N». T522b Zaterdag O October. A°. 1909. <§eze gourant wordt dagelijks, met uitzondering van r§pn- en feestdagen, uitgegeven. Dit nommer bestaat uit VIJF Bladen. Offieieele Kennisgeving. Om ons heen in de Maatschappij. FEUILLETON. De nieuwe rijknecht. LEIDSCH DA&BLAB PRL'S DER ADVERTKNTIENt Van l6 regels 1.05. Iedere regel meer ƒ0.171. Qrootere letten naar plaatsruimte. - Kleine advertentiën ran 30 woorden 40 Oentscontant; elk tiental woorden meer L0 Oenta.-Voor het inoasseeren wordt/"0.05 berekend. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per week 9 Gents; per 3 maanden l f 1.10. Bniten Leiden, per looper en waar agenten gevestigd sijn w 1.30. Franco per post 1.65. Plaatselijke Directe Belasting naar het Inkomen. Burgemeester en Wethouders der ge meente Leiden brengen ter openbare ken nis, dat het lsto suppletoir- en het fercn- senkohier dor plaatselijke directe belas ting naar het inkomen, dienst 19C9, dior heeren Gedeputeerde Staten dezer pro vincie zijn goedgekeurd en aan den Ge meente-Ontvanger ter invordering zijn uitgereikt. Burgemeester en Wcthoudora voornoemd, DE RIDDER, Burgemeester VAN HEYST, Secretaris. Leiden, 9 October 1909. Aislaiting Basen lebrog Oude Kijnr Middelste Gracht. Burgemeester en Wethouders van Leiden brengen tor algemeene kennis, dat de b a s- oulebrug aan den Ouden Rijn over de Middelstegrachfc, wegens noodzakelijke herstelling, van Maandag 11 Oct. a. s. tot nadere aan kondiging voor het verkee r met rij- en voertuigen zal cijn af gesloten. Burgemeester en Wethouders voornoemd, DE RIDDER, Burgemeester. VAN HEYST. Secretaris. Leiden, 0 October 1909. Directe llelastiDgen. De Burgemeester van Leiden brengt ter algemeene kennis, dat ran den Ontvanger der Directe belastingen aldaar is ter hand gesteld het kohier der Personeelo belas ting No. 17 van den dienst 1909, executoir verklaard den 7dcn October j.l. en herin nert voorts den belanghebbenden aan hun verplichting om den aanslag op den bij de iWet bepaalden voet te voldoen. Do Burgemeester voornoemd, DE RIDDER. Leiden, 9 October 1009. HINDKBWKT. Burgemeester en Wethouders van Leiden; Gozion hot adres van do firma J. J. VAN HOEKEN en Zn., houdende verzoek om vergunning tot het uitbreiden hurer houtzagerij aan den Maredijk, No. 175, kad. sectie L No. 403, door bet plaatsen en in werking stollen van een clcctro- mcCor van 15 P.K. tot het aandrijven van hou the werkings werktuigen Gelet op de artt. 6 en 7 der Hinderwet; Geven bij deze kennis aan het publiek, 'dat genoemd verzoek, met de bijlagen op do Secretarie dezer gemeente ter visie ge legd is; alsmede dat op Zaterdag 23 Cct. aanst. des voormiddags te elf uren, op het Raadhuis gelegenheid zal worden gegeven om bez.waren tegen dit verzoek in te bren gen, terwijl zij er de aandacht op vestigen, dat niet tot beroep gerechtigd zijn zij, die niet overeenkomstig art. 7 der Hinderwet voor het gemeentebestuur of een zijner le den zijn verschenen ten einde hun bezwaren mondeling toe te lichten. Burgemeester en Wethouders voornoemd, DE RIDDER, Burgemeester. VAN HEYST, Secretaris. Leiden, 9 October 1909. IV. Het ia zeer waarschijnlijk dat do eerste bewoners dear aarde, zoodra zij zichzelf kenden helpen, evenals do dieren geheel in eigen onderhoud voorzagen. Van maatschap pelijk en arbeid kon toen geen sprake wezen. Het is echter oven waarschijnlijk, dat die toestand niot lang hooft geduurd. Zoodra de menschen in groepen of gezelschappen be gonnen te leven, en zich dus de eerste sporen eencr maatschappij vertoonden; zoo dra in verband daarmede, eenige toe neming van behoeften plaats had, zal het voorgekomen zijn dat de een iets bezat wat de ander miste. Wanneer dan de eerste in do