No. 15213. LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag1 25 September. Anno 1909. grieven van een Leidenaar, FEUILLETON. De nieuwe rijknecht. OCLXXXIV. Geriiimen tijd geleden werden de Gsmeentë- 'pjrcn verontrust door de tijding dat onze burgemeester vrij ernstig ongesteld was. Wel inochten wij spoedig vernemen dat er geen bepaald gevaar bestond, doch hij moest niet ternin zijn taak overgeven aan den oudsten [Wethouder en het werd noodig geoordeeld dat hij tot herstel zijner gezondheid oen tijd lang met verlof buiten de gemeente ver toefde. Af en toe vernamen wij gunstige tijdingen en het doet mij genoegen thans te kunnen mededeelen, dat hij Maandag a. s. 'geheel hersteld in de gemeente terug keert om zijn ambt weder te aanvaarden, ïk wensch de gemeente met dit herstel van iiarte geluk. Het is een heele tijd stil ge dweest op gemeentelijk gebied, zoowel als op 'elk ander, maar nu beginnen we weer te leven. Verschillende belangrijke zaken komen in den loop van dit najaar in den gemeen teraad aan de orde; de gemeen te-begrooting ligt weldra voor openbare behandeling ge iteed en al wil ik niets afdingen op het hele id van onzen loco-burgemeester en op pijn Jeiding in den gemeenteraad, bij zelf lal gr^ag erkennen, dat het beter is dat de burgemeester woder in zijn kamer zit ting kaai honden, de vergaderingen van B. en Wa. leidt en den voorzittershamer in de raadsvergadering hanteert. Ik [hoop daarom reeds van harte, dat in 1de komende werkperiode het hoofd onzer gemeente in het volle bezit van zijn ge zondheid, zijn moeilijke taak zal kunnen ■vervullen. Ook op ander terrein merken wc, dat de ^omer, wélke dit jaar, helaas, weinig van een zomer had weder ten einde spoedt. Do studenten, eerstelingen en ouderen, keeren terug en brengen weer leven en beweging in onze tot dusverre al te stille straten. Met hen of wellicht reeds eeTder zijn hun leer meesters, de hoogleer aren al weder terug gekeerd van hun vacantia en ik meen aan leen drietal hunner in dezen brief enkele Woorden te moeten wijden. Het zijn de pro fessoren Wildcboer, Blok en Van Leeuwen, die dezer dagen hun 25-jarig ambtsjubileum inogon herdenken. Prof. dr. G. [Wïldoboer [herdacht dien dag reeds deze week. Het rtste deel van zijn professoraat bracht door aan de Groninger Universiteit, slechte een paar jaar nog was hij hier werk zaam, doch hij verwierf zich onder de stu deerenden te Leiden ook reeds vele vrien den, dio van hun erkentelijkheid blijk heb ben gegeven op den dag van zijn jubileum. .Van hetgeen deze hoogleeraar voor de stu- 'donten is geweest en nog is, en wat hij Us wetenschappelijk man heeft geleverd, wil li: hier niet gewagen, doch met voldoening mag ik getuigen dat hij ook voor de stad 'onzer inwoning voelt, waan. hij zich reeds .beschikbaar stelde voor hot lidmaatschap van den gemeenteraad en in den korten tijd dat bij als raadslid zitting nam, toonde een waar dig lid te zijn, wiens ernstig streven ia de belangen der gemeente mot zijn beste gaven naar zijn inzioht te dienen. Morgen, Zondag, zal het 26 jaar geleden 'zijn, dat prof. dr. P. J. Blok het ambt .als hoogleeraar, eveneens te Groningen aan vaardde. Hij bleef daar echter niet zoo lang. Hij verwisselde den Groningschen leerstoel jior geschiedenis reeds in 1894 met dien tc Heiden. Hier heeft de man van ouzo Va- derlandscho historie zich in zijn