DE KLEEDBAAS EN ZIJN KLEED.
over plechtig een revue wordt gehouden,
zoogenaamd ter eere van den bezoeker; in
werkelijkheid om hem beleefd te zeggen:
„Pas op, we zijn er ook nog."
In dat koningluozc land voeldo dus ieder
een plotseling de behoefte er een te hebben,
een mooien, decoratieven en machtigen ko
ning, en men haastte zich er een te zoeken.
Ik behoef u niet te zeggen, met welk een
aandrang een menigte min of meer gerech
tigde personen zich opmaakten om hun aan
spraken te doen gelden. Maar als men den
een benoemde, maakte men den ander onte
vreden, en schiep men vijanden van de
nieuwe dynastie, wat zeker na zich zou slé*
pen booze verwikkelingen in den trant van
samenzweringen, revoluties of aanslagen,
zooals men dat soms in die onbeschaafde tij
den zag.
De hoofden van de ministers liepen om,
want de tijd drong. Zij kwamen plotseling
op de gedachte, dat het beste middel om zoo
min mogelijk ontevredenen te kweeken, zou
zijn den koning te laten benoemen door het
grootste aantal, dat wil zeggen, door het
volk. Bovendien is do wil des volks een
mag en onpersoonlijk wezen, waarachter
men zich Van verschuilen, wanneer men iets
wil doen zonder de verantwoordelijkheid
er van op zich te nemen. Deze methode van
rogeeren is nu meer afgesleten dan eenige
andere, maar in die dagen had een beroep
op het volk een bekorende nieuwheid.
Men besloot dus oen volksstemming te or-
ganiseeren, en men noodigde de candidaten
uit bun aanspraken uiteen te zetten en aan
het volk hun voornemens bloot te leggen,
opdat men met kennis van zaken zou kun
nen kiezen.
Ik zal u niet vervelen met het opnoemen
van alle belangrijke personen, die zich aan
boden, en dia hun vollen invoed aanwend
den. Er waren zooveel redevoeringen, dat
ieder redenaar ternauwernood over twee of
drie toehoorders beschikte, die nem binnen
de drie minuten door een redenaar van een
andere partij werden afgenomen, maar uie
hij don zoo goed en kwaad als dat ging
weer terughaalde om hun den naam van zijn
candidaat in het hoofd te prenten. Er wer
den gedurende verscheidene weken zoo'n
gioot aantal flesschen geleegd, dat de men
schen niet uit een roes kwamen van 's mid
dags twaalf uren tot middernacht; het uur,
waarop ze niet meer konden, en gingen sla
pen. Er was zoo'n groot getal vechtpartij
dat de knuppels hoog in prijs stegen, en
dat het wel leek of het uitspansel al zijn re
genbogen had laten vallen om de gezichten
te kleuren. En dan nog de optochten, de
feesten, en het uitgedeelde geld en de on
mogelijke beloften... Het was een mooie tijd
en allen, die hem hadden meegemaakt, kon
den later hun tranen niet weerhouden, wan
neer zij er van aan hun kinderen vertelden.
De candidaten vielen één voor één af. De
minst rijken werden het eerst afgescheept,
en eindelijk bleven slechts drie candidaten
over, die kansen op succes hadden.
De eerste had aan het volk opheffing be
loofd van de belastingen, de oorlogen, de
hongersnooden, de branden, de besmettelijke
ziekten, de schulden, de armoede en de on
gevallen, gedurende de regeering van hem
en zijn familie. Hij had eenige kans.
De tweede had eenvoudig beloofd, dat hij
den dag van zijn troonsbestijging lederen
burger zou decoreeren. Hij had een beetje
meer kans.
De derde had nog niets beloofd. Hij had
zich bepaald tot een levendige propaganda.
In alle steden, m alle dorpen en in alle ge
huchten liet hij door personen te voet en te
paard en in een rijtuig zijn naam ronddra
gen, en op overtuigende wijze uitroepen:
„Stemt op hem I Stemt op hem 1"
Hij had tamelijk veel kans, want hij was
een beetje geheimzinnig, on men wachtte
met ongeduld, dat hij met zijn beloften zou
komen. Hij deed slechts één belofte, op den
vooravond van da verkiezingen, en zij gaf
den doordag. De menschen te voet en te
paard en in rijtuigen verschenen weer in
alle steden, dorpen en gehuchten, en riepen
het volk toe: „Stemt op hem, en den dag
van zijn kroning zullen de gebraden duiven
u in den mond vliegen!!"
