No. 15231. X.EIDSCH DAG-BXiAD, Zaterdag- 16 October. Anno 1909. PERSOVERZICHT. TWJEE H3QEDES1S. wegens den overgang bij overlijden van effecten en rentegevende schuldvorde ringen. Eigenaardig is het, dat de Regeering in do heffing van het recht van overgang over onroerende goederen, binnen het Rijk in Europa gelegen of gevestigd, en in vruchtgebruik of eigendom, geërfd of ver kregen wordende door overlijden van iemand, die geen ingezetene is van het Rijk, geen meerdere verandering heeft voorgesteld, dan een wijziging in de per centage van 6 pCt. plus 38 opcenten, in pOt., noodzakelijk wegens de voorgestelde algeheele afschaffing van de heffing der 38 opcenten. Het komt niij voor, dat die heffing in zekeren rin onbillijk is. Onbillijk, in de eer ste plaats, jegens de erfgenamen der eige naren van onroerende goederen in Neder land gelegen, welke eigenaren wel Ne derlander, doch geen inge zetenen waren. Waarvoor moet men als erfgenaam van een Nederlander, al leen omdat die in den zin der Successiewet geen ingezetene was, zooveel betalen we gens de verkrijging van onroerend goed, in Nederland gelegen? Het is toch in het algemeen niet te denken, dat men, om suc cessiebelasting te ontduiken, buitenlands zou gaan wonen, om daar den dood af -te wachten. Bovendien kan men zijn onroe rend goed, als niet-ingezetene, inbrengen in Naamlooze Yennootschappen, waardoor bij overlijden daarover grsen heffing van overgangsrecht plaats heeft. Er is hier m. I plaats voor een onder- soheid tusschen Nederlanders en vreemde lingen. En zoo men toch het hier gelegen onroerend goed van Nederlanders-n'et- ingezetenen bij overlijden met overgnngs- reoht wil belasten, dat men dan voor die gevallen het percentage verminderc. In de tweede plaats acht ik het gemelde overgangsrecht onbillijk wegens de heffing over do waarde, ongeacht de be staande hypothecaire schul den. Waar de Regeering blijkens de toelich ting de heffing van het recht bij overgang van effecten, enz. (bij overlijden) hoogst o n b i 1 1 ij k noemt, dan mqet dat m. L toch ook gelden voor de heffing van over gangsrecht over de waarde van onroeren de goederen, geërfd van een niet-ingeze- teneen nu moge het waar zijn, dat men in de gevallen, waarin deze heffing plants heeft, zooveel onrecht daarin niet vindt, onbillijk blijft het, dat het recht versohul- digd is over de waarde der onroerende goederen, zonder aftrek der werkelijk be staande hypothecaire schulden toe te staan. Het komt toch vaak voor, dat bij verkoop van onroearend good, na aftrek der hypothe caire schulden, niets of zeer weinig over blijft, terwijl over de volle waarde, onge acht dio schulden, steeds móet worden be taald. Ten slotte wijs ik op onbillijkheid in de voorgeschreven wijzo van waardebepaling, ingeval do bedoelde onroerende goederen aan vruohtgobruik zijn onderworpen. Hot wil mij voorkomen, dat dozo onbil lijkheden reeds te lang hebben bestaan, om zo langer te handhaven. Allicht zal do Re geering door een verandering in de voorge stelde tabellen voor de progessieve heffing op andere wijzo kunnen inhalen, wat de schatkist door een meer billijke regeling van bet overgangsrecht oj) onroerend goed zou moeten derven. In een °.rtikeltje, gewijd aan de gehou den vergadering der „Vereeniging voor de Staathuishoudkunde en de Statistiek", laat „H et Huisgezin" er den nadruk op vallen, dat, waar er geen middel schijnt to vinden te zijn om do werkloosheid to voorkomen, men nog wel zeer lang de gevolgen der werkloosheid zal hebben te verzachten. Voorts, dat inzake een verzeke. ring do overheid wel zal moeten