Nó. 15230. ÜEISSCH DAGBLAD, Vrijdag: 22 October. Tweede Blad. Anno 1909. Gemeenteraad yan Leiden. FEUILLETON. De nieuwe rijknecht. De zaak-Ferrer in de Tweede Kamer. een bijval, dien de heer Lohman zelfs uitdrukkelijk kwam vertolken voor wat zijn persoonlijke meening aanging. Na eenige rumoerig© oogenblikken, waarin de heer Duys zijn maidcn-interruptie hield door te roepen: ,,Ze zijn bang voor de toelichting'' op een toon, die hem echt-er nog niet heel goed afging, gaf de president- toch toe. Als de heer Troelstra voor de rest van zijn toelichting niet veel tijd noo- dig had, niet. meer clan een minuut of vijf bij voorbeeld... Accoord l meende de heer Troelstra. En ging voort wel iets langer dan vijf minuten maar toch inderdaad heel bondig. Een stukje presidiale gestic, dat zóó weinig in den smaak viel van den heer L o h m a n, dat deze zijn portefeuille pakte en, gevolgd door enkele andere le den, demonstratief wegliep. Naar de kof fiekamer vermoedelijk, want toen de heer Troelstra uitgesproken had, kwamen de heeren Lohman c. s. weer terug. Onmiddellijk deed toen de Voorzitter het voorstel om de zaak niet- verder te behan delen. Zonder eenige motiveering. Dat was den heer Borgesius te kras. Deze wilde althans zijn stem moti- veeren cn kreeg daartoe nog juist even ge legenheid. Wij maakten daarvan op de rook te wijze, dunkt ons, gebruik. Uitingen van sympathie behoort de Kamer ten eerste te bewaren voor nationale gejjeurto- tenissen, waarin een ganscho natie ói?n is, zooals het geval was met den konings moord in Portugal (die daarom verkeerde lijk door den heer Troelstra in vergelijking werd getrokken) of met de mijnramp te Courrióres. En zij behoort, ten tweede, als officieel lichaam, zulke uitingen over te brengen aan officieelo lichamen, dus in den regd aan een vreemde regeering. Daar dit laatste in dit geval ongerijmd ware ge weest en gelijk had gestaan mot een uit daging aan Spanje, waa het voorstel daar door reeds veroordeeld. Maar de aanvankelijke houding van den Voorzitter cn vooral die van de reohtcr- gijde, die, met den heer Lokman voorop, den president in dit moeilijke oogenblik zeer verkeerdelijk influenceerde, was niet in den haak. Gelukkig, dat de Voorzitter zich door de kalme woorden van den heer Borgesius nog liet weerhouden van vol harding. Indien de heer Van Bylandt meende, dat de zaak niet moest behandeld worden, dan had hij den heer Troelstra aanstonds, na diens eerste woorden, moe ten stuiten. Maar nadat hij dien afgevaar digde eenmaal aan het woord had gelaten, diende hij hem te laten uitspreken na tuurlijk behoudens ingrijpen bij te krasse uitingen. Het is trouwens gebruikelijk, dat een voorsteller gelegenheid krijgt tot toelichting, onverschillig of men tot behan deling wil overgaan of niet-. En dat de heele zaak werd afgewezen zonder eenigo motiveering (behalve die van den heer Borgesius) was ook niet bijster correct. Waarom men de behande ling niet wilde, had van de presidiale tafel en van do rechterzijde tooh wel kunnen zijn gezegd, zoo goed als dat van links ge- scliiedde. De president mag echter dezo min ge-- lukkige gestie niet te zwaar worden aan gerekend, De heer Van Bylandt zit nog maar sedert kort op hot presidiale ge stoelte en het is niet onbegrijpelijk, dat hij, bang wellicht voor lastige venijnigheden tegen een vreemde mogendheid on onder de slechte inblazing van de roohterzijd© en hot 6cherpo advies van den hoer Loh man, een verkeerde greep deed. Dat hij, tegen de blijkelijke stemming van do rech terzijde in en oolc in strijd met hot advies des heeren Lohman, dien hij toch zoo lang als leider heeft gehad, ten slotte nog van koers veranderde, strekt