N». T522b
Zaterdag O October.
A°. 1909.
<§eze gourant wordt dagelijks, met uitzondering
van r§pn- en feestdagen, uitgegeven.
Dit nommer bestaat uit
VIJF Bladen.
Offieieele Kennisgeving.
Om ons heen in de Maatschappij.
FEUILLETON.
De nieuwe rijknecht.
LEIDSCH
DA&BLAB
PRL'S DER ADVERTKNTIENt
Van l6 regels 1.05. Iedere regel meer ƒ0.171. Qrootere letten naar
plaatsruimte. - Kleine advertentiën ran 30 woorden 40 Oentscontant; elk
tiental woorden meer L0 Oenta.-Voor het inoasseeren wordt/"0.05 berekend.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per week 9 Gents; per 3 maanden l f 1.10.
Bniten Leiden, per looper en waar agenten gevestigd sijn w 1.30.
Franco per post 1.65.
Plaatselijke Directe Belasting naar
het Inkomen.
Burgemeester en Wethouders der ge
meente Leiden brengen ter openbare ken
nis, dat het lsto suppletoir- en het fercn-
senkohier dor plaatselijke directe belas
ting naar het inkomen, dienst 19C9, dior
heeren Gedeputeerde Staten dezer pro
vincie zijn goedgekeurd en aan den Ge
meente-Ontvanger ter invordering zijn
uitgereikt.
Burgemeester en Wcthoudora voornoemd,
DE RIDDER, Burgemeester
VAN HEYST, Secretaris.
Leiden, 9 October 1909.
Aislaiting Basen lebrog Oude Kijnr
Middelste Gracht.
Burgemeester en Wethouders van Leiden
brengen tor algemeene kennis, dat de b a s-
oulebrug aan den Ouden Rijn
over de Middelstegrachfc,
wegens noodzakelijke herstelling, van
Maandag 11 Oct. a. s. tot nadere aan
kondiging voor het verkee r met
rij- en voertuigen zal cijn af
gesloten.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
DE RIDDER, Burgemeester.
VAN HEYST. Secretaris.
Leiden, 0 October 1909.
Directe llelastiDgen.
De Burgemeester van Leiden brengt ter
algemeene kennis, dat ran den Ontvanger
der Directe belastingen aldaar is ter hand
gesteld het kohier der Personeelo belas
ting No. 17 van den dienst 1909, executoir
verklaard den 7dcn October j.l. en herin
nert voorts den belanghebbenden aan hun
verplichting om den aanslag op den bij de
iWet bepaalden voet te voldoen.
Do Burgemeester voornoemd,
DE RIDDER.
Leiden, 9 October 1009.
HINDKBWKT.
Burgemeester en Wethouders van Leiden;
Gozion hot adres van do firma J. J.
VAN HOEKEN en Zn., houdende verzoek
om vergunning tot het uitbreiden hurer
houtzagerij aan den Maredijk, No. 175,
kad. sectie L No. 403, door bet plaatsen
en in werking stollen van een clcctro-
mcCor van 15 P.K. tot het aandrijven van
hou the werkings werktuigen
Gelet op de artt. 6 en 7 der Hinderwet;
Geven bij deze kennis aan het publiek,
'dat genoemd verzoek, met de bijlagen op
do Secretarie dezer gemeente ter visie ge
legd is; alsmede dat op Zaterdag 23 Cct.
aanst. des voormiddags te elf uren, op het
Raadhuis gelegenheid zal worden gegeven
om bez.waren tegen dit verzoek in te bren
gen, terwijl zij er de aandacht op vestigen,
dat niet tot beroep gerechtigd zijn zij, die
niet overeenkomstig art. 7 der Hinderwet
voor het gemeentebestuur of een zijner le
den zijn verschenen ten einde hun bezwaren
mondeling toe te lichten.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
DE RIDDER, Burgemeester.
VAN HEYST, Secretaris.
Leiden, 9 October 1909.
IV.
Het ia zeer waarschijnlijk dat do eerste
bewoners dear aarde, zoodra zij zichzelf
kenden helpen, evenals do dieren geheel in
eigen onderhoud voorzagen. Van maatschap
pelijk en arbeid kon toen geen sprake wezen.
Het is echter oven waarschijnlijk, dat die
toestand niot lang hooft geduurd. Zoodra de
menschen in groepen of gezelschappen be
gonnen te leven, en zich dus de eerste
sporen eencr maatschappij vertoonden; zoo
dra in verband daarmede, eenige toe
neming van behoeften plaats had, zal het
voorgekomen zijn dat de een iets bezat wat
de ander miste. Wanneer dan de eerste in do
behoefte van den laatste voorzag, dan had
hij om zoo te zoggen voor hom gewerkt.