Dadelijk was iedereen er van overtuigd,
dat hij gekozen zou worden, want bet is al
gemeen bekend, dat do opperste wensch
van ieder mensch is, dat de gebraden dui
ven hem in den mond vliegen. De mededin
gers werden groen van woede, want ze ue-
grepen, dat zij hun tijd en geld tevergeefs
besteed hadden. Ze liepen rond, overal zeg
gend: „Dat gebeurt toch nietl"
Maar het was tevergeefs. De man van de
duiven werd eenstemmig gekozen. Er was
een onbeschrijflijke geestdrift en sommige
haastige menschen keken al naar dm he
mel om te zien of de duiven nog niet kwa
men, maar het was nog te vroeg; de duiven
waren pos beloofd voor den dag van de kro
ning, en die was eerst den volgenden Zon
dag.
Men kon daar niets tegen inbrengen. Men
moest wachten. Sommige haastigen en twist
zieken beschouwden zich echter als bedro
gen, cn begonnen te mopperen.
De nieuwe koning was een uitstekend man,
en hij deed zijn best om het geluk van zijn
volle te dienen.
Hij ging dadelijk de belastingen op een
rechtvaardiger en minder drukkende wijze
regelen; maar dat had in het geheel geen
succes, want men hield moer Yan de oude,
waaraan men gewend was. Hij gaf meer vrij
heden, maar ze werden onvoldoende gevon
den. Hij beloofde feesten, maar men drong
hem zijn belofte van de duiven eerst na te
komen.
Hij had er ook wel het voornemen toe, in
weerwil van de moeilijkheden, die daaraan
verbenden Waren, en hij zette alles in het
werk, opdat den dag van zijn kroning ieder
van zijn nieuwe onderdanen, van wie hij van
harte hield, bevredigd zou worden.
Eindelijk kwam de lang verwachte dag.
Met het «laan van twaalf uren 's middags
zou de belofte van den koning vervuld wor
den. Van acht uren 's ochtends waren alle
menschen buiten, het hoofd achterover, den
mond open.
Het wachten duurde lang, evn men begon
ongeduldig te worden en te protesteeren,
toen eindelijk het uur aanbrak.
Het sloeg twaalf uren. Het volk opende
den mond, nog wijder, nog wijder en.... de
gebraden duiven vielen uit de lucht!
Er klonk een ah Ivan verbazing,
want men had er niet meer aan geloofd, en
ook van voldoening.
Maar dat duurde slechts een oogenblik, en
uit de volle monden van de menigte stegen
twee booze en tegenstrijdige kreten op, die
den koning het bloed in de aderen deden
verstijven:
„Ze zijn te gaar!" riep de eene helft.
„Ze zijn niet gaar genoeg!" riep de
andere helft.
En de arme koning werd dadelijk afgezet
De Londensche poDitie.
Het verslag van het hoofd der Londen-
sche politie over 1908 meldt, dat het korps
ruim 16000 man sterk was, waarvan ruim
16000 beschikbaar waren voor den gewonen
dienst. Höt aantal gevallen van straatroof
is verminderd met 40 tot 507cr zijn slechts
21 inhechtenisnemingen meer gedaan dan in
1907 en het aantal veroordeelingen steeg
met niet meer dan 26. Het aantal inbraken
verminderde van 1962 tot 1762; daarvan
werden 655 gepleegd in tijdelijk onbewoon
de huizen. Als verdacht van inbraak wer
den 27 personen meer in bewaring gesteld
en acht inbrekers meer werden veroor
deeld. Straatroof werd in hoofdzaak ge
pleegd tusschen 2 en 4 uren des nachts; in
braak bij voorkeur tusschen 6 en 8 uren
in den ochtend.
Ongelukken met doodelijken afloop ste
gen van 283 tot 326; onder de oorzaken
staat de motorbus bovenaan met 62 dood^
lijke ongevallen.
Vermeldenswaard i3 voorts de sterke ver
mindering van hansoms met 1126. Daaite
genover staat een vermeerdering van huur
auto's met 2082.
