en het verleden
scheen voor beiden vergeten.
fWordt vervolgd).