Gesteld dat de oene persoon zich een hoe
veelheid wild had toegeëigend en anderen
die spijs niet hadden kunnen bekomen, dan
kon do eerste voor een deel van zijn visch
iets verkrijgen wat hij op zijn beurt niet
bezat en toch noodig had.
Nu was het natuurlijk terstond de vraag,
hoeveel do oom afstond en hoeveel hij
er van den ander voor terugkreeg. Do ver
houding tusschen die twee hoeveelheden zou
den w ij p r ij s noemenmaar van een prijs
in den zin dien wij aan dat woord hechten,
kon toen nog geen sprake zijn; want er be
stond alleen ruilhandel. Men gaf een
hoeveelheid zaken en kreeg er een hoeveel
heid van andere zaken voor terug; iets wat
nu nog bij de onbeschaafde volken en in
zeer afgelegen streken het gebruik is, omdat
iets anders daar niet denkbaar, of althans
niot uitvoerbaar zou wezen.
Die ruilhandel werd echter lastig toen
er veel meer menschen kwamen, waarvan
een dool in stoden bij elkander woonde, waar
zij van vele dingen moesten worden voor
zien door hen die daar huiten vertoefden.
Ook het omgekeerde trouwens had plaats
cn hoe meer de menschclijke behoeften toe
namen en het leven ingewikkelder werd, hoe
moeilijker het werd om hetgeen men noo-
dig had in voldoende mate te hek omen van
iemand die op zijn beurt behoefte had aan
datgene, ;wat men pJs ruilzaak kon aan
bieden.
Die moeilijkheid is de oorzaak van het
ontstaan van het geld, het algemeen ruil-
middel, dat aan den eigenlijken ruilhan
del een einde heeft gemaakt en hij het tegen
woordig wereldverkeer in zijn oorspronke
lijker] vorm (hoofdzakelijk stukken edel
metaal) niet eens meer aan die behoefte zou
kunnen voldoen.
In c^onomischen zin zijn alle menschen
arbeiders, die iets bijdragen tot de maat
schappelijke voortbrenging. Of die bijdrago
gelevord wordt door aanwending van licha
melijke arbeidskrachten, dan wel door met
de geestvermogens te werken, dit maakt geen
verschil. Trouwens, nagenoeg allen die wer
ken, moeten zoowol het lichaam als den;
geest meer of minder inspannen.
Een schoolgaand kind brengt niets tot de
maatschappelijke voortbrenging bij. De on
derwijzer, die het kind onderricht, doet het
wel degelijk, door den arbeid die anderen
in staat stelt, zich tot behoorlijk maatschap
pelijk werk te bekwamen en dat later des
te beter te verrichten.
Economisch is de vrouw, die op de een
of andere wijze het gezin verzorgt, wel dege
lijk een arbeidster; want zander haar zor
gen zou de maatschappelijke arbeid niet of
slechts gebrekkig en niet zonder stoornis
plaats hebben. In dien zin zijn de dienaar
van politie, die de orde helpt handhaven;
de rechter, die straf uitdeelt; de bedienaar
van. den godsdienst, die uitsluitend zede
lijke belangen bevordert, wel degelijk (ar
beiders.
Ook op andere wijze kan men zoowel
rechtstreeks als zijdelings tot de maat
schappelijke voortbrenging bijdragan. Iemand,
die veel bezit en volstrekt niet behoeft te
werken om in een van zijn behoeften te voor
zien, draagt toch bij tot de maatschappelijke
voortbrenging, door zijn kapitaal aan te wen
den en door zijn leefwijze. Hij moet zich
toch bij anderen aanschaffen wat hij noo-
dig heeft. Alleen zij die, niets bezittend,
t-och niet arbeiden en dus geheel ten laste
der gemeenschap komen, kunnen al9 impro
ductieve wezens worden beschouwd; maar
de mees ten kunnen zijn wat men noemt nood
zakelijk improductief, namelijk
kinderen, gebrekkigen, zieken en ouden van
dagen, en daarom is het de plicht der ge
meenschap, zoo goed mogelijk in de behoe/te
van die personen te voorzien, voor zoover
daarin niet door ouders of andere verzor
gers wordt voorzien.