hem tot eer. De dag van heden (gisteren) lijkt ods niet veel goeds te voorspellen. De voorzit ter heeft get-oondl een woelige, heftige Ka mer niet laat ons hopen, nog niet to kunnen beheerschen; ook zijn beleid scheen zwak, zegt ,,De Nieuwe Courant". Den voorzitter der Kamer hebben wij he den beklaagd. Aldus de ,,N. R. C." Hij had op een gegeven oogenblik (bij het F err er-incident) geheel de leiding vorlo- ren. Zelf niet wetende wat hij wilde, koa hij onmogelijk zijn wil met iiuponeorendo beslistheid aan de vergadering opleggen. Bestendig aarzelende- tussclien deze en ge- no opvatting, was hij niet in staat, met suggeroerende vastberadenheid het eenig juiste advies uit te brengen. Hij weifelde en twijfelde en liet de Kamer enkele oogenblikken stuurloos en woelig aan rich- zelve over. „De Tel.": De voorzitter bleek niet bij machte, mr. Troelstra vast to houden: tot drie-, viermaal toe viel hij hem vermanend In de rede, maar de spieker ging kalm door, vond zich jJJtngs meer op, over won, overpTkitte overjaverde den voorzit ter, dio hlopto en riep, die riep en klopte r de heer Trotlstra eindigde, toen 't- k c ui geliefdw Wat hagel: dat zou 'n Gleichman, 'n Mackay, 'n Rooll niet overkomeu zijn, die wisten rich f* doen geldon. ,,De Maasb'.de": En nu gebeurde wat w© op dit oogenblik r-og niet begrijpen: de voorzitter legde het- af tegen do vlegelach tige handelwijze der socialisten en gaf Troelstra permissie om gedurende vijf mi nuten zijn voorstel toe te lichten De vraag is nu maar, wie in het vervolg meester zal zijn in ons parlement-. Zal de voorzitter mf voortaan afhankelijk zijn van Troclst-ra en diens satellieten, rlie nu weten, dat zo door middel van een onhebbelijk relletje den voorzitter naar hun wil kunnen dwingent Deze omzwaai van don voorzitter is eert hoogst betreurenswaardig incident. De goede heer Van Bylandt was dan ook onmiddellijk zijn ontrag kwijt. Bnpport gcvolgeu werkloosheid. ,,Do Werkmansbode" brengt het rapport uitgebracht door de Commissie benoemd door het C'efatrloal-Bdstuur van 'hei Alg. Ned. Workliodon-Veibond, inzake voor lich ting hoe do afdeelingen hebben to handeion bij de propaganda voor do verzekoring te gen de geldelijke gevolgen der werkloos heid. Leden der commissie waren J. F. van Etu rn ei ik, O. II. Kouw en J. Mussert. Zij komt tot de volgende conclusies: 1. De verzekering tegen do geldolijko go- volgen van do werkloosheid behoort te zijn een tak van de Staatsbemoeiing, orn de ar beiders te vrijwaren tegen de gevolgen van een maatschappelijk kwaad, hetwelk zij niet in het leven riopen en waarvan zij het slechto risico dragen. Dio plicht van den Staat spruit voort uit zijn roeping, vlo zwakkon te beschermen. Wijders is die verzekering mede een tak van Staatsbomooiing, omdat hij alleen kan zorgon, dat in alle gemeenten die bemoeiing tot uitvoering komt, door kleine gemeenten niet van zich kan worden afgeschoven. 2. De Staat erkent heb vereenigLngsleven der werklieden als het instrument, waardoor hij zicli van zijn verzekeringsplioht kwijt. 3. Ten opziohte van het toelaten van werk- liedemvereonjging.'n tot de vorzekcrings- fondsen, door den Staat of de Gemeenten in het leven to roepen, worden alleon die toe latingsvoorwaarden gestold, dat hun taak zal zijn bostrijding van de werkloosheid en verzekering togen do geldelijke govolgen daarvan. 4. Do afdeelingen van het Algemeen No- derlandsoh Werklieden-Verbond hebben tot taak medo te werken aan de sub 3 genoem de voorwaarden. 