JXo. 15237.
LS1DS0H DAGBLAD, Zaterdag* 23 October. Tweede Blad.
Anno 1909.
PERSOVERZICHT.
Verkeerd begonnen.
Men vestigde, met verzoek er in öris
blad melding van te maken, onzo aandacht
op êen artikeltje van den heer A. D. Fok
ker, lid der hoofdredactie van bet „A1-
gomeen Nederlandach Stu-
d en t e n-W eekblad Minerv a"4 in
dit blad onder het opschrift„Het ge
peupel in Leiden.
In hoofdzaak lezen wij daarin het vol
gende:
De ergerlijke brutaliteit van het" Leid-
scho volk, nu bij de inauguratie der nieuwe
leden van het Leidsch Studenten-Corps,
ïioop.t me een enkel woord daarover te
bchrijven.
Het is alle jaren zoo geweest^ dat een
nieuwsgierige menschenmassa zich op den
Lnauguratiedag op de Oude Vest bij den
Schouwburg gaat verdringen uit nieuws
gierigheid naar de van hun feest komende
studenten, die, vaak met bloemen en het
hoofd met asparagusgroen versierd, zich
naar do vergadering begeven, waar de ne-
vitïï zuilen worden geïnaugureerd. Telken
jare overschrijdt dan wel de nieuwsgierig
heid de grenzen van het gepaste, maar
zooals nu het plebs zich gedroeg, kan ik
aij niet herinneren ooit vroeger gezien te
hebben.
Voorop dient gesteld, dat het volk er
'niets mee noodig heeft, wanneer de Corps
leden zich naar hun vergadering in den
Schouwburg begeven. Daar is niets bijzon
ders aan. Het zou evengoed tarnen kunnen
etroomen in een oploop bij een inaugureels
of rectorale rede in de academie, of wan
neer de Gemeenteraad zal gaan vergade
ren. Op de Oude Vest hebben de peueraars
iriets te maken. Er is hier geen optocht.
Dat er een groote toeloop is, wanneer
e stoet door Leiden trekt, is begrijpelijk,
oewel hier heb medeloopcn der massa
engewenscht is. Niemand van ons is zoo
kinderlijk sentimenteel om In heb mee»
stroomen van de menschen een soort^van
broederlijk meevieren der studenten-
.VTeugde te zien. Mogen al bij den optocht
{Van „Njord" Dinsdag 12 Oot. een groote
Hoharo dansende kinderen voor de muziek
een aardige voorhoede vormen, wanneer
'de meeloopende bende volwassen is, is er
friet het minste pleizier op de geziohten
te zien. Louter uit hebzucht sjokken zo
ïneo, in de hoop op hun voortdurend ge
bedel wel eindelijk eens een sigaar of een
dubbeltje te krijgen, of een mooicn hoed-
voor-den-Zondag machtig te worden. Hoo
rei de meeloopende mannen gemist kun
nen worden ais kiespijn, is de toeloop bij
rden. optocht verklaarbaar. Maar ik herhaal
het, wanneer wij naar den Schouwburg
gaan, heeft daar niemand iets mee noodig.
Wat' was echter het geval? Dat dien
Donderdagavond de studenten met moe te
zich door do menigte hadden heen te drin
gen, door het grauw, dat zijn Ingeboren
lust tot kwaad-doen en balddadigheid vol
komen vrij gaf. Het bleef niet bij schel
den. Jan Hap sloeg met stokken naar de
fcoedon. Enkele staaltjes zal ik aanstippen.
Eén onzer werd, toen hij op de deur toe-
stapte, van achter in den nek gespogen.
Zich omdraaiende en woedend zijn vuisten
gebruikende, doinsden onmiddellijk do
volkshelden terug. Nu kwamen uit de
verte van uit het gedrang projectielen.
(Faeses werden opgeraapt om er mee te
rlen. Het gevolg was, dat de betreffen-
zicli moest gaan verkleeden. Een ander
taakte onder den voet en zag zijn hoogen
hoed vertrappeld.
Ook na afloop der plechtigheid, bij hef
Tiitga-an was het niet minder. Tweo studen
ten, dio niet aan den optocht zouden mee
doen, gingen naar huis. Onverwachts sloeg
men hun hoeden af. Zij stelden zich te
weer, maar konden niet uit het gedrang
loskomen. Gelukkig werden zij opgemerkt
door een groot en sterk Corpslid, die tot
hen wist door te dringen, en ze op zijn
kamer daar in de buurt wist in veiligheid
te brengeD. Daar werden zij een kwartier
lang zóó dreigend belegerd, dat het niet
geraden was het huis te verlaten. Bij den
©mmetooht werden enkele hoeden verrader
lijk van de hoofden gerukt en verdwenen
ze in het donker.
