No. 152& LE19SGH DAGBLAD, Woensdag 29 September. Tweede Blad. Anno 1999. PERSOVERZICHT. F E UIL LETON. Ge nieuwe rijknecht. In „D e Nieuwe Courant" komt bnder het hoofd Bij de Regeering in studie een artikeltje voor van D. A. H., te Brussel, waarin het volgende te lezen Staat: Mijn Belgische vriend dezelfde, die in* dertijd mijn bewering, dat de doorsnee- Hollander een levendig belang stelt in In- diè. in twijfel trok die aan koloniale politiek doet, is na een kort bezoek aan Ne. derland hier teruggekeerd vol veront waardiging. Men had hem gezegd dat in 's R i j k s Ethnografisch Museum te Lel den zich bevindt een vaas van Japansch porselein, opengewerkt als een mand, een ecnig stuk van groote waarde, een wonder van kunst. Dit wonder nu wenschte hij, verwoed Verzamelaar als hij is, te aanschouwen. Hij toog naar Holland en kwam diep veront waardigd terug. Te Leiden aangekomen, had men hem verwezen naar het aan de Rapenburger gracht in de nabijheid van het universi teitsgebouw gelegen Museum, twee naast elkaar staande woonhuizen, waar op de meest schandelijke wiize, in kleine vertrek ken, in kamertjes en opkamertjes, in gan gen, portalen en doorloopen, op zolder en in den tuin kostbare schatten zijn opge- sohuurd; voorwerpen van onberekenbare waarde, afkomstig uit China en Japan, uit Ceylon en Britsch-Indië, uit Tibet en Biam, uit Haïti en Korea, uit den Congo uit Aschantie en de eilanden der Stille Zuidzee; uit Arabic en de Philippij- nen; geschenken, meest door Oostersche vorsten aan Nederland aangeboden, toen de vlag van oud-Holland nog in elke zee werd gezien en gevreesd; een verzameling zoo uitgebreid, zoo zeldzaam en zoo kost baar, dat zij nergens ter wereld ooit kan worden geëvenaard. Yan het eene kamertje, van het ecne hokje naar het andere, trap op trap af, [werd hij rondgeleid. Alles stond op en in elkaar, geen enkel voorwerp kwam tot zijn reoht, kon goed bekeken, genoten, bestu deerd worden. Een wonderschoon beeld van Pradjinjaparamita, de God der volmaakte (Wijsheid, trof hij in een nauwen doorloop aanCiva, de God, die vernietigt en schept, vond hij in den tuin, broederlijk samen met Tudo en zijn trawanten, met Ganeca, met Nandie, de Stier en een aantal Rak- sassa's en Tempelwachters. Heerlijk Japansch borduurwerk, tegen woordig voor geld noch goede woorden meer verkrijgbaar, geprijsd met 20 duizend gulden, was achter een glazen plaat op den muur gespannen, welke plaat gebarsten was dor de hitte, die de kachel, die er vlak 'voorstaat, afgeeft. Hij zag verrukkelijk lakwerk, bronzen, draken, Kwanjins van het echte oude porselein, hun gewicht in goud waard, netsukes on gordclicnoopon, itcotplaten, godenheelden schilderijen uit den vroegeren tijd, alles door elkaar, weg gestopt in kasten. Een catalogus was niet verkrijgbaar; de bibliotheek was niet toegankelijk voor be zoekers van het Museum. De man was zoo verontwaardigd over de wijze, waa-rop hier de uit alle werelddeelen 'door koene onderzoekers en onversaagde zeevaarders bijeengebrachte schatten zijn gehuisvest, dat hij zich onomwonden uitliet over ons, Nederlanders, die wel geld over hebben voor een mooie studentensociëteit, doch lijdelijk toezien, dat zaken van de grootste wetenschappelijke waarde als waardelooze prullen opgeborgen zijn; un crime, zeide hij, commis oontre le monde èt contre la science. Hoewel ik zijn verontwaardiging begrijp, behoeven wij, Nederlanders, ons zulke gepe perde uitlatingen niet aan te trekken, Want wij weten allen, dat de kwestie van 'den bouw vaa een nieuw Rijks Ethnogra fisch Museum ,,bij de Regeering in stu die ia". Het is nog niet zoo heel lang geleden, dat minister Kuyper een commissie benoemde om hem to dienen van advies „omtrent de mogelijkheid het