No. 15269. Anno 1909. XjEXDSCH DAGBLAD, Dinsdag* 30 November. Tweede Blad. Tweede Kamer. Btaatsbegrootiag voor 1910. Algemeene BeBohouwingen. Het woord was gisternamiddag aan den Minister van dinncnlandsohe Zaken, den heer Heemskerk. Spr. zal zoo kort mogelijk zijn en beginnen met de uitlating van dec heer Van Doorn inzake het weloverwogen en langbcraamde plan voor den val van het ministerie De Mees ter. In dit geval is zulks wel een verwijt, een verwijt, dat spr. oohtec niet billijk aoht. Nog eens wordt dit door hem bo+oogd. Afgeslagen acht spr. ook de bewering, dat dit geen rechtsch, maar een conservatief kabinet zou zijn. Van dood-de4>atteeren der christelijke rechtsbeginselen, gelijk de heer Troelstra zcidc, zal nooit eprake kunnen zijn. En spr. aanvaardt niet de bewering, dat niet duidelijk genoeg zou zijn gemaakt, wat onder „Christelijke rechtsbeginselen" moet worden verslaan. Trouwens als men 't bestaan er van niet kent, kan men ook niet nagaan of die Christelijke rechtsbeginselen juist uiteengezet zijn. Tegenover den heer Van Doorn ontkent spr. ten eenenmale ook maar in 'n enkel op richt gespeeld te hebben met het woord Christelijke rechtsbeginselen. Ook dit is een absoluut valsohe beschuldiging. Spr. gaas bog eens na zijn uiteenzetting van Christe lijke rechtsbeginselen" gegeven; duidelijk genoeg werd dat door hem uiteengezet. De formuleering is reeds van verleden jaar en uit niets is gebleken, dat men van R.-K. rijde er zich aan ges too ten heeft. Tegenover den heer Lobman, die een for muleering gaf in de lijn van rijn partij ter wijl spr. van a.-r. standpunt uitging, zegt »pr., dat de waarheid noch bij deai een, nooh bij den ander ia. Eenheid moet eind doel rijn; maar zonder do waarheid ge weld aan te doen, en naast eenheid en waarheid heeft men op politiek gebied ook te streven naar samenwerking. Eenheid aan dh rechterzijde ia het einddoel slechte in de volmaaktheid te bereiken. Wat op hét gebied der neutrale zdne wordt verlangd is niet een loslaten, maar een toepassen van de Christelijke rechtsbe ginselen; daaromtrent is spr. het met dr. Kuyper eens. Zoo bestaat er een communis opinio OV6T do sociale verzekeringswetten, die tot een toestand van oploeaiDg moeten gebracht worden. De taak der rechterzijde is ten deele de taak de tegenstelling van conservatief en vooruitstrevend te vereenigen; de reohter- lijde heeft in de eerste plaats to zorgen voor toepassing van eigen beginselen, ook zoo, dat verweer geboden wordt tegen even- tueele reactie tegen wat reedh verkregen wordt. Ten tweede de sociale wetgeving in aansluiting aan en met gebruikmaking van de maatschappelijke krachten; ten derde het vinden van de middelen daartoe mede door verhooging van de invoerrechten; ten vierde de vestiging van het kiesrecht op beteren grondslag Hierna ging spr. nog eens het standpunt ha, dat de verschillende partijen innemen ten aanzien van de sociale verzekeringswet ten. De Minister vervolgde Links heersoht de meeet mogelijke ver deeldheid; oe bijten en vereten elkaar. Geen andere vereenjgingeleuze rest links dan het kiesrecht, maar ten aanzien hiervan bestaat eveneens twijfel hoever die overeenstem ming gaat. In elk geval schijnt Grondwets herziening en kiesrecht een zaak om een stormram tegen deze Regeering van te ma ken. Dan komt spr. tot heeren Borgesïus uitlating, dat de sociale wetgeving de kap stok ia voor de Grondwetsherziening, maar, zegt spr., komen do politieke woninginspee- teurs in het Regeeringsgebouw, dan willen rij altijd maar de kapstokken omverhalen; ilat de kleeren dan door elkaar komen te liggen, schijnt hun niet be raken, en komen rij in de Regeeringsfabrieken, dan weten zij vaak een weefstoel niet van een kapstok fe© onderscheiden. Dit Kabinet wensoht een deugdelijke voor- bereiding van de Grondwetsherziening, waarbij tevens