behoefte van den laatste voorzag, dan had hij om zoo te zoggen voor hom gewerkt. Gesteld dat de oene persoon zich een hoe veelheid wild had toegeëigend en anderen die spijs niet hadden kunnen bekomen, dan kon do eerste voor een deel van zijn visch iets verkrijgen wat hij op zijn beurt niet bezat en toch noodig had. Nu was het natuurlijk terstond de vraag, hoeveel do oom afstond en hoeveel hij er van den ander voor terugkreeg. Do ver houding tusschen die twee hoeveelheden zou den w ij p r ij s noemenmaar van een prijs in den zin dien wij aan dat woord hechten, kon toen nog geen sprake zijn; want er be stond alleen ruilhandel. Men gaf een hoeveelheid zaken en kreeg er een hoeveel heid van andere zaken voor terug; iets wat nu nog bij de onbeschaafde volken en in zeer afgelegen streken het gebruik is, omdat iets anders daar niet denkbaar, of althans niot uitvoerbaar zou wezen. Die ruilhandel werd echter lastig toen er veel meer menschen kwamen, waarvan een dool in stoden bij elkander woonde, waar zij van vele dingen moesten worden voor zien door hen die daar huiten vertoefden. Ook het omgekeerde trouwens had plaats cn hoe meer de menschclijke behoeften toe namen en het leven ingewikkelder werd, hoe moeilijker het werd om hetgeen men noo- dig had in voldoende mate te hek omen van iemand die op zijn beurt behoefte had aan datgene, ;wat men pJs ruilzaak kon aan bieden. Die moeilijkheid is de oorzaak van het ontstaan van het geld, het algemeen ruil- middel, dat aan den eigenlijken ruilhan del een einde heeft gemaakt en hij het tegen woordig wereldverkeer in zijn oorspronke lijker] vorm (hoofdzakelijk stukken edel metaal) niet eens meer aan die behoefte zou kunnen voldoen. In c^onomischen zin zijn alle menschen arbeiders, die iets bijdragen tot de maat schappelijke voortbrenging. Of die bijdrago gelevord wordt door aanwending van licha melijke arbeidskrachten, dan wel door met de geestvermogens te werken, dit maakt geen verschil. Trouwens, nagenoeg allen die wer ken, moeten zoowol het lichaam als den; geest meer of minder inspannen. Een schoolgaand kind brengt niets tot de maatschappelijke voortbrenging bij. De on derwijzer, die het kind onderricht, doet het wel degelijk, door den arbeid die anderen in staat stelt, zich tot behoorlijk maatschap pelijk werk te bekwamen en dat later des te beter te verrichten. Economisch is de vrouw, die op de een of andere wijze het gezin verzorgt, wel dege lijk een arbeidster; want zander haar zor gen zou de maatschappelijke arbeid niet of slechts gebrekkig en niet zonder stoornis plaats hebben. In dien zin zijn de dienaar van politie, die de orde helpt handhaven; de rechter, die straf uitdeelt; de bedienaar van. den godsdienst, die uitsluitend zede lijke belangen bevordert, wel degelijk (ar beiders. Ook op andere wijze kan men zoowel rechtstreeks als zijdelings tot de maat schappelijke voortbrenging bijdragan. Iemand, die veel bezit en volstrekt niet behoeft te werken om in een van zijn behoeften te voor zien, draagt toch bij tot de maatschappelijke voortbrenging, door zijn kapitaal aan te wen den en door zijn leefwijze. Hij moet zich toch bij anderen aanschaffen wat hij noo- dig heeft. Alleen zij die, niets bezittend, t-och niet arbeiden en dus geheel ten laste der gemeenschap komen, kunnen al9 impro ductieve wezens worden beschouwd; maar de mees ten kunnen zijn wat men noemt nood zakelijk improductief, namelijk kinderen, gebrekkigen, zieken en ouden van dagen, en daarom is het de plicht der ge meenschap, zoo goed mogelijk in de behoe/te van die personen te voorzien, voor zoover daarin niet door ouders of andere verzor gers wordt voorzien. Al konden wij dus de niet noodzake lijk