No. 15231.
X.EIDSCH DAG-BXiAD, Zaterdag-
16 October.
Anno 1909.
PERSOVERZICHT.
TWJEE H3QEDES1S.
wegens den overgang bij overlijden
van effecten en rentegevende schuldvorde
ringen.
Eigenaardig is het, dat de Regeering in
do heffing van het recht van overgang
over onroerende goederen, binnen het Rijk
in Europa gelegen of gevestigd, en in
vruchtgebruik of eigendom, geërfd of ver
kregen wordende door overlijden van
iemand, die geen ingezetene is van
het Rijk, geen meerdere verandering heeft
voorgesteld, dan een wijziging in de per
centage van 6 pCt. plus 38 opcenten, in
pOt., noodzakelijk wegens de voorgestelde
algeheele afschaffing van de heffing der
38 opcenten.
Het komt niij voor, dat die heffing in
zekeren rin onbillijk is. Onbillijk, in de eer
ste plaats, jegens de erfgenamen der eige
naren van onroerende goederen in Neder
land gelegen, welke eigenaren wel Ne
derlander, doch geen inge
zetenen waren. Waarvoor moet men
als erfgenaam van een Nederlander, al
leen omdat die in den zin der Successiewet
geen ingezetene was, zooveel betalen we
gens de verkrijging van onroerend goed,
in Nederland gelegen? Het is toch in het
algemeen niet te denken, dat men, om suc
cessiebelasting te ontduiken, buitenlands
zou gaan wonen, om daar den dood af -te
wachten. Bovendien kan men zijn onroe
rend goed, als niet-ingezetene, inbrengen
in Naamlooze Yennootschappen, waardoor
bij overlijden daarover grsen heffing van
overgangsrecht plaats heeft.
Er is hier m. I plaats voor een onder-
soheid tusschen Nederlanders en vreemde
lingen. En zoo men toch het hier gelegen
onroerend goed van Nederlanders-n'et-
ingezetenen bij overlijden met overgnngs-
reoht wil belasten, dat men dan voor die
gevallen het percentage verminderc.
In de tweede plaats acht ik het gemelde
overgangsrecht onbillijk wegens de heffing
over do waarde, ongeacht de be
staande hypothecaire schul
den.
Waar de Regeering blijkens de toelich
ting de heffing van het recht bij overgang
van effecten, enz. (bij overlijden) hoogst
o n b i 1 1 ij k noemt, dan mqet dat m. L
toch ook gelden voor de heffing van over
gangsrecht over de waarde van onroeren
de goederen, geërfd van een niet-ingeze-
teneen nu moge het waar zijn, dat men
in de gevallen, waarin deze heffing plants
heeft, zooveel onrecht daarin niet vindt,
onbillijk blijft het, dat het recht versohul-
digd is over de waarde der onroerende
goederen, zonder aftrek der werkelijk be
staande hypothecaire schulden toe te staan.
Het komt toch vaak voor, dat bij verkoop
van onroearend good, na aftrek der hypothe
caire schulden, niets of zeer weinig over
blijft, terwijl over de volle waarde, onge
acht dio schulden, steeds móet worden be
taald.
Ten slotte wijs ik op onbillijkheid in de
voorgeschreven wijzo van waardebepaling,
ingeval do bedoelde onroerende goederen
aan vruohtgobruik zijn onderworpen.
Hot wil mij voorkomen, dat dozo onbil
lijkheden reeds te lang hebben bestaan, om
zo langer te handhaven. Allicht zal do Re
geering door een verandering in de voorge
stelde tabellen voor de progessieve heffing
op andere wijzo kunnen inhalen, wat de
schatkist door een meer billijke regeling
van bet overgangsrecht oj) onroerend goed
zou moeten derven.
In een °.rtikeltje, gewijd aan de gehou
den vergadering der „Vereeniging voor de
Staathuishoudkunde en de Statistiek", laat
„H et Huisgezin" er den nadruk op
vallen, dat, waar er geen middel schijnt to
vinden te zijn om do werkloosheid
to voorkomen, men nog wel zeer lang de
gevolgen der werkloosheid zal hebben te
verzachten. Voorts, dat inzake een verzeke.
ring do overheid wel zal moeten bijsprin
gen.