bestaande Ethnografisch Museum te veranderen in een E. M., ge schoeid op historisch-systematische leest, zoodat het aan de hier te stellen weten schappelijke eischen aJlengs zou kunnen voldoen". (Men proeft dr. Abr. Kuyper uit dien fraaien zin). In die commissie hadden zitting een aantal Leidsche hooggeleerden en een paar niet hooggeleerde heeren. Men* kon het toen niet eens worden; de hoogge leerden betoogden, dat het E. M. uitslui tend voor wetenschappelijk onderzoek en als hulpmiddel bij de studie recht van bestaan had en dat ae opstelling der voorwerpen iets was van ondergeschikt belang, terwijl de niet hooggeleerden van de meening wa ren, dat deze verzameling ook waarde had voor den kunstenaar, den handelsman, vtfor den industrieel, ja, voor gansch het volk, als een middel tot opwekking van het schoonheidsgevoel, en de voorwerpen, op zulk een moeizame wijze te zaam gebracht, dus in ruime geschikt ingerichte lokalen gehuisvest behoorden te zijn. Neen, zeiden de heeren professoren, de tijd voor populaire musea, als middel tot volksopvoeding, is nog lang niet aangebro ken. Deze bewering brengt nu in herinnering hoe de oude Vanderbilt, toen men hem, nar dat hij betoogd had, dat spoorwegen alleen dienen om de concesaionnarissen te verrij ken, vroeg: En het publiek dan] antwoord de met: Damn the public. Ook is de vraag, of het E. M. dor toe komst te Leiden* te Amsterdam of te 's-Gravenhage gebouwd zal worden, nog niet beantwoord. Als ik de teugels mijner verbeelding laat schieten, zie ik in de verre toekomst er gens in Nederland verrijzen een gebouw, den naam van Ethnografisch Museum vol komen waardig, waarin op doelmatige wijze opgesteld zal zijn alles, wat nu aan de Rapenburgergracht, Heerengracht, de Bree- straat en de Hoogowoerd te Leiden in woonhuizen is opgestapeld, een géoouw ge schikt om als woonplaats te dienen voor Pradjinjaparamita, den God der volmaakte Wijsheid, voor Civa, die vernietigt en schept, voor den bronzen Tudo. voor Nan die, den Stier, voor Ganeca en de Rak- sassa's voor Kwanjin, de Godin der Goeder tierenheid, zij, die staat tusschen den mensch en zijn God, want de zaak waar om het hier gaat is immers bij de Regee ring in studie, wacht slechte op de droog making der Zuiderzee. Over dr. Kuyper schreef ,,H e t Y aderland": Het heeft onze bevreemding gewekt, en zeker niet van ons alleen dat de a.-r. Kamerclub, nu al wat er gebeurd is, toch dr. Kuyper tot voorzitter heeft benoemd. Of hebben wij do bewoordingen, dat ,,de le den der Tweede Kamer, behoorende tot de a.-r. partij, zioh hebben vereenigd tot een Kamerclub, waarvan voorzitter is dr. A Kuyper", wellicht anders op te vatten? Be- teekencn zij, dat de a.-r. Kamerclub is ge continueerd en dat dr. Kuyper, die voor zitter van de oude club was, geacht wordt, voorzitter te zijn gebleven, zoodat dit feit als het ware buiten de verantwoordelijkheid der leden en der partij wordt gesteld? De eigenaardige vorm van het bericht, die wel licht niet zonder bedoeling aldus gekozen is, geeft reden tot deze vraag. Toch zou het struisvogelpolitiek zijn, in dien de a.-r. Kamerclub nich op deze, of welke andere manier ook, wilde onttrek ken aan de verantwoordelijkheid voor dr. Kuypers voorzitterschap. Yan de smet der Weptmeye r-L e h- m a n-a f f a i r e heeft de oud-premier zich niet gezuiverd. En het is eisch van open bare en politieke moraliteit, dat hij dit als nog doe. Dit behoeft na al hetgeen er over deze geruchtmakende zaak te doen is geweest, niet nader te worden aangetoond. Iedereen is er van overtuigd). En wij veronderstellen, dat er zelfs onder de leden der a.