de grondslagen naar het kiesrecht gelegd worden. Er is gezegd, het ral neg veel tiid koeten, maar het blijft hog de vraag of de weg van den heer Bor- gesius niet meer tijd oou koeten. Zoo spoe dig als doenlijk is hoopt de Regeering de samenstelling der desbetreffende Staats commissie tot 8tand te brengen. Al het mogelijke za! gedaan worden om de sociale verzekeringen zoo spoediv moge lijk tot stand te brengen en tegelijkertijd ral de Grondwetsherziening ter hand geno men worden, die men evenzeer 000 spoedig mogelijk tot stand wonscht te brengen. De bedoeling was met de kicsrechtherriening op te houden door een generale Grondwets herziening en spr. heeft niet bedoeld te zeg gen, dat alle punten uit de Grondwet, wel ke hij opnoemde, herricn moesten worden. Spr. wil de prioriteit der sociale wetgfe- ving, maar niet als een wet van Meden en Perzen, waarop niet teruggekomen zon kunnen worden Is men hiermede nu niet tevreden, vraagt spr., wilt gij nu de prioriteit van het kies recht; maar daaromtrent hulW de afge vaardigden van Groningen en Rotterdam I (Druckor en Borgesius) zich in nevelen. Durven zij die prioriteit dus niet uitspre ken, dan accepteeren zij spr.'s standpunt, wat. zij veroordeelden Dan het citeeren van ,,De Standaard" tegen spr. dr»or de heeren Borgesius en Van Doorn. De Minister antwoordt hierop, dat hij nooit zoo intieme oonneotie heeft gehad met een orgaan, dat het als zijn orgaan kon worden beschouwd en een „prikkel draadbescherming", als waarvan „De Stan daard'^ sprak, heeft hij niet noodig En spr. wijst, die critiek af. Hierna betoogt spr. nog, dat hef blanoo- artikel ons, wat het kieerechtvraagstuk be treft, niet verder zou hebben gebracht. De kweBtie van den toestand der depar tementsambtenaren aanroerend, zegt de Mi nister, dat hij ten aanzien van de vraag of do enquête-commissie al dan niet vervallen is, het besluit der Kamer zal hebben te eer biedigen. De Regeering is echter bereid in ernstige overweging te nemen, het onder zoek in dezen aan een oommissie op te dra gen. Of in afwachting daarvan periodieke verhoogingen moeten worden voorgedra gen, zal overwogen moeten worden. Wat het onderzoek naar de gedwongen winkelnering aangaat, spr. heeft geant woord er voor in te staan, dat de desbetref fende benoeming door minister Talma mot geen enkele onzuivere bedoeling geschied is. Vereenigingen van gelijkgezinden als do R.-K. Geitenfokkersvereeniging, zijn niet strijdig met het recht van vereenigins ©ft vergadering en het zijn niet altijd geestver wanten op godsdienstig gebied, die in een economische vereeniging aansluiting zoeken. Vervolgens komt spr. tot den toestand der gemeentefinanciën; hij kan niet toegeven, dat het beheer, naarmate het aantal soc.- dem. en vrijz.-dem. in de gemeenteraden grooter werd, zuiniger is geworden. Door te zeggen er moeten meer uitgaven gedaan worden, verzwakt men zijn beroep op rijks- hulp. Bij den huidigen toestand der finan ciën is trouwens dergelijke hulp niet moge lijk. Voor een algemeene uitkeering bij ver beterden toestand der rijksfinanciën zal overleg noodig zijn en wil Amsterdam een extra-uitkeering, dan behoeft dat niet in te sluiten, dat de Regeering eiken post der ge meente begrooting moet goedkeuren. Een algemeene uitkeering is door de S taatsoom- missie eenstemmig verworpen. Do critiek van den heer Lobman op de spoorwegvrijkaarten beschouwt eptr. als een vermaning aan de Kamerleden; de kwalifioatie „fooi", waarmede hij niets krenkend8 bedoeld heeft, paste hier echter niet, in aanmerking genomen de beteeke- nis van het woord: fooi, een erkenning voor bewezen diensten en tevens een verma ning, dat men er op rekent een volgenden keer evenzeer goed bediend te worden. Een andere bestraffing was ter cake van de eeds-kwestie. De Regeering had zich on danks haar bezwaren reeds bereid