improductieven, de bedelaars on land- loopers, uitsluiten, dan staat het toch vast, dat het eene deel der menschen zoowel voor eigen onderhoud als voor dat van anderen moet arbeiden, en dat do 6om van al het benóodigde door dien arbeid moet worden voortgebracht. Het zou echter weinig baten, indien al leen maar in 't algemeen werd voortge bracht. Er moet minstens zooveel worden voortgebracht als er noodig is, en dat noo- dige moet voor ieder beschikbaar zijn. Is dit niet het geval, dan ontstaat een wan verhouding, die do schromelijkste gevolgen na zich kan sleepen. "Wat zou het b. v. baten, of Argentinië overvloed van koren had, terwijl een naburig land alles zag mislukken en er geen midde len bestonden om het uit Argentinië te ver voeren of alleen met zoodanige kosten, dat het toch niet te bekomen was. Door dergelijke omstandigheden, in vroegre tijdon zoor go- woon, was de hongersnood een vaak voor komend verschijnsel on geheel verdwenen is dit verschijnsel nog lang niot. Het spreekt intusschen wel vanzelf, dat ieder slechts een gering gedeelte tot de al gemeene voortbrenging kan bijdragen en ieder dat doet op zijn eigene wijze. Ieder verricht een deel van het zeer samengestelde werk, dat alzoo, door allerlei ongelijk wer kende oorzaken, tusschen allen verdeeld wordt. Wanneer men hoort spreken van verdee ling van arbeid, wordt daarmede echter nog iets anders bedoeld, namelijk dat, bij vervaardiging van bepaalde zaken, elk ge deelte van dezelfde zaak door één of meer daartoe uitsluitend aangewezen personen wordt samengesteld of voortgebracht. De werkman verkrijgt daardoor zekere vaardigheid, die hem meer en beter doet voortbrengen, wanneer dit ten minste niet verhinderd wordt door het min of meer geest- doodende, dat van ver doorgedreven arbeids- ver dee ling wel eens het gevolg is. De ver deeling van arbeid, die in dit opzicht oen schaduwzijde had, treedt echter niet meer zoo sterk op den voorgrond ah voorheen. De machines hebben in dit opzicht veel van het werk der menschen overgenomen en daar onder veelal zulk werk, waartoe hot meest bloot stoffelijke kracht vereischt wordt. Dit is een voordeel der machines, die bij velen in kwaden reuk staan. Tot 'n meer alge meene beschouwing van de voordoelen dor machines en de daartegen bestaande voor oord eelen, zullen wij ochtor later overgaan. W. Leiden, 9 October. Tot voorzitter der Maatschappij v. Ne>d. Letterkunde te Leiden is benoemd prof. dr. EL H. Th. Bussemaker; tot leden van de taal- en letterkundige oommissie zijn geko zen prof dr. J. Verdam en prof. dr. Jao. te Winkel; van de geschied- en oudheidkun dige commissie prof. dr. L. Knappert. Evenals reeds tal van jaren zullen ook dit jaar in de maanden October, No vember, December, Januari en Februari Chr. Winterlezingen in het Nutsgebouw gehouden worden. De oommissie er voor is thans samengesteld uit de heeren: ds. J. Hoogenraad, ds. M- J- Punselie, J. P. Fontein en J. B. Meynen. Als sprekers hopen op te treden: dr. A. H. de Hartog, te Heemstede; dr. A. van Veld huizen, to Rotterdam; ds. G. W. C- Vun- derink, te Amersfoort; dr, J. Th. de Vis ser en prof. dr. P* J. Muller, beiden te 's-Gravenhage. Door den Kerkeraad der Ned.