Zegt men neen, 7.00 laat het blad vol
gen— is men er tegen, dat de overheid do
werkloosheidfondsen subsidieert, welnu,
dan zal dj, onder het hoofd armenzorg de
zelfde, misschien groot er uitgaven hebben
t-e doen, want men kan do menschen niet
laten verhongeren.
Daar het financieel geen verschil geeft,
en bedoeling iets krenkends heeft voor op
passende werklieden, buiten schuld zonder
werk geraakt^ verdient overheidssubsidie
de voorkeur..
Nu verklaart prof. Ver rijn Stuart wel,
dat deze overheidssteun moet ophouden als
de kassen der vakvereenigingen zijn uitge
put, maar hiermee tijn wij het volstrekt
niet eens.
De overheidssteun is eerst dan juist ge
heel onontbeerlijk.
Want men kan de goedgeefschheid der
meergegoeden loven, dio voor de werkloo-
cen geld bijeenbrengen, dit bedelen is toch
in den grond stuitend als het geschiedt ten
behoeve van een categorie menschen, die
niet tot de ellendigen der samenleving be-
hooren.
Zoover het eeuigszins kan, dient men da
menschelijke waarde en waardigheid te ont
zien.
In „H et Centru m" vinden wij een
driestar van dezen inhoud:
Een der prao-adviezen, aan do Vereeni
ging voor de Staathuishoudkunde en de
Statistiek over het vraagstuk dor werkloos
heid uitgebracht, -was van nir. Levy
Er staat wel een en ander in, dat de aan-
daoht verdient. Zooals: dat onderscheid
dient gemaakt tusschen hen, die werkelijk
kunnen en willen arbeiden, maar daartoe
de gelegenheid missen, en anderen, die noch
bekwaam noch gewillig zijn tot geregeld
werk, maar de eersten om tioh voor hulp
aan te melden.
Ook is er veel waarheid in zijn opmerking,
dat 'n nationale arbeidsbeurs met meer suc
ces zal kunnen opereeren dan alleen plaat
selijke; men denko slechte aan het tekort
van krachten, dat zioh in den landbouw tel
kens openbaart.
Ook ia 'deze prae-adviseur voor verzeke
ring en beveelt hij speciaal het Gentsche
stelsel aan. In verband daarmee meent hij,
dab er veel kan en moet worden verwacht
van de vakvereeniging.
Maar dan plotseling wordt hij pessimis
tisch: hij verwacht niet, dat de vakver-
eenigingen veel zullen kunnen doen. Im
mers, de Kerk doet haar uiterste best zich
van die vakbeweging meester te maken.
Kan het vreeselijker
De Kerk meestcreese van de vakorga
nisatie.
Dan is er natuurlijk van verstandigen
en vruchtbaren arbeid geen sprake meer.
't Is droevig: daar was do weg tot gene
zing der werkloosheid gevonden en nu
wordt door de inmenging der Kerk alles
weer verijdeld.
Het is inderdaad om te zuchten, al
doen wij dat ook om een andere reden
dun mr. Levy dat doot.
Zou die heer nu van den socialen arbeid
en invloed der Kerk werkelijk niets
weten?
De heer H. G. S(chilthuis), van Gronin
gen, bespreekt ia „Land en Vol k" de
dertig opcenten op het tarief
van invoerrechten. Hij wijst In
zijn artikel op de gebrekkige techniek van
ons tarief en merkt dan op:
Hen, die zich voor deze zaak interessee
ren, verwijs ik voorts naar het vakblad
„Do Ingenieur" van 2-1 Ootober 1903,
waarin de heer H. Enno van Gelder een
artikel wijdt aan de technische gebreken
van het tarief. De Regeering stelt daarin
blijkbaar voorloopig goen belang, ofschoon
zij volkomen op de hoogte kan zijn van do
gebreken, die ons tarief aankleven. De
voorgenomen herziening van dat tarief in
1900 was, behalve dat zij zou hebben go-
leid tot een gelukkig nooit tot stand ge
komen verhooging, waartegen men zich
in vrijhandelskringen krachtig heeft ver
zet, in hoofdzaak bedoeld als een techni
sche herziening en als zoodanig een groote
verbetering. Het daarop gevolgde ontwerp
eencr tariefwet van 1904 was, wat de tech
niek betreft, een navolging van dat van
1900, en sedert dien tijd zijn de bouwstof
fen voor een herziening van ons tarief
van invoerrechten aan hc-b Ministerie van
Financiën steeds vermeerderd.