5. Alleen gebleken onmacht ontlioft van: deze bepaling maar daarvoor treedt in do plaats do plicht-, zoodanige organisaties van werklieden te stichten, die ziah tot taak stel len, naast de verzekering tegen de geldelij ke gevolgen, ook do bestrijding der werk loosheid ter hand to nemen. Nederland en Perzië. Naar do „N. R. C." verneomt, heeft dn Regeering besloten den gczantóohapsp'oefc te Teheran, die sedert de verplaatsing van jhr. mr. Do Sturler naar Athene onver* vuld was gebleven, weder te bezetten. (Vervolg van het verslag der vergade ring van gistermiddag.) Bij punt 19 (voorstel-Vergouwen) kwam na de rede van den heer Pcra en de daar op volgende opmerking van den Voorzit ter, de heer Aalberse aan het woord. De heer Aalberse zal kort zijn. Spr. is bevreesd voor een onzuivere stemming. De heer Vergouwen wil een onderzoek over de uitvoerbaarheid van de omzetting van de Meisjes H. B.-S. in een school met M. U. L. O. Nu willen B. en Ws. dat niet: Maar als er nu leden zijn, die niet eens het onder zoek willen, omdat ze reeds nu overtuigd zijn van die onmogelijkheid van die omzet ting, moeten die tegen het voorstel-Vergou wen stemmen. Dit is niet zuiver. Daarom stelt spr. een ruimere motie voor die de prioriteit zal hebben. De motie luidt, dat de Raad overtuigd van de wenschelijkheid om de H. B.-S. voor Meisjes om te zetten in een school voor M. U. L. O., gaat over t-ot de orde van den dag. Als we eerst hierover -hebben gesterad kunnen we vervolgens zoo noodig over de uitvoerbaarheid van die omzetting stem men. De heer Fokker vindt het idee van den heer Aalberse niet duidelijkHij leest daarin iets anders. De Voorzitter meent ook dat de tootie-Aalberse niet noodig is om bot een goede uitkomst en zuivere stemming te ge raken. Hij toont dit nader aan en vraagt of de motie ondersteund wordt. De motie-Aalberse wordt voldoende onder steund. De- heer Aalberse zal zich nader ver klaren. Hij meent dat de leden dio geen onderzoek wensc-hen, een verschillende opi nio kunnen hebben, nl. vóór of tegen de omzetting reeds bij voorbaat. Bezien we de zaak zoo, dan krijgen wo inderdaad de gewenschto zuiverheid. Bij do opvatting van B. en Ws. krijgen we dat biet. Den heer Fokker antwoordt spr., dat in zijn gedachtegang de zaak omgekeerd is. Spr. verduidelijkt ook hier zijn meening. Spr. is niet met die motie in do vergade ring gakomen, maar heeft ze nu eerst ge formuleerd. Ware hij er mee ter vergade ring gekomen en daarna het voorstel-Ver gouwen gekomen, dan nou do heer Fokker gelijk hebben. De Voorzitter blijft den hee-r Aal- berse bestrijden in zijn opvatting en ver dedigt uitdrukkelijk de door B. cn Ws. ge volgde gedachtegang. De heer Fockema Andre&e zegt, dat hij wel wat voelt voor de motie-Aal- borse. Maar die komt toch hierop neer. Eerst- de vraag: Willen we meer lichtEn daarna kunnen we verder zien. blaar is dit ook niet het standpunt van B. en Ws. Do heer Aalberse is het niet eens met den heer Fockema Andreae. De Voorzitter blijft bij n ij n op vatting. De discussie wordt gesloten. De motie-Aalberse komt in stemming en wordt vorworpen met 19 tegen 12 stemmen. Vóór stemden de heeren: Aalberse, Bosch, Bots, Driessen, J. J. van Hoeken, Meule- man, A. Mulder, P. J. Mulder, Pora, Timp, Van Tol en Vergouwen. Daarop komt het lste voorstel-Vergou wen in stemming bevattende de opdracht aan B. en Ws. om een gedetailleerd nader onderzoek in te stellen naar de mogelijk heid van de omzetting der H. B. S. voor Meisjes in een school voor M. IJ. L. O. Het woord nader" was vóór de stem ming tor verduidelijking nog door den heer Vergouwen ingevoegd. Dit voorstel wordt zooals reeds gisteren door ons werd ver meld met 18 tegen 13 stemmen aangeno men. Vóór stemden de heeren: Aalberse, Bosch, Bots, Briët, Corts, Driessen, V an Gruting, J. J. van Hoeken, Kerstens, Meuleman. A. Mulder, P. J. Mulder, Pera, Timp, Van