Al konden wij dus de niet noodzake
lijk improductieven, de bedelaars on land-
loopers, uitsluiten, dan staat het toch vast,
dat het eene deel der menschen zoowel voor
eigen onderhoud als voor dat van anderen
moet arbeiden, en dat do 6om van al het
benóodigde door dien arbeid moet worden
voortgebracht.
Het zou echter weinig baten, indien al
leen maar in 't algemeen werd voortge
bracht. Er moet minstens zooveel worden
voortgebracht als er noodig is, en dat noo-
dige moet voor ieder beschikbaar zijn. Is
dit niet het geval, dan ontstaat een wan
verhouding, die do schromelijkste gevolgen
na zich kan sleepen.
"Wat zou het b. v. baten, of Argentinië
overvloed van koren had, terwijl een naburig
land alles zag mislukken en er geen midde
len bestonden om het uit Argentinië te ver
voeren of alleen met zoodanige kosten, dat
het toch niet te bekomen was. Door dergelijke
omstandigheden, in vroegre tijdon zoor go-
woon, was de hongersnood een vaak voor
komend verschijnsel on geheel verdwenen is
dit verschijnsel nog lang niot.
Het spreekt intusschen wel vanzelf, dat
ieder slechts een gering gedeelte tot de al
gemeene voortbrenging kan bijdragen en
ieder dat doet op zijn eigene wijze. Ieder
verricht een deel van het zeer samengestelde
werk, dat alzoo, door allerlei ongelijk wer
kende oorzaken, tusschen allen verdeeld
wordt.
Wanneer men hoort spreken van verdee
ling van arbeid, wordt daarmede echter
nog iets anders bedoeld, namelijk dat, bij
vervaardiging van bepaalde zaken, elk ge
deelte van dezelfde zaak door één of meer
daartoe uitsluitend aangewezen personen
wordt samengesteld of voortgebracht.
De werkman verkrijgt daardoor zekere
vaardigheid, die hem meer en beter doet
voortbrengen, wanneer dit ten minste niet
verhinderd wordt door het min of meer geest-
doodende, dat van ver doorgedreven arbeids-
ver dee ling wel eens het gevolg is. De ver
deeling van arbeid, die in dit opzicht oen
schaduwzijde had, treedt echter niet meer
zoo sterk op den voorgrond ah voorheen.
De machines hebben in dit opzicht veel van
het werk der menschen overgenomen en daar
onder veelal zulk werk, waartoe hot meest
bloot stoffelijke kracht vereischt wordt.
Dit is een voordeel der machines, die bij
velen in kwaden reuk staan. Tot 'n meer alge
meene beschouwing van de voordoelen dor
machines en de daartegen bestaande voor
oord eelen, zullen wij ochtor later overgaan.
W.
Leiden, 9 October.
Tot voorzitter der Maatschappij v. Ne>d.
Letterkunde te Leiden is benoemd prof. dr.
EL H. Th. Bussemaker; tot leden van de
taal- en letterkundige oommissie zijn geko
zen prof dr. J. Verdam en prof. dr. Jao.
te Winkel; van de geschied- en oudheidkun
dige commissie prof. dr. L. Knappert.
Evenals reeds tal van jaren zullen
ook dit jaar in de maanden October, No
vember, December, Januari en Februari Chr.
Winterlezingen in het Nutsgebouw gehouden
worden.
De oommissie er voor is thans samengesteld
uit de heeren: ds. J. Hoogenraad, ds. M- J-
Punselie, J. P. Fontein en J. B. Meynen.
Als sprekers hopen op te treden: dr. A. H.
de Hartog, te Heemstede; dr. A. van Veld
huizen, to Rotterdam; ds. G. W. C- Vun-
derink, te Amersfoort; dr, J. Th. de Vis
ser en prof. dr. P* J. Muller, beiden te
's-Gravenhage.
Door den Kerkeraad der Ned.-Herv.
Gem. alhier is tot kran ken bezoeker benoemd
de heer H. A. B, Dnyker, godsdienstonder
wijzer alhier.
In de vijftiende lijst van de 31ste jaar-
oollecte voor de .'Icholen met den Bijbel in
„De Standaard" treffen wij o.m. aan: Bent
huizen met /84.15; Oegstgeest (de Morsoh-
weg met Rijndijk) met 123.404Woerden
met '8-Gravensloot, Kromwijk, Breeveki,
ged. Rietveld en gcd. B. Waarder met
f 317.50; Zwammerdam met 102.16.