Deze tooneelen zijn erger dan ergerlijk.
Zoó schijnen, de oude tijden weer to kee-
ren, waar Klikspaan in zijn „Studenten
typen" van verhaalt, toen studenten en
volk geregeld heftige vechtpartijen hadden.
Het opmerkelijke was, dat vóór achten
aan den Schouwburg geen enkel politie
agent was te zien om de orde te handhaven,
en na afloop er blijkbaar niet genoeg waren
om 't mogelijk tc maken, dat 'n student on
gestoord naar huis ging. Nn kwam het er
op aan, dat de dienders eens iets anders
deden dan een sigaar of iets anders op te
steken of de hceren te vermanen tot door
loop en. Hier was er een sterke arm noo
dig, wilde men vechten voorkomen, en men
zag er nergens een. Ook werd vergeefs er
om getelefoneerd. Het was een ernstig
mankement aan de gemeente-machine. Het
zal geraden zijn om een volgend maal, bij
den ommetocht cp 8 Februari, en bij de
volgende inauguraties zich te voorzien van
atovigo knuppels en hondezweepen of an
dere wapens.
Het hoofd der politie Is de burgemeester.
Wij kennen hem en weten, dat hij ons,
studenten, goed gezind is. Wij verheugen
ons in rijn sympathie, 'en we zijn zeker,
dat de verhaalde gebeurtenissen tegen zijn
wil en ook tot z" leedwezen hebben plaats
gevonden. Laten wij hopen, "dat zijn wija
beleid er ons voor behoeden zal, dat wij
gedwongen zullen rijn, ter zelfverdediging
ons ge wapender hand te doen gelden.
De redactie van „D e Hervormin g",
weekblad van den „Nederlandsohen Protes
tantenbond," vestigt de aandaoht op den
maatregel aan het g y m n a s i u m te M d-
d ölburg genomen, om te voorzien
in het gemis aan Bijbelkennis bij
do leerlingen, waarover onlangs door
dr. Singels, rector to Utrecht, geklaagd is.
Onder het opschrift: „Is dè.t de weg?"
schrijft zij:
Zóó ia men geneigd to vragen met het
oog op wat te Middelburg geschiedt.
Door den rector van het gymnasium aldaar
is een sohrijven aan de ouders der leerlin
gen gericht, waarin hun wondt medegedeeld,
dat „met goedkeuring van Curatoren en In
specteur der gymnasia," Rev. Oberman, de
voor enkele maanden aldaar opgetreden pr e
dikant bij de Engelsche Gemeente, zich voor
stelt een cursus te geven in Bijbeisehe ge-
Böhiedenis. Uitdrukkelijk wordt daarbij ver
meld, dat het onderwijs een strikt objectief
karakter zal dragen. Aan de ouders werd
nu gevraagd of zij wenschten, dat hun
zonen daaraan deelnamen.
Wij laten nu daar, dat do heer Oberman,
naar wij vernemen, van geprononceerd ortho
doso richting is, en of het dientengevolge
denkbaar is, dat hij „de Bijbeisehe Geschie
denis" zal kunnen behandelen zóó, dat het
strikt objectief karakter bewaard blijft. Er
is, afgescheiden daarvan, in den genomen
maatregel iets bevreemdends en bedenke
lijks.
Een predikant stelt zich voor zulk een cur
sus te geven; op zichzelf natuurlijk oen ver-
dienatelijk werk.
Goedkeuring van iemand behoeft bjj daar
voor niet; ook niet, als liij wensoht hem te
geven in 't bijzonder aan leerlingen van het
gymnasium.
Doch nu geeft de goedkeuring der Curato
ren en van den Inspecteur aan het optie
den een officieus karakter en zijn cursus
ontvangt, ofschoon het onderwerp, daarin
behandeld, niet tot de vakken behoort, in
Art. der wet op H. O, genoemd, een offi-
oieuzen stomp ob
Gesteld nu eens, dat straks terzelfder
plaats een andere predikant een dergelijken
cursus aankondigt, zullen Curatoren en In
specteur ook dien cursus denzolfdon offi-
oieuzen stempel verleenen?