verklaard in te stemmen met wettelijke maatregelen, waardoor iemand, die consciëntie-bezwaren tegen den eed heeft, daarvan wordt vrijge steld. Het verwijt, tot spr. gerioht, was niet verdiend. De kwestie is eenvoudig deze: Hoe zal men in de wet marqueeren de gevallen, waarin men werkelijk met ge wetensbezwaren te doen heeft? Wat aangaat het vragen van nadere in lichtingen, toegegeven, dat dit vaak ge schiedt, niet door de Kamer, maar door de leden; dat is echter een kwestie van be leid en evenzeer kan over het vragen stel len eerst het oordeel der Kamer verkregen worden. Werd het reoht van contrólo op overdreven wij00 een gewoonte, dan zou er een misstand ontstaan. Bij kwesties van persoonlijken aard doet de Regeering goed zeer kiesch te zijn, bij het geven van inlich tingen omtrent ambtsvoorgangers. De Y o o r z i 11 e r deelt mede, dat de heer Borgesi u 8 het woord gevraagd heeft voor een persoonlijk feit; spr. meent, dat de Minister de kwalifioatie „valsche beschuldging" niet in dien zin bedoeld heeft, maar in de beteekenis van het Duit- sche „falsch". De Minister zegt, dat hij inderdaad een objectieve kwalificatie heeft bedoeld; de uitdrukking „minder juist", zou niet sterk genoeg geweest rijn. Hierna is het woord aan den Minister van Finanoië n. De heer Kolkman beschouwt uitvoerig de voorgestelde ver hooging van den accijns op het gedistilleerd, in verband met de gemaakte op- en aan merkingen, het wetsontwerp nader verde digend. Ook betoogt spr., dat het onmoge lijk is met belastingverhooging te wachten totdat de uitkomsten over de jaren 1909 en 1910 bekend rijn. Dat opdrijving der uitgaven zou hebben plaats gehad, in het bijzonder van de mi litaire uitgaven, ontkent spr. Wat de goederen in de doode hand aan gaat, het roerend kapitaal is moeilijk aan te goven; de zaak zal echter niet uit het oog verloren worden. Wilde men een be paalde categorie belasten, dan zou er niet veel van tereoht komen. Wat nog de accijnsverhooging betreft, te gen smokkelarij aan de grenzen zal vermeer dering van posten voldoende maatregel rijn en clandestine drankbereiding vreest spr. niet. De algemeene beschouwingen worden hier na gesloten. Aangenomen wordt hierna zonder hoofde lijke stemming Hoofdstuk I der Staatsbe- grooting (Huis der Koningin). Verhooging van den d r a n k a o- 0 ij n s. Aan de orde is hderna het wetsontwerp tot verhooging van den aooijns op het ge distilleerd en voorloopig regeling van de bestemming van de opbrengst dier ver hooging. De voorgestelde verhooging be draagt per H.L. ad 50 pCt. sterkte van f 63 tot f90. De opbrengst der verhooging moet in 1910 als bekend, ten goede komen aan de mid delen van dat dienstjaar. Na den heer De Beaufort als rap porteur, is het woord aan den heer D e Geer, die e enige technische opmerkingen wensohte te maken. Spr. aoht een techni sche herziening der accijns wetgeving noodig en hij vraagt hoe ver het met de in de Memorie van Antwoord aangekondigde tech nische wetsherziening staat. De Minister van Finanoién, de heer Kolkman, antwoordt, dat de tech nische herziening der accijnsherziening in een vrij ver gevorderden staat van voorbe reiding verkeert. Bij art. 5 zegt de Minister, dat over eenkomstig het verzoek van verschillende branders de bedoeling is, bij de navordering een speling van 6 pCt. in de wet op te ne men. De heer De Beaufort verklaart, na mens de Commissie van Rapporteurs, dat deze zich, waar het hier een kwestie van zuiver teahnischen aard betreft, van het geven van advies onthouden zal. Bij art. 9 zegt die heer De Beaufort, dat de Commissie geen bezwaar heeft tegen de door den Minister voorgestelde wijzi ging om do wet op den dag harer afkondi ging in werking to doen treden. Bij stemming wordt het wetsontwerp met 42 tegen 32 stemmen aangenomen. Van links stemde alleen de heer Van Karnefbeek