-ZONDAGSBLAD L§!D5CH DAGBLAD No. 15255. Uix met de auto. 13 November. Anno 1909. DIE ARME KONING! VAN HELT 'N^wvaOOVCOCOWOCOA~vvaa Terwijl op de Fransche kust de „vliegen- ^de mensch" de eerste pogingen deed met 'zijn motor het Kanaal over te vliegen, liet ik mij in de beginselen van het automobie len inwijden. Eigenlijk ben ik dus al zeer achterlijk, ,maar ik vind het beter kalm mijn tijd af te wachten; ik blijf liever „laag bij den grond", en dat is zeker de reden, dat ik vroeger, toen ik leerde fietsen, zoo dik wijls met mijn neus de straatkeien ge schuurd heb. Een goede vriend van mij had mij zijn /automcibiel ter beschikking gesteld. Nie>- .mand had ik er iets van verteld, ook niet mijn vrouw, en 's morgens heel vroeg stond ik in de garage klaar om de les te beginnen. Als je de auto daar zoo zag staan, tus- |Bchen allemaal zusjes, eenvoudig en rustig, alsof zij nooit van haar plaats geweest was, wie zou kunnen gelooven aan haar weerbar- .stigheid tegenover bestuurders, die haar niet in hun macht hebben? Alvorens mijn eersten proefrit te begin nen, liet ik mij alles eens goed uitleggen. Aan een half-afgetakeld chassis werd mij de inwendige constructie haarfijn uitgelegd; maar de technische termen hoopten zich róó schrikbarend op, dat het ten laatste duizelde in mijn leeken-hoofd van ontste king en carburator en nog meer van zulke onderdeelen, waarvan de beteekenis voor mij tot nog toe onopgehelderde geheimen rijn. Be hoofdzaak was voor mij de theorie van het rijden, en daarvan had ik een for mule opgekregen, die ik mij probeerde in te prenten als een sbhté djongen, die zijn lesje van buiten leert. Wanneer de motor aange«et is, linker-pe- daal naar beneden drukken, handrem los gooien, eerste versnelling inschakelen, lang zaam pedaal laten schieten en de auto gaat vooruit. Be rest volgde dan vanzelf l Als ik de oogen sloot, zag ik mij al ach ter het stuur zitten; ik deed precies wat mij geleerd was, maar om de een of andere oorzaak wilde de wagen niet loopen; daar plots schoot hij vooruit. Brrr 1 Ik rilde er van. Ik zou natuurlijk 't stuurrad verkeerd draaien en de gevolgen waren niet te over zien. Gelukkig liep het beter af dan ik self durfde gelooven. Mijn vriend bracht de auto uit de ga- rage van Straatsburg de straat op. Ik zat naast hem op het voorbankje, genoot van het ritje door de straten; wij gleden zoo rustig tusschen de haastig uitwijkende voer- tuigen van eiken aard heen, zoo soepel, het kostte geen moeite botsingen te ontwijken, terwijl de anderen elkaar den weg versper den in hun pogen ons ruim baan te maken, als voelden zij het overwicht van het me- chanisme op hun langzaam kruipende ve- hikels. Be Yinkweg dook opwe waren dra bui tan» en nu zou het gebeuren. Zenuwachtig verwisselde ik van plaats, greep het stuurrad, en cocht steun voir mijn voeten, bang het een of ander te kunnen beschadigen. Al mijn zekerheid was weg, ik grabbelde in mijn geheugen naar de mij ontschoten formule, tot mijn vriend, ongeduldig, zijn voet boven op den mijne plaatste en mij zoo doende dwong het pedaal omlaag te druk ken! Nu de rem los, eerste versnelling, de druk op mijn voet verminderde, zoodat ik met een schok het pedaal omhoog liet schie ten; rrrt tuffend en schokkend reden we vooruit l Zoo'n eerste moment, als een auto voor het eerst onder je eigen bestuur in beweging komt, voel je jezelf zoo klein, zoo nietig! Een onzeker gevoel maakte zich van mij meester en eigenlijk was ik er maar het liefst mee uitgescheiden 1 Nauwelijks in beweging, waren we al van den weg aikrampachtig wrong ik aan het wiel om de goede richting te hernemen, maar de boomen rechts en links van den weg leken wel naderbij te komen, zoo dicht als wij er telkens langs schuurden. Be auto moet wel ontzettend geslingerd hebben, ten minste een paar politiemannen stonden veilbaasd aar mijn evolutiën te kijken, hetwelk mij natuurlijk, zoo mogelijk, nog meer van streek bracht. Een hondenkar, ofschoon uit alle macht uitwijkend, eerst rechts, toen links, werd door mij z66 in het nauw gedreven, dat de baas het