-r. Kamer- club zullen zijn, die den levendigen wensoh koesteren, dat de heer Kuyper alsnog, door overtuigende verklaringen en mededeelin- grin, aan alle praatjes en geruchten over deze onaangename zaak onaangenaam, niet het minst voor hen eon eind zal ma ken. Wij nullen hoe vierkant wij ook te genover dr. Kuyper staan gaarne en grif medewerken om aan zijn disculpatie de ruimste verspreiding te verleenen, die ons blad kan geven. De geheele Nederlandsche pers wij zijn er zeker van sal bereid wezen hetzelfde te doen. Maar doodgezwegen kan en mag deae zaak niet worden. Ook „Prins Joris", de schrijver van het Politieke Overzicht der ,,E n k h u ia e r O o u r a n t", verbaast zich, dat, naar allen schijn, in eigen kring"' de spons ge haald is over de lintjes-historie. Uit zeer vertrouwbare bron vernam Prins Joris, dat de door dr. EL aangekondigde brochure niet verschijnen zal. ,,Wij kunnen ons niet voorstellen", zegt d® Bchrijver, ,,dat deze zaak niet in do Tweede Kamer ter sprake zou komen en dat moet ze ook niet (bedoeld is: de zaak behoort ter sprako te komen), want het geldt hier een landsbe lang." Ook wie niet gelooft aan het verband tusschen de ridderorde en de gift voor de partij moet verlangen, de gansche natie overtuigd te zien, dat haar argwaan geen grondi heeft. ,,D eNieuweCoürant" zegt nader: De noot, bij den „terugblik" in de jongst verschenen aflevering van „Ons T ij d- s o h r i f t", waaruit „D e Neder lander" afleidt, dat van dr. Kuypers hand geen brochure over de Leh- mann-zaak zal verschijnen, luidt als volgt: In den tekst van den „terugblik", een soort van m&and'elijksche, christelijk-staat- kundige kroniek, wordt gezegd, dat dr. Kuypers invloed op het Kabinet sterk ver minderd is door „do betreurenswaardige Lehmann-gesohiedeni8, waaromtrent we, naar het heet, van dr. Kuyper zelf nu wat meer zullen hooren in een van hem komen de brochure". Dan volgt, in de noot: „Naar het heet, zeggen wij, omdat d© verschijning van zulk een brochure nog niet vaststaat". Ons dunkt, dat aan doze onzekere mede- deeling, al komt zij uit antirevolutionnai- ren kring, niet meer waarde behoeft te worden gehecht dan aan andere berichten, die meldden, dat van dc brochure was af gezien. Wij blijven dan ook op de verschijning van de brochure of van iets, dat haar vol doende vervangt, hopen zoolang ,,D e Standaard" niet een briefje van dr. Kuyper brengt, waarin zij wordt afgelast. Dat deze „onverkwikkelijke smak" zou kunnen blijven rusten, zoo schrijft boven genoemd christelijk tijdschrift „ook in dien dr. Kuyper geen brochure schreef, kon wel haast niet w rden verwacht" „En er is ook niets, dat ons naar een bo- dekken van dingen, die van zoo twijfelach tig gehalte zijn, zou doen verlangen. Inte gendeel, wij hebben de pretensie, dat ons Christelijk leven staat onder den eisch der Christelijke moraal. Wie Christen ia, heeft toe te den, dat dit geen doode letter wor de. Er schijnt waarlijk te veel met de gedien stigheden der practijk te worden gerekend in sommige kringen, indien men staat te genover personen, <Sio een hooge plaats in nemen. Met bedekken en stilzwijgen maakt men stinkende wondeplekken in ons Kerkelijk en Christelijk samenleven. Mannen met be roemde namen mogen niet als priesters en hoogepriesters voor de groote menigto staan, terwijl in de kringen der Levieten een fluisteren gaat over de vlekken op het priesterkleed." In ons vorig Overzicht hebban wij reeds mededoeling gedaan van hetgeen ©enige bla den zeiden over cm naar aanloiding van den eersten uitslag in het district Breuke- len: Thans daaromtrent nog het volgende: „Het (R.