Men is daar dus volkomen op de hoogte
van alle groote cn kleine gebreken van ons
tarief, en toch komt men met het voorstel
de heffing, gebaseerd op dat gebrekkige
tarief, te verhoogen met dertig ten hon
derd, zonder dat men zich eerst beijvert
do gebreken, waarop zoo bij herhaling do
aandacht gevestigd is en die zoovele onbil-
Voor de verhooging van den je-
tieveraccijns hield „De Nederlan
der" een breed pleidooi.
Rechtslreeksche bedoeling om het drank-
verbruik tegen te gaan hebben de reeds
Ineer ingediende wetsvoorstellen tot verhoo
ging van den accijns op het gedistilleerd niet,
betoogt het blad. .Want- ze komen altijd
gis de toestand van 's lands financiën ver
sterking eischt. Maar toch is er verband
tusschen accijDs verhooging cn drank vraag
stuk; wat reeds bewezen wordt door de be
langstelling, die do drankbestrijders aan den
dag leggen.
Maar de drankbestrijders zij'n het oneens
in hun advies: sommigen vóór, anderen tegen
yerhooging.
Accijnzen op de artikelen van dagelijkschë
behoeften hebben een natuurlijke grens, door
geen enkelen minister te overschrijden. Maar
do alcohol behoort niet tot deze dagclijk
sche, d i. onmisbare levensbehoeften. En al
ware het zoo, de natuurlijke grens zou met
den lestaanden accijns van G3 gulden per
hectoliter niet bereikt zijn. De jenever is
peg altijd betrekkelijk goedkoop.
De Minister schat de opbrengst der door
hem. voorgestelde verhooging op ongeveer
zes-en-een-half millioen gulden. Toch rekent
hij op verminderd gebruik van vijf millioen
liter. Daarom mag men niet spreken van
een duurzamer dan tot heden afhankelijk ma
ken van de schatkist van den drankaccijns,
noch van: meerdere inkomsten trekken uit
een volkszonde. Dat is een argument, dat ter
sprake kan komen als men het pleit voert
voor algeheele afschaffing van den accijns,
doch deze consequentie durven blijkbaar ook
do tegenstanders der verhooging niet aan.
,Wèl daarentegen beweren zij, <\&t het één
ïnisrekening is, als men vermindering van
het gebruik verwacht van de verhooging.
Doch het is de vraag, of zo daarin gelijk
hebben. In Schotland had dc verhooging van
den whiskey-accijns merkbaren invloed: min-
idor verbruik en mindere dronkenschap. Ook
in België, getuigt dr. Ariëns in „S 0 b r i e-
tae", deed men gelijko ervaring op. Ge
ringe accijns-verhoogingen mogen schomme
lingen doen ontstaan, welke zich weer her
stellen, dat wil „De Nederlander"
jvel toegeven maar van een verhooging
hls do voorgestelde van f 63 op f 90 mag
ïiaar het blad meent, blijvend verminderd
yeïbruik worden verwacht. De tegenstand
Van den drankhandel tegen den maatregel
bewijst bovendien, dat deze verwachting
gerechtvaardigd is.
De fiscus behoeft met al die overwe
gingen geen rekening te houden, meent „D e
Nederlander". Hij vindt oen artikel,
yaar een noemenswaardige bate van te ver
dachten is. Waarom zou hij er niet de hand
bp leggen?
Doch houdt de Minister met do moreele
fcijde der kweslio wél rekening, dan nog
komt de jenever het allereerst in aanmerking.
CTuist omdat het geen levensbehoefte is.
Niemand, die dat niet zelf wil, behoeft on-
ider de verhooging van don jenever-accijns
gebukt te gaan.
Maar5 éls do verhooging eens ten ge-
Volge had, dat de fiscus bedrogen uitkwam
Wel, dat hoopt ieder van harte. Door be
sparing van allerlei thans noodzakelijke
Staats-uitgaven, dio gevolgen zijn van de el-
londe en de schadon, door den drank aan
gericht, zou het gat in den geldzak van
den Staat gemakkelijk worden gedicht.
