Nog iets van Frederik den Groote. FEUILLETON. BET LOTERIJBRIEFJE. Een eerlijke bekentenis. Zooala bekend ia wijdde Frederik de Groo te de meeste oplettendheid aan die tucht van zijn leger en bestrafte het geringste vergrijp zeer gestreng. Om zich met eigen ©ogen van het algemeen gedrag van zijn sol daten te overtuigen, vermomde Frederik zich dikwijls als gewoon soldaat en mengde zich in hun gezelschap. Bij een van deze ge legenheden gebeurde het, dat hij een sol daat van de koninklijke lijfwacht ontmoette, <üe dronken was. Dadelijk begon hij een ge noegzaam gesprek met hem en zei: ,,Hoe is het mogelijk, kameraad, dat ge bij uw schrale soldij nog middelen kunt vinden, om u te bedrinken. Zeg toch eens, hoe gij' dat aanlegt?" Na hem een oogenblik aangeke ken te hebben, zei de soldaat: „komaan je schijnt me een goede jongen te zijn, geef me de hand en ik zal je vertellen, hoe ik aan geld kom. Vandaag bijv. ontmoette ik eon oud kameraad!, dien ik wenschte te onthalen, maar tevergeefs stak ik mijn hand in mijn sak en tevergeefs zou ik kre diet vragen in de herberg, ik nam dus mijn toevlucht tot een ander hulpmiddel, ik ver pandde het een en ander van mijn uitrus ting o.a. de kling van mijn sabel." „Maar", vroeg Frederik, „hoe zul je dan weer aan ,geld komen, om het in te lossen?" „O", antwoordde de soldaat, „wij behoeven niet vóór de aanstaande week te exerceeren en met een weinigje spaarzaamheid, in dien tijd, zal ik in staat zijn, mijn dingen terug te krijgen." ,,Dank je voor den wenk, ka meraad," zei Frederik en daarmee ging hij been. Den volgVftuden morgen werd de troep der lijfwacht onverwacht opgeroepen tot een wapenschouwing, en terwijl de koning nauw lettend de gelederen langs ging, herkende hij zijn vriend van den vorigen avond. Hij gelastte hem en den naast hem staande voor het front der linie te komen. Zij gehoor zaamden en de koning zed' met toornige stem tot zijn voormaligen makker: „Trek ow sabel en sla dien schelm het hoofd af!" De soldaat verzocht den koning toch barm hartigheid te betoonen aan den braven man, die onmogelijk in staat kon zajn geweest, iets te doen waardoor hij zulk een straf ver diend had. Maar Frederik bleef onwrik baar en de soldaat, vreeztónde zichzelf straf op den hals te halen, zei tot den koning: „Daar Uwe Majesteit dan onverbiddellijk ,23, moet ik gehoorzamenmaar ik smeek de Voorzienigheid, en wel ten behoeve van mijn on gelukkigen makker, om Hare tus- schenkomst, opdat mijn sabel, zonder hem te deeren, op zijn hals moge neerkomen. Plotseling riep hij de sabel uittrekkende: „O, wonderZie, de Voorzienigheid heeft de kling van i ijn sabel in hout veranderd Het is nauwelijks noodig te vemnelden, dat ide soldaat, toen hij het bevel tot de wapen schouwing ontvangen had, en niet in staat Twee nieuwe vrienden. i) Jongens van een jaar of tien sluiten al gauw vriendschap. Andró en Willem waren toevallig naast elkaar komen te staan bij [een van die oploopjes, die zoo dikwijls (plaats hebben in drukke straten, midden in de stad. Een huurkoetsier, die met veel te snelle vaart om den hoek van een straat was giekomen, had daardoor het handwa gentje van een smid omvergereden. De toeschouwers waren in twee groepen ver deeld en de politieagent die zich intusschen met het geval was gaan bemoeïën, wist in bet eerst niet tegen wien van beiden hij proces-verbaal moest opmaken. Het duur de dus lang, eer de zaak haar beslag had, maar dat hinderde niet, een straatjongen heeft altoos tijd en onze twee jongens meng den zioh ook wel degelijk in de algemeene discussies, maar ze waren bescheiden