De heer Oberman toch is niet aange
steld om dat onderwijs to geven, even
min komen zijn lessen voor op den rooster
wat reden zal er zijn om wat dezen is
verleend aan een ander te onthouden
Wordt hier niet door bet overigons loffe
lijk verlangen, om in een eikendo leemte te
voorzien, een weg ingeslagen, die tot wille
keur voert en tot onregelmatigheden leidt,
wier govolgen zouden kunnen blijken niet
zonder beteekenis te zijn
In de leemte, waarop dr. Singels zoo na
drukkelijk wees, zal op andere wijze moeten
voorzien worden.
De onbekendheid met den Bijbel raakt in
dit verband niet een godsdienstig,
dook een letterkundig en ge
schiedkundig belang. De kerkgenoot
schappen zijn niet geroepen in dit laatste te
voorzien. Bij de keeren dooepten zeiven mag
een algemeene ontwikkeling verondersteld
worden, breed gonoeg, om, waar hier leem
ten bestaan, die aan te vullen. Maar daar
toe zal allereerst uit de onderwijswereld
moeten verdwijnen de belachelijke opvatting
van neutraliteit, die medebrengt, dat men
den leerlingen wèl over Tantaluskwellingen
en 't vat der Danaïden, het paard van Troje
en do Trojaansche helden en den hamer
van Thor, niet over Jefta's dochter en Jo
zef in Do than, over de arke Noaohs en
Abrahams offer de verklaring en toelichting
zou mogen geven, dio zij behoeven; dat
men wèl de Aeneïa of do Ilias, niet het lied
van Dobora of Jesaja's profetieën, wel Pin
darus en niet de Psalmen hun zou mogen en
kunnen voorleggen, wèl van Athene en van
Carthago, niet van Bethlehem en Jeruza
lem en Golgotha zou mogen en zou uur-
ven gewagen.
Is men echter van oordeel, dat onze be
schaving meer in zioh heeft opgenomen van
de oud-Israelietische en Christelijke letter
kunde, dan van welke andere ook, en dat
deze daarom niet met een incidenteele ken
nismaking kunnen volstaan, maar opzette
lijke behandeling behoeven, dan blijft niet
anders over dan dat men die behandeling
uit letterkundig en historisch
oogpunt een plaats aanwjjze onder de leer
vakken. Haa r g o d s d i e n s t i g e beteeke
nis en waardeering blijft dan overgelaten
aan het godsdienstonderwijs.
„D e Sticht8ohe Oourant"
bespreekt de „lintjes k w e s t i e",
nu de zaak in de Kamer aan de orde
zal komen, en zegt, dat'er in dio kwestie
niet alleen geen bewijs tegen dr. Kuyper
is, maar dat zelfs niemand durft boweren,
dat het er is. Alles was er is, isver
denking. Maar do tegenpartij maakt het
rich gemakkelijk en eischt van dr. Kuyper,
dat hij bewijzen zal, dat er geen verband
tusschen de ridderorde en het v o r-
kiezingsgeld bestaat. Maar hoe
moet dr. Kuyper dit bewijzen? Juist om
dat dit niet mogelijk is, komt dr. Kuyper
naar de meening van „D e Stichtscho
Oourant" niet op de zaak terug. Hij
heeft eenmaal met de meeste beslistheid het
„verband" ontkend en voor de decoreering
van den heer Lehmann een voldoende ro
den opgegeven. Dat er in dit antwoord
een abuis is geweest, wat een enkelen da
tum betreft, doet niets ter zake. Hoofd
zaak is, dat een zeer aannemelijke reden
voor de docoreering werd opgegeven en dat
het verband met financieel belang verro
werd weggeworpen. Waar men in fact minst
geen bewijs van rijn verdenking had, had
het hiermee uit moaten rijn. Maar men
ging voort met verdaoht-maken doof nieuwe
briefjes zonder bewijs.
Zeer goed te verstaan dat Kuyper
het direct opgaf om aan dezen wedloop
mee te doen. Hij zou misschien toch niet
meer kunnen gedaan hebben, dan met nog
meer nadruk en met eenige nieuwe bijzon
derheden rijn verklaringen tegenever de
herhaalde verdenkingen te stellen. En die
verklaringen zouden dan allicht door nieu
we briefjes en niouwe fantasieën en oombi-
naties gevolgd zijn.