volle kracht [getoond. Ondanks de stormen des levens is hij altijd even. frisch, werkkrachtig en op gewekt gebleven, betzij hu als spreker op- (treedt, hetzij hij de pen hanteert. In hem jéoren ook wij, Leidsche burgers, bovenal den feesohiedschrijver van het Nederlandsche ■Volk, doch wij hebben hém ook loeren kon tien als don man, die de stad zijner inwo ning liefheeft bovenal, die ze, £oor haar jfn liaar historisohe beteékenis te schetsen, eooals niemand voor hem, een oete-plaats heeft bereid onder de Hollandsohe steden. Ook op practisch terrein, waar het geldt 1de belangen van Leiden te bevorderen, heb jtk prof. Blok dikwijls ontmoet en daarom jmocht ik ook zijn gedenkdag hier nipt on gemerkt voorhij laten gaan. In beperkten kring zullen zijn oud-leerlingen en vrienden piorgen, in zijn landhuis te Noord wijk den hoogleeraar oen" gouden, herinncringspenning aanbieden, ik bied hem hier namens de Leidsche burgerij onzen dank voor wat hij deed in het belang en voor de grootheid onzer gemeente. Ik noemde als derde jubilaris prof. dr. J. van Leeuwen Jzn. Hij gaf de volle 25 jaren aan onze Universiteit. Hoewel een beminne lijk .geleerde, bracht zijn studievak het Griekech hem minder nauw in aanraking met de burgerij als de reeds genoemde col lega's. Maar toch, de roep van zijn groote geleerdheid, drong ook in de burgerkringen door en wij waardeeren het hoog, dat hij den roem onzer hoogeschool ver over de grenzen van ons land heeft helpen verbrei den. En bovenal eeren wij in hem den no bel en mensch, jegens ieder even welwillend, altijd gereed anderen met raad en daad bij te staan, eigen leed vergetend, yaar hij an deren kan troosten. "Wanneer op den lsten October hem vele gelukwenschen bereiken, dan moge hij zich overtuigd houden dat vele Leidenaars, ook uit de kringen der niet-geleerden, zich daarin innig zullen verheugen. Een stad, die haar groote mannen niet eert, is niet waard dat zij ze bezit, en daarom heb ik gemeend in dezen brief het vijf-en- twintig-jarig ambtsjubileum van de drie go- noemde professoren in herinnering te moe ten brengen. Als vanouds moet de Leidsche burgerij met haar Universiteit en met wie er aan verbonden zijn, meeleven en meevoe len. Daarom wensch ik ook niet te besluiten, zonder een hartelijk woord van welkom te hebben toegeroepen aan de studenten, die voor het eerst of hij herhaling weer hun introden in de stad hebben g<£Laan. Ik zei het zoo even, zij brengen weder leven en beweging in onze anders zoo stille straten, jnaar zij doen nog meer: zij wer ken door hun tegenwoordigheid ook mede aan de welvaart en den vooruitgang der ge meente. Dat het stadsbestuur dit erkent en waardeert, heeft het nog kort geleden ge toond door bet aanbieden van een terrein voor de Lustrumfeesten van het volgend jaar. Mogen de studenten dit op prijs stel len dopr meer nog dan tot dusverre zich in de gemeente metterwoon te vestigen. Wanneer daar ouders zijn in niet ver af gelegen gemeenten, wier middelen hot niet gedoogen om hun zoons of dochters, die stud eeren, hier te laten inwonen, dan is het te billijker dat dezulken spoor-student worden, maar niet to billijken is het wan neer jongelui, die hier studceren, hun ka mers zoeken in andere steden, als bijv. Den Haag, omdat [het leven daar meer te ge nieten aanbiedt. Willen de Leidsche studenten dat de bur gerij hen waardeert cn