Tol, Vergouwen, Wildeboer en Zwiers. De beide andere voorstellen van den heer 10 Juist wijl haar hart tot berstens toe vol ,was, hield Betty haar hoofd zeer hoog. Geen ritten meer op mooie voormiddagen, .waarop de wind langs je heenstrijkt en bloemengeur en de reuk van versch ge maaid gras je tegenwaait; niet meer in den winter achter de jachbhonden aan vliegen en vroolijk met de roodrokken meegalop- peeren. Nimmer meer door het geboorte huis van haar en haar moeder dwalen. Alles was als de adem van den mond op een spiegel verdwenen. Waarom? Waarmee had zij verdiend, zoo onbarmhartig behan deld te worden? Zij, die in weelde en niets doen was opgegroeidi^mq.est nu baar dage- iijksch brood verdienenZrj kende- de we reld genoeg, om te-^yeten, dat, waimeer zij eenmaal in het openbaar was opgetreden, zij eigenlijk niet meer tot haar kaste he hoorde. Zeker, men zou haar dulden; maar nooit zou men meer naar haar luisteren, aan haar woorden waarde hechten. Zij zou spoedig door den maalstroom meegesleurd en daardoor verzwolgen wor den. Dan kwamen het onderhandelen mot de ondernemers, verre en vermoeiende rei zen, onbehaaglijke hotels en slecht eten, nieuwsgierige menschen, die de eenmaal gevierde schoonheid wilden aangapen. Haar porlreE zou in twijfelachtig gezelschap voor de winkelramen hangen; al de intimiteit van het particuliere leven, hetwelk elke fijn voelende vrouw zoozeer op prijs stelt, Vergouwen betreffende de verhooging der schoolgelden, blijven aanhangig Vervolgens kwam de rondvraag over de Kinderverlamming, waarna d- vergadering door den Voorzitter werd gesloten. Zooals wij gisteren reeds kort meldden, vroeg in de zitting van de Tweede Kamer gisternamiddag de lieer Troelstra het woord naar aanleiding van een gebeurte nis, die de geheelc beschaafde wereld in be roering heeft gebrachtde vcroordce- lingvan FranciscoF error. Spr. wees op de manifestaties, in verscheidene landen gehouden, en releveert welke taak Ferrer zich had gesteld: outwikkcling en verlich ting te brengen ender de bevolking van zijn land. Do soc.-dem. fractie acht het haar duren plicht uitdrukking te geven aan haar gevoelens van afschuw; daarbij heeft zij ge zocht naar een vorm, om hen, die eenzelfde meening hebben ten opzichte van liet von nis over Ferrer voltrokken, in de gelegenheid te stellen, hiervan op de meest sobere wijze te doen blijken. Spr. stelt voor het bureau der Kamer Ic verzoeken aan do nagelaten kinderen een brief van rouwbeklag te richten. Hij herin nert hierbij aan het besluit der Kamer bij den moordaanslag in Portugal. Wanneer de heer Troelstra nog een nadere toelichting wil geven, merkt de Voorzit ter op, te meonen, dat, nu men het voor stel kont, verdere toelichting overbodig is. De hee-r Troelstra zegt kort te zul len zijnde Voorzitter meent, zulks eclitcr niet te kunnen toelaten en wil het cordool aan do Kamer laten. Do heer Troelstra: Als met die korte inlichting het voorstel voldo-ende is gemoti veerd, zal ik natuurlijk niet aandringen om verder te mogen spreken. Voor spr. zou een dergelijke toelichting, als hij nu kon geven, niet voldoende zijn geweest. Spr. stelt nu voor, dat hem gelegenheid gogeveh zal worden zijn toelichting te vol tooien. Do Voorzitter wil voorstellen de be raadslaging al of niet nu te doen houden. Stemmen „Neen, neen, de toelichting" en de heer Troelstra preciseert nog eens zijn bedoeling. De heer DeSavornin Lohman vraagt of thans hot voorstel van den lieor Troelstra, om de Kamor een brief van rouwbeklag te doen zenden, aan do orde is, ja dan neen. Daarover moet de Kamer eerst beslissen. Do Voorzitter handhaaft zijn voorstel. Do heer Goe man Borgesius zegt, dat