Daartoe had dr. Kuyper op rij» leeftijd
en met zijn schitterend verleden te veel
zelfrespect. En terecht!
Overigens, er moge misschien moeilijk
ten positief bewijs van dr. Kuypers on
schuld te leveren zijn, aanwijzingen daar
van zijn er voor wie onpartijdig oordeelt
o. i. wel.
Vooreerst pleit daarvoor heel zijn publie
ke loopbaan, waarop, in weerwil van do
scherpste controle, nooit iets viol aan te
merken.
Ten tweede wijst daarop de kalme en
van een goede consciente getuigende hou
ding, thans tegenover het geweldig kabaal
door hem aangenomen.
Ten derde gaf de heer Lehmann zijn eer
ste gift aan de a.-r. partijkas ongeveer
een jaar na zijn decoratie. Ware die
daad niet spontaan geweest, maar het ge
volg van een soort accoord, zou zo dan ni'at
onmiddellijk na de riddering hebben plaats
gehad
Maar vooral dit: dr. Kuyper ia' een zeer
vooruitziend, doordenkend-, se' erpzinnïg
man. Zou men wezenlijk gelooven,. dat zulk
een man als minister een soort „lintjes-
handel" drijft, en dan de verregaande alof-
heid, achteloosheid, domheid en onnoozcl-
heid zal hebben, om, geheel onnoocÖg, brief
jes te schrijven en to laten schrijven, waar
uit die „handel" valt op te maken Zou
hij niet, juist als hij aan een verband tus
schen de ridderorde en het geld gedacht of
geloofd had, geweigord hebben zelf dit geld
te ontvangen, of althans gezorgd hebben,
dat er geen schriftelijk bewijs van dio ont
vangst bestond?
Voor wie niet door partijhaat verblind ia,
is dit o. i. niet twijfelachtig. En voor den
goeden naam van dr. Kuyper in de his
torie zijn wij dan ook volkomen ge
rust.
Intvsschen hopen wij, dat het ministerie
geen bezwaar zal hebben do reden, waarom
de heer Lehmann indertijd geridderd is,
aan do Kamer mede te deelen. Ook daar
uit kan dan blijkon, of dr. Kuypera verkla
ring hiermee klopt.
Of dr. Kuyper zelf ook aan do besprekin
gen zal deelnemen, weten wij natuurlijk niet,
maar ook nl doet hij dit, al vermeerdert hij
de aanwijzingen zijner goede trouw, en al
kloppen do vegeeringsverklarïngen daar
mee volkomen, een wiskundig bewijs, dat
de kwade verdenkingen ongegrond zijn,
verwachten wij niet, en dat de laster zal
verstommen dus ook niet.
Zoo rien wij de zaak in.
Dat er ook christelijke bladen zijn,, die in
hun vertrouwen in dr. Kuyper geschokt
schijnen, betreuren wij. Maar bij het ge
weldig kabaal, dat de linksche pers ge
maakt heeft, moet dit toch ook niet al te
zeer verwonderen. Men zal van lieverlede
wel tot nuchterheid en billijkheid terug-
keeren.
De Tweede Kamer heeft bohandeld
een wetsontwerp inzako w ij z i g i n g
der Gemeentewet en nieuwe bepa
lingen betreffende zekorheidastol-
1 i n g door gemeente-ambtena
ren. Daarbij is o.in. tor sprake gekomen
de o o n t ró 1 e van God. Staten over
de kassen van de gemeonte-onb-
v a n g o r a Hot wetsontwerp repte er
sleohta van, dat Geel. Staten het zouden
kunnen doen, doch de beeien Treub c.s.
stelden voor dienaangaande een gebie
dend voorschrift in de wet op tc nomen
en wel van een kasop neming éénmaal per
jaar. De Staten behoefden het niet zelf te
doen, maar konden namens ben andere»
daarmede belasten, indien de ooatróle maar
vanwego Ged. Staten geschiedd®. Yan ver
schillenden kAnt is tegon dit amendement*
dat door twee loden en een oud-lid van Ged.
Staten mode-onderteekend was, bedenking
geopperd; o.a. werd aangevoerd, dat zooda
nig een voorschrift in de Provinciale Wet
thuis behoorde. Bovendien had men beden
kingen van practisohen aard.