trotsch is op hun tegenwoordigheid, dan moeten ze gedurende hun studententijd ook Leidsche burgers zijn en or toe medewerken dat het woord „spoor- studont" een onaangenamen klank krijgt. De Hoordpool bereikt. O o o Iris reisverhaal. Het reisverhaal van dr. Cook voortzetten de, vertelt de „New-York Herald" van de voorbereidselen van zijn tocht naar de Pool Wij waren niet beladen met bijzondere spijzen of geneesmiddelen zegt Cook wij hadden geen ballon of automobiel of an dere phantastisclie middelen om ons voort te bewegen, maar een goede hoeveelheid notenhout, metaal en wat verder noodig was om onze sleden te herstellen. Het model van slede, dat wij besloten te maken, was de vrucht van ernstige studie in de streek van de gesteldheid van bot ijs, waar wij overheen moesten trekken. Wij kozen niet de slede van Mac Clintock met breedc sche nen, waarvan de meeste reizigers zich se dert vijftig jaar hebben bediend, en ver wisselden ook onze oude met spijkers besla gen schoenen niet voor banden van metaal, terwijl wij gebruik maakten van de onder vinding der Eskimo's. Aan elke slede werd een boot toegevoegd. Wij maakten daarvoor gebruik van opvouwbare linnen booten, die het voordeel opleveren dat zij to vervoeren zijn. Wij kozen het model der Eskimo-boo ten met houten geraamte, zoodat verschil lende deelen der boot tevens als deelen van de slede konden dionen, terwijl het linnen bekleedsel diende als vloerkleed onder onze nachtzakken. Zoo verleende die boof ons go- durende 14 dagen uitstekende diensten, ron der ons in het minst te hinderen, en toen zij eenmaal in elkaar was gezet, werd de slede er in geplaatst, waarna zdj ons diende om te jagen op wild, welks vleesch het ver orberde proviand verving. Zonder boot zouden wij nooit zijn teruggekeerd. In het verder deel van zijn verhaal ver telt dr. Cook van zijn toebereidselen voor den winter. De temperatuur bedroeg 20 gr. F. De eerst veelvuldige stormen werden zeldzamer. De lucht was minder vochtig. Er werden ijshutt-en gebouwd en proviand opgeslagen. Den 24sten October 's middags ging de zon voor 118 dagen onder. De Eski mo's vierden bij die gelegenheid een soort feest, waarbij zij dansen en sombere liede ren uitvoerden. De bereiding van proviand was van groot belang. De Eskimo heeft steeds honger, maar zijn smaak is gemakke lijk te bevredigen, als hij maar dierlijk voedsel heeft, vleesch en vet. Of die ge kookt zijn of niet is hem onverschilligzout of suiker vraagt hij niet. Hij is tevreden als hij maar veel heeft; de hoedanigheid beoordeelt hij alleen naai' de hoe veelheid vet. Cook gebruikte een grooten voorraad gedroogd Amerikaansch vleesch met krenten en een weinig suiker, gebonden door een flinke hoeveelheid rundvet. Ook de honden eten dat graag. Toen de reizi gers de streek, waar wild gevonden, wordt, achter zich hadden, was dat bijna hun eenig voedsel De gansche winternacht werd be steed aan het maken van klceren en benoo- digdheden voor het kamp en den Pool tocht. Ofschoon hij niet juist detelfde we gen en methoden volgde als rijn voorgan gers, heeft hij toch aan hen veel van zijn succes te danken. In Januari 1908 zoo vertelt Cook ver der gingen wij op weg naar de Pool. Eenige sleden waren vooruitgezonden naar de Amerikaansch© kust om den weg te ba nen en voorraden gereed te maken. Den lfiden Februari trok de hoofd-expeditie op