-K.) Huisgezin" zegt: Wat de herstemming zal brengen? Met zekerheid valt dit niet te zeggen. Trekken anti-revolutionnairen, christolijk- historischen en liberalen één lijn, dan valt natuurlijk de katholiek. Gaan anti-revolutionnairen en chist-elijk historischen als één man samen, dan be rust de beslissing bij de liberalen. Nu verwachten wij niet, dat allo christe- lijk-historischen den anti-revolutionnair zul len steunen: daarvoor zijn de anti-revolution- uairen in eersten aanleg niet tactisch ge noeg opgetreden. En evenmin zullen alle liberalen op. den anti-rovolutionnair overgaan. Maar evenmin moet worden vergeten, dat allicht het anti-papisme zijn boos spel zal gaan drijven. Daarom, al staan de kansen van den ka tholieken candidaat goed, onze geestverwan ten moeten toch allereerst en vooral op eigen kraoht rekenen en wie der onzen nu thuis bleef, opwekken om op den herstem mingsdag niet te ontbreken. Alleen onverpoosd ijveren tot het laatste uur van unti-revolutionnairo zijde zal men hierin niet te kort schieten kan den katholieken oandidaat do overwinning bezor- gen. „De Gelderlander" (R.K.) zegt o-m. De stonunenoijfera maken het niet moge lijk iets te profet-eeren. Allee hangt af van de houding der C.-H. en der liberalen. Het is nog niet zoo heel zeker, dat alle dezen eensgezind op den A.-R. candidaat zullen overloopon. Het „Dagblad van N.-Brabant" con- stat-eerdo na de vermelding der cijfers: Men ziet het l De katholieken hebben recht op dezen zetel. De uitslag der stemming heeft do voor standers eener katholieko candidatuur vol doende in het gelijk gesteld. In een asterisk Afgewond zegt „D Standaard" (anti-rev.) Het gevaar, waarvoor we in Breuké- len vreesden, is gelukkig afgewond, en aan onze Centrale in het district komt allo eere toe, dat ze met zulk een tact en mot zoo volst-andigen ijver de verkiezingsactia geleid heeft. Onze candidatuur sohijnt in goede aarde te zijn gevallen, en al ons kiezersvolk heeft blijkbaar het hachelijke van de positie be grepen, en zich met het oog hierop een zeer ernstige inspanning getroost. Welke nu ook de uitslag van de her stemming zij, het gevaar, dat Breukelen voor de Coalitie zou teloor gaan, en in liberale handen zou komen, is althans afgewend, en ook is voor ons afgewend die uiterste moei lijkheid, dat we tusschen twee candidaten, beiden door onzo bondgenooten aanbovolen, zouden te kiezen hebben. Onze positie is thans een volkomen zui vere. Wo gaan nu nogmaals optrokken voor onzen eigen candidaatiets, waarbij het eisch van goede tactiek zal zijn, om positief onzen eigen candidaat te verdedigen, en ons van agressieve aanvallen op ,den tegencandidaat te onthouden. Van Roomsche zijde durven wo vertrouwen, dat men evenzoo zal doen. Slechts zie men wel toe, dat men niet op het aanvankelijk behaalde succes inslape. Ook nu kan het aan enkele stemmen, zelfs aan één enkele stem, hangen. Niemand kan vooruit zoggen, Jioo do kiezers, wier can didaat uitviel, zich thans verdeelen kunnen. Rekene men daarom op alle mogelijkheden, en stelle men zich het voor ons pijnlijkste voor. Alleen wie er zóó voor gaat staan, voelt, dat do ure van ontspanning nog niet gekomen is; dat tot vijf uren op den dag der herstemming do ernstige spanning in do gemoederen moet worden volgehouden, en dat het thans, nog haast meer dan bij de eerste stembus, zaak is, zijn kruit droog te houden, geen ons genegen kiezer aan zijn lot over te laten, op alle stembusverrassin- gen bedacht te zijn, en zóó in den strijd te volharden, dat, ook als wo het moeten verliezen, het voor do antirevolutionaire partij in Breukclen eon verliezen mot cere zij. „De Rotterdammer": De uitslag teBreukelen stemt tot dank. Het district blijft rechts. Zeer te betreuren is echter do tweedracht, daar thans onder de ooalitie groepeu bestaan de, die er uitteraard in de komende dagen niet op zal verbeteren. Op zichzelf verstaan we zeer wel, dat er onder de Roomsch-Katholioken in den lande vele stemmen worden gehoord, die