Wat een Fries vroeger dronk.
baas uit. Zoo noodig worden de beeren bij
gestaan door de dwarsbongclers (tegenstre
vers. De boer stelt bij dit personeel van den
kleedbaas nog iemand aan als hoannebyter,
die moet zorgen dat het uitgedorschto stroo
aan een hoop komt, en een of twee ooie
vaars, die de enkele koolzaadhalmen opzoe
ken van het veld, welke de kikkerts heb
ben laten liggen. Bij het einde van het
werk wordt de vlag medegevoerd naar huis.
Onder luid gezang, en trompetgeschal vaak,
trekt men huiswaarts, zoodat men in het
dorp reeds op verren afstand de kooldor-
schers hoort naderen. Zij worden door de
dorpsjeugd gewoonlijk ingehaald en met ge
juich begroet.
Van een ratelslang.
Een zenuwspannend avontuur is een jon
gen boer van Zuid-Dakota, Arthur Ricard,
overkomen. Wij vonden dit in „Wide World
Magazine" aldus medegedeeld:
Ricard had een nieuwe kleine boer
derij overgenomen. Yoorloopig sliep hij
in een hut, die, half stal, half spelonk,
tegen den wand van een heuvel was opge
richt. Tegen den morgen ontwaakt, was hij
nog eenigo oogenblikken blijven liggen. Ter
wijl hij daar met nog halfgeloken oogen lag,
hoorde hij plotseling een voorwerp met een
matten slag op bed vallen. Hij opende de
oogen, om te zien, wat het was, en wie be
schrijft zijn ontsteltenis bij hetgeen hij ont
dekte en dat hij zelf aldus bcsohreef
„Daar, weinige centimeters van mijn
gezicht verwijderd, lag iets, dat ik aan
vankelijk voor een gummislang hield.
Maar vcordat ik mijn zinnen geheel bij
een had, hoorde ik een dor, droog klep
peren en ratelen. Een donkere massa hief
zich omhoog en nu zag ik het: een leelijkc,
boosaardige, loerende kop, die geheel en al
naar mij was gekeerdeen groot-e ratel
slang maakte aanstalten om mij te bijten.
De slang verkeerde in de hoogste opge
wondenheid. De val van het dak had haar
kwaad gemaakt, en nu wendde zij den kop
met de groenachtig flikkerende oogen naar
alle kanten, om te zien of ergens iets vij
andigs zich roerde. Hoe het mij mogelijk
was, weet ik nog niet, maar het gelukte me,
met de uiterste wiLsmspanning, rustig te
blijven liggen. Ik wist, dat de geringste b>
weging gelijk stond met mijn dood te bewer
ken. Het was Augustus; de maand, waarin
de beet de>r ratelslang het gevaarlijkst is.
Mijn oogen stonden open, ik waagde het
niet ze te sluiten. Dicht vóór me was de
kop van het dier. Maar nu werd het kalmer
en liet den kop zakken. Ik had een gevoel,
dat uren verloopen warendoch later over
tuigde ik mij, dat- die uren slechte enkele
seconden konden zijn geweest.
De slang was rustig geworden; het ratelen
had opgehouden, en nu begon zij een reeks
van verkenningstochten. De nek rekte zich
uit, de staart werd smaller, de lengte groei
de, en toen: recht toe recht aan kwam ze
op mij af. Een ijzige huivering voer over
mijn lichaam. Ik voelde den kouden giftkop
vlak over mijn hals, dan over mijn wang
heenglijden, over lippen en kin. En alsdan
strekte zich de kop uit ln de richting van
mijn oog. Ik kon geen weerstand meer bie
den en moest het oog sluiten. Op heteelfdo
oogenblik was het kruipdier weer opgericht,
gereed voor den sprong, en het toornige
ratelen weerklonk weder.
Nu alles rustig bleef, naderde het ander
maal mijn gezicht en begon het onderzoek
opieuw. Verscheiden minuten lang betastte
het afschuwelijke wezen mijn hoofd en gleed
er in alle richtingen overheen. Vervolgens
kroop het over het beddelaken in de rich
ting van mijn knieën, waar het zich te sla
pen legdex Daarmede was echter mijn red
ding met verkregen, wane bij de geringste
vingerbeweging schrikte de slang op en nam
een stnjdhouding aan. Allengs evenwel ver
dween haar wantrouwen en bepaalde zij er
zich toe, slechts luisterend den kop op te
richten 1
Langzaam, heel langzaam gelukto het Ri
card een naast het bed staande leege kreef-
teabua te gnjpen. Met een snelle beweging
filet nieuwe II of theater te Kleiningen, dat hertog; George liet bouwen
door den hofarchitect Bohlert in plaats van het op 5 Klaart
vnu liet vorige jaar afgebrande onde theater.
sloeg hij toe, maar de ratelslang was al
weer in de positie van aanvallen en ant
woordde met een beet, dio gelukkig in den
scherpen busrand eindigde. Een seconde
later had Ricard het beddelaken bijeenge-
frommeld en het met slang incluis naar bui
ten geworpen.
„Ik leunde tegen den deurpost," verhaalde
hij, „hijgend, lachend, schreiend en sidde
rend. Toen verloor ik het bewustzijn. Een
maand lang duurdo het eer mijn zenuw
gestel tot bedaren was gekomen."