ge noeg, om hun meening niet aan de groote was, zijn kling in te loesen, een houten aan het gevest had vastgemaakt. Frederik was zóó voldaan over zijn tegenwoordigheid van geest, dat hij hem niet slechts vergiffenis schonk, maar hem ook een geschenk gaf, hem tevens aanbevelende, zich niet meer aan hetzelfde gevaar bloot te stellen, daar een tweede wonder hem wellicht niet zou red den. Wat is een bloemwijzer? Bij verschillende planten komen perio dieke bewegingen voor, n.1. dat sommige organen zich op gezette tijden naar bene den of boven ombuigen enz. De bloemen van eenige planten sluiten zich geregeld des avonds en openen zich des morgens weer. Deze regelmaat gaf Linnaeus aan leiding een bloem- en uurwijzer samen te stellen. Hieronder verstaat men een lijst van planten, die haar bloemen op bepaalde tijden openen en sluiten, b.v. de paarden- bloem opent baar bloem 's morgens tus- schen 6 en 6 uren, de gewone sla nè. 7 uren, dc goudsbloem tusschen 9 en 10 uren, enz.. Twee jongens zaten samen alleen in school, toen er plotseling, tegen 's meesters uitdrukkelijk verbod, een „voetzoeker" werd afgestoken. De eene jongen ontkende het gedaan te hebben; de andere, Bernard Christie, wou 't bekennen noch ontkennen, en werd dus om zijn stijfhoofdigheid streng gestraft. Toen de jongens weer alleen waren, zed de wezenlijke schuldige: „Waarom ontkende je 't niet?" „Omdat wij maar met ons„beiden waren, en één van ona toch moest gelogen heb ben." „Waarom zed je dan niet dat ik 't had g*- daan?" „Omdat je zei dat je 't niet gedaan hadt, en ik den leugenaar wou sparen." 't Hart van den jongen was getroffen. Bernard's goedheid bracht hem in verle genheid. Toen de school weer begonnen was, liep de schuldige naar den meester en Zei met neer geslagen oogen: „Meester, ik kan 't niet langer verzwij gen: ik ben een leugenaar. Ik heb den „voetzoeker" daar straks afgestoken." Toen barstte hij in tranen uit. 's Meesters oog rustte op den zelf-beschul- diger, en de onverdiende straf, die hij den anderen jongen had doen ondergaan, be zwaarde zijn geweten. Yoor de gansche school, met den waren schuldige aan zijn hand, alsof hij en deze te zamen 't feit be dreven hadden, begaf de meester zich regel* recht naar den jongen Bernard, en zei hardop „Bernard, jongen, hij en ik vragen je om menschen dp te dringen, maar zetten de bespreking verder onder elkaar voort. Toen de wagens weggereden waren en de toe schouwers ook weer ieder huns weegs ge gaan, zochten onze beide kwajongens even eens hun huizen op, en, omdat ze toch den zelfden kant opmoesten, bleven ze naast elkaar voortstappen, over bet zooeven voor gevallen standje waren ze al gauw uitge praat, want ze waren het er beiden over eens, dat de schuld lag aan den smid, waar schijnlijk alleen maar uit zucht om in de oen tram ine te zijn, omdat de agent juist den koetsier voor het geval had aangespro ken. Op het eerste gericht merkte men al dadelijk een groot onderscheid op tusschen beide jongens, de een was donker en had kort, kroezig haar, terwijl zijn kleeding vol komen berekend was op het gure November weer en hij er ook netjes uitzag, men kon niet anders zeggen. Hij droeg een bruin leeren tasch bij zich en kwam dus klaarblij kelijk van school, wat men ook kon opma ken uit zijn met inkt bevlekte handen, die anders niet al te vuil waren, voor de jon gens van zijn leeftijd. Zijn nieuwe kame raad was langer en magerder en veel fan tastischer gekleed.; Hij droeg een erge ge vergif fenis; wij hebben beiden verkeerd ge* handeld 1" De school was getroffen en als een muis zoo