bijsprin gen. Zegt men neen, 7.00 laat het blad vol gen— is men er tegen, dat de overheid do werkloosheidfondsen subsidieert, welnu, dan zal dj, onder het hoofd armenzorg de zelfde, misschien groot er uitgaven hebben t-e doen, want men kan do menschen niet laten verhongeren. Daar het financieel geen verschil geeft, en bedoeling iets krenkends heeft voor op passende werklieden, buiten schuld zonder werk geraakt^ verdient overheidssubsidie de voorkeur.. Nu verklaart prof. Ver rijn Stuart wel, dat deze overheidssteun moet ophouden als de kassen der vakvereenigingen zijn uitge put, maar hiermee tijn wij het volstrekt niet eens. De overheidssteun is eerst dan juist ge heel onontbeerlijk. Want men kan de goedgeefschheid der meergegoeden loven, dio voor de werkloo- cen geld bijeenbrengen, dit bedelen is toch in den grond stuitend als het geschiedt ten behoeve van een categorie menschen, die niet tot de ellendigen der samenleving be- hooren. Zoover het eeuigszins kan, dient men da menschelijke waarde en waardigheid te ont zien. In „H et Centru m" vinden wij een driestar van dezen inhoud: Een der prao-adviezen, aan do Vereeni ging voor de Staathuishoudkunde en de Statistiek over het vraagstuk dor werkloos heid uitgebracht, -was van nir. Levy Er staat wel een en ander in, dat de aan- daoht verdient. Zooals: dat onderscheid dient gemaakt tusschen hen, die werkelijk kunnen en willen arbeiden, maar daartoe de gelegenheid missen, en anderen, die noch bekwaam noch gewillig zijn tot geregeld werk, maar de eersten om tioh voor hulp aan te melden. Ook is er veel waarheid in zijn opmerking, dat 'n nationale arbeidsbeurs met meer suc ces zal kunnen opereeren dan alleen plaat selijke; men denko slechte aan het tekort van krachten, dat zioh in den landbouw tel kens openbaart. Ook ia 'deze prae-adviseur voor verzeke ring en beveelt hij speciaal het Gentsche stelsel aan. In verband daarmee meent hij, dab er veel kan en moet worden verwacht van de vakvereeniging. Maar dan plotseling wordt hij pessimis tisch: hij verwacht niet, dat de vakver- eenigingen veel zullen kunnen doen. Im mers, de Kerk doet haar uiterste best zich van die vakbeweging meester te maken. Kan het vreeselijker De Kerk meestcreese van de vakorga nisatie. Dan is er natuurlijk van verstandigen en vruchtbaren arbeid geen sprake meer. 't Is droevig: daar was do weg tot gene zing der werkloosheid gevonden en nu wordt door de inmenging der Kerk alles weer verijdeld. Het is inderdaad om te zuchten, al doen wij dat ook om een andere reden dun mr. Levy dat doot. Zou die heer nu van den socialen arbeid en invloed der Kerk werkelijk niets weten? De heer H. G. S(chilthuis), van Gronin gen, bespreekt ia „Land en Vol k" de dertig opcenten op het tarief van invoerrechten. Hij wijst In zijn artikel op de gebrekkige techniek van ons tarief en merkt dan op: Hen, die zich voor deze zaak interessee ren, verwijs ik voorts naar het vakblad „Do Ingenieur" van 2-1 Ootober 1903, waarin de heer H. Enno van Gelder een artikel wijdt aan de technische gebreken van het tarief. De Regeering stelt daarin blijkbaar voorloopig goen belang, ofschoon zij volkomen op de hoogte kan zijn van do gebreken, die ons tarief aankleven. De voorgenomen herziening van dat tarief in 1900 was, behalve dat zij zou hebben go- leid tot een gelukkig nooit tot stand ge komen verhooging, waartegen men zich in vrijhandelskringen krachtig heeft ver zet, in hoofdzaak bedoeld als een techni sche herziening en als zoodanig een groote verbetering. Het daarop gevolgde ontwerp eencr tariefwet van 1904 was, wat de tech niek