zoo moge lijk boven den Moerdijk zetels voor Roomsche afgevaardigden wensohen. De opoffering der Roomschen in districten, waar hun eigen kansen twijfelachtig lij rij maakt dat begrijpelijk. Om slechts iets te noemen, danken bijv. dd afgevaardigden van Enschede, Wijk-bij-Duurv stede, Rotterdam V, enz., hun zotels aan' Roomsche inschikkelijkheid. Er is dan ook niets tegen, dat ten eeneri of anderen tijd, in een sterk rechts distriot* een zetel, tot dusvor door een anti-revolutio* nair of Christelijk-Historische bezet, wordf toegewezen aan de Roomsch-Katholieken. Doch zulk een overgang moet dan niet ge provoceerd worden door losso inwerking op de kiezers, maar moet door de partij formatie^ onderling formeel worden vastgesteld. Dan leopt alles van oen leien dakjo. Dan zouden de Roomschon zien, dat wel degelijk htm groote welwillondheid door dei anti-revolutionairen gewaardeerd wordt. En zou een onsmakelijk geharrewar, al$ Breukclen nu te aanschouwen geeft, worden' vermeden. „Land o ri Volk" (vrijz.-dem.) meent, dat de Katholieken thans wellicht zullen! ondervinden, dat de felste „papenvreters'5 niet schuilen aam do linkerzijde. Het blad geeft de yoorkour aan den KLü tholick. Hot exclusivisme der zoogenaamdel christelijkheid, het aanscherpen van do „an tithese" in onze samenleving, zal vod moerj worden bevorderd door den anti-revolution nair dan door den Katholiek. Men herinnero zich maar de woorden, waarmede door den fanatiekon predikant do vergadering te Loe- non werd geopend. En wat de sociale her vorming betreft, daarvan is nog altijd iotri. moor te wachten van den heer Do Wyker- slooth, die zich daarover sympathiek heeft uitgelaten, dan van den heer De Montó ver-' Loron, een echten conservatief. De „M iddelburgsoho Courant'5 (vrijz.-dem.) schrijft: Het hangt dus van de liberalen af, wio' do gelukkige zijn zal. En wij woten niet of er door hen ook de voorkeur aan eon van beiden wordt go. geven; of dat zij reden hebben zich bij dei herstemming te onthouden. „Hot Volk" critisoort scherp, dat dri uitgaven voor marine en leger, on danks den tooetand dor financiën, nog zijn' vorhoogd, en jlat er voor „arbeid'5 slechts f 82,000 is uitgotrokkon. En hot schrijft o. a. Doze bogrooting is eon voorproefje van wat de hoeren mot ons voor hebben. Opdrijving van de militaire uitgaven, niettegenstaande de volkomen leego schatkist, en versterking van de middelen door verhooging van de in directe belastingen. Als eerste middel tot definitieve vorsfotV king der financiën is een wetsontwerp in gekomen, waardoor do successierechten niet oen onbeteekenend bedrag worden verhoogd; terwijl dat middel best het heele tekort zou kunnen dekken. Het eerste, wat ons de kerkelijke meer derheid brengt, is dus een rooftocht op do zakken van do kleinen on voor den schijn' oen kleinigheid meer heffen van het bezit. Het is dezelfde politiek, die de Duitseho regeering volgde, toen zij aan de 460 mü- Hoen indirecte belastingen een 50 mill inca directe verbond, oni den schijn van evenredig© heffing een beetje to redden. Doch dat kan alleen bij blinden slagen. Het geheele bedrijf is te schaamteloos, dan dat hot goon ernstig protest zou uitlokkori bij dogenon, die nog iets voelen van de nood zakelijkheid bij belastingheffing rekening te houden met de draagkracht. Do Regeering heeft in de troonrede gezegd; dat zij zal streven naar toepassing van chris telijke rechtsbeginselen. Is dit een begin van' dat streven Niets voor den schcpponden arbeid, die de kracht en don rijkdom van hot volk uitmaakt; Alles voor het militarisme, dat slechts vcr- woostcn en niets scheppen kan. Is dat een christelijk rechtsbeginsel? En nu is men nog maar aan het streven.