[Wij geloovcn, besluit „De Neder
lander" dat do Regeering in den hoo-
gen accijns een stevige rem aanzet op het
drankgebruik. Wij gelooven, dat de fiscus
Jzoowol als het volk er bij winnen zal, om
dat zelfs bij verminderd gebruik do in
komsten voor de schatkist stijgen zullen,
jen wjj hopen dan ook, dat de Kamerleden
gtraks niet aarzelen zullen om aan dit wets
ontwerp hun stem te geven.
Over de w ij z i g i n g der S u c 0 o s-
B I e w e fc schrijft dr. Jukkenekke, te Am
sterdam, in het „W e e k b I a d v. h.
E e oht":
Ingediend is een wetsontwerp tot wijzi
ging der Suooessiewet, ten einde, door in
voering eener progressieve heffing, de
Rijksmiddolen te doen stijgen.
Blijkbaar is het doel echter tevens een
Onbillijkheid weg te nemen, tot heden be
staande in de heffing eener reëele belasting
Moeizaam wandelde een bleek, Fchamel
Jvrouwtje, een korf op den rug, op een
groote, statige pachthoeve af. Daar ge
komen, wierp zij zich vermoeid, diep adem
halend op de bank, die voor hot vriende-
lijko landhuis stond.
De bewoners dezer Landhoeve, brave,
modelijdende lieden, haastten zicK naar
buiten om het moedertje hulp te b'cden.
■Zij verkwikten haar met spijs en drank en
lsc-honken haar eenige warme klecding-
etukken,* want de wintertijd deed hst af
gematte mensch bittere koude lijden en
haar de armoede nog scherper gevoelen.
De vrouw van den boer zag met deernis
en deelneming naar die afgesloofde, zieke
vrouw en nog meer naar een slecht tegen
'den vinnigen wind beschermd kindje, dat
do zwakke moeder in een korf met zich
droeg. Een ijlings gezoohte warme doek
dekte den kleine warmpjes toe en een
llesch warme melk deod den uitgehonger-
don zichtbaar goed
Bij dit schouwspel schoten dë boerin de
tranen in de oogen en zij zei tot haar man
vjHeel mijn leven heb ik zoo'n lief krul
kopje van een jongen niet gezien; ik mag
hem niet langer laten %rerwaarloozen, het
kindje verzwakt geheel en al met dat
langs-straatren-veld-gesleep. Zijn bleeke
wangetjes moeten weer kleurtjes van ge
zonde jeugd terugkrijgen; arme vrouw, zij
mat zich ten doodo toe af met dat heen-
en-weer-gereis met haar kind. Wat zou je
er van zeggen, wanneer wij dien jongen
hier hielden?"
Do boer schudde bedenkelijk het hoofd
cn zei:
Marie, ik ben je in alles gaarne ter
wille, maar men weet niet, van waar het
kind komt en waarheen het gaan zal. Wie
weet, waarom deze vrouw met den knaap
als landloopster het land afbedelt? Gij
hebt uw plicht gedaan en de vrouw weer
opgefrischt; laat zij nu verder trekken:
wij hebben ook onze zorgen. Ieder het
zijne."
Maar Marie liet nieï af. Zij vertelde
haar man, waf zij vernomen had.
Zij was uit de" Rijnprovincie hierheen ge
komen, deze vrouw, met man en kind en
met aarden snuisterijen den boer opge
gaan. Na verloop van tijd was de man ziek
geworden, had lang in een dorpslogement
te bed gelegen, was toen. gestorven en ver
van rijn geboortestad begraven.. Hun heele
bezitting aan koopwaar vertegenwoordig
de nog niet eens een som, waarvoor zij
haar man een eenvoudig kruisje kon koo-
pen op de nederige grafplaats van het
dorpskerkhof. Nu wilde zij naar haar ge
boortestad terugkeeren, in haar nooddruft
door bedelen voorzien; maar zij voelde zich
eiek cn ellendig en had meermalen gezegd,
dat, wanneer dat kleine, zwakko kind niet
bij haar was, zij wel haar geboortehuis
weer zou bereiken; maar nu konden haar
moede voeten haar niet meer dragen cn
vervolgde zij wankelend den langen weg.
Dat alles had Marie zich laten vertellen,
teen de vreemde bedelares zich aan het
versterkend maal te goed deed, terwijl zij
af en toe met haar schort de tranen, die
over haar wangen biggelden, afveegde.