voor. Hierna gaat de Kamer over tot het trek ken der afdeelingen. Do zitting werd hierna verdaagd tot 's avonds te acht uren. Avondzitting. Aan de orde is Hoofdstuk H (Hooge Ooi leges van Staat, enz.). Algemeene beschouwingen. De heer De Beaufort kwam op tegen het verstrekken van vrijkaarten aan do Mi nisters door do Spoorwegmaatschappijen. Hij keurde dit af. Spr. vroeg of dio vrijkaarten waren gegeven door allo Maatschap pijen, dan wel alleen door de Mij. tot Expl. van Staatsspoorwegen. Op vergoeding van reiskosten van Staats wege hebben de afgevaardigden zeer zeker aanspraak en in de Grondwetscommissie, waarvan spr. jlecl uitmaakte, word reeds een voorstel gedaan jot betere regeling. De heer Duymaor van Twist wees er op, dat deze zaak al jaren geleden nan de orde was. Wel staat in de wet, dat de spoorwegmaatschappijen alléén in haar be lang vrij biljetten geven, maar reeds onder het min is torio-Borgesius kwamen or alle jaren stapels vrijbiljetten, o. a. voor het leger. Waarom zijn die biljetten telken jare aan vaard? Do vrijhoid van handelen tegenover de Spoorwegmaatschappijen achtte spr. door het aannemen van oen vrijbiljet volstrekt niet bedreigd. De Jieer Marcli&nt bestreed het aan nemen van vrijbiljetten. Reist men voor zijn zaken dan is zoo'n vrijbiljet eon subsidie voor de particuliere zaken van een Kamer lid en maakt men propagandareizon, dan is het een subsidie voor do strijdkos van de politieke partij. Men stelle zich voor, de grootste werkgeefster in het land geeft sub sidie aan do S.-D. A.-P. I Reeds dat de wot er zioh tegen verzot is voldoende argument. De Ministers kunnen voor dienstreizen on kosten declareeren. Zij hebben dus geen an der belang bij een vrijkaart dan voor hun eigen particulieren zak. Ook voor Kamerleden is het wensohelijk, dat zij mot of zonder Grondwetswijziging kunnen declareeren voor reizen in het be lang van hun ambt gedaan. Do heer Roodhuyeen verdedigde het vrij b il jet tens telsel. Het argument omtrent de propaganda, speciaal die van do S.-D. A.-P., achtte Hij kinderachtig. Hot wette lijk argument is al door andere juristen weer legd. De heer Sohaper betoogde, dat van een fooi geen sprake is. Ware er maar oen schijn of schaduw van verplichting verbonden aan het aannemen van een vrijbiljet, geen Ka merlid zou er aan denken zulk een kaart, aan te nemen. Spr. verdedigt het stelsel van vrijbiljetten, omdat de socialisten wel degelijk behoefte gevoelen om in 's lands belang te reizen, ©n geen millionnairs zijn, zooals de heer Drucker en misschien ook andere tegenstanders der vrijkaarten. De heer Van Niepon (Nijmegen) ver klaarde zich mede tegen de vrijbiljetten. Ar gumenten voor de verstrekking had hij nog niet gehoord. Minister Do Meester noemde het vrijbiljettenstelsel bedenkelijk Ecu Spoor wegmaatschappij geeft zoo maar geen f 40,000 cadeau. Hoe wil men nog voor verbetering van het spoorwegpersoneel vrijelijk arbeiden, wanneer men zoo'n cadeau aanneemt? De heer Van VI ij men verklaarde, dat er óók katholieke leden zijn, die geen be zwaar hebben togen de aanvaarding van vrij- biljetten. De heer Lobman verklaarde niet te we ten wat een Minister aan zoo'n wijbiljct heeft, daar hij tóch dienstreizen kan decla reeren en geen tijd heeft voor plei zierreisjes. Spr. zou dus zeggen: neem zoo'n kaart niet aan. 't Verwonderde spr., dat ook de hoer Troelstra vóór het aannemen van ©en vrij biljet was. Spr. achtte de zaak van belang voor de waardigheid der Kamer. De zaak moet worden uitgemaakt. Kan dit nu niet roods, dan zal spr. later een motie voor stellen, opdat men wote hoe de Kamerle den oor doelen. De Minis te r van Binnen 1. Zaken verklaarde dat de Ministers inderdaad van de H.-IJ. S.-M., van do S.-S. en van de Centr.