ZO N DAG 5 EMA D IIID5CH DAGB1AD VAN HET *4ll; r'*4il;#,# Gevolgen van een „grap". No. 15261. 20 November. Anno 1909. M jYj ViJ tt' Jean Marie Legorec was een kleine Bre tainer van het echte ras; moedig van hars en flink lichamelijk ontwikkeld. Het ge- heele spoorwegpersoneel hield van het aar dige, verstandige ventje met zijn donkere oogen en blond krulhaar. Zijn vader, Yves Marie Legorec, was ma chinist, „een trouw, eerlijk man, op wien men kon rekenen," zooals hem zijn kame raden en zijn superieuren noemden. Zijn moeder, van zichzelve een Kermaa- dec, stamde af van een der rijkste en edel ste geslachten uit Cornwallisvan haar had hij zijn aristocratisch bleek gezichtje en de gouden lokken, zooals men ze op afbeeldin gen van sommige voorname Keltische per sonen ziet. De kleine Jean Marie was steeds de eer ste van rijn klasse en hij genoot nu van een vrijen middag. Een oude vrouw, die sinds den dood der moeder voor het huishouden zorgde, hield de vier andere kleinen bezig, maar hij vond ziohzelven al veel te groot voor die spelletjes. Hij liep dus den kant naar den spoorweg op. „TJw vader is vandaag op No. 325, niet waar?" vroegen hem een paar conducteurs, terwijl hij op den Pont de l'Alma naar het rangeeren der treinen, beneden hem, stond te kijken. „Ja, en morgen is vader op Nr. 19." „Hij beeft er waarlijk ook al verstand vankom. kameraad, gaat gij mede een borreltje drinken? En, kleine wijsneus, zal ik je ook eens trakteeren V' Een echte Bretagner, ook al is hij nog slechts twaalf jaar, bedankt nooit, wanneer men hem den een of anderen geestrijken drank aanbiedt Trotscb volgde het kind de beide mannen in de herberg; in één teug dronk hij zijn groot glas tot de helft toe leeg. Met een knipoogje tegen zijn kameraad zond de een het ventje naar een naburigen winkel om tabak te halen. Toen Jean Marie terug kwam en argeloos zijn glas verder uitdronk, wist hij niet, dat de beide mannen er vier glaasjes cognac in gegoten hadden. Zij wil den den jongen eens dronken maken 1 Wat een grapEn de beide slechtaards keken elkaar zegepralend aan, toen het kind, dat iets scheen te bemerken, hen angstig aan zag. Trots weerhield hem echter iets te laten blijkenbeleefd nam hij zijn pet af, bedankte voor het genotene. Hij wilde nu zijn vader opzoeken. De machinist was echter in dien tusschen- tijd al aangekomen; vermoeid van zijn tien uren zwaar werk, had hij den stoker opge dragen de locomotief Nr. 3672 in de loods te brengen, en was zelf naar rijn woning gegaan, om zich te reinigen van het stof en daarna te gaan slapen. IL Of de kleine Jean Marie de locomotief kendeMen liet hem immers altijd in de loods komen langs den weg, die was voor de beambten. Hij stond nu vlak voor de machine en als een kenner draaide hij er om heen en bezag hij die nauwkeurig van alle kanten. Welk een grootschen indruk gaf hem dio locomotief met de enorme wielen, de dik ke cylinders, den reusachtigen ketel en het blinkend koper, dat als goud schitterde I Jean Marie gevoelde zich zoo vreemd, hij begreep niet wat hem scheeldeals vuur B+»-- mde het bloed door zijn aderen en overal zag hij bliksemschichten. Met de grootste moeite hield hij rich rechtop. Toch wilde hij, al was hel maar voor één oogenblik, „De Nacht" zoo was Nr. 3672 gedoopt beklimmen. Met alle macht ver zette hij zich tegen het gevoel van duizelig heid, dat hem beving. Behoedzaam keek bij om zich heen. Op verren afstand zag bij een man beiig een kuil te graven; werktuiglijk wierp hij met zijn schop de aarde naar boven. Dit was het gewone uur van rust voor het spoorwegpersoneelstraks zou hier weder alles leven en bedrijvigheid zijn. In de verte hoorde hij het tikken van een electrisch schelletje; het eenige geluid, dat de stilte verbrak. In twee sprongen was hij op de looomo- tief. Was hij het werkelijk, die daar nu al leen op ,,De Nacht" was? Nu was bij, Jean Marie Legoreo, dus haar heer en meester I Voorzichtig, zonder geraas te maken, open de hij de deur van het