- Wat zal het worden als men de toepassing heeft bereikt I Wordt liet dan nog schaamte^ loozer 17) „Welk een mooi beest 1" riep Warburton verrukt en vergat geheel, dat stalknechten geen geestdrift mogon toonen. Hij stak zijn hand uit om den zwarten neus te streelen, toen een waarschuwende kreet hem daarvan terughield. Pirat had zijn ooren naar ach teren gotrokken. „Pas op I Het beest heeft streken. Nie mand berijdt het; wij behouden het slechts voer tentoonstellingen. Geen zes menschen hebbrn het met succes weten te berijden. Wie het temmen wil, moet zoer sterk zijn, Het wil geen stang in den bek hebben en gaat telkens op hol. Ik geloof niet, dat het bepaald boosaardig is, slechts moedwil lig als een schooljongen." „Tk zou hot paard gaarne eens berijden." Met blijkbare verbazing keek het jongs meisje dén mouwen rijknecht aan. Meende hij dat. in eemst? Een moedwillige gedach te kwam bij haar op. „Wanneer gij tien minuten op Pirats rug kunt blijven zitten, dan zal er van een proef geen sprake meer zijn. Dan huur ik u on- piiddollijk, met of zonder aanbeveling." Of hij uitvluchten eou maken? „Waar zijn de zadels, mejuffrouw?" vroeg hij kalm, ofschoon rijn bloed sneller vlooide. „Zij hangen achter u," zeido zij levendig. *Wilt gij het paard werkelijk berijden?" „Wanneer u het toestaat." „Ik waarschuw u. Het is een groot waag stuk." „Ik ben niet bang voor Pirat, freule," zeide hij op een toon, die bewees, dat hij voor geen enkel paard bang was. In hem ontwaakte de geest van tegenstand tusschen mensch cn dier, deze eeuwige eerzucht van den een, om heer en meester over den ander te worden. Bovendien ben ik niet ze ker, of James zich niet door het jonge meisje wilde laten bewonderen, eveneens een zeer mensohelijke trek. Ik voor mij zou geen ver welkt© roos voor den man geven, dis zioh niet gaarne eens wilde vertoonen, wanneer de uitverkorene zijns harten in de'nabijheid is en toekijkt. „Gij stelt u aan een groot gevaar bloot," riep zij, door een plotseling gevoel van angst overvallen, ofschoon saj even verlan gend was, het kunststuk te aanschouwen, als hijv om het uit te voeren. „William 1" riep aij, waarop do staljongen binnentrad en zijn bezem in een hoek zette. „Dit is James, de nieuwe koetsier. Help hem, Pirat to zadelen." „Pirat zadelen I Juffrouw Annesley I" riep de jongen, terwijl hdj mond en oogen opensperde. „Ziet ge welf", zeide het jonge meisje tegen Warburton. „Geef hier den zadel," beval Wai-burton kortaf. Nu zou hij Pirat bereden hebben, zelfs al ware het dier uit de stallen van Beëlzebub gekomen. Zorgvuldig onderzocht hij zadel, stijgbeugel en gordel. „William, laat Pirat uit zijn stal." William bracht het paard. Het dier snoof, toen het den zadel op den grond zag liggen en dan toom over Warburtons arm han gen. „Pirat iri sinds den vorige® winter niet meer bereden. Hij zal dus waarschijnlijk weerspannig zijn 1" zeide de jonge® „Dezen kinketting kunt gij hom niet aandoen; hij staat dan geen oogenblik stil. Zou het niet beter zijn, juffrouw Annesley, dat u naar buiten gingt? Misschien slaat hij achteruit. Deze zware Engelsche toom is het beste, wat ik ken. Probeer hem eens. En zorg er voor, dat hij den kop niet laat hangen, anders rijt gij verloren. Hola!" riep hij, toen Pirat plotseling op zijn eigen houtje den stal uitliep. Het jonge meisje sprong vlug in een der leego stallen en wachtte. Zij was zeer opge wonden en keek vol belangstelling toe, hoe de nieuwe rijknecht de manen van het paard greep en in korter tijd, dan woorden het kunnen beschrijven, kauwde Pirat ge ërgerd op de koud9 stang. Hij begon te steigeren, waarop Warburton hem bij neus en haJs vastgreep, zoodat hij weer, bevend van woede, op den grond kwam. „Daar, jongen, pak hem hier!" riep War burton. William verstond zijn