RECEPT. ALLER LEI. (-) GOUD. (-) Reeds lang vóór den Zondvloed schatten cnze voorvaderen het goud naar zijn waar de en konden zij het smelten en bewerken. Misschien zijn eenige bijzonderheden om trent de bewerkingen van het goud welkom. Daarom zullen wij een en ander mededee- len over de studie, door Vermand Meyer in „De Revue économique internationale" ge plaatst. Begint men te rekenen van af de oudit bekende tijden, dan komt men tot de con clusie. dat ongeveer 17,500 ton goud ter waarde van 60 milliard francs uit de aarde zijn opgedolven. Men onderscheidt twee soorten goud be vattende lagen: de primitieve lagen en de secondaire. In de primitieve lagen treft men het goud aan, gebonden in een soort vulkanische rota. Deze lagen bevatten slechts een geringe hoeveelheid goud per ton en haar exploitatie is slechts mogelijk door de procédés der nieuwere wetenschap. In de secondaire lagen heeft de concen tratie van het goud aan de oppervlakte plaats door scheikundige werkingen, waar door de goud bevattende rotsen afbrok kelden. De eerste methode van extractie is de eenvoudigste, doch onvoldoendemen maakt hierbij gebruik van een bak van 4060 cM. middellijn en 8 cM. hoogte. Door middel van een spade wordt deze ge vuld met de voor wassching bestemde aarde. Na de wassching wordt aan den bak een ronddraaiende, slingerende beweging medegedeeld, waardoor de aarddeeltjes uit den bak geslingerd worden en eventueel goud op den bodem achterblijft. Zooals men ziet, is deze methode niet ingewikkeld, maar er zijn natuurlijk vcol nieuwere pro cédés; bijv. de hydraulische methode met reusachtige waterslangen, die tot 150,000 kub. M. water per etmaal leveren, met een snolheid van 60 M. per seoonde. Ook dregt men door middel van stoom of eleotriciteit de lagen af, terwijl men in Siberië, waar de grondstof bevroren is, zich bedient van door stoom verhitte buizen. Wanneer men het kostbare kwarts bezit, wordt de bewerking lastiger; het moet worden gebroken, gemalen, gesorteerd. Dit alles kost zeer veel. Een Maatschappij» die 1,218,000 ten verwerkt had, ontving daarvoor 23 millioen francs; de onkosten bedroegen echter ruim 20 millioen. Voor zeker nog een aardige winst. Gedurende enkele jaren, vooral na den Transvaal schen oorlog, delft men veel goud; in 1806 en 1807 bedroeg de opbrengst der geheele wereldproductie 2 milliard francs. Transvaal slaat echter het record in de goudproductie: in 1906 bedroeg de opbrengst van dat land niet minder dan 598 millioen en in 1907 043 millioen. Dan volgen de Vcreenigde Staten met 400 mil lioen fr. per jaar. Australië geeft ongeveer evenveel. Rusland komt met 100 millioen per jaar, Alaska met 25 millioen. Het centrum van exploitatie voor 'Afrika en voor de geheele wereld is de Rand, bij Johannesburg, die in 1887 werd ontdekt. Men produceert er voor meer dan 400 millioen fr. per jaar. De in 1848 in Californië ontdekte laag is nog een van de meest productieve. Zij toch levert het vierde gedeelte van de op brengst der Vereenigde Staten. Diepten tot 700 M. zijn daar geen zeldzaamheid. De Oeral, Korea en Japan geven 50 mil lioen per jaar, Hongarije 10 millioen. STOFGOUD. Ik merkte in verschillende landen, dat de armen des te minder zelf hun best de den, naarmate meer door anderen voor hen gedaan werd, zoodat zij juist door te rijke lijke ondersteuning voortdurend meer verarmden. Benjamin Franklin. In de dorheid van het dagelijksch leven tR elk liefdebetoon een verkwikking. A. Eiettoa. Btokvischpudding. Stokvisch wordt gekookt, daarna van dc graten en vellen ontdaan en dan zeer fijn gehakt. Vier eierdooiers worden tien minu ten flink geroerd; men voegt er dan een half jx>nd gesmolten boter langzaam bij, vervolgens de visch met zout, peper, fiin nootmuskaat, een flinke hoeveelheid ge raspt wittebrood en een paar groote lepels fijn gehakte sjalotten; het laatet doet men er het stijfgeklopte eiwit bij. Den pudding vorm met boter besmeren en met paneer meel of fijn beschuit bestrooien, dan het deeg er in doen en gedurende twee uren au Bain Marie laten koken. Men presenteert den pudding met uien- en botersaus. Liegende rozen. Ik vertel u hier een ware geschiedenis. De held er van is de jeugdige lord Catch- gold en zijn droeve ervaringen verdienen zeker de aandacht van alle jongelieden, die een vrouw met fortuin zoeken. Lord Catchgold dan, een Britscho pair, had al zijn geld opgemaakt en zooals meer Engelsche jongelui-van-adel doen, hij liet voor de toekomst zijn oog vallen op d dochter van den welbekenden Zuidafri- kaansohtn millionnair Bernerwheit. De aanleiding om zioh te verklaren kwam spoedig. „Reginald", sprak de jongedame tot