Als h'et de tijd van den oogst is, heerscht
er in Frieslands bouwhoek allerwegen groo-
te drukte op veld en akker. Dan wordt het
vlas getrokken, het koren gezicht; dan wor
den de Vroege aardappelen gedolven. Een
en ander geeft handen vol werk en zet veel
lev.n bij aan het in dien tijd van het jaar
zoo schoone en schilderachtige landschap
met zijn overvloed van welig opgroeiende
gewassen en zijn velden, met rijken oogst
beladen.
Als men rustig voortpeddelt op zijn on
vermoeibaar ros langs de wèlonderhouden
grindwegen van Frieslands Noorderkwar
tier en al deze bedrijvigheid kalm gadeslaat,
dan merkt men hier en daar, soms op ver
ren afstand, een enkele maal ook zeer na
bij, een breed uitwapperende vlag op; het
is Neerlands driekleur, gebonden aan een
langen stok, rechtstandig in een bouwland
geplant. Daaromheen is het een gewoel en
gewirwar van menschen, die allen zeer druk
in de weer zijn; daar is de kleedbaas met
zijn kleed. Hij is met zijn staf van werklie
den bezig het koolzaad te dorsehen op het
veld, waar dit landbouwgewas nog onlangs
zijn helder-gele bloemenpracht ten toon
spreidde, een lust der oogen, dat tot op
zeer verren afstand gezien wordt en dan
een gele streep aan den horizon afteekent.
Thans ligt het ter aarde, geveld door de sik
kel van den zachter, in losse schooven op het
veld te wachten tot den tijd, dat de kleed
baas met zijn kleed zijn tenten komt op
slaan op het veld, om het rijpe zaad in de
zakken te verzamelen en het uitgedorschte
stroo meest als nietswaardige ballast te ver
branden op de plaats, waar het is blijven
liggen, soni9 hoog opeengehoopt.
De hoofdpersoon van dez«en stoet van werk
lieden is de kleedbaas, van hem zijn het
dorsohkleed en de daarbij behoorende werk
tuigen: het dorsohblok, de vorken, gaffels,;
enz.
Eigenaardig is het, dat al de mannen van
zijn staf hun bijzondere plaats innemen op
het veld en dan ook een typischen naam of
titel drdgen, dienovereenkomstig.
Naast den kleedbaas, wien de zaak dus
aangaat, en die met den landman overeen
komt over het loon, vervult zijn rolde pro
cureur. dat is de man, die het eigenlijke dor*
schen op het groote kleed regelt.
Dit dorschkleed is vooraf op een daartoe
zooveel mogelijk effen gemaakte plaat9 mid
den op bet veld strak gespannen op den
grond en met pinnen bevestigd. De boer le
vert de paarden, die geblinddoekt het
dorsohblok in een cirkelgang vrij snel moe
ten rondtrekken; een moeilijk of liever las
tig werkje, waaraan de beesten nief gewend
zijn; ze moeten üaü ook dikwijls door andare
worden a%ewjb 4d.
Dan hebt gij den procureur-verklikker,
die de bevelen vaafden procureur overbrengt
en tevens op de paarden toeziet, vervolgens
den jager en den jongen, die de paarden be
stuurt en op één er van plaats neemt; ver
der zijn er drie sohekkers: zij werken het
stroo los, telkens als het onder het dorsoh
blok vandaan komt; zij schudden het stroo
op en zorgen met den procureur en den pro
cureur-verklikker, dat het zaad uit het
stroo komt. Nu volgen twee dwarsbongelers
zij werken de drie schekkers tegen, om te
beter het losse zaad uit het stroo te schud
den.
Ook zijn er twee, die den naam dragen
van klauwersdezen werken het kórte stroo,
dat de drie sohekkers hebben laten liggen,
uit het kleed. Dan is er een oude en een
jonge roekzij zijn belast met het zeven van
Let uitgedorschte zaad. Twee „beeren" dra
gen het te dorsehen koolzaadstroo en bren
gen het in een kleed, dat aan twee stokken
vastzit, in het groote kleed. Het raad toch
zdt slechts zeer los in de peulen en er zou
veel van verloren gaan, vooral bij feilen zon
neschijn, wanneer met het stroo, boel voor
zichtig in een kleed gelegd, verdragen werd.
De twee mannen, die tot taak hebben het
koolzaadstroo in het kleine kleed te leggen,
heeten kikkerts.
Met al deze personen trekt de kleed-