-Herv. Gem. alhier is tot kran ken bezoeker benoemd de heer H. A. B, Dnyker, godsdienstonder wijzer alhier. In de vijftiende lijst van de 31ste jaar- oollecte voor de .'Icholen met den Bijbel in „De Standaard" treffen wij o.m. aan: Bent huizen met /84.15; Oegstgeest (de Morsoh- weg met Rijndijk) met 123.404Woerden met '8-Gravensloot, Kromwijk, Breeveki, ged. Rietveld en gcd. B. Waarder met f 317.50; Zwammerdam met 102.16. Te Zwammerdam ia, behalve de Unie-col lecte, in het afgeloopen jaar nog ongeveer 200 gecollecteerd in de Geref. Kerk voor het Suppletiefonds en zijn nog f 209 bijeen gebracht tot aankoop van school lam me ren. - Tot onde -wijzeros aan de Santo-Rosa- school, Singel 136, sohool van de Paroohie van d-a H. Dominicus te Amsterdam, is benoemd mej. M. M. P. Lange ncirun te Voor schoten. Men meldt ons uit Den HaagWij ver nomen uit betrouwbare bron, dat bij de be spreking omtrent de riddcr-orde-kwestie in de vierde afdeeling der Tweede Kamer, waarvan dr. Kuyper lid is, deze aan alle besprekingen, die naak betreffende, niet heeft deelgenomen. De „Staatscourant" bevat de statuten van de Maatschappij tot Exploitatie van het land „Kali Doeren II", te 's-Graven- hage. Doelde verdere exploitatie van het erfpachtsporceel „Kali Doe ren II" gelegen in het district Tong- goel dor ofdoelin^ Dj ember van de residentie Besoeki, ev voorts van zoodanige andere gronden als later met goedkeuring dor algemeeno vtrgade in-* van aandeelhouders roor de vennoo soliap zullen worde>n verkregen. Duur: tot 31 Docember 1974. Kapitaal: f 100,000, ver deeld in 100 aandeden van 1000, waar van 76 zijn geplaatst en volgestort. In breng tor olstorting van 60 aandoelen i het erfpachtsperceel Kali Doeren II mei de daarop aanwezige opstallen en beplan tingen in den slaat waarin een cn ander zich op 1 Januari 1909 bevond, zoomede 't op dat tijdstip t>nwezigo kassaldo en ol datgene wat v*.rder op gemelden datum In den meest nitgebreiden zin kon geacht worden te behooren tot het vermogen, zoo actief als passief, der Cultuur-Mnat-schap- pij „Kali Doeren II". De vennootschap wordt bestuurd door een directeur onder toezicht van een raad van commissarissen, bestaande uit minstens 3 en hoogstens 6 leden. Voor de errste maal zijn benoemd: tot directeur de hoer A de Stoppclaar te Rijswijk; en tot loden van den raad van ccraraissarissen de herren D. van Oordt, J de Groaff, beiden Leiden, en J. do Stoppelaar, te 's-Gravenhage. B. en Ws. van Utrecht stellen den go meontoroad voor, het subsidie aan do Vcr- eeniging „Het Utreuhisch Stedelijk Or kest", voor het volgend tijdvak van 6 ja ren, te brengen van f 16,'XX) op 17,409 per jaar en bij te dragen tweederde go deelte tot een maximum van 2600 in het bc-drag dat over een jaar, blijkens de re kening, wegens uitvoeringen buiten vast contract minder is ontvangen dan 10,0X) (de garantie bedraagt nu do helft In het maximum-bedrog van 6000, dat over een jaar wegens uitvoeringen buiten vast con tract minder is ontvangen dan 10.0X» een en ander onder bepaalde voorwaarden. De VeTeeniging had gevraagd een ver hooging tot f 20,000, terwijl de garantie dan kon vervallen. Naar men verneemt, is or onder do Geref. leden der Ned.-Herv. Kerk te "Utrecht een sterke strooming, om zich van de Gemeente af te scheiden en een eigen Gemeente te stiohten. Zulk een eventueel te nemen besluit meet echter geheel afhankelijk zijn van het beroep, dat door den kerkeraad zal uitgebracht worden in do vacature van predikant, ontdtaan door het overlijden van da. E. E. Gewin. Het ligt in do bedoeling van bovenbe doelde personen de armen to laten voor rekening van de Ned.-Herv. Kerk. Beroepen is bij do Nod.-Hcrv. Gom- te Dordrecht (voc.-ds. A- Loeff) ds. 0- L. d. Broek JJzn., te Schiedam- De Minister van Marine bracht te Nieuwediep o.a. een bezoek aan de nieuwe operatiokamer in het hospitaal te Willems oord; aan de elecfcrisaho centrale van 's Rijkswerf en aan hot torpodologemnnfc- echip „E ra m a.