Te Zwammerdam ia, behalve de Unie-col
lecte, in het afgeloopen jaar nog ongeveer
200 gecollecteerd in de Geref. Kerk voor
het Suppletiefonds en zijn nog f 209 bijeen
gebracht tot aankoop van school lam me ren.
- Tot onde -wijzeros aan de Santo-Rosa-
school, Singel 136, sohool van de Paroohie
van d-a H. Dominicus te Amsterdam, is
benoemd mej. M. M. P. Lange ncirun te Voor
schoten.
Men meldt ons uit Den HaagWij ver
nomen uit betrouwbare bron, dat bij de be
spreking omtrent de riddcr-orde-kwestie in
de vierde afdeeling der Tweede Kamer,
waarvan dr. Kuyper lid is, deze aan alle
besprekingen, die naak betreffende, niet
heeft deelgenomen.
De „Staatscourant" bevat de statuten
van de Maatschappij tot Exploitatie van
het land „Kali Doeren II", te 's-Graven-
hage. Doelde verdere exploitatie
van het erfpachtsporceel „Kali Doe
ren II" gelegen in het district Tong-
goel dor ofdoelin^ Dj ember van
de residentie Besoeki, ev voorts van
zoodanige andere gronden als later met
goedkeuring dor algemeeno vtrgade in-*
van aandeelhouders roor de vennoo soliap
zullen worde>n verkregen. Duur: tot 31
Docember 1974. Kapitaal: f 100,000, ver
deeld in 100 aandeden van 1000, waar
van 76 zijn geplaatst en volgestort. In
breng tor olstorting van 60 aandoelen i
het erfpachtsperceel Kali Doeren II mei
de daarop aanwezige opstallen en beplan
tingen in den slaat waarin een cn ander
zich op 1 Januari 1909 bevond, zoomede 't
op dat tijdstip t>nwezigo kassaldo en ol
datgene wat v*.rder op gemelden datum In
den meest nitgebreiden zin kon geacht
worden te behooren tot het vermogen, zoo
actief als passief, der Cultuur-Mnat-schap-
pij „Kali Doeren II". De vennootschap
wordt bestuurd door een directeur onder
toezicht van een raad van commissarissen,
bestaande uit minstens 3 en hoogstens 6
leden. Voor de errste maal zijn benoemd:
tot directeur de hoer A de Stoppclaar te
Rijswijk; en tot loden van den raad van
ccraraissarissen de herren D. van Oordt,
J de Groaff, beiden Leiden, en J. do
Stoppelaar, te 's-Gravenhage.
B. en Ws. van Utrecht stellen den go
meontoroad voor, het subsidie aan do Vcr-
eeniging „Het Utreuhisch Stedelijk Or
kest", voor het volgend tijdvak van 6 ja
ren, te brengen van f 16,'XX) op 17,409
per jaar en bij te dragen tweederde go
deelte tot een maximum van 2600 in het
bc-drag dat over een jaar, blijkens de re
kening, wegens uitvoeringen buiten vast
contract minder is ontvangen dan 10,0X)
(de garantie bedraagt nu do helft In het
maximum-bedrog van 6000, dat over een
jaar wegens uitvoeringen buiten vast con
tract minder is ontvangen dan 10.0X»
een en ander onder bepaalde voorwaarden.
De VeTeeniging had gevraagd een ver
hooging tot f 20,000, terwijl de garantie
dan kon vervallen.
Naar men verneemt, is or onder do
Geref. leden der Ned.-Herv. Kerk te
"Utrecht een sterke strooming, om zich van
de Gemeente af te scheiden en een eigen
Gemeente te stiohten.
Zulk een eventueel te nemen besluit
meet echter geheel afhankelijk zijn van
het beroep, dat door den kerkeraad zal
uitgebracht worden in do vacature van
predikant, ontdtaan door het overlijden
van da. E. E. Gewin.
Het ligt in do bedoeling van bovenbe
doelde personen de armen to laten voor
rekening van de Ned.-Herv. Kerk.
Beroepen is bij do Nod.-Hcrv. Gom- te
Dordrecht (voc.-ds. A- Loeff) ds. 0- L.
d. Broek JJzn., te Schiedam-
De Minister van Marine bracht te
Nieuwediep o.a. een bezoek aan de nieuwe
operatiokamer in het hospitaal te Willems
oord; aan de elecfcrisaho centrale van
's Rijkswerf en aan hot torpodologemnnfc-
echip „E ra m a.*
B. en Ws. van Rotterdam verzoeken
den Raad machtiging van het Rijk een voor
schot aan te vragen van f 94,000, af te los
sen in 60 gelijke annuïteiten, ten behoeve
van de Maatschappij voor Volkswoningen,
aldaar, die dat voorschot zal aanwenden
>9)
Voor zoover ik weet was dit de eerste eer-
looze handeling van een overigens zeer
rechtschapen man, maar de liefde maakt
,rou velen dwazen en schurken.