noodig oordeelde van zijn verheven zitplaatsje af te springen en een wijkplaats te zoeken tusschen de struiken, natuurlijk niet zonder de noodige verwenschingen aan mijn adres! Hij riep iets van rechts houden", en och, ik had toch zoo graag zijn wcnsch vervuld Langzamerhand ging het nu wat beter, ik bleef ten minste op den weg, al had ik ook de heele breedte noodig Mijn vriend gaf commando's; tweede versnelling; door de snellere vaart en in tusschen wat kalmer geworden begon ik beter te sturen en de derde versnelling werd ingeschakeld; we stoven nu met een aardig vaartje over den weg. Een auto uit tegenovergestelde richting bracht mij weer in de war; ik slingerde z<5ó sclirikbareDd, dat mijn vriend het noo dig achtte handelend in te grijpen. Met één hand stuurde hij den wagen rechts van den weg en de beide automobielen suis den elkander voorbij. Aan ,,Ben Beyl" werd gestopt om wat op adem te komen, en mijn eerste indruk was, dat het lang niet meeviel. Mijn zenu wen waren in hoogen graad gespannen ge weest, mijn vingers stonden krom van het vastklemmen van het stuurrad en ik transpireerde over mijn heele lijf, ofschoon het op dit vroege morgenuur allesbehalve warm was. Nadat ik nog eenige aanwijzingen had ontvangen, wat ik niet en wel doen moest, werd de terugtocht aanvaard I Een mooi eind weg voor onsWeinig ver keer gelukkig en ik stuurde, dat het een lust was; de vierde versnelling werd ingescha keld 1 Als een bezetene raasde de auto. langs de boomen. Ik tuurde strak, recht, voor mij uit; toen opeens werd het mij tej bar, de snelheid veroorloofde mij niet meer mijn gedachten te concentreeren op het voor mij gewichtige punt, hoe te stoppen, als het noodig mocht rijn. Niets wist ik er meer van, geen syllabe herinnerde ik mij; op dat oogenblik van do eenvoudige han deling, tot weer mijn metgezel beval: dé- brayeeren, derde versnelling, los! Be vaart verminderde, allengs kwam ik tot mezelf; ik werd weer meester over mijn zenuwen en vermocht weer geregeld te denken 1 Toen wc op de tweede versnelling gingen rijden, vond ik dat al een slakkengange- tje en voelde mij reeds zoo zeker, dat ik met een sierlijken boog den Witten Singel opreed, echter niet zonder een daar staand melkwagentje een eind op zij gezet te heb ben. Over het eerste debuut kan ik dus te vreden zijn, zonder kleerscheuren had ik het er af gebracht en dat met een 60 K.M. gangetje (dit laatste natuurlijk maar ge durende enkele minuten Eenmaal weer heelemaal ïn de stad, wij gingen even bij Stallinga aan om ,,een ander merk" te bekijken, en theorieles te nemenhernam mijn vriend rijn plaats aan het stuur, en nu kon ik eerst goed be grijpen welk een handigheid en routine er noodig is, om een automobiel te besturen tot genoegen der inzittenden en ronder ge vaar voor hen en andere mensch en Er was eens een land, dat niemand had om het te regeer en. Bat gebeurde, wel te verstaan, in heef oude en onbeschaafde tijden, toen de parle mentaire vergaderingen, de vlekkelooze uiting van den wil des volk3, nog niet uit gevonden waren. Be voorafgaande oude koning was overle den, zonder kinderen of eenige bloedverwan ten er had zich geen enkele toevallige tiran voorgedaan, in staat de macht aan rich to trekken met behulp van eigen middelen, en men wist niet wien men de kroon moest geven. Be ministers bleven hun werk doen ten gevolge van, als u het zoo noemen wilt, de wet der traagheid, want ze deden niet veel, en het lot van het land scheen er niet onder te lijden. Maar op zekeren dag kondigde de koning van een naburigen Staat aan, dat hij zich gereed maakte voor een groote vriend- sohapsreis. (Misschien had hij het voorne men één of twee oorlogen te verklaren). Da delijk zeiden de menschen tot elkaar, dat ze niemand hadden om den koning officieel! te ontvangen. Want een minister, al is hij minister-president, kan naast geen vreem den koning gaan zitten in een a la daumont bespannen rijtuig, of met hem te paard ga- loppeeren lang het front der troepen, waar»

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1909 | | pagina 19