weg. Elf mannen met 103 honden en 11 zwaar beladen sleden verlieten de kust van Groenland naar het westen, dwars door het ijs van de Smith Sound en een dal tusschen Ellormanland en Grinnerland. Wij noteer den een koude van 83 gr. F. ondier nul Wij konden ons meester maken van tal van muskusossen. Dank zdj den over vloed van proviand en vet voor die lampen was het verblijf in de ijshut vrij gerieflijk. Den 17den Maart waren wij op een terrein, rijk aan wild. Tot het eind der bekende we reld hadden wij genoeg voorraad en alle gewenschte hulp van de rijde der inboorlin gen en onze honden. Ik besloot echter onze bemanning en bespanning tot een minimum te beperken om mijn plan te verwezenlij ken. In 28 dagen hadden wij 400 mijlen af gelegd; nog 520 mijlen hadden wij voor do borst door onbekende streken. Wij maakten halt te Svoetevo om er een deel van onze voorraden achter te laten. Gedurende onzen tocht naar het noorden hield ik zorgvuldig toezicht op ons personeel om na te gaan wie het best in staat waren mij door de Pooizee te vergezellen. De keuze viel op twee Es kimo's, Etukishuh en Alswolha, beiden 20 jaar oud. Op gelijke wijze werden 28 honden uitgezocht. Wij laadden genoeg proviand voor een tocht van 80 dagen op twee sleden voor een grooteren troep hadden wij voor zoolang niet genoeg gehad. Behalve vleesch, suiker, koffie, gecondenseerde melk, petro leum, alcohol enz. namen wij eenig keuken gereedschap, een geweer met patronen, een zijden tent, bont en eenig materieel voor herstellingen mee. Onze werktuigen beston den uit drie kompassen, een sextant, een. kunstmatige horizont, een podometer, drie chronometers, drie thermometers, een ba rometer en een photographietoestel. In den ochtend van 18 Maart werden toe bereidselen gemaakt om onzen troep te splitsen, daar wij over het ruwe pairijs langs de kust moesten voorttrekken. Twee Eski mo's bleven bij mij: de andere zes maakten rich gereed voor den terugtocht. Toen het sein tot vertrek weriï gegeven, werden de honden verzameld, de sleden aangespannen en weldra verdwenen zij in de sneeuw. Na een tocht van 28 mijlen sloegen wij ons kamp op op een hoogte, zooals er vele in de buurt waren, de toppen met dikke j sneeuw bedekt. Buiten den vasten grond ia het steeds moeilijk sneeuw te vinden, ge schikt om er blokken van te maken voor den bouw van hutten, maar hier was er over vloed. In een uur tijds was er een aneeuw- paleis gebouwd, waarin wij een sohuilpaats vonden tegen den scherpen wind. Onze eer ste dagm&rsch over de Pooizee liep geluk kig af. De tweede had een lengte van 21 mijlen Ik had gehoopt op die plaats onze bespan ning te kunnen terugzenden, maar de resul taten waren niet zoo gunstig als ik had ver wacht en wij konden moeilijk het voor hun honden noodige voedsel afstaan. Daarom wilden onze mannen nog wel een dag langer bij ons blijven zonder voedsel voor hun honden. Op dit punt waar wij ons bevonden, was het moeilijk te zien langs welken weg de vaste val weer te bereiken was. Ver plaatste het ijs zich naar het Oosten, dan bleef ons geen keus en zouden wij naar Groenland zijn afgedreven, wat geen groote moeilijkheden zou opleveren wat het pro viand betreft, want het scheen dan mogelijk het eiland Shannon te bereiken, waar de expeditie Belderein-Ingler groote voorraden had achtergelaten. Frank werd daarom uit- genoodigd tot 5 Juni 1908 