Toen de Amerikaan weer tot de werkelijk
heid terugkeerde, was zijn sigaar uitgegaan
.en zijn koffie koud geworden.
„Een millioen franken 1" mompelde hij.
Tweemaal honderd duizend I"
Het zaad waa op goed land gevallen.
XVI.
„Ha 1"
Terwijl monsieur Pierre dezen uitroep
slaakte, trad hij achteruit, en zette zijn vet
te handen op zijn vette heupen. Toen hij den
tot bediende gepromoveerden koeteier be
schouwde, vertoonde zioh een verwonderde
uitdrukking op zijn opgeblazen gelaat. Hij
streek over zijn knevel en fronste zijn voor
hoofd. Deze stalknecht zag er onloochen
baar correct uit, maar er ontbrak iets aan
hem, dat onbeschrijflijke, iets, wat bij geen
bediende ontbreekt, en wel: de onderdanig
heid. Men ontdekte geen deemoedigheid,
geen huiohelaohtige bescheidenheid, geen
kruiperij, niets opgeschroefds of met zich-
zelven ingenomens; integendeel, eer een
soort grimmigen ernst.
Ofschoon monsieur Pierre in zijn keuken
zeer woordenrijk was, moest hij toch naar
uitdrukkingen zoeken, wanneer het een
kwestie buiten zijn keukengebiod betrof
Hier waren de regelrechte bediendenrok,
de groene pantalon, het roodgestreepte vest
en de blinkende koperen knoopen; maar
uit den man, die in deze kleeren stak, kon
Piere niet vrijs worden.
„Diable I Gij ziet er oorreot uit. Maar
neen, ik kan het niet verklaren Al Ik 'eb
hetl U ontbreekt om zoo te zeggen 'et wer
kelijke. Gij doet mij denken aan de bedien
den in het thé&tre". Met die bewering was
monsieur de waarheid meer nabij gekomen
dan ooit.
Terwijl hij aldus werd opgenomen, zag
Warburton er zeer somber uit, en zijn
uiterlijk kwam met rijn innerlijkste gevoe
lens overeen. Hem stond een geduchte be
proeving te wachten, waartegen hij wellicht
niet bestand zou zijn. Den oogen van zijn
overste was niets wijs te maken I Wat be
oogde het lot met dezen ouden, argusoogigen
soldaat op zijn weg te plaatse. Robert
keek tersluiks in den keukenspiegeL Da
delijk ontdekte bij do hoofdfout van zijn
toilet: het was de das. Hij mocht die binden
zooals hij wilde, nooit geleek zij ook maar
eenigszins op de gebruikelijke kellneredas.
Steeds bleef zij een gedistingeerde das, een
das der voorname wereld, een das, zooals
men die in de balzaal, in de salons in het
theater ziet; kortom overal, slechts niet in
de bedienden kanier. O, had hij toch maar
een klaargekochte das gehad, welke aan het
knoopje van den kraag wordt gehangen.
Dan was er ook nog de lage, liggende
kraag van den bediend:, glanzend als cellu
loid. Hij voelde zich met zijn naakten hals
even onbehaaglijk als een jong meisje in
haar eerste uitgesneden baljapon. En hemel,
hoe ontzettend grof leken hem zijn handen,
hoe plomp zijn voetenOf de overste hem
aan de kaak zou stellen? Of dat hij zwijgen
zou?
James begaf zich naar buiten om frissohe
luoht te scheppen en zijn gedachten te ver
zamelen, welke zeer verward waren. Hij be
vond zioh in een allerneteligsten toestand
en er best-ond geen anderen uitweg dan het
hazenpad te kiezen. Hij zwoer echter, dat
niet te doen, al zou hij ook vijftigmaal aan
de kaak worden gesteld Hij had een dansje
gewaagd en wilde nu ook den vioolspeler be
talen als een man.