de heer Troelstra blijkbaar wenscht, dat de Khmer beslisse of hij zijn voorstel zal toe lichten. Dan kan de Kamer met kennis van zaken over de behandeling van het voorstel zeff oordeel en. De heer Lohman zegt, dat de zaak zelf thans niet aan do orde is. Wij hebben het rocht te vragen. Wil do 'Kamer do zaak aan de orde stellen (Rumoer). De Voorzitter: Ik zal laten stemmen over mijn voorstel of de Kamer de zaak aan de orde zal stellen. (Geroep: Neen!) De (heer Duys: Ze zijn hang voor de toe lichting. Do heer Schaper wenscht het woord over het voorstel. Den heer Lohman is tweemaal daarover het woord gegeven, den heer Borgesius eenmaal. Hij is toch ook Kamorlid. De Voorzitter heeft daartegen be zwaar. Do heer Schaper: Gij zijfc verplicht mij nu ook het woord te given. De Voorzitter: Enkele' woorden dan. De heer Schaper dankt den voorzitter, dat hij hem in de gelegenheid heeft gesteld ook enkelo woorden to zeggen. De voor zitter heeft den heer Troelstra straks in het midden van zijn rede belet door to spro ken. Hij heeft toch recht zijn voorstel toe te lichten. Do Voorzitter wil dan Jen heer Troel stra vragen of liij in 5 minuten do ?aak kan toelichten. (Rumoer). De heer Troelstra zegt dat het liem genoegen doet, dat liij nu kan doorsproken, want wij waren zooevon op de verkeerde eou niet meer bestaan. Wellicht moest zij zelfs beleedigingen dulden. Eu toch stond zij pas op den drempel van haar twintig ste jaar, van dien kostelijken, bloeienden leeftijd Gedurende den langen rit (zij legden bij de zeven mijlen af) werd er geen woord gesproken. Het jonge meisje wachtte een gunstig oogenblik af; de man kon geen go- luid uitbrengen. Zij reden door het bosch en kwamen bij een open plek, waardoor een helder beekje stroomde. Nu trok het meisje de teugels aan en hief haar zweep op. De jonge man was ten hoogste ver baasd. Voor zoover hij kon zien, waren Betty cn hij alleen. Nergens was de derde persoon, voor wien volgens zijn meening, het tweede bord was meegenomen, te ont dekken. Een groote, platte steen lag naast de beek en daarop wees Bett-y. Warburton pakte de mand uit en spreidde het tafella ken over den steen, waarop hij de salade, de boterhammetjes, de olijven, amandelen en twee in- een schuifbare zilveren bekers plaatste. Al dien tijd sprak geen van beiden een woord. Warburton wijdde alle aandacht aan hetgeen hij deed en keek niet naar Betty op. Het jonge meisje Kad haar gelaat tegen Janus neus gedrukt en twee eenzame tranen vloeiden langzaam over haar fluweelzachte wangen. Eindelijk was de man genoodzaakt op te kijken en te spreken. Alles is gereed, juffrouw Annesley." zei- de hij met heesche stem. Bij het zien van haar tranen kromp zijn hart van smart ineen. Zij liet de teugels vallen, streek met de hand over haar oogen en de zonneschijn manier bezig. Spr. herinnert- dan aan het verzet vun de arbeidend.' bevolking, in Spanje uitgelokt door de avontuurlijke politiek der Spaansche regeering Ferrer werd be schuldigd de aanstichter van dien opstand to zijn en toen hij vrijwillig in Spanje kwam om zich daartegen te verdedigen, werd hij door een krijgsraad, berecht en veroordeeld. Terstond is geprotesteerd tegeii die aftrogge ling van Ferrer van de burgerlijke rechts pleging. Maar toen omtrent de wijze van rechtspleging bijzonderheden bekend werden, is de verontwaardiging algemeen gewor den. Spr. herinnert or aan hoe Ferrer buiten gelegenhoid is gesteld zich behoorlijk to ver dedigen en hoe -de verdediger niet de ge legenheid kreeg om bewijs te leveren voor de ouschuld van Ferrer. Dit heeft in véle kringen de overtuiging gewekt, dut hier een aanslag is gericht op do veiligheid van den persoon. Wanneer