te wachten; wa ren wij dan nog niet terug, dan moest hij naar het zuiden terugkeer en. Don volgenden dag werden de moeilijkheden nog grootor, het ijs gevaarlijker en na den tocht van slechts 16 mijlen moesten wij een kamp op slaan. Wij bouwden een sneeuwhut. Na rich aan een stuk vleesch en warmo bouillon be novens een dubbele portie thee te hebben gelaafd, keerden onze laatste helpers terug met ledige sleden en uitgehongerde honden. Zooals de telegraaf reeds gemeld heeft, is dr. Cook te Nieuw-York aangekomen en daar plechtig en geestdriftig ontvangen. Zijn vrouw had hij per telegraaf verzooht hem aan boord van de stoomboot Oscar II" te komen begroeten, maar rij was niet op tijd kunnen komen, waarover hij aan zijn vrienden zijn innige spijt betuigde. Voor zijn woonhuis was een prachtige eerepoort opgericht. In de club werd hem een lunoh aangeboden. Op de vragen wat hjj zou antwoorden op de beweringen van Peary, antwoordde hij, werkelijk de Pool te hebben bereikt. Dat sommigen dat betwijfe len of tegenspreken schreef hij toe aan hun onbekendheid mót de stukken, welke in rijn bezit zijn. Overigens verklaarde hij rich be reid, zich te onderwerpen aan do uitspraak van bevoegde rechters en zich te houden aan zijn belofte om do getuigen, die bewij zen zullen dat hij aan de Pool is geweest, naar Amerika te laten komen. De gemeenteraad van Nieuw-York heeft besloten dr. Cook het eereburgerschap aan te bieden. Dr. Cook hooft in een onderhoud ver klaard, dat hij van verdere ontdekkingsrei zen in de Poolstreken afziet en de Zuid pool gaarne zal overlaten aan kapitein Soott en luitenant Shaoklcton. Te Nieuw-York was bekend gemaakt, dat Peary van Sydney (Nieuw Schotland), waar hg ook met veel geestdrift ia ontvan gen, direct naar zijn huis in Maine zou gaan en daar voorloopig in afzondering zou leven. Naar luid echter van de laatste telegram men uit de Vereenigdo Staten laat Peary zich toch fêteeren, ondanks zijn plechtige verzekering, dat hij geen openbaar hulde betoon meer sou willen aanvaarden, vóór dat de zaak met Cook finaal tot een oplossing zou rijn gebracht. De ontvangst welke Peary bij aankomst te Portland, in den staat Mai ne, eergisteren bereid werd, was groot- scheepsch en geestdriftig. De staatsgouverneur Femland woonde een feestmaal bij, des avonds ter eere van Peary gegeven. Het gedrang om toegang te krijgen tot de feestzaal was zóó groot, dat Peary ternauwernood kon binnenko men. De gouverneur hield een tafelrede, waarin hij Peary lof toezwaaide. DeZa sprak een woord van dank, maar roerde de Oook- polemiek niet aan. De betoogingen van het publiek ter eero van Peary waren zoo geeri;- driftig, dat Peary er geheel van onder den indruk kwam. Nederlandsche werkzoekenden in Groot-JBritannitt. Blijkens van den consul-generaal.t© Lon den ontvangen inlichtingen komen geregeld Nederlanders naar Londen, die ojc grond van onjuiste voorspiegelingen of verouder de inlichtingen de reis daarheen? hebben gemaakt en doorgaans in hun verweohtin- gen aldaar een bestaan te rindeD, teleur gesteld worden. De beroepen waarvoor dit in het- bijzon der geldt, zijn die van meubelmaker, siga renmaker, kantoorbediende, bankwerker en verder alle beroepen in verband staande met het bouwen van huizen en van schepen. Het vorschijnsel is echter niet tot doze be paalde bedrijven beperkt. Daar velen dier Nederlanders>bij