„Moeder," zei de boer en streelde daar
bij de frissche wangen zijner vrouw, „moe
der, laat ik nu eens edelmoedig zijn. Ik
geef je dien lieven knaap met dien kroes-
hop, gij zult hem hebben, voed hem op en
maak hem even braaf als onze andere kin
deren."
Na korte onderhandeling met de arme
vrouw willigde deze het verzoek in.
„Nu, kleine," zeide zij, toen zij zichi over
haar moedersmart, ten gevolge der zware,
onvermijdelijke scheiding, had heongezet,
„in 't vervolg hoef je geen honger en
koude meer te lijden. Gode zij dank, dat
lijkhedon ten gevolge hebben, weg te ne
men.
Het tarief van invoerrechten is voor een
minister een gemakkelijke manier om aan
geld te komeD. Of bet drukt overeenkom
stig de draagkracht, of het in een land als
het onze, welks bevolking in hoofdzaak
haar bestaan moet vinden in landbouw,
export-nijverheid, scheepvaart en handel,
deze bronnen van welvaart benadeelt of
misschien in gevaar brengt, daarovor zal
hij zijn hoofd niet breken, zoolang het geld
in bet laadjo brengt, en dan hoe meer hoe
liever 1
Het geduld ontbreekt zelfs om de zoozeer
verlangde verhooging uit te stellen totdat
het tarief zal zijn gezuiverd van zijn ge
breken neen, in afwachting van de her
ziening, fluks een voorloop ge, tijdelijke
verhooging van dertig prooent, die elke
fout, welke het tarief aankleeft, elke on
billijkheid, elke onrechtvaardigheid, eiken
onjuisten aanslag, die van die fout hot ge
volg is, verergert niet dertig procent;
waardoor juist deze belasting zoo uiter
mate ongeschikt is om daarop opcenten te
heffen 1
Zal de meerderheid inderdaad haar me
dewerking \erleenen tot dergelijke midde
len ter voorziening in de behoeften der
schatkist?
Daarentegen meent „Do T ij d:"
Principieel en op den duur gevoelen wij
en, wij zijn zeker, de Minister met ons
voor deze opcenten precies evenveel als
do liberalo voorstanders eener algcmeeno
inkomstenbelasting voor de opcenten op
de vermogens- en bedrijfsbelasting, maar
praotisoh doen wij als zij met deze opcen
ten, en berusten er in, omdat nu eenmaal
dadelijk geld noodig is en een principioolo
tariefsherziening, die komen moot, niet is
uit de mouw te schudden. Waar deze alge-
meene tariefsherziening tot een meor bo-
teekeneade verhooging leiden moet, daar
schijnen ons de opcenten daartoe als aan
gewezen cn bowonderen do vondst van don
Minister.
Naar aanleiding van de intreerede
van prol Nolens schrijft „H 0 t
Centru m", na een gclukwensch aan de
Amsterdamsche Hoogesohool met haar aan
winst:
Toch, al handolde dc gemeente Amster
dam in haar eigen belang en dat harer
hoogesohool, toen zij mgr. Nolens aan zich
verbond, mag een woord van waardeoring
niet worden onthouden voor den breeden
blik, waarvan deze benoeming getuigt.
Terwijl faculteiten on curatoren onzer
Rijks-universiteiten blijkbaar een onover
winnelijke afkoer gevoelen om een katho
liek als hoogleeraar to begrbeten, heeft
men te Amsterdam zelfs oen priester bo-
noemd, daarmee een voorboeld gevend van
wat in ons eigen land iets heel gewoons
moest wezen, maar feitelijk iets zeer bij-
ronders is.
Het is te wenschen, dat de Rogeering het
gegeven voorbeeld volgo en ook aan dc
Rijks-liooge.scholen katholieken tot hoog
leeraar dürve benoemen, wanneer 7.0 daar
toe de noodigo bekwaamheid bezitten. Het
voorbeeld dat prof. Spronck als katholiek
geleerde geeft, i9 toch waarlijk niet af
schrikwekkend.