wij daartegen opkomon, dan is het ook wegens het feit, dat 12(H) menseheii nog zuchten in de gevangenissen wie eenzelfde lot bedreigt. De Voorzitter: Gij hebt reeds vijf minuten gesproken. De heer Troelstra: Laat de Spaan- scho regeering weten, dat er over de be schaafde wereld een protest uitgaat van de vertrouwensmannen van het volk. Hij wil der Kamer do gelegenheid geven te tooncn, dat Nederland nog steeds ie do bakermat van de vrijheid, waar mannen zijn gevallen als martelaren voor de vrijheid, waar in vroeger eeuwen is gestreden voor do vrij heid van het geweten. Laat ons liitsprekcn, dat er geestesgemeenschap bestaat tusschon Ferrer en die geloofshelden. Laat ons zor gen, dat deze zaak hier good on uitvoerig wordt behandeld. Do Voorzitter stelt voor thans niet vorder le gaan met" de behandeling dezer zaak. De heer De Geer stolt voor om er niet verder meo te gaan. Do heer Goeman Borgesius zegt, dat <ïe Kamer zijns inziens beter doet met de behandeling van deze zaak niet voort te gaan. Hij gelooft, dat in deze vergad> ring geen stem zal opgaan tot goedkeuring van wat in Spanje is geschied. (Protesten). Het is niet maar een enkelo partij, dio van het gebeurde daar met leedwezen en verontwaardiging heeft kennis genomen. Maar wij mogen ons hier niet als rechters stellen over do rechters daar. Wat gebeurd is, zullen wij wellicht nooit te weten ko men. (Geroep: Des te erger!) Maar dat mag ons niet verleiden om hier namens de Kamer een protest te doen hoor en tegen hetgeen daar gebeurd is. Om dio redenen zullen spr. en zijn politieke geestverwanten stommen voor del voorstel van den voor zitter De heer Hugonholtz: Een brief van rouwbeklag. De heer Borgesius: De heer Troel stra heeft zelf gelegd, dab dit inaar een kwestie van vorm is. Maar dé bedoeling is een protest tegen de Spaa-nsehe regeerwg. Daaraan doet 6pr. niet mee. Het voorstel >om de zaak niet in behan deling te nemen, wordt hierop aangenomen met 70 tegen 8 stemmen. Tegen do heeren Thomson cn de socia-al-demooraten. Van den Voorzitter d)er Kamer. Do heer Van Bylandt heeft gisteren zijn presidialen vuurdoop ondergaan, zegt de Overzichtschrijver van het Handelsblad". Als de socialisten in de Kamer de een of andere demonstratie houden, en vooral als het buitenland er in genoemd wordt, be leeft de voorzatter altijd; moeilijke oogen blikken. Ook nu had men weldra do poppen aan het dansen. Eenerzijd9 betoogde de heer Troelstra, gesteund door den heer Schaper, maar ook door den heer Borgesius, dat de Ka mer over do vraag van verdere behande ling toch eerst recht zou kunnen oordeelen wanneer zij de gansohe toelichting zou heb ben gehoord; anderzijds hield de voorzit ter vol, dat do Kamer eerst moest zeggen of zij tijd voor deze kwestie over had En hij vond bijval bij de gansche rechterzijde, van een glimlach brak door de sombere wolken. .„Mijnheer Warburton,'' zoide zij zacht, „wij willen niet langer come dies pelen. Ik ben daarvoor to droevig gestemd. Laat ons de maskers afleggen; de klucht is uit." XXV. Wat was het stil in hef bosch! Het beekje murmelde niet meer; do bladeren lieten geen zacht geritsel meer hooren. De zonne stralen vielen schuin door de boomen en het meisje stond in het volle licht als in een stralenkrans. Mijn. held stond zoo onbeweeg lijk, alsof plotseling een verlamming was ingetreden. Dit was zoo onverwacht, zoo plotseling gekomen, dat het hem voorkwam alsof het geen werkelijkheid was. Zij kende hem en had hem reeds lang gekend! Een blad gleed over zijn gelaat, maar hij voelde de aanraking niet. Hij kon niets doen dan haar aanstaren. Zij kende hem; zij had hem gekend „Gij, gij wist het?" vroeg hij eindelijk. Hoe