In het ergste geval kon men hem uitla
chen; maar dan behoorde zijn geheim hem
niet meer toe. Ezel, die hij waa geweest 1 Hij
had hier hedenavond ook gast kunnen zijn,
wellicht naast haar zitten, de muziekbladen
voor haar omslaan, haar woorden van liefde
in het oor fluisteren, wat allee zeer gepast
en in overeenstemming met de gebruiken
zou zijn geweest. Ach, wist hij toch maar,
wat achter deze ondoorgrondelijke, saffier
blauwe oogen omging I Of zij verdenking
koesterde? Neen, dat was niet mogelijk; zij
kon niets van het bedrog vermoed en, an
ders zcu zij bem niet zoo dikwijls vernederd
hebben. Ach, lieve hemel 1
Zoo iemand anders hem de scheldwoorden
naar het hoofd had geworpen, waarmee hij
zichzelven overlaadde, dan zou hij dien af
geranseld hebben. Toen hij buiten adem
was, ging hij weer naar binnen en wierp nog
een laatst en blik op tafel.
Er was voor twaalf personen gedekt;
vlekkeloos damast, kostbaar zilver, fonke
lende kristallen glazen. Hij vroeg zioh af,
hoe rijk het meisje wel zou zijn, en daoht
aan zijn eigen vier duizend vijf honderd per
jaar. Een prachtige oollectie rozen in een
kristallen schaal vormde het middelpunt der
tafel. Toen hij zioh daarover heenboog om
den geur in te ademen, hoorde hij eenig ge
raas en keeide zich om.
Zij stond in de deur, een toonbeeld van
schoonheid, van jeugd, van glans en geluk.
Zijn hart begon hevig te kloppen, want het
was voor het eerst, -at hij haar in gala zag.
Hij was zoo verbijsterd van haar bekoorlij
ke versohijning, dat hij niet bemerkte, hoe
zij op haar onderlip beet.
„Is alles in orde, James?" vioeg zij.
„Allee is in orde, juffrouw Annesley."
antwoordde hij en keek haar plotseling
moedig aan.
Wat zij ook in rijn oogen mooht lezen, het
had de uitwerking, dat zij de hare afwend
de. Om over de verlegenheid van dat oogen.
blik heen te komen, schikte hij opnieuw een
servet, waarbij haar blik op zijn handen
vieL Die waren bruin, maar fijn van vorm
en keurig onderhoudende handen van een
beschaafd man, aristocratische handen. Hij
voelde haar scherp onderzoekonden blik en
werd zenuwachtig.
„Gij hebt niet de handen van een bedien
de, James", zeide rij bedaard.
Hij keek op, waarbij hij een vork op den
grond liet vallen.
„Gij zijt onhandig", ging zij boosaardig
voort.
„Ik ben geen geschoolde bediende, juf
frouw Annesley, ik ben een rijknecht. Maar
ik wil mijn best doen". Schaamte en woede
waren op zijn gelaat te lezen.
„Een man, die doen kan, wat gij van
morgen hebt gedaan, moest niet voor een
gedekte tafel beducht zijn."
„Tusschen een gedekte tafel en een paard
bestaat eenig onderscheid, juffrouw Annes
ley." En rich bukkend, raapte hij de vork
op, terwijl zij haar zakdoek tegen haaf
mond drukte. De toestand werd ondraag
lijk; hij wist heel nauwkeurig, dat zij hem
om de een of andere reden in stilte uit
lachte.
„Leg nooit een vork of een andor op den
grond gevallen voorwerp weer op do tafel.
Haal oen schoone vork."
„Heel goed, juffrouw Annesley".
Waaro i ging zij niet heen en liet hem
met rust?
„En pos op, dat gij niet met de Bour
gonje morst; hij is van aoht en zeventig en
de lievelingsdrank van mijn vader."
Van acht en zeventig I Alsof hij biet in
de laatste tien maanden menige fleech van
doren kostelijken drank had geledigd 1 Het
water liep hem om de tanden.
„James, wij zijn gewoon onze dienstboden
op dezen dag du. maand hun loon te geven.
De betaaldag valt ditmaal bijzonder gun
stig. Hij zal bij allen een aangenaam gevoel
verwekken en het werk zal vlotter van do
hand gaan."
Zij nam uit een pakje in haar hand vier
banknoten van tien dollars en hem wenkend,
gaf rij hem die. Hij telde het geld kalm na
en stak dat in zijn vestzakje
..Dank u. juffrouw Annesley".
Ik kan niet zeggen of zij er teleurgesteld
uitzag, maar ik houd het er voor, dat zij
er eenigszins door van haar stuk was ge
bracht. Zij is nooit to weten gekomen, met
hoeveel inspanning hij den wensch onder
drukte, de banknoten te verscheuren, haar
de snippers voor de voeten te werpen en
het huis te verlat'n.
(Wordt vervolgd.)