Hoe kunnen, zoo vroeg do Minister in
een betoog, dat zegt het „H andols-
b 1 a d" zakelijk cn onderhoudend was*
Gedeputeerden deze kolossale taak aan
vaarden? Het zou geschieden, volgens de
bedoeling van den heer Treub, niet door,
maar „vanwege" Gedeputeerden. Dus door
accountants bijvoorbeeld. Maar welk een
kosten van salarieering en van reizen zal
dab vorderen 1 Er zijn ongeveer 1100 ge
meenten iu ons land; dat geeft dua per pro
vincie gemiddeld 100 gemeenten, die elk
jaar moeten worden gecontroleerd. Dooh de
administraties van de groote gemeenten
vorderen woken en maanden contrólo voor
iemand, dio rioh eerst er in moet werken*
vooral als do bodrijfskassen er bij komen.
Heb amendement is ton slotte verworpen
met 42 tegen 29 stemmen.
„D e N i e u we Courant" doet deze
verwerping genoegen. De voorziening in hot
krocht gesignaleerde kwaad zal h.i. moe-
ton komen op den weg van centralisatie
en zelfbestuur, niet op een weg, waarop
landsvaderlijkerwijze de zaak ran boven af
wordt opgeknapt, cn hot verantwoordelijk
heidsbesef der botrokkeu gemeentebesturen
wordt verzwakt.
Het „H a n d e 1 s b I ft d" is echtor ken
nelijk met de verwerping minder ingenomen
Hot sohrijft:
Het is, dunkt ons, wol jammer, dat men
niet getracht heeft tot een middenweg to
komen door do grootere gemeenten, waar
voor contrólo minder noodig is en waarvoor
het amendement ook niet bedoeld was, uit
te schakelen. Had men bijv. aan het iropc-
ratiovo voorschrift niet een voorbehoud
kunnen verhinden voor gevallen, waarin
Gedeputeerden in gemoedo overtuigd zijn,
dat door B. en Ws. voldoende voor deskun
dige confcröle wordt gezorgd?
Intuseohen, dat is niet geschied. Men moet
nu maar hopen op 's Ministers toezegging,
om, bij verwerping van het amendement,
do zaak aan het oordeel der ooileges van
Gedeputeerden to onderwerpen. En op het
inzioht van die ooileges in de noodzakelijk
heid van meer en scherper toezicht op het
kasbeheer van kleine plaatsen. Want die
noodzakelijkheid heeft de lieer Treub wel
minstens zeer aannemelijk gemaakt.
De aanneming, zonder stemming, van het
wetsontwerp, verbiedende den in
voer, het vervoer, den koop en de ver
vaardiging van absint, deed het Kamer
overzicht van ,,D eNieuweCourant"
zeggen
„En zelfs zonder discussie wat men'
na lezing van het voorloopig verslag wol
niet verwacht zou hebben Of hot. parade-
wetje, vooral als precedent, van een libe
raal gezichtspunt uit, geheel onbedenkelijk
mag heeten, lijkt twijfelachtig, als fnen leb
op do onbewezenheid der stol
ling, dat het matig gebruik van, meest-
Starend op den brief in zijn hand, zat
'de Lord onbeweeglijk, als machteloos te den
ken.
Hot was niet zijn bedoeling geweest den
brief te openen; hij had niet gezien, dat
dio geadresseerd was aan zijn vrouw en
door cle slordigheid van den knecht was
neergelegd op zijn deftige sclirijftafol in
plaats van' op het fijn Empirc-moubeltje van
de Lady, in liet kleine rose boudoirtje, waar
zij zich steeds bezighield met een in het
jog van- haar gemaal onbeduidende oorres-
poncleutic.
Haar geheile bestaan trof hem, nu hij er
han dacht als iets heerlijk luchtigs en teers.
Haar diners cn toiletten, rose, lichtgroen,
lichtblauw, zooals de gril van het oogen-
blik haar ingaf do eindelooze, niets bc-
'teeiccncnde kleine genoegens en vermaken,
haar schoonheid en bekoorlijkheid, do klank
.van haar stemmetjeen clan vooral-.; die
onbezorgde kinderlach!