-Spoorweg-Mij. een vrijbiljet hebben aangenomen. Zij zagen daarin geen schijn van bezwaar. Noodig heeft men die kaart niet, eon minister kan ook zonder die zijn werk doen, maar de minister begrijpt niet hoo iemand hot in zijn hoofd haalt, dat een minister doa: het aannemen van een kaart in andere conditie tegenover een spoorweg maatschappij komt te staan. De Minister van Waterstaat sloot zich hierbij aan en voegde er aan toe, dat men hier niet te doen heeft met eon novum en wees op de moeilijkheid voor de ministers, om zich 3-maal in de week op audiëntie naar Het Loo te begeven en daar bij van de route via AmersfoortAmster dam gebruik te maken. Aan die moeilijkheid kan worden tegemoet, gekomen, wanneer de vaak aangeboden vrijkaart werd aangenomen. De spoorwegovereenkomsten verzetten zich niet daartegen en er is geen enkel moreel bezwaar tegen. De debatten worden gesloten en de ver schillende artikelen tot en met 26 aange nomen. Bil art 26 (ridderorden) verdedigde de heer D u y s het. bekende amendement tot hal vee ring van den post (van f 8000 op f 4000 brengen V Hij haalt daarbij een artikel aan, door den beer Van Weideren Rengers geschreven In „Vragen van den Dag", over de beteeke njs der ridderorden. Doze heeft aangetoond, dat juist in do 17de en 18de eeuw de ridder orden 000 demoraliseerden. Juist in den tijd van godsdienstzin, van het „God onzer Vaderen" en zoo meer onder Napoleon wer den de ridderorden van nog minder betee kenis. Vorstelijk speelgoed. Onder Willem I zoo verhaalt die schrij ver is hier te lande zoo met ridderor den omgesprongen, dat men er in België a£- keerig van was zich daarmee to laten „be vuilen". Onder Willem II valt de tijd waarop De Genestcts Sint-Nio-laasavond doelt („in het land van Cooanje, enz.") Willem II was op Sint-Nicolaoa jarig. Thans zijn de meest gedecoreerde personen: Car ré, directeur van den circus, en de station chef in Den HaagDe/e personen behooren dus de verdienstelijkste personen van het land te zijn. De beer Borgesius heeft eens uitgerekend, dat de verdienstelijkheid der monsohen toeneemt, naarmate ze dichter bij Den Haag wonen: eon referendaris zonder lintje is een rara avis. Kamerleden krijgen na acht of negen jaar het lintje. als zoodanig Of ze zich als Kamerlid ver dienstelijk gemaakt hebben, doet niets ter zake! Met genoegen ziet spreker, dat voel leden van do linkerzijdo 't lintje niet meer dragen. Met evenveel genoegen hoorde hij den heer Van Idsinga or tegen protesteo- ron, dat men eenvoudig het geld decoreert t Dat is het ook. Het gouden kalf wordt ge decoreerd. Hij herinnert ook aan de vergis singen bij het departement. Do Minister van Binnealand- scho Zaken: Het departement was zoo onschuldig als een pasgeboren knd. De heer D u y 8Ja, dan is het hieral ben ik klein, toch ben ik rein. Hij herin nert vordor aan al hel geharrewar der we- dorrijdsohe beschuldiging van partijdigheid, waartoe do ordeteekenen aanleiding geven aan het verwijt, ook dat don heer Nolting mocet treffen, toen hij aarzelde do orde aan te nemen, hem geschonken door onze geliefde Koningin", cooals do phrase luidt, aan de vele lintjes, die pastoors en hun huishoudsters krijgen. Het ergste is, dat, wil men inderdaad! verdienstelijke men- schen waardeeron,men ook zijn toevlucht moot nemen bot die dingen. Vroeger gaf men aan De Ruyter bijv. een gouden hals keten of zoo. Daar had hij nog wat aan, wanneer hij in de misère kwam. Daarom hebben spr. on do zijnen een amendement ingodiend, om de Kamer over de zaak te laten uitspraak doen Het araendement brengt den post tot do helft terug. Men houdt dus genoeg over, om aan de e.g. in ternationale beleefdheid te kuDnen voldoen, door buitenlanders to bedenken. Speciaal de rechterzijde roept hij op, om het' amen dment to steunen. Deze heeft nog onlangs Bilderdijk als speciaal Calvinistisch voor zich opgecischt; welnu, men toone het. met dezen dichter eens te zijn, die oordeelde, dat