betreft, een navolging van dat van 1900, en sedert dien tijd zijn de bouwstof fen voor een herziening van ons tarief van invoerrechten aan hc-b Ministerie van Financiën steeds vermeerderd. Men is daar dus volkomen op de hoogte van alle groote cn kleine gebreken van ons tarief, en toch komt men met het voorstel de heffing, gebaseerd op dat gebrekkige tarief, te verhoogen met dertig ten hon derd, zonder dat men zich eerst beijvert do gebreken, waarop zoo bij herhaling do aandacht gevestigd is en die zoovele onbil- Voor de verhooging van den je- tieveraccijns hield „De Nederlan der" een breed pleidooi. Rechtslreeksche bedoeling om het drank- verbruik tegen te gaan hebben de reeds Ineer ingediende wetsvoorstellen tot verhoo ging van den accijns op het gedistilleerd niet, betoogt het blad. .Want- ze komen altijd gis de toestand van 's lands financiën ver sterking eischt. Maar toch is er verband tusschen accijDs verhooging cn drank vraag stuk; wat reeds bewezen wordt door de be langstelling, die do drankbestrijders aan den dag leggen. Maar de drankbestrijders zij'n het oneens in hun advies: sommigen vóór, anderen tegen yerhooging. Accijnzen op de artikelen van dagelijkschë behoeften hebben een natuurlijke grens, door geen enkelen minister te overschrijden. Maar do alcohol behoort niet tot deze dagclijk sche, d i. onmisbare levensbehoeften. En al ware het zoo, de natuurlijke grens zou met den lestaanden accijns van G3 gulden per hectoliter niet bereikt zijn. De jenever is peg altijd betrekkelijk goedkoop. De Minister schat de opbrengst der door hem. voorgestelde verhooging op ongeveer zes-en-een-half millioen gulden. Toch rekent hij op verminderd gebruik van vijf millioen liter. Daarom mag men niet spreken van een duurzamer dan tot heden afhankelijk ma ken van de schatkist van den drankaccijns, noch van: meerdere inkomsten trekken uit een volkszonde. Dat is een argument, dat ter sprake kan komen als men het pleit voert voor algeheele afschaffing van den accijns, doch deze consequentie durven blijkbaar ook do tegenstanders der verhooging niet aan. ,Wèl daarentegen beweren zij, <\&t het één ïnisrekening is, als men vermindering van het gebruik verwacht van de verhooging. Doch het is de vraag, of zo daarin gelijk hebben. In Schotland had dc verhooging van den whiskey-accijns merkbaren invloed: min- idor verbruik en mindere dronkenschap. Ook in België, getuigt dr. Ariëns in „S 0 b r i e- tae", deed men gelijko ervaring op. Ge ringe accijns-verhoogingen mogen schomme lingen doen ontstaan, welke zich weer her stellen, dat wil „De Nederlander" jvel toegeven maar van een verhooging hls do voorgestelde van f 63 op f 90 mag ïiaar het blad meent, blijvend verminderd yeïbruik worden verwacht. De tegenstand Van den drankhandel tegen den maatregel bewijst bovendien, dat deze verwachting gerechtvaardigd is. De fiscus behoeft met al die overwe gingen geen rekening te houden, meent „D e Nederlander". Hij vindt oen artikel, yaar een noemenswaardige bate van te ver dachten is. Waarom zou hij er niet de hand bp leggen? Doch houdt de Minister met do moreele fcijde der kweslio wél rekening, dan nog komt de jenever het allereerst in aanmerking. CTuist omdat het geen levensbehoefte is. Niemand, die dat niet zelf wil, behoeft on- ider de verhooging van don jenever-accijns gebukt te gaan. Maar5 éls do verhooging eens ten ge- Volge had, dat de fiscus bedrogen uitkwam Wel, dat hoopt ieder van harte. Door be sparing van allerlei thans noodzakelijke Staats-uitgaven, dio gevolgen zijn van de el- londe en de schadon, door den drank aan gericht, zou