IIij wilde haar zóó en niet anders. Want
wat hij het meest verafschuwde, was wel
een blauwkous Hij was ernstig genoeg om
do vroidjjkheid van liet leven zijner vrouw
te begrijpen en zelfs lief te hebben. Niet,
dat liet hem zou aantrekken, met haar mee
te gaan naar al die feesten, maar hij vond
hot prettig op te kijken van zijn groote
schrijftafel en de schitterende verschijning
te bewonderen, die, als een zonnestraal, even
lichtte door zijn somber studeervertrek, en
dan, na een vroolyk afscheid, alleen liaar
iweg vervolgde, terwijl hij weer terugkeerde
Jot de studie.
Ilij begreep nu 'eerst, hoe tevreden hij met
3it leven was geweest. Hij had succes ge-
ihad, leefde in zijn boeken, had zijn werk
dn zijn vrienden, die de Lady „saai" noem
de. Slechte op een 'afstand had hij geno
ten van het levenslustige, jonge vrouwtje,
Nu voelde hij zich opeens pis een schip
breukeling op eon verlaten eiland. En plot
seling kwam hij tot het besef, dat hij |op
een keerpunt stond.
Weer keek hij naar den brief. Hoe durfde
haar oom en vroegere voogd, een lastige
oude heer, Charles Campion, zoo'n brief aan
zijn vrouw sohrijven? Hij was verontwaar
digd, dat die man het waagde. En het erg
ste was nog, dat zijn vrouw er geheel mee
scheen in te stemmen. Blijkbaar waren zij
het reeds lang eens over allerlei.
Hij trachtte den zin der neergeschreven
woorden te vatten. Ja, vanavond zouden zij
op reis gaan.
Haar plaats in zijn omgeving, Koewei ver
van hom verwijderd, zou dus spoedig ledig
zijn l
Hij wierp het epistel neer, alsof de aan
raking er van hem pijn deed. Hij zou inu
naar zijn vrouw kunnen gaan met den brief
in da 'KIand; hij kon ook oom Campion op
zoeken. Maax Eva zou daardooir toch' niet
van haar plan af te brengen zijn. Zij reisde
zoo graag! En hij had nooit zinl Bemoeido
zich haast niet met haar! Hij wist geen
raadl
Plotseling viel iets op het papier vóór
hem en bewoog zich langzaam over het witte
vel. H<jt was een lichtblauw vlindertje van
buiten, dat bij ongeluk in de stad was 'ver
dwaald, zich in het veilig studeervertrek
had verscholen en nu door het bedrieglijk
licht werd aangetrokken.
De Lord volgde het onwillekeurig. Toen
het diertje aan het eind van de tafel was
gekomen, spreiddo liet do blauw-zilveren
vleugeltjes uit en vloog door het open ven
ster naar buiten, in den Londenschen nacht,
waar de lichten verblindend wit gloeiden
en van waar een verward gegons van stem
men, hansoms en motorbussen opsteeg.
Een nauw hoorbaar tikje aan de deur,
en de Lady trad binnen. Haar openstaande,
lange, wit-zijden avondmantel liet een toilet
zien van zilverachtig blauw gaas, hetwelk
een lichtglans wierp in de stille, sombere
studeerkamer.
De Lcrd kon niet nalaten haar te verge
lijken met den vlinder, die zijn ongeluk was
ingevlogen in den donkeren nacht en do
vele gevaren van het drukke Londensche
leven. .Werktuiglijk verborg hij Campions
brief. I
„Ga je nu al?"
„Ja, naar de soiree der Van Hardens."
Zij werd bleek; deze leugen viel haar
niet gemakkelijk. Zij trachtte even te .glim
lachen met de oude vroolijkheid, maar dit
gelukte haar niet. Hij zag het en een flauwe
hoop_kwam bij hem op.
„Laat mij je toilet bewonderen, Eva", zeido
hij, terwijl hij 'trachtte zijn stom eenige vast
heid te geven.
Zij kwam naar hem toe met schijnbaar
weergekeerde vroolijkheid.
„Jo begrijpt toch' niets van toiletten,
Bobby! Je bent zoo wanhopig knap cn ver
standig en ik ben zoo dom. Niet half goed
genoog voor je." Hier hield zij plotseling
op. Hij hoorde in haar stem de ingehouden
aandoening en staarde haar onbeweeglijk aan.
„Ben je hier gekomen, om me daarvan
te overtuigen?"
Zij maakte een beweging als om te gaan
en herinnerde hem daardoor opnieuw aan
dep vlinder, zooals deze de vleugels uit
sloeg oln te vliegen.