vreemd kwam hem zijn eigen stem voor. „Ja. Dadelijk, van het begin af, wist ik, dat gij een verkleede heer waart; dat wil zeggen, dadelijk, toen ik u op het politie bureau zag. De ontbrekende baard bracht mij wel eerst op een dwaalspoor, maar toch herkende ik spoedig den heer, dien ik aan boord had gezien!" Zij had hem dus opgemerktt „Op dien bewusten avond hieldt gij mij voor uw zuster Nancy. Maar dat ben ik pas onlangs te weten gekomen. En toen ik haar op een" avond bezocht, liet zij mij portret ten zien en daaronder was ook een van u zonder baard." Warburton hief zijn hoofd op. De ge dachte was nooit bij hem opgekomen, dat zoo iets zou kunnen gebeuren. Hoe moest zij in stilte over hem gelachen hebben „Ook toen was ik nog niet geheel zeker," ging zij voort. „Maar toen overste Raleigh verklaarde, dat gij op een voormaligen lui tenant van hem geleekt, was ik overtuigd." Zij hield op en draaide zich naar haar paard toe als om moed te halen voor het geen zij nog op het hart had. Jane had ech ter haar neus in het water gestoken en be merkte niets van de verlegenheid haror meesteres. Robert wachtte bevangen, totdat zij zou voortgaan; want hij daoht, dat zij nog meer te zeggen had. „Op honderderlei wijze heb ik u verne derd en daarvoor zou ik u nu gaarne ver geving vragen. Ik heb met opzet den knecht weggezonden, opdat gij in zijn plaats zoudt moeten bedienen. Maar gij deedt alles zoo geduldig, zonder eenige tegenspraak, dat ik mij óver mijn rol in de klucht begon te schamen. En nu..." Zij sloot haar oogen en waggelde even; doch zij balde haar vuisten en de zwakte ging over. „Zonder u zou mijn vader nu onteerd rijn en ik in de ar men van een man gedreven, dien ik ver acht. Elke vernedering hebt gij met een vriendelijke daad vergolden. Kunt gij mij vergeven?" „U vergeven! Ik heb u Diets te vergeven, maar gij mij zeer veel. Wat gij mij hebt aangedaan, heb ik rijkelijk verdiend." Zijn mond was geheel droog. Hoeveel wist zij eigenlijk? „Neen, niet rijkelijk verdiend Zij pluk- £e aan haar japon; haar oogen stonden zoo vol tranen, dat zij niets kon zien. Eindelijk haalde zij een langwerpige strook papier voor den dag. Toen hij die zag, verstijfde hij bijna tot' ijs. Wat zij hem voorhield, was de door hem betaalde wissel. Eenige oogenblikken bewees bij mij de eer van te gelooven, dat ik hem had verraden. „Ik waardeer deze edelmoedige daad! O, ik bewonder u en ik zegGod zegene u l Maar ziet gij niet in, hoe onmogelijk dit is? Het kan on mag niet zijn. Wij zijn trotsoh, mijn vader en ik. Wij willen onze sohulden betalen. Wanneer armoede zonder klagen gedragen moet worden, dan mag zij geen vei plichtingen hebben. Maar het was groot en edel van u gedacht; cn ik weet, dat gij van plan waart, u uit de voeten te maken cn' dit nimmer aan het licht te laten komen." „Wio heeft u dat gezegd?" „Niemand. Ik heb het geraden." En hij had alles kunnen loochenen 1 „Wilt gij, wilt gij nu niet alles laten, zoo- als het is? Ik heb nog nooit iets goeds go- daan en dit heeft mij gelukkig gemaakt. Vilt gij jnij deze voldoening niet gunnen? Niemand buiten u behoeft er iets van te weten. Maandag vertrek ik en er kunnen jaren verloopen, voordat ik eens weer to Washington kom." „Het is onmogelijk." „Waarom Zij wendde haar gelaat af. In haar geest zag zij d<sze man een troepje soldaten door een sneeuwstorm leiden. Hoe huilde de wind, hoe dwarrelden dikke sneeuwvlokken aanhoudend neer en dreigden hen geheel in te hullenMaar rij marcheerden door en vastberaden en moedig bracht hij allen in veiligheid... Nu sprak hij en het visioeqi verdween. (Slot ^olgfc).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1909 | | pagina 5