het gat in den geldzak van den Staat gemakkelijk worden gedicht. [Wij geloovcn, besluit „De Neder lander" dat do Regeering in den hoo- gen accijns een stevige rem aanzet op het drankgebruik. Wij gelooven, dat de fiscus Jzoowol als het volk er bij winnen zal, om dat zelfs bij verminderd gebruik do in komsten voor de schatkist stijgen zullen, jen wjj hopen dan ook, dat de Kamerleden gtraks niet aarzelen zullen om aan dit wets ontwerp hun stem te geven. Over de w ij z i g i n g der S u c 0 o s- B I e w e fc schrijft dr. Jukkenekke, te Am sterdam, in het „W e e k b I a d v. h. E e oht": Ingediend is een wetsontwerp tot wijzi ging der Suooessiewet, ten einde, door in voering eener progressieve heffing, de Rijksmiddolen te doen stijgen. Blijkbaar is het doel echter tevens een Onbillijkheid weg te nemen, tot heden be staande in de heffing eener reëele belasting Moeizaam wandelde een bleek, Fchamel Jvrouwtje, een korf op den rug, op een groote, statige pachthoeve af. Daar ge komen, wierp zij zich vermoeid, diep adem halend op de bank, die voor hot vriende- lijko landhuis stond. De bewoners dezer Landhoeve, brave, modelijdende lieden, haastten zicK naar buiten om het moedertje hulp te b'cden. ■Zij verkwikten haar met spijs en drank en lsc-honken haar eenige warme klecding- etukken,* want de wintertijd deed hst af gematte mensch bittere koude lijden en haar de armoede nog scherper gevoelen. De vrouw van den boer zag met deernis en deelneming naar die afgesloofde, zieke vrouw en nog meer naar een slecht tegen 'den vinnigen wind beschermd kindje, dat do zwakke moeder in een korf met zich droeg. Een ijlings gezoohte warme doek dekte den kleine warmpjes toe en een llesch warme melk deod den uitgehonger- don zichtbaar goed Bij dit schouwspel schoten dë boerin de tranen in de oogen en zij zei tot haar man vjHeel mijn leven heb ik zoo'n lief krul kopje van een jongen niet gezien; ik mag hem niet langer laten %rerwaarloozen, het kindje verzwakt geheel en al met dat langs-straatren-veld-gesleep. Zijn bleeke wangetjes moeten weer kleurtjes van ge zonde jeugd terugkrijgen; arme vrouw, zij mat zich ten doodo toe af met dat heen- en-weer-gereis met haar kind. Wat zou je er van zeggen, wanneer wij dien jongen hier hielden?" Do boer schudde bedenkelijk het hoofd cn zei: Marie, ik ben je in alles gaarne ter wille, maar men weet niet, van waar het kind komt en waarheen het gaan zal. Wie weet, waarom deze vrouw met den knaap als landloopster het land afbedelt? Gij hebt uw plicht gedaan en de vrouw weer opgefrischt; laat zij nu verder trekken: wij hebben ook onze zorgen. Ieder het zijne." Maar Marie liet nieï af. Zij vertelde haar man, waf zij vernomen had. Zij was uit de" Rijnprovincie hierheen ge komen, deze vrouw, met man en kind en met aarden snuisterijen den boer opge gaan. Na verloop van tijd was de man ziek geworden, had lang in een dorpslogement te bed gelegen, was toen. gestorven en ver van rijn geboortestad begraven.. Hun heele bezitting aan koopwaar vertegenwoordig de nog niet eens een som, waarvoor zij haar man een eenvoudig kruisje kon koo- pen op de nederige grafplaats van het dorpskerkhof. Nu wilde zij naar haar ge boortestad terugkeeren, in haar nooddruft door bedelen voorzien; maar zij voelde zich eiek cn ellendig en had meermalen gezegd, dat, wanneer dat kleine, zwakko kind niet bij haar was, zij wel haar geboortehuis weer zou bereiken; maar nu konden haar moede voeten haar niet meer dragen cn vervolgde zij wankelend den langen weg. Dat alles had Marie zich laten vertellen, teen de vreemde bedelares zich aan