het geven van ridderorden „laffe krui pers" kweekt. De Minister van Binnen 1. Z a- k 0 n, de heer Heemskerk, rectificeert zijn interruptie, opdat men er geen dogmatisch karakter aan hechte. Hij had niet moeten zeggen: „het departement was 7.00 onschul dig als een pasgeboren kind", doch: „was er zoo onschuldig aan als een pasgeboren kind". Dit was ook zoo: er was slechts een klein foutje cioor de ka> -olarij gemaakt. Wordt de post met f 4000 verminderd, dan kan de wet op de ridderorden bezwaarlijk worden uitgevoerd. Juist de ridderorden, die aan de buitenlanders worden gogoven, en ook die, welko inderdaad worden gege ven voor werkelijke verdiensten, nl. de Militaire Willemsorde, zijn do duurste. Waarom nu juist huishoudsters van pas toors genoemd? Zij krijgen, evenals andere trouwe huishoudster, do ridderorde eerst na 50 jaren en men kan toch niet aanne men, dat deze 50 jaar trouw reuden dienen, om de ridderorde te krijgen. Wat gezegd wordt omtrent bet dieooreeren van liet gou den kalf, do Oranje-Naosau-orde word juist ingesteld o.a. om ook hen te kunnen creoo- reeren, die schenkingen deden in het belang van het algemeen. Hij ontraadt hot amen dement De heer L o h m a n verklaart, namens de commissie van rapporteurs, dat rij te gen het amendement is, omdat do Minister verklaart het niet te kunnen doen voor f 4000 en do vraag of de ridderorden moeten blij ven bestaan nu niet aan de orde is. Het amendement wordt in stemming ge bracht en verworpen met 55 tegen 5 stem men. Vóór stemden de heeren Vliegen, Soha per, Duys, Ter Laan en Hclsdingen. Hoofdstuk 2 is aangenomen. Aan de orde was daarna de voortzetting der beraadslaging over Hoofdstuk III (Buitenl. Zaken.) Do heer De Visser wees op hot na tionaal belang der Holl. scholen in Argen tinië en verzocht dio soholen te subsidieerun evenals die te Brussel en Ruhrort. De heer Van Veen besprak de belan gen van de Nederlandsohe schoolkinderen ra de Rijnprovinciën, waar men een buiten sporig hoog sohooigeld eisoht van oudere van niet-Duit8ohe kinderen. Spr. hoopte, dat de Minister hier krachtig zou optreden, desnoods met represaille-maatregelen. De voorzitterszetel werd alsnu door den heer Van Bylandt verlaten en ingon 1 11 door den heer Van Nispen (Nijmegen). De Minister van Buitoni. Za-> ken dankte voor het in hem uitgesproken vertrouwen. Dank bracht hij aan de Ka mer, dat zij het Oranjc-bock beeft uitge lokt, zonder in een lange uiteenzetting der politieke constellatie te treden, verklaar de de Minister, dat de politiek, die Neder land heeft te volg011, U een politick, die wortelt in een vaste neutraliteit, gebaseerd op een stroven om zoo vrij en ruim mogelijk te staan tegenover alle naburige Rijken, op welker vriendsohap prijs wordt gesteld. Omtrent het beleid in Oost-Azië bestaat de grootst mogelijke eenstemmigheid. De wensehen omtrent een vestiging in de Stille Zuidzee houdt de Minister in gedachten. Hetgeen do heer Van den Berch van Heemstede heeit gezegd over de Bernec conventie wordt overwogen. Benzine is niet het meest aangewezen product voor een tegenooncessie. Do oestercultuur heeft 's Ministers volln aandacht. Het ontslag van den gezant Van Heeoke- ren van Koll geschiedde alleen ora geeond- heidsredenen en nergens anders om. Van eenig geheim dossier is nooit sprake ge weest. Aan do arbeidsbeurs to Ruhrort heeft de Minister voor het subsidio geen enkele voorwaarde gesteld. Ten opzichte van de grondwettelijke beperking van de macht dea Konings in het sluiten van vredesverdra gen is de Minister het eens met den heer Van Karnebeek. Inznke do uitlegging en toepassing van Duitsohland inzake het vests- gingsvordrag is nog geen reden om arbitra ge te vragen. Tegen susidioering van Hol- landsche soholen in het buitonland bestaan financieel© bezwaren. De opvatting van den heer Van VuUren omtrent