* B. en Ws. van Rotterdam verzoeken den Raad machtiging van het Rijk een voor schot aan te vragen van f 94,000, af te los sen in 60 gelijke annuïteiten, ten behoeve van de Maatschappij voor Volkswoningen, aldaar, die dat voorschot zal aanwenden >9) Voor zoover ik weet was dit de eerste eer- looze handeling van een overigens zeer rechtschapen man, maar de liefde maakt ,rou velen dwazen en schurken. Toen de Amerikaan weer tot de werkelijk heid terugkeerde, was zijn sigaar uitgegaan .en zijn koffie koud geworden. „Een millioen franken 1" mompelde hij. Tweemaal honderd duizend I" Het zaad waa op goed land gevallen. XVI. „Ha 1" Terwijl monsieur Pierre dezen uitroep slaakte, trad hij achteruit, en zette zijn vet te handen op zijn vette heupen. Toen hij den tot bediende gepromoveerden koeteier be schouwde, vertoonde zioh een verwonderde uitdrukking op zijn opgeblazen gelaat. Hij streek over zijn knevel en fronste zijn voor hoofd. Deze stalknecht zag er onloochen baar correct uit, maar er ontbrak iets aan hem, dat onbeschrijflijke, iets, wat bij geen bediende ontbreekt, en wel: de onderdanig heid. Men ontdekte geen deemoedigheid, geen huiohelaohtige bescheidenheid, geen kruiperij, niets opgeschroefds of met zich- zelven ingenomens; integendeel, eer een soort grimmigen ernst. Ofschoon monsieur Pierre in zijn keuken zeer woordenrijk was, moest hij toch naar uitdrukkingen zoeken, wanneer het een kwestie buiten zijn keukengebiod betrof Hier waren de regelrechte bediendenrok, de groene pantalon, het roodgestreepte vest en de blinkende koperen knoopen; maar uit den man, die in deze kleeren stak, kon Piere niet vrijs worden. „Diable I Gij ziet er oorreot uit. Maar neen, ik kan het niet verklaren Al Ik 'eb hetl U ontbreekt om zoo te zeggen 'et wer kelijke. Gij doet mij denken aan de bedien den in het thé&tre". Met die bewering was monsieur de waarheid meer nabij gekomen dan ooit. Terwijl hij aldus werd opgenomen, zag Warburton er zeer somber uit, en zijn uiterlijk kwam met rijn innerlijkste gevoe lens overeen. Hem stond een geduchte be proeving te wachten, waartegen hij wellicht niet bestand zou zijn. Den oogen van zijn overste was niets wijs te maken I Wat be oogde het lot met dezen ouden, argusoogigen soldaat op zijn weg te plaatse. Robert keek tersluiks in den keukenspiegeL Da delijk ontdekte bij do hoofdfout van zijn toilet: het was de das. Hij mocht die binden zooals hij wilde, nooit geleek zij ook maar eenigszins op de gebruikelijke kellneredas. Steeds bleef zij een gedistingeerde das, een das der voorname wereld, een das, zooals men die in de balzaal, in de salons in het theater ziet; kortom overal, slechts niet in de bedienden kanier. O, had hij toch maar een klaargekochte das gehad, welke aan het knoopje van den kraag wordt gehangen. Dan was er ook nog de lage, liggende kraag van den bediend:, glanzend als cellu loid. Hij voelde zich met zijn naakten hals even onbehaaglijk als een jong meisje in haar eerste uitgesneden baljapon. En hemel, hoe ontzettend grof leken hem zijn handen, hoe plomp zijn voetenOf de overste hem aan de kaak zou stellen? Of dat hij zwijgen zou? James begaf zich naar buiten om frissohe luoht te scheppen en zijn gedachten te ver zamelen, welke zeer verward waren. Hij be vond zioh in een allerneteligsten toestand en er best-ond geen anderen uitweg dan het hazenpad te kiezen. Hij zwoer echter, dat niet te doen, al zou hij ook vijftigmaal aan de kaak worden gesteld Hij had een dansje gewaagd en wilde nu ook den vioolspeler be talen als een man. In het ergste geval kon men hem uitla chen; maar dan behoorde zijn geheim hem niet meer toe. Ezel, die hij waa geweest 1 Hij had hier hedenavond ook gast kunnen zijn, wellicht naast haar zitten, de muziekbladen voor haar omslaan, haar woorden van liefde in het oor fluisteren, wat allee zeer gepast en in overeenstemming met de gebruiken zou zijn geweest. Ach, wist hij toch