hem, „kijk eens wat een prachtig étui ik daar op mijn verjaardag van papa heb ge kregen." De jonge lord peinsde een wijle. Hij dacht aan de millioenen van Berner wheit, aan de troostelooze leegte in zijn portemonnaie, aan de jeugd en de schooQ- heid van het meisje en hij nam een vaac- dig en wakker besluit. „Ziel van mijD leven," zoo riep hij uit, „ik zal u niet beleedigen door u diamanten te geven. Dat zou immers water naar de zee dragen zijn of uilen naar Athene 1 Neen, ik zal u een eenvoudigen ruiker van rozen zenden. Evenveel rozen als gij len tes telt" „Maar gij weet mijn leeftijd niet," zei Eulalia Bernerwheit, lichtelijk ongerust, wiil zij vier en twintig was, doch gaarne wilde doorgaan voor twintig. „O, dat zult gij wel zien," antwoordde de jongo lord, met een glimlach. En hij ging naar den bloemist. „Stuur vanavond aan miss Eulalia Ber nerwheit een bouquet van twintig rozen uit mijn naam en doe er mijn kaartje bij." De bloemist beloofde, boog. En hij sprak tot zijn '/rouw„Die suffer van een Catchgold is altijd een goede klant geweest. En hij schijnt een oogje te hebben op die rijke jongejuffer. Ik doe er dus een dozijn rozen bij; dat zal hem pleizier doen." Dit is de reden waarom het huwelijk van Reginald Catchgold met Eulalia Berner wheit niet is doorgegaan. Zoo'n leelijke beleediging, haar voor twee on dertig jaar oud te houden, acht jaren ouder dan zij werkelijk was en twaalf jaren ouder dan zij graag wilde wezen I Een wijnreiziger schreef aan zijn pa troon een brief, waarin hij klaagde over de slechte zaken. In zijn antwoord schreef do patroon naar aanleiding van 's reizi gers slechte spelling „De Hoogere Bur gerschool schijnt u niet bezocht te hebben Het antwoord was: „Nou, as a geloofd, dat daar wad te veclienen ia, zal ik daar morgen eens aanlooppe." Ervaring. Mijn man denkt nu let terlijk om alles. Vanmorgen vond ik in de braadpan een briefje: „Niet Laten aan branden", in de aardappelenpan: „Niet te veel zout", en in de groentenpan: „Geen boter vergeten." De nota van een waschvrouw: „Nov. 1. Voor mevrouw d. L. het wasschen van drie dienstboden de som van 17.25" De vlugste manier. Zij: „Zou den we onze verloving seinen of telepho- neeren? Want ze moet vlug bekend worden gemaakt." H ij: „Och neen, vertel het maar in het geheim aan een vriendin 1" „De Kampioen" vertelt van een landbou wer, die zijn gouden bruiloft vierde in een plaatsje, waar de postbode zich van een oud rijwiel bediende tot het rondbrengen van brieven. De kleinzoon: „Greutvaoder, wat mot dat p. f. op die kaortjes?" Grootvader: „Wel, jonge, dat wil zooveul zeggen as dat ze per filicepee thuus gebrocht zijn." Logische opmerking. Zooals men weet, wordt in vele havens bij het op en ondergaan der zon een kanonschot ge lost. Een Amsterdammer was voor het eerst in zulk een zeeplaats en hoorde tot tzijn groote verbaziDg een kanon bulderen. „Wat is dat?" vroeg hij aan een ouden zeebonk. „Ondergaan van de zon". „Wat zeg jeGaat de zon hier met zoo's lawaai onaor?" Een jager ging uit om te jagen. Terzelf der tijd ging een beer uit om te eten. De jager zag den beer. De jager sprak: „A, daar is een pels voor mijn overjas." Hij schoot. De beer klom in een boom en werd niet geraakt. De beer sprak: „A, daar ia mijn middag eten." En de 3er at den jager op. Ergo (door onderlinge <="hikking) kreeg de jager zijn overjas en de bczijn mid dageten. „T7 weet waarschijnlijk niet hef verschil tusschen een pas-gehuwd en een pas-ver huisd echtpaar!" „Neen." „Het eerste ia overgelukkig, het tweede gelukkig over." Die sohoone moedertaal. Met welk Nederlandsch onze zuidelijke Vlaamsche broeders vaak bedeeld worden, kan weer blijken uit het volgende uittrek-, sel uit een aanprijzing van winkelgoederen van een magazijn te Brussel. Met sierlijke krulletters staat er boven: „belangrijke voorzegging voor den winter." En dan volgt: Waarom in het midden der stad gaan om uwe kleeren te koopen? De magazijnen der stad moeten zeer duur verkoopen; hun onkosten zijn groot, de huishuur aanzienlijk; schitterend licht maar zeer kostelijk; bedienden breed betaald en duizend andere onkosten. Wie moet dit allee betalen! Het zijt gij, Kalanten; 't is met uw geld. Gaat rechtstreeks naar het Europeescö Fa briek van Verviers. De koetumen en de winter-over jassen ko men in massa toe. De gekleede overjassen, bevallig in hef zwart en andere couleuren, gevoederd met schoon satijn... al deze kleeren zijn van al lerlaatste nieuwigheid. Prijs van het groot. Een vaandel in plaat is aan den gevel vastgemaakt met het volgende opschrift* en*.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1909 | | pagina 22