hun komst te Londen niet in het bezit zijn van voldoende geldmiddolon, komen zij vaak reeds na eenige dagen de tusschenkomcA in roepen van hot consulaat-generaal om op staatskosten naar Nederland te kunnen tc- rugkeeren. Ten einde belanghebbenden teleurstelling gen te besparen, vestigt do minister van buitonlandsche zaken er de aandacht op, dat de arbeidstoestanden in Groot=Britan- niè thans niet van dien aard rijn, dat ver wacht kon worden spoedig werk te- vinden en dat aan hen, die op avontuur daarhoen zijn vertrokken, bij mislukking hunner po gingen om werk te vinden, geen geldelijke steun vanwege den Staat kan worden ver sohaft. Zij dio, niettegenstaande den on- gunstigen toestand, toch trachten" willen zonder persoonlijke connecties een be trekking in Groot-Britannië te vermees teren, zullen wel doen, zorg te dragen voor 1. het vooraf inwinnen van grondige in lichtingen; 2. het medebrengen van voldoondo mid delen, om het daar eenigen tijd te kunnen uithouden en om bij niet slagen dë terug reis te kunnen bekostigen; 3. het medebrengen van getuigschriften, identiteitspapieren enz. 4. het rioh na aankomst persoonlijk aan melden aan het consulaat-generaal te Lon den (respectievelijk aan een der andere consulaire posten) tot het bckomon van eventueel noodige inliohtingen. Zelfs al is aan deze voreischten voldaan, dan is er nog geenerlei zekerheid, dat po gingen, om werk te vinden, mot goedori uitslag zullen worden bekroond. („Stot.") Weder een znok-Tnn Bloeckeren. Eenigen tijd geleden heeft oen bericht in de pers de ronde gedaan, volgens hetwelk onze gezant to Stockholm om gezondheids redenen ontslag zou hebben gevraagd. Hot „Hbl." verneemt nu, dat de gezondheidstoe stand van den heer Van Heeckeren geens- ains de naaste aanleiding tot zijn ontslag aanvrage ia geweest, dooh dat die aanleiding veeleer is te zoeken in een beschuldiging, door hooge bemiddeling tegen hom inge bracht en dio hierop neerkwam, dat hij handelingen zou hebben verricht in strijd met de belangen van het land zijner vesti ging. Het blad verneemt in tusschen, dat in Btede van het ontslag zonder moor, den heer Van Heeokercn wachtgeld zal worden gegeven. VivIseeHc. De oommissie, ingesteld 23 Febr. 1907, ter beantwoording van de vragen, betrek king hebbende op proefnemingen met le vende dieren, tevens om te onderzoeken welke proefnemingen geheel moeten wor den verboden en aan welk*» voorwaarden de toegelaten proefnemingen moeten wor den onderworpen, heeft thans haar taak ten einde gebracht en de vrucht harer werk zaamheden neergelegd in eon rapport, waarvoor aan de leden der oommissie do dank dor Regeering is betuigd. De commissie bestond uit de heeren: mr. J. W. H. M. van Idsinga, lid van de Twee de Kamer, voorzitter; dr. M. A Brants, burgemeester van Schiedam; R. P. van Calcar, hoogleer aar te Leiden; dr. J. Poel» dir. der Rijksserum-inrichting te Rotter dam; dr. 0. L. Rümke, arts te 's-Graven- hago; mr. W. J. Snouok Hurgronje, te 's-Gravenhagedr. 