stil, gelijk steeds gebeurt, wanneer er iets wezenlijk goeds en edels gebeurt; zóó stil, dat rij Bernard's tranen op zijn boek' voor hem konden hooren droppelen, terwijl! hij den triumf in stilte genoot En toen hij' nn niets beters wist te doen dan luide te! roepen: „Lang leve onze goede meesteT en de kreet door al de jongens herhaald* werd. kon men den ouden man de bril rieni oplichten om daarachter iets weg te vegen. De oorsprong van den naam John Buil. In het begin van de vorige eeuw leef de esr een knap man, die den politieken toe-, stand van Europa gedurende den Spaan-, schen Successieoorlog beschreef, in een, boekje, dat tot titel had: „De Historie van John Bull." In dit werkje stelde hij de ver--1 schillende landen voor als personen, wien' hij de voornaamste eigenschappen toe schreef, welke de natie kenmerkten. Zoo' heette Engeland, John Buil, en nu waren' over het geheel de karakters der verschil-) lende volken bewonderenswaardig goed ge-, teekendmaar het portret van Buil slaagde! het beet. Hij werd afgeschilderd als eenj stoer oud heer, in een rood vest, leeren) broek en met een flinken, eikenhouten knup pel in zijn hand een goedhartige, oude vent, die geen hond of kind kwaad zou doen, maar) die toch veel houdt van vechten die in, kleine dingen een stuiver tweemaal om-) keert, voor dat hij hem uitgeeft, maar in'! groote zaken de royaalste man ter wereld isj die, het is waar zioh dikwijls bemoeit met de zaken van rijn buren, maar aan den ande ren kant ook weer een trouw vriend, eew jolig makker en een edelmoedig bescherm-, heer ia Zulk een man was in de oogen der Engelschen, het volmaakte ideaal van den' Engelscshman en sedert dien tijd hebben de| Engelschen het altijd als een eer beschouwd^ rich John Buil te noemen. Het jubeljaar. Zoo noemde men bij ae Israëlieten in, Kan aan een feestelijk jaar, dat telkens na) zevenmaal 7 jaren aanbrak, dus, steeds het 60ste jaar. Het jubeljaar is echter in den laatsten tijd van het Israëlietisdhe volksbe staan in onbruik geraakt. Ook in de Roomsch-Katholieke kerk heeft men een jubeljaar dat vergezeld gaat van aflaat. Het is eerst ingesteld door paus Bonifacius VIII, in het jaar 1300, hij verleende toen' een volkomen aflaat aan allen, die boet vaardig een pelgrimstocht naar Rome vol brachten en er gaven achter lieten. Paus Paulus II bepaalde inl470, dat ieder 25ste jaar een jubeljaar zou wezen. De bepal ng van Paulus II is in de kerk gehandhaafd. lapte, verstelde broek en had zeker geen blouse aan, maar wel een lange, armoedige overjas, die hem veel te groot was en die hem met behulp van een ouden officiers- riem om het lijf gesjord was, terwijl zijn hoofd beschut werd door een oude matro zenmuts. Maar al was hij dus niet rijk in de; kleeren, hij had zoo'n open, eerlijk gezicht, dat hij dadelijk voor zioh innam. „Hoe heet je eigenlijk 1" vroeg de kleine kroes kop, dóe zich al dadelijk had yoorgesteld als Andró Pérard. „Ik heet Willem," antwoordde de vriend, met zegevierende uitdrukking. „En je vader?" „Ook Willem." „Willem, en verderf „NikB verder; alleen maar Willem." En fier hief hij het hoofd op bij die woor den, alsof er maar één familie Willem op de heele wereld was: de groote Willem en de kleine desnoods, maar dèt was dan ook voldoende. „Ik woon in de Houtstraat", zei Andró, die zich nu maar bepalen zou tot bet geven van inlichtingen van zichzelf alleen. „Ik heb geen vader en geen moeder meer en ik woon bdj een oom, die erg streng is. Ik heb het daar niets prettig." En tegelijk

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1909 | | pagina 16