den journa list-ambtenaar was geheel verkeerd. Er is geen sprake van een lijf-journalist. De Mi- nistor voelt zooveel voor het pacificisroo als een verantwoordelijk Minister daarvoor voelen mng. Alle moeilijkheden omtrent de Britsselscho tentoonstelling zijn thans op gelost. Voor den tolkdienst te Leiden kunnen ook doctorandi in de rechtswetenschap worden opgeleid. De bedoeling van do betrokken be paling was, dat men minstens candidaat in do rechten moet zijn en jonger dan 23 ja ren. Op later leeftijd leert men moeilijk talen. Leiden is daarvoor do meest geschikte plaats en tot^dusverre is er nog geen redoni tot. wijvjging van het reglement. Te middernacht wordt de vergadering ver daagd tot hedenmorgen. Do Minister zal dan zijn rede vervolgen. De Minister van Oorlog heeft aan de Tweede Kamer, ter inzage van do leden, doen toekomen, een afschrift van de dispo sitie van het Hoog Militair Gerechtshof, d.d. 2.5 Juni 1909, inzake dc klacht vau den kapitein van het Gde regiment infanterie T. Dijkstra over een hem door den gene- raa.1-majoor A. J. Vetter opgelegdo disci plinaire straf. PerHOonftltnarteiifttelnel. Op verlangen van 6 leden is, ingevolge de bepalingen van het reglement, een verga dering belegd van dc Provinciale Vereeni ging van burgemeesters en secretarissen in Zuid-Holland, ter bespreking van de mis sive van den Commissaris der Konfncrin, &d. i November j 1.in nako de vaststelling van nieuwe voorschriften betreffende heb houden van bevolkingsregisters, waarbij het pcrsoonskaartenstelsel voor alle gemeenten zou orden ingevoerd. De vergadering zal te Rotterdam worden gehouden op Maandag 13 December. Faillissementen. P. J. Verhoef, zonder beroep, KlAver- atraat, te Rotterdam. Firma Gebrs. Hartloopor, in tabak, te Amsterdam. Ph. II irtlooper, lid der firma Gebrs. Hartlooper, te Amsïerdiam. H. Edens, bierhandelaar, te Amsterdam. M. 81uijter, diamantbewerker, te Amster dam. G. A. Klozinga, winkelier, te Haarlem. M Bergman, van tafel en bed gescheiden' echtgenoot© vin II. Keyl Ki n., te Hnttum. Ingezonden. Mijnheer dj Redacteur Mag ik beleefd voor het volgende eert plaatsje ven.ockon. „Eindelijk!onder 't opschrift straat jeugd" in 'fc allerleukst ingezonden stukje vSsi uw blad van verschenen Zaterdag, (hè, 'k wou 'k ook zoo kon schrijven) heeft mea 't dan toch ook eens voor die, in bladen en kranton zoo dikwijls veroordeelde arme straatjeugd opgenomen. Men zegt wol eens, de duivel wordt wel eens zwarter afgeschilderd dan hij is, cn ik ben overtuigd, dat 't met onze zoogo- naamde straatjeugd ook reo 'fc geval is dikwijls, 't Is waar, zo zijn allemaal we! geen heilige boontjes, en vooral bij isegrinn ruige liardaanpakkerij wel eens lastig, bru taal zolfs zoo men wil, goed, maar als 't or op aankomt ook grootmoedig en behulp zaam. In aansluiting bij het geval van die appelen, zou 'k daarvan verscheidene staaltjes kunnen vertellen; zou 'k kunnen- vertellen hoe rij Roms hnn leven bijna wa^ gen om een hond of kat uit 't water te halen, daar bij ongeluk ingcriiakt, ja, hoe 'k gezien heh, dat die „straatjeugd" ver leden najaar, uit een bladcrloozen tamelijk' hoogen boom op de Langcgracht. met le vensgevaar en behulp van een ladder, een muschje van een „wissen dood" redde, het welk daar aan een vliegerdraad niet zijn poófc was verward geraakt, en half flnddiv rend aan een takje hing te bengelen, eö het daarna de vrijheid gaf. Heuach pessimistische beoordeelaars, on zer Hollandsclie zoogen. „Straatjeugd", be schouw en bestudeer hen eens van naderbij en zonder vóóringenomenheid, en rij ;al u werkelijk (uitzonderingen daargelaten) meevallen en er veel goeds en edels in onfc* dekken, evenals de inzender van bovenge noemd schrijven. U dan! z. voor do plaatsing, Uw bestendige 1 e 1 e

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1909 | | pagina 5