„Spot niet, Bobby natuurlijk nietl Ik
kwam om,.;! omi Zij keek de kamer
rond en hij vroeg zich" af, of zij ier mis
schien aan dacht, dat het voor het laatst
was.
„Ach", ik moet wegBobby, als ik
eens niet weer kwam .i;; Als er eens iets
gebeurdeMij een ongeluk óverkwam,
zog, wat zou jij dan doen? Je hebt altijd
zóó ver van mij afgestaan, verdiept in je
werk. Ik geloof, dat je jo spoedig zou
troosten
Hij keek naar de plaats, waar de brief
lag, en durfde haar niet langer aanzien.
„Het spijt me, dat je zoo over mo denkt.
Ik geloof, dot jo jo vergist.
„Neen, je bent zo© goed, Bobbymaar
toch geloof ik, dat jo niet veel om ine
geeft. Je zult mo niet missen; natuurlijk
wel in het begin. Vroeger dacht ik, dat
alles zoo heel anders zou zijn. Ik wilde
je helpen aan jc werk. Lach or niet lom!
Ik weet, dat ik dom bijn. Ik wilde jo toch
zoo gaarne helpen on gaf je daarom dut
mooie, rose sohrijfpapier, mijn lievelings
kleur.
„Ik kon geen rose papier gebruiken," zeido
de Lord zachtjes.
„Als ik uitgever was, zou ik alles aan
nemen, dat op zulk papier geschreven was.
En, Bobby, eens toon jo uit was, maakte ik
je schrijfmachine schoon, om je pleizier te
doon, en don velgenden dag ontsloeg je Bob
bin, omdat je dacht, dat hij haar had laten
vallen en haar zoo bedorven had.
Het was een oogenblik doodstil.
Zijn oogen waren nog steeds gericht naai
de plaats, wa«ï do brief was verborgen.
Hij begreep nu langzamerhand, waarom
Campion had geschreven, dat haar echtge
noot niets om haar gaf. Wat moest hij nu
zeggen, om haar to bewijzen Geen woord
kon hij uiten. Hij dacht aan het rose schrijf
papier, de beschadigde schrijfmachine, en
bleef zwijgen.
„Ik zal te Iaat komen, als ik hier nog
langer blijf praten," hoorde hij haar zeggen.
„Goeden nacht, Bobby
Zij was al bij de dour, toen de Lord
haar toeriep: „Eva, kom hier, kom terug!"
De klank van zijn stem deed haar ver
schrikt stilstaan. Zij kwam terug, gehoor
zaam als een kind, met groote, vragende
oogen in het verdrietig, bleek gezichtje. Hij
keek naar haar en dacht aan den loeren
vlinder, die den donkeren nacht zoo zor
geloos was ingevlogen.
„Heb je me werkelijk noodig, Bobby?"
vroeg zij langzaam.
„Ja, ik zou gaarne willen, dot je mor
genochtend iets voor mij dcedt; wil je dat?"
„Morgenochtend
„Ja, wil je mijn sehrijfmacliino schoon
maken? Do nieuwe bodocl ik. En ik zou
jo graag oen gedeelte van mijn nieuw boek
willen voorlezen. Beloof jc morgen bij mij
te komen
„Morgon?" herhaalde zij weer. Hij zag,
hoo zich het bleekc gezichtje kleurde en
een gelukkige uitdrukking in de mooie oogen
kwam. „Heb jo mij dan toch noodig? En
ikik ik weet niet, hoe ik het je
zeggen zal...."
„Zeg het niet", zeidc hij. „Ga gerust naar
het feest, lieve, en heb veel pleizier. Wij
zijn verkeerd begonnen. Eva. Wij hebben
het leven niet begrepen. En dat is alles riiijn
schuld. Maar lalen we morgon opnieuw be
ginnen."
Lang nadat zij vertrokken was, keek do
Lord op. 'Juist op dat oogenblik kwam door
het geopende venster, uit den ruraocrigcn
Loiidcnschon nacht, het kleine, lichtblauwe
vlindertje ongedeerd do stille kamer weer
binnen zweven cn zette zich nog eenmaal
op hctzelfdo vel papier, terwijl het tevreden
de fijne, blauwgekleurdo vleugeltjes sloot.
Hij keek er naar met door tranen verduisterde
oogen.
„Dit ia een goed voorteeken", zeidc hij
zachtjes. Want hij wist, dat een andcro
vlinder uit den donkeren nacht zcti terug
komen, evenals deze.