En desnoods moet clan maar Cegon het
advies der soms in verouderde denkbeel-
don vastgeroeste faculteiten worden inge
gaan. Dr. Kuypor grif daarvan bij dc be
noeming van prof. Visscher te Utrecht liet
voorbeeld, met het gevolg, dat ook zij, die
eerst smalend of verontwa rdigd over deee
benoeming spraken, later hebben getuierd,
dat de toenmalige minister tooh waarlijk
geen vergissing beging.
Wat zeker ook niet cal worden gezegd
van hen, die mgr. Nolens riepon.
Sprekende over do Troonrede, j*gt
dr. Bronsveld in zijn ..Kroniek" in
„Stemmen voor Waarheid
en Vrede", dat zij den indruk maakt
niet een zitting der Kamer, doch een
t ij d v a k te openen. Want zij kondigt
de indiening van zooveel ontwerpen aan,
op zóó velerlei gebied, dat do Kamer, al
vergaderde 7,ij dag en nacht, in geen vier
jaar dat alles kan afwerken. Een leidend
beginsel, iets, dat op een program gelijkt,
is z.i, in de rede niet te vinden. Vaag is,
wij barmhartige liedon gevonden hebben,
die mij dezen last van het hart genomen
hebben; ik heb nog meer kinderen in de
verre geboortestad, die onze oude groot
moeder daar verzorgt en die ik toch niet
langer aan hun lot kan overlaten. Werken
ea zwoegen om mijn kinderen het noodige
te verschaffen is mijn plicht. Vaartwel 1"
De arme, bijna uitgeteerde vrouw kuste
haastig haar kind en ging ijlings, zonder
ook maar éénmaal ora te zien, van de
hoeve.
Toen de zon ondergegaan was en Mario
met het sober gekleedo jongetje op den
arm in do huisdeur stond en den van het
veld terugkeerenden arbeiders, die vreemd,
verwonderd naar haar opblikten, een vroo-
lijk „goeden avond" wcnschte, kwam on
verwachts met haastige stappen en van
angst en onrust getuigende bewegingen een
bleeke vrouw aanloopen, dezelfde, die voor
enkele uren haar afgemat, ziekelijk kind
aan de boerin had afgestaan. Door het
♦naaste struikgewas wrong zij zich heen,
ijlde recht op de verschrikte boerin too cn
rukto haar woest den kleine uit de han
den, terwijl zij met hijgende stem en onder
dreigende gebaren riep:
„Mijn kind, mijn kind 1 Ik laat mij mijn
kind niet ontnemen; arm en ellendig en
verlaten wil ik voor mijn lieveling bedelen»
naar zijn meoning, de uitdrukking: „Chris*
telijko rechtsbeginselen". Weinig zou, be*
toogt do schrijver, in deze Troonrede bo-
hoeven gewijzigd te worden, om haar pas
klaar te doen rijn voor een lil rale regeo-
ring. Na er voorts nog togen te hebben ge
protesteerd, dat de uitgaven van het Rijk
onverpoosd worden opgedreven, zonder dab
de middelen er zijn om in de uitgaven
te voorzien, besluit de schrijver:
„De aankondiging van een Commissie ter
Grondwetsherziening zal aan de Regcoring
de gelegenheid geven 0111 daarheen alle vra
gen en vragers to verwijzen, die het wel
eens lastig konden maken. Laat ons hopen,
dat zij niet uit 40 leden bestaan zal, 700-
ala dit het goval i3 met de Staatscommis
sie, die rich zal bezighouden met de werk
loosheid. Mot hetgeen die commissie aan
vacatie-, en reisgelden, aan drukloon, enz.
den lande kosten zal, zou in bangon winter
tijd menig werkloos gezin kunnen onder-
houden worden. Of het rapport, (of Je rap
porten), die wij te gemoot zien, een go-
neesmiddel vocnr de weï*kloosheid sXiJkui
brengen, hopen wij; wij 'vorwachton hefc
echter niet. Van ganscher harte wenschen
wij, dat van de vele nuttigs dingen, welke
de Rcgcering rich voorstelt tn rloen, on
waaraan allo partijen kunnen medewerken,
veel tot stand zal komen, en dat dc droeve
partijstrijd zwijgen of luwen zal bij het
„streven" naar „Christelijko rechtsbegrip
pon."