het versterkend maal te goed deed, terwijl zij af en toe met haar schort de tranen, die over haar wangen biggelden, afveegde. „Moeder," zei de boer en streelde daar bij de frissche wangen zijner vrouw, „moe der, laat ik nu eens edelmoedig zijn. Ik geef je dien lieven knaap met dien kroes- hop, gij zult hem hebben, voed hem op en maak hem even braaf als onze andere kin deren." Na korte onderhandeling met de arme vrouw willigde deze het verzoek in. „Nu, kleine," zeide zij, toen zij zichi over haar moedersmart, ten gevolge der zware, onvermijdelijke scheiding, had heongezet, „in 't vervolg hoef je geen honger en koude meer te lijden. Gode zij dank, dat lijkhedon ten gevolge hebben, weg te ne men. Het tarief van invoerrechten is voor een minister een gemakkelijke manier om aan geld te komeD. Of bet drukt overeenkom stig de draagkracht, of het in een land als het onze, welks bevolking in hoofdzaak haar bestaan moet vinden in landbouw, export-nijverheid, scheepvaart en handel, deze bronnen van welvaart benadeelt of misschien in gevaar brengt, daarovor zal hij zijn hoofd niet breken, zoolang het geld in bet laadjo brengt, en dan hoe meer hoe liever 1 Het geduld ontbreekt zelfs om de zoozeer verlangde verhooging uit te stellen totdat het tarief zal zijn gezuiverd van zijn ge breken neen, in afwachting van de her ziening, fluks een voorloop ge, tijdelijke verhooging van dertig prooent, die elke fout, welke het tarief aankleeft, elke on billijkheid, elke onrechtvaardigheid, eiken onjuisten aanslag, die van die fout hot ge volg is, verergert niet dertig procent; waardoor juist deze belasting zoo uiter mate ongeschikt is om daarop opcenten te heffen 1 Zal de meerderheid inderdaad haar me dewerking \erleenen tot dergelijke midde len ter voorziening in de behoeften der schatkist? Daarentegen meent „Do T ij d:" Principieel en op den duur gevoelen wij en, wij zijn zeker, de Minister met ons voor deze opcenten precies evenveel als do liberalo voorstanders eener algcmeeno inkomstenbelasting voor de opcenten op de vermogens- en bedrijfsbelasting, maar praotisoh doen wij als zij met deze opcen ten, en berusten er in, omdat nu eenmaal dadelijk geld noodig is en een principioolo tariefsherziening, die komen moot, niet is uit de mouw te schudden. Waar deze alge- meene tariefsherziening tot een meor bo- teekeneade verhooging leiden moet, daar schijnen ons de opcenten daartoe als aan gewezen cn bowonderen do vondst van don Minister. Naar aanleiding van de intreerede van prol Nolens schrijft „H 0 t Centru m", na een gclukwensch aan de Amsterdamsche Hoogesohool met haar aan winst: Toch, al handolde dc gemeente Amster dam in haar eigen belang en dat harer hoogesohool, toen zij mgr. Nolens aan zich verbond, mag een woord van waardeoring niet worden onthouden voor den breeden blik, waarvan deze benoeming getuigt. Terwijl faculteiten on curatoren onzer Rijks-universiteiten blijkbaar een onover winnelijke afkoer gevoelen om een katho liek als hoogleeraar to begrbeten, heeft men te Amsterdam zelfs oen priester bo- noemd, daarmee een voorboeld gevend van wat in ons eigen land iets heel gewoons moest wezen, maar feitelijk iets zeer bij- ronders is. Het is te wenschen, dat de Rogeering het gegeven voorbeeld volgo en ook aan dc Rijks-liooge.scholen katholieken tot hoog leeraar dürve benoemen, wanneer 7.0 daar toe de noodigo bekwaamheid bezitten. Het voorbeeld dat prof. Spronck als katholiek geleerde geeft, i9 toch waarlijk niet af schrikwekkend. En desnoods moet clan maar Cegon het advies der soms in verouderde denkbeel- don vastgeroeste