maar, wat achter deze ondoorgrondelijke, saffier blauwe oogen omging I Of zij verdenking koesterde? Neen, dat was niet mogelijk; zij kon niets van het bedrog vermoed en, an ders zcu zij bem niet zoo dikwijls vernederd hebben. Ach, lieve hemel 1 Zoo iemand anders hem de scheldwoorden naar het hoofd had geworpen, waarmee hij zichzelven overlaadde, dan zou hij dien af geranseld hebben. Toen hij buiten adem was, ging hij weer naar binnen en wierp nog een laatst en blik op tafel. Er was voor twaalf personen gedekt; vlekkeloos damast, kostbaar zilver, fonke lende kristallen glazen. Hij vroeg zioh af, hoe rijk het meisje wel zou zijn, en daoht aan zijn eigen vier duizend vijf honderd per jaar. Een prachtige oollectie rozen in een kristallen schaal vormde het middelpunt der tafel. Toen hij zioh daarover heenboog om den geur in te ademen, hoorde hij eenig ge raas en keeide zich om. Zij stond in de deur, een toonbeeld van schoonheid, van jeugd, van glans en geluk. Zijn hart begon hevig te kloppen, want het was voor het eerst, -at hij haar in gala zag. Hij was zoo verbijsterd van haar bekoorlij ke versohijning, dat hij niet bemerkte, hoe zij op haar onderlip beet. „Is alles in orde, James?" vioeg zij. „Allee is in orde, juffrouw Annesley." antwoordde hij en keek haar plotseling moedig aan. Wat zij ook in rijn oogen mooht lezen, het had de uitwerking, dat zij de hare afwend de. Om over de verlegenheid van dat oogen. blik heen te komen, schikte hij opnieuw een servet, waarbij haar blik op zijn handen vieL Die waren bruin, maar fijn van vorm en keurig onderhoudende handen van een beschaafd man, aristocratische handen. Hij voelde haar scherp onderzoekonden blik en werd zenuwachtig. „Gij hebt niet de handen van een bedien de, James", zeide rij bedaard. Hij keek op, waarbij hij een vork op den grond liet vallen. „Gij zijt onhandig", ging zij boosaardig voort. „Ik ben geen geschoolde bediende, juf frouw Annesley, ik ben een rijknecht. Maar ik wil mijn best doen". Schaamte en woede waren op zijn gelaat te lezen. „Een man, die doen kan, wat gij van morgen hebt gedaan, moest niet voor een gedekte tafel beducht zijn." „Tusschen een gedekte tafel en een paard bestaat eenig onderscheid, juffrouw Annes ley." En rich bukkend, raapte hij de vork op, terwijl zij haar zakdoek tegen haaf mond drukte. De toestand werd ondraag lijk; hij wist heel nauwkeurig, dat zij hem om de een of andere reden in stilte uit lachte. „Leg nooit een vork of een andor op den grond gevallen voorwerp weer op do tafel. Haal oen schoone vork." „Heel goed, juffrouw Annesley". Waaro i ging zij niet heen en liet hem met rust? „En pos op, dat gij niet met de Bour gonje morst; hij is van aoht en zeventig en de lievelingsdrank van mijn vader." Van acht en zeventig I Alsof hij biet in de laatste tien maanden menige fleech van doren kostelijken drank had geledigd 1 Het water liep hem om de tanden. „James, wij zijn gewoon onze dienstboden op dezen dag du. maand hun loon te geven. De betaaldag valt ditmaal bijzonder gun stig. Hij zal bij allen een aangenaam gevoel verwekken en het werk zal vlotter van do hand gaan." Zij nam uit een pakje in haar hand vier banknoten van tien dollars en hem wenkend, gaf rij hem die. Hij telde het geld kalm na en stak dat in zijn vestzakje ..Dank u. juffrouw Annesley". Ik kan niet zeggen of zij er teleurgesteld uitzag, maar ik houd het er voor, dat zij er eenigszins door van haar stuk was ge bracht. Zij is nooit to weten gekomen, met hoeveel inspanning hij den wensch onder drukte, de banknoten te verscheuren, haar de snippers voor de voeten te werpen en het huis te verlat'n. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1909 | | pagina 1