vak en greep de teugels dicht bij Pirats kaken. „Zoo is het goed, houd hem vast I" Warburton tikte den zadel op en wierp dien over Pirate glanzenden rug. Pirat hup. pelde heen en weer en schudde kwaadaar dig met rijen kop. Maar de man, die hem wilde bestijgen, kende al deze teekenen. Hij greep snel den riem va® den buikgordel en haalde dien door den ijzeren ring. Toen wierp hij zioh den zadel, bracht de stijg beugels in orde ën steeg weer af. „Nu cal ik hem nemen, William," zeide James glimlachend. „Goed," antwoordde William, die zeer blij was, verder van elke verantwoording af te zijn. James leidde Pirat naar de kleine binnen plaats en wachtte op juffrouw Annesley, die dadelijk daarop in de staldeur verscheen. „James, het spijt mij zeer, dat ik u heb aangespoord hem te berijden. Als ge maar geen ongeluk krijgt", zeido zij. De angst stond duidelijk op haar gelaat te lezen. James glimlachte vriendelijk en schudde rijn hoofd. „Nu, goed. Maar ik heb u gewaarschuwd. Gaat hij op hol, rijd dan op een boom toe dat is de eenigc manier om hem tot staan te krijgen." James nam de teugels op de juiste hoog te, greep in Pirats manen en sprong in den zadel. Het dier stond als een muur en schudde slechts zijn kop. James sprak het toe, klopte het op zijn slanken hals en raak te voorzichtig met zijn hielen rijn dijen aan. Nu werd de zaak wat levendiger. Pirat dan ste, steigerde, sloeg achteruit en scheen een „pas seul" op de bloemperken te willen dansen. Doch plotseling besloot hij naar den stal terug te keeren, „Pas op, dat hij den kop niet laat han gen", schreeuwde William. „De poort, William, de poort!" riep het jonge meisje gejaagd. „Slechte één deur is er on en. Hij zal er niet door kunnen." William liep den rijweg af en wierp de ijzeren poort open. Geen oogenblik te vroegPirat vloog als een schaduw voorbij en de nieuwe muts van rijn berijder rolde in het zand. Het jonge meisje stond in de deur en hield de hand op haar hart. Zij zag zoo wit als de wolken, die boven haar hoofd voort joegen. X. Er bevond zich aan den overkant der straat een muur van vyf voet hoog. Aan geno zijde van dien muur was een breed afhollend veld en verder een omheining van prikkeldraad en een drassig beokje. Pirat liep op dezen muur toe. Warbar* ton ging met zijn geheele bovenlichaam achterover leunen, maar dit maakte weinig) of geen indruk op het beest. Nu schoot den ruiter de boom te binnen, maar do eerst volgende was vele metera verwijderd. Hot tweetal vloog nu over den muur en vervol* gens door het veld. Pirat trachtte zijn kop naar benedon te buigen, doch ondervond tegenstand. Warburton hield zijn beeueq strak in de stijgbeugels en vroeg zich onder hevig hijgen af, waar zij ten slotte wel zou den belanden. Nu begon hjj zijn kniecn te gebruiken en Pirat voelde den druk, vat hom volstrekt niet bovieL Steeds ging het verder; een dof gedreun van Pirats hoevin, opspattend slijk, wind, welke hem om de ooren suisde. Toen Warburton de omhei ning van prikkeldraad zag, bekroop li cm een gevoel van vrees. Een duimbreed tri laag, oen val, dat zou ergo gevolgen kun* nen hebben. Hij moest Pirats snelheid be paald temperen. Aldus begon hij als een cowboy te „za gen." Pirat werd zeer verontwaardigd; daö deed hem pijn. Maar zijn snelheid vermin derde daarom niet; hij was vast besloten! de omheining te nemen, al zou het ook dri laatste daad zijns levens zijn. En hij nam' die al rennende met een grooten sprong.: Maar hij moest tot de ontdekking komen,: dat de man nog altijd op zijn rug zat. Daö ging zijn verstand te boven cn hij ergerdri zioh daarover. Nu had hij den roodbruinen- drassigen bodem aan den oever van hel beekje bereikt. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1909 | | pagina 5