0. H. H. Spronck, hoogleeraar to Utrecht, en mr. A G. Vree- de te Hilversum, secretaris. („Stot.") 14) „In die couranten? Hebt ge niet zooveel invloed, Ohuok, dat gij de zaak geheim kunt houden? Denk aan de damee I" „Ik y&l mijn best doen. En er zit voor jon niets anders op dan uit de stad te verdwij nen, tot je baard weer behoorlijk gegroeid is. Bovendien was het je verdiende loon, wanneer de verslaggevers aohter je streken kwamen." „Ik verdwijn uit de stad, Ohuok, onmid dellijk, met den eerstvolgenden trein." Hier werd ons gesprek door een politie agent gestoord. „Een brief voor den heer Osborne", aeide hij spottend. Meteen wierp hij War- burton den brief toe en verdween weer. Nieuwsgierig scheurde de heer Osbor ne het oouvert los een zeer aristocratisch couvert, zooals ik dadelijk merkte en haalde den brief er Uit. Ik sloeg rijn gelaat nauwkeurig gade; eerst verried het belang stelling, daarna verrassing, welke door een zekeren blijden triomf werden vervangen. Vergenoegd sloeg hij zich op rijn dijbeen. „Warempel, Chuck, ik doe 't!" „Wat?" „Luister eens." Hij kuohte, hield het ge parfumeerde papier tegen zijn neus cn ludïte weer. „Aan den heer JameB Osborne! Ik heb over de zaak nagedacht en ben tot l ït besluit gekomen, dat er mogelijk wel éx n vergissing kam plaats gehad hebben. On getwijfeld is in de eerste plaats mijn eigen koetsier te laken, wijl hij zijn post heeft ver laten. Hij werd daarom heden ontslagen. Ik heb heel goed t pgemerkt, hoe gij gister avond de paarden in uw macht hadt. Moge lijk wilden zij werkelijk op hol gaan. Maar hoe dat ook moge rijn, ik heb een koetsier noodig. Uw bedrevenheid in de behandeling van paarden heeft ons gisteren voor een ernstig ongeluk behoed. Wanneer gij belo ven wilt? geen whiskey te drinken, goede aanbevelingen en geen andere betrekking hebt, meld u dan vanmiddag om drie uren aan. Het adres gaat hierbij. Uw salaris be draagt maandelijks veertig dollars. Gij moet mij op mijn toertjes te paard begeleiden." „Zij moet de straf betaald hebben," zeide ik. „Dat gaat alles te boven, wat ik ooit heb gehoord. Laat je in hechtenis nemen en wil je nu als koeteier huren. Hoe hebt gij gezegd, dat gij heet?" voegde ik or laconiek bij. „Ik heb geen naam genoemd, Ohuok,'' antwoorde hij glimlachend. „En ik ben dat ook niet van plan." „Waarom niet?" „Om de eenvoudige reden, dat ik voorne mens ben de batrekking aan te nemen," zeide hij verbluffend koel. „Wat!" nep ik. „Gij domme ezel I Wilt gij je familie aan den spotlust van do ge- heele stad prijs geven?" Ik was werkelijk boos. „Evenmin mijn familie als het publiek zal er iets van te weten komen," beweerde hij onvei-zettelijk. „Maar wanneer gij herkend wordt?" bracht ik hem onder het oog. „Het is een voudig krankzinnig na hetgeen Je zoo juist is overkomen." „Ik beloof geen whiskey te drinken," gaf hij heel ernstig ten antwoord. „Gij wilt mij foppen, Bob." „Ik denk er niet aan, Ohuck. Sinds twee jaren heb ik een baard gedragen. Niemand zal mij nu herkennen, en bovendien, nie mand zal op den koetsier letten. Begrijpt gij het?" „Maar wat tor wereld is je doel?" vroeg ik. „Daar steekt iots achter. Dat is niet een eenvoudige grap, zooals gister avond." „Slimmerd," zeide hij spottend. „Wol- licht hebt gij gelijk, Ohuok; gij weet, dat ik iets te doen moet hebben. Ik heb lang ge noog geluierd. Iu minder dan een week zou mij het familieleven vervelen; dat moet ik tot mijn schande bekennen. Verandering, verandering van lucht, verandering van plaats, nieuw werk, in één woord; ik moet afwisseling hebben. Zonder dio kan ik niet leven." „Gij hebt de dame reeds vroeger ont moet." „Dat geef ik evenmin too als dat ik het bestrijd. Dit k eens iets geheel nieuws. Stel je toch het