Omtrent de plannon der Regeering mol
het b ij zonder onderwijs wordt het
volgonde gezegd
Moeten wij er ons over verheugen, dat het
aantal scholen cn eohooltjos stoeds too-
neemt? Ik durf hier geen „ja" op zeggen
Ik denk bior niet alleen aan de onkosten,
welko al dio scholen voreischen aan bouw
en inrichting van lokalen, aan saJaricering
van een hoofd, enz. Zwaarder weegt bij mij
do vrees, dat ons volk hoo langer hoe meer
vordeeld en versplinterd wordt, en dat
iedere school, ook uit zelfbehoud, hetgeen
haar moet karakt-eriseoron op do spit3
zal drijven. Het fanatisme zal hoe langor
hoo meer de overhand vorkrijgen.
In oen asterisk Sohoolbouw zegt
„D e Standaard":
Tn de Openingsrede zijn maatregelen nan-
goaoudigd., om den drukkenden last van don
sohoolbouw voor bet bijzonder onderwijs te
verlichten.
Mot vorlangon zien we do indiening van
heb ontwerp voor deso maatregelen te go-
moot.
Hoe juist het toch gezien is, dat de Vrijo
school dan alleen bloeien kan, zoo het par
ticulier initiatief toont, tot het brengen van
aanzienlijko offers bereid te zijn, zoo mag
toeb niet vergeten, dat, ook al daalt deze
particuliere offervaardigheid niet, ja al
blijft ze klimmende, deze offervaardigheid
op don duur «'en wedstrijd met het ricli
steeds uitbreiden van bet nahtal onzer
scholen niet kan volhouden. Nu alleon onzo
Prot. Christ, scholen tegen de 1000 loopen,
volstaat niet meer, en kan niet meer vo'l-
staan, wat voldoende bleek, toen dit cijfer
op de helft stond.
Voor do Openbare school bouwt men op
dure terreinen, in breeden, grootschen stijl,
en wat hot ook kosto, altoos geeft het Itijk
een vierde van het bedrag, en, waar do
nood aan den man is, nog voel meer uit oen
extra-post, terwijl de ovorige 3/4 betaald
wordt uit do belasting van alle gemeente
naren, dus ook uit onze beurs.
Vooral in de groote steden voelt men dit
op heb pijnlijkst. Do gomeente-uitgaven
voor de Openbare school nemen met elk
jaar toe. Dit vergt ook ons steeds meer grid
af. En dan is het toch hard, 7,00 men,
om de zwaro conourrenlic van het Gemecn-
•tebestuur, zelf buiten staat is, grond on
bouw voor zijn eigen school te bekostigen,
en dan toch op voet van gelijkheid met do
voorstanders der Openbriro 6chool mee
moet betalen voor een school, die ons niet
dienen kan.
Steeds meer raken we, vooral in de groo
te steden, met onzo scholen dan ook ach
terop, en het rijn vooral de lagere klassen
der bevolking, waarvoor in de groote ste
den do Christelijke school bcginï te ontbre
ken. Zoodoende vervreemdt een groot deel
van onzo bevolking in het opkomend go-
slacht steeds meer van de Christelijke
moet ik hot God geven, wol aan dan, dab
geschiedde, maar..."
Hier drukte zij met wilde vreugd haar
kind aan hot hart en overlaadde hot met
tranen en kussen. En alsof iemand baai
achtervolgd© cn haar kind rooven wildo,
fcoo spoedde zij zich als waanzinnig, het
kind op den arm, van het erf en was bin
nen weinige oogonbÜkkcn in de scheme
ring en het donkere van het bosch ver
dwenen.
„Ik bedroog mij dus niet," zei de boer
met gedempte stem, terwijl hij zacht zijn
hand op den sohiuder van zijn vrouw liet
rusten, „hoe zou een moeder haar kindje
vergeten^"
Mario keek met vcohtigen blik naar den
avondhemel en do gelukkige moeder zond
een smeekgebed op tot don Vader der we
duwen en weezen, dat Hij deze arme, on
gelukkige vrouw mocht beschermen oni
leiden op haar duisteren kronkelweg oni
Hij haar liefderijke en barmhartige 7.ie-
len op haar reis zou tegenzenden en Hi$
de moeder tot de blinde, oude grootmoe
der onder Zijn hoede naar liet huisje met
de weeskinderen behouden mocht terug
voeren, in gezelschap van haar edel klei
nood, haar lief^ aanminnig kindje..