fornuis. Welk een hitte l En welk een ontzettende omvang I „Den wijzer van den luchtdichtheidsmete: en het waterpas moet men nooit uit Het oog verliezen", had zijn vader gezegd. En de rails dan, die men steeds recht voor zich zag, door de groote ronde glaaen, duidelijk te midden der duisternis 1 Als hij eens even, heel zacht maar, aan den regulateur trok, dan zou de locomotief een eindje verder gaan. Hij wil ie slechts even probeeren, Nr. 3672 slechts één enkelen meter laten gaan Een gulp stoom en nog een, maar veel korter, veel fluitender, daarna een dikke rookpluim en de zware kolos beweegt zich statig voorwaarts. Het kind verbleekt van schrik bij de ge dachte aan wat hij gedaan heeft; half krankzinnig van angst wil hij de machine terug laten stoomen; in zijn onkunde ver gist hij zich echter, drukt op den verkeer den knop en als een paard, door reusach tige sporen voortgedreven, vliegt bet log ge gevaarte pijlsnel vooruit. Op eenigen afstand komt een beambte aansnellen, verbaasd door het ongewone geraas op dit anders zoo stille uur. oceeds sneller en sneller wentelen de wielen. Zij, die gewoon is eer dan hon derd duizend kilo's achter icb aan te voe ren, gevoelt zich nu eindelijk vrij en van die vrijheid zal zij gebruik maken; hoor, nu hinnikt zy als om luido haar genot fee kennen te geven I Doodelijk ontsteld vliegt de baanwachter van het kruispunt der lijnen naar Brest, Redo en Saint-Malo uit zijn huisje. Eer hij echter de roode vlag heeft kunnen ont plooien, is de locomotief den sluitboomen reeds voorbijgestoomdtrillend en snuivend volgt zij de liin naar Lt.-Malo. Als een wer velwind vliegt zij den onderchef voorbij, die tevergeefs heftig met de armen zwaait. 1 Een seconde was voldoende voor den ouden baanwachter, om in het lijkwitte, vertrokken gelaat op de machine, den klei nen Jean Marie te herkennen. Met wijd geopende oogen en als versteend van F rik stond hij op de gewone plaats zijns vaders genageldzijn blonde haren vorm den een lichtkrans om zijn hoofd. Heel in de verte vertoonen zich beamb ten, de conduoteurs, die, heftig met de ar men bewegend, roode vlaggen zwaaienon verstaanbare kreten dringen slechte even tot het kind door. Maar wie zou den moed hebben zich voor het woedende monster te werpen? Uitda gend sist de stoom, die zich in groote vlok ken over de rails verspreidt. De onderchef van het station te Rennea is naar het telegraafbureel gesneld. Nau welijks rijn de woorden overgeseind of de stationschef van Betton riet ,,De Nacht" als een orkaan voorbijvliegen. Helaas, er is niets aan te doenWist hot kind slechts hoe de machine tot staan brengen; slechts zijn zwakke hand kan nu het monster remmen. Men roept niet lan- ger, men brult het hem toe. Tevergeefs Eer de locomotief het volgend station bereikt kan hebben, moet er een onvermij delijke botsing plaats grijpen met den trein Nr. 22, die nu juist van Combourg zal ver trokken zijn. Nog eeDS ijlt de chef naar de telegraaf: „Laat de enkele locomotief derailleereu, leg een steen op de rails." „Goed; begrepen." Drie mannen, weder met roode vlaggen zwaaiend, wagen zich tot op geringen af stand gevaarlijk dicht voor de machine een van hen, een oud-gediende, schuift met de vereelte handen, vast en zonder aarze len, een hefboom, het eerste wat hij grijpen kon, op de rails. Daar is het, het helsche monster, de" ver toornde kolos, dien men aan banden durft leggen. De gele brem rijt de locomotief bij haar doortocht wreed vaneen en achter haar vliegt bet stof dichte wolken op, vermengd met kleine keisteentjes. Instinctmatig heeft de kleine Jean Marie de handen opgeheven, zooals zijn moeder hem leerde bidden als hij aan haar schoot geknield lag Zijn lippen bewogen zich als of hij iets wilde zeggenzijn lange, bloncre krullen fladderden in den wind. „De Nacht" heeft den rechten weg ver laten en het spoor gevolgd, dat niet langer kan zijn dan hoogstens 4000 meter».

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1909 | | pagina 19