vermakelijke geval voor, wan neer ik mensch en ontmoet, dis ik ken en die mij niet kennen. Voor geen geld liet ik mij deze gelegenheid ontgaan." „Maandelijks veertig dollars," zeide ik woedend. „Juist voldoende voor sigaren." „Kom, Bob, wees verstandig 1 Gij kunt je toch niet als koetsier in Washington la ten zien. Wanneer dat in de couranten komt, moet gij je schamen. Ze zullen je niet 'eens meer ala klerk by een consulaat van den derden rang nemen. Stel je eens voor, wanneer gij Jack en rijn vrouw of Nanoy ontmoettet? Denkt ge, d!at rij jou niet dade lijk zouden herkennen?" „Ik wil het er op laten aankomen. Ik zou eenvoudig loochenen, dat ik ze ken. Dan zullen zij gaan twijfelen en mij met rust la ten. Ik moet het in elk geval doen, Ohuok. Gij zult dat op zekeren dag zelf inzien." „Maar noem toch den naam der dame, slechte den naam." „Welja! Opdat gij mij ttaenuffolfc en mij zoo spoedig mogelijk aan de kaak stélt. Neen, dank je wel 1 Bovendien ben ik vast besloten; gij moest mij toch langzamerhand zoo goed kennen, dat gij wist, dat ik niet toegeef; dat is mets voor mij. En allee wèl beschouwd, wat steekt er dan voor ver keerds in? Ik kan mets ontdekken. Wellicht duurt het niet eens langer dan dezen dag.'' „Dat ie te hopen," antwoordde ik uit mijn humeur. „Ik ben van plan, dezen brief persoonlijk te beantwoorden en zoo mogelijk uit te vinden, waarom zij mijn straf heeft betaald. Hansworst of niet, ik wil de zaak te weten komen.'' Daarop Btak hij smeekend zijn hand naar mij uit en zeide overredend': „Kom, Chuck, beloof mij, dat gij zult zwij gen. Ik zal je af en toe een regel schrijven, opdat gij weet, hoe ik het maak. Wanneer ik vanavond kom, sal ik wel een voorwend sel vinden. Ik ga ergens in het Noorden ja gen.'Een plotselinge uitnoodiging. Begrijpt Sijt" „Ik kan Nancy nooit meer open in de oogen zien", veridaarde ik „Kom, Bob, doe het niet. Het klinkt wel heel vermake lijk, maar geloof vrij, dat het je, eer wij vier en twintig uur verder rijn, zal berotf- wen. Gij rijt te West-Point, de voornaam* ste krijgsschool der wereld, geweest' en wilt koetsier worden I" „Ik ben het nu toch reeds eenmaal ge weest en daarvoor een nacht opgesloten. Gij' spreekt in den wind, Ohuck." „Voor den drommel mot je kunsten 1 Ik beloof, dat ik zal zwijgenmaar wanneer gij weer in een dergelijke netelige positie go- raakt, behoeft gij mij niet te laten halen. Ik help je er niet weer uit." „Ik weet eigenlijk niet, waarmede gij het ditmaal gedaan hebt. Doch kom, laten wij gaan. Hebt gij een sigaar? Ik sterf van ver langen er naar." Plotseling kwam ik op oen prachtige ge dachte. „Weet go, dat juffrouw Annesley, die gij op de boot hebt gezien, te Washington Is en gisteravond op het bal bij den gezant was?" „Zool Werkelijk?'' Hij was mij te slim af. „Wanneer ik deze geschiedenis acht©* den rog heb, moet Nancy mij aan haar voor stellen Hebt gij haar gezien?" „Ja, en ook met haar gesproken. Ziet gij nu in, wat gij gisteravond gemist hebt?" „Ja, een goede nachtrust en vanmorgen' vroeg een koud bad." „Waar moet. ik zeggen, dat gij vannacht rijt geweest?" vroeg ik na een poosje. De heer James streek rich peinzend ove* de kin. „Daaraan heb ik nog niet gedacht. Zeg, dat ik een kameraad had ontmoet en dat» dij mij tot een spelletje heeft verleid." (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1909 | | pagina 9