faculteiten worden inge gaan. Dr. Kuypor grif daarvan bij dc be noeming van prof. Visscher te Utrecht liet voorbeeld, met het gevolg, dat ook zij, die eerst smalend of verontwa rdigd over deee benoeming spraken, later hebben getuierd, dat de toenmalige minister tooh waarlijk geen vergissing beging. Wat zeker ook niet cal worden gezegd van hen, die mgr. Nolens riepon. Sprekende over do Troonrede, j*gt dr. Bronsveld in zijn ..Kroniek" in „Stemmen voor Waarheid en Vrede", dat zij den indruk maakt niet een zitting der Kamer, doch een t ij d v a k te openen. Want zij kondigt de indiening van zooveel ontwerpen aan, op zóó velerlei gebied, dat do Kamer, al vergaderde 7,ij dag en nacht, in geen vier jaar dat alles kan afwerken. Een leidend beginsel, iets, dat op een program gelijkt, is z.i, in de rede niet te vinden. Vaag is, wij barmhartige liedon gevonden hebben, die mij dezen last van het hart genomen hebben; ik heb nog meer kinderen in de verre geboortestad, die onze oude groot moeder daar verzorgt en die ik toch niet langer aan hun lot kan overlaten. Werken ea zwoegen om mijn kinderen het noodige te verschaffen is mijn plicht. Vaartwel 1" De arme, bijna uitgeteerde vrouw kuste haastig haar kind en ging ijlings, zonder ook maar éénmaal ora te zien, van de hoeve. Toen de zon ondergegaan was en Mario met het sober gekleedo jongetje op den arm in do huisdeur stond en den van het veld terugkeerenden arbeiders, die vreemd, verwonderd naar haar opblikten, een vroo- lijk „goeden avond" wcnschte, kwam on verwachts met haastige stappen en van angst en onrust getuigende bewegingen een bleeke vrouw aanloopen, dezelfde, die voor enkele uren haar afgemat, ziekelijk kind aan de boerin had afgestaan. Door het ♦naaste struikgewas wrong zij zich heen, ijlde recht op de verschrikte boerin too cn rukto haar woest den kleine uit de han den, terwijl zij met hijgende stem en onder dreigende gebaren riep: „Mijn kind, mijn kind 1 Ik laat mij mijn kind niet ontnemen; arm en ellendig en verlaten wil ik voor mijn lieveling bedelen» naar zijn meoning, de uitdrukking: „Chris* telijko rechtsbeginselen". Weinig zou, be* toogt do schrijver, in deze Troonrede bo- hoeven gewijzigd te worden, om haar pas klaar te doen rijn voor een lil rale regeo- ring. Na er voorts nog togen te hebben ge protesteerd, dat de uitgaven van het Rijk onverpoosd worden opgedreven, zonder dab de middelen er zijn om in de uitgaven te voorzien, besluit de schrijver: „De aankondiging van een Commissie ter Grondwetsherziening zal aan de Regcoring de gelegenheid geven 0111 daarheen alle vra gen en vragers to verwijzen, die het wel eens lastig konden maken. Laat ons hopen, dat zij niet uit 40 leden bestaan zal, 700- ala dit het goval i3 met de Staatscommis sie, die rich zal bezighouden met de werk loosheid. Mot hetgeen die commissie aan vacatie-, en reisgelden, aan drukloon, enz. den lande kosten zal, zou in bangon winter tijd menig werkloos gezin kunnen onder- houden worden. Of het rapport, (of Je rap porten), die wij te gemoot zien, een go- neesmiddel vocnr de weï*kloosheid sXiJkui brengen, hopen wij; wij 'vorwachton hefc echter niet. Van ganscher harte wenschen wij, dat van de vele nuttigs dingen, welke de Rcgcering rich voorstelt tn rloen, on waaraan allo partijen kunnen medewerken, veel tot stand zal komen, en dat dc droeve partijstrijd zwijgen of luwen zal bij het „streven" naar „Christelijko rechtsbegrip pon." Omtrent de plannon der Regeering mol het b ij zonder onderwijs wordt het volgonde gezegd Moeten wij er ons over verheugen, dat het aantal scholen cn eohooltjos