Het bacillen-gevaar.
Dat hot voor een bacterioloog beter is
zijn dienstbode om de boodschappen uit te
sturen dan zelf de benoodigdheden voor
zijn ontbijt te gaan inslaan, bewijst een
verhaal van zijn ervaringen, dat de beken
de professor Metchnikoff van het „Insti
tuut Pasteur" onlangs in een der Parijsche
bladen gaf.
Zijn lijden begon in een banketbakkers
winkel, waar een blijkbaar teringachtige
winkeljuffrouw voortdurend stond te hoes
ten boven open schalen met koekjes en bon
bons. In den kaaswinkel, waar hij vervol
gens kwam, loerden eveneens riekten en
dood, in de gedaante van vliegen-stipjea,
dio de aangesneden kazen overdekten. En
zegt de professor vliegen plegen op
allerlei onreine zelfstandigheden neer to
strijken, en daar ze in hun ingewanden
geen dcsinfectie-toestel rijk zijn, deponee-
ren ze overal, waar ze vervolgens gaan zit
ten, de bijeengegaarde microben.
In den vruchtenwinkel was het al niet
beter.
„De patroon, vol vriendelijkheid, wil me
zelf bedienen," schrijft professor Metch
nikoff. „Vóór hij elke vrucht inpakt, likt
hij zijn vinger, om het papier to bevochti
gen. Het eerste resultaat daarvan is, dat
hij een overmatige hoeveelheid speeksel,
met heel de flora van microben uit zijn
mond op de vruchten vastplakt
Ten slotte wondt nog de spekslager zijn
bacteriologisch gemoed. De man snijdt
plakjes ham, en raakt ze daaibij *an met
zijn vingers, „waarvan de onzindelijkheid
waarlijk niet met behulp van den micros
coop behoeft te worden vastgesteld."
Zoo zijn we dus, concludeert de geleerde,
gevolge van de onzindelijke gewoonten,
die in den kleinhandel b?staan, gedwongen
dagelijks £-*x)t aantal schadelijke bac
teriën naar binnen ta werken.
En hij vertelt verder, hoe hij de druiven
in kokend water hield, en de sneetjes ham
flambeerde, om de aanhangende gedierten
te dooden. Maar omdat iedereen dit niet
doen kan, dringt hij aan op het gebruik
van tangen om de levensmiddelen aan t«
pakken, welke tangen onder glazen stolpen
tegen de vliegen zouden moeten worden)
beschermd.
Kom, kom, professor 1 Als ge nagingt wat
er met uw brood, uw vleesch, uw groente,
uw wijn gebeurt vóór ze op uw tafel ko-,
men, zoudt ge vermoedelijk heelemoai geen
rustig oogenblik meer hebben, en in min
der dan geen tijd van hongersnood sterven.:
Lijkt het u bij nader inzien dan t-och nog
maar niet beter met bacteriën in uw maag
te blijven leven dan met een leeg digestie-
apparaat dood te gaan? Huur een nieuw®
keukenmeid, hooggeleerde, en controleer
haar niet te scherp. Wat niet weet, wat.
niet deertMet alle respect voor uw we-,
tenschap lijkt dat dan toch nog maar een
practiseher leefregel dan de uwe 1
Uit een beschrijving van de wijze,
waarop in Jacob van Lenneps jeugd be
gin der 19de eeuw een Fries zijn clag;
besteedde en welke het begrijpelijk maakt,
dat toen dertig dokters in Leeuwarden hun
brood ruim verdienden, blijkt het volgende:
,,'s Morgens stond vóór bet ontbijt een
glas jenever ter verfrissciung gereed. Na
tien of twaalf kopjes thee of koffie inge-
ewolgen te hebben, nam men de bitter-
flesch te baat en sprak die veelvuldig aan
onder het rooken van stinkende baai. Te
elf uren dronk men koffie en de kan ging
niet van tafel voordat elk een kop of tien
suikerij of bruin water had gebruikt. Omi
den berookten en verschroeiden mond to,
laven, nam men weder toevlucht tot den.
Likeurkelder, de madera verscheen vervol
gens en vóór het eten begaf men zich in het
koffiehuis. Elk had aan de etenstafel zijn.
flesch naast zich, die, voordat het nagerecht
daar was, geleegd werd, behalve de zware',
en fijne wijnen, die tusschenbeide rond
gingen. óp het dessert stonden de vrouwen
op; men dronk al voort en er werd van tijd.
tot tijd koffie gediend. Te zes uren stond,
men op, dronk thee gedurende twee uren,
of langer, naarmate de gasten het minimum
van twaalf kopjes verder overschreden. Te
acht uren werd de flesch weder opgezet en.
maakte spoedig plaats voor een andere.
To tien uren was het souper gereed; men,
bad zich inmiddels met koek en kaas, kra
kelingen, beschuit, bitterkoekjes, kolom-
bijntjes, enz., enz. voorbereid. Men spijs
de goed en vergat niet de spijs te bevoch-:
tigen. Te halftwaalf verscheen het thee
blad weder en om al het genotene uit te(
zweeten, dronk men opnieuw eenigo kop-)
pen van dat verfriaschand, maar verslap-,
pond vocht."-