stoeds too- neemt? Ik durf hier geen „ja" op zeggen Ik denk bior niet alleen aan de onkosten, welko al dio scholen voreischen aan bouw en inrichting van lokalen, aan saJaricering van een hoofd, enz. Zwaarder weegt bij mij do vrees, dat ons volk hoo langer hoe meer vordeeld en versplinterd wordt, en dat iedere school, ook uit zelfbehoud, hetgeen haar moet karakt-eriseoron op do spit3 zal drijven. Het fanatisme zal hoe langor hoo meer de overhand vorkrijgen. In oen asterisk Sohoolbouw zegt „D e Standaard": Tn de Openingsrede zijn maatregelen nan- goaoudigd., om den drukkenden last van don sohoolbouw voor bet bijzonder onderwijs te verlichten. Mot vorlangon zien we do indiening van heb ontwerp voor deso maatregelen te go- moot. Hoe juist het toch gezien is, dat de Vrijo school dan alleen bloeien kan, zoo het par ticulier initiatief toont, tot het brengen van aanzienlijko offers bereid te zijn, zoo mag toeb niet vergeten, dat, ook al daalt deze particuliere offervaardigheid niet, ja al blijft ze klimmende, deze offervaardigheid op don duur «'en wedstrijd met het ricli steeds uitbreiden van bet nahtal onzer scholen niet kan volhouden. Nu alleon onzo Prot. Christ, scholen tegen de 1000 loopen, volstaat niet meer, en kan niet meer vo'l- staan, wat voldoende bleek, toen dit cijfer op de helft stond. Voor do Openbare school bouwt men op dure terreinen, in breeden, grootschen stijl, en wat hot ook kosto, altoos geeft het Itijk een vierde van het bedrag, en, waar do nood aan den man is, nog voel meer uit oen extra-post, terwijl de ovorige 3/4 betaald wordt uit do belasting van alle gemeente naren, dus ook uit onze beurs. Vooral in de groote steden voelt men dit op heb pijnlijkst. Do gomeente-uitgaven voor de Openbare school nemen met elk jaar toe. Dit vergt ook ons steeds meer grid af. En dan is het toch hard, 7,00 men, om de zwaro conourrenlic van het Gemecn- •tebestuur, zelf buiten staat is, grond on bouw voor zijn eigen school te bekostigen, en dan toch op voet van gelijkheid met do voorstanders der Openbriro 6chool mee moet betalen voor een school, die ons niet dienen kan. Steeds meer raken we, vooral in de groo te steden, met onzo scholen dan ook ach terop, en het rijn vooral de lagere klassen der bevolking, waarvoor in de groote ste den do Christelijke school bcginï te ontbre ken. Zoodoende vervreemdt een groot deel van onzo bevolking in het opkomend go- slacht steeds meer van de Christelijke moet ik hot God geven, wol aan dan, dab geschiedde, maar..." Hier drukte zij met wilde vreugd haar kind aan hot hart en overlaadde hot met tranen en kussen. En alsof iemand baai achtervolgd© cn haar kind rooven wildo, fcoo spoedde zij zich als waanzinnig, het kind op den arm, van het erf en was bin nen weinige oogonbÜkkcn in de scheme ring en het donkere van het bosch ver dwenen. „Ik bedroog mij dus niet," zei de boer met gedempte stem, terwijl hij zacht zijn hand op den sohiuder van zijn vrouw liet rusten, „hoe zou een moeder haar kindje vergeten^" Mario keek met vcohtigen blik naar den avondhemel en do gelukkige moeder zond een smeekgebed op tot don Vader der we duwen en weezen, dat Hij deze arme, on gelukkige vrouw mocht beschermen oni leiden op haar duisteren kronkelweg oni Hij haar liefderijke en barmhartige 7.ie- len op haar reis zou tegenzenden en Hi$ de moeder tot de blinde, oude grootmoe der onder Zijn hoede naar liet huisje met de weeskinderen behouden mocht terug voeren, in gezelschap van haar edel klei nood, haar lief^ aanminnig kindje..

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1909 | | pagina 13