No. 15213. LEIBSCH DA93LAB, Zaterdag* 25 September. Anno 1909, PERSOVERZICHT. FEUILLETON. De nieuwe rijfcnechin Wij lezen in ,,D e Nieuwe Oou- f ad t" van gisteravond Waarblqftde brochure! Geachte Redactie Liefst was - niet op reis gegaan, zonder in de bekende zaak nader van mij te hebben doen hooren. De wij^e echter, waarop men, als ware het bij druppels, zijn ondersteld bewijsmateriaal publiceert, maakt mij dit niet wel <foenlijk. Ik kan niet nogmaals het woord nemen, zoolang ik niet weet, of nu al de stukken voor mij liggen. K u y p e r. 's-Gravenhage, 7 Juli 1909. Dit briefje kwam voor in „D e Stand aar d" van 8 Juli. Den dag daarna vertrok dr. Kuyper naar buitenaf, waaronder later Zwitserland bleek te moeten worden ver- staau. Het is thans 21 September. Het gedrup- pel, waarover dr. Kuyper zich beklaagde, heeft sedert zijn vertrek n .ar het buiten- Land opgehouden en hoewel niemand dan hijzelf woten kan of nu ,,al de stukken" voor hem liggen, zoo is toch blijkbaar het voorhanden „bewijsmateriaal", dat voor publicatie beschikbaar is, thans uitgeput Van het voornemen om een interpellatie te houden in de Kamer is, woo meldde het ,,H a n d e 1 s b 1 a d", afgezien, cl komt, misschien de zaak bij de begrooting ter spreke. Dr. Kuyper is sinds 7 September berug in het land en neemt weder aan het openbare leven deel. Hij woonde enkele Ka mervergaderingen bij en men speurde reeds even zijn hand in „D e Standaar d". De tijd sohijnt dus gekomen, dat hij over eenkomstig de in zijn briefje te kennen ge geven voorkeur handele: „Liefst was ik niet op reis gegaan, zonder in de bekende zaak nader van mij te hebben doen hooren..." Blijft hfij thans zwijgen, dan schijnt er geen reden te bedenken waarom hij ooit zou spreken. En dat wil hij zelf niet noch ook zijn bondgenooten en vrienden, die bij na zonder uitzondering hebben verklaard le villen „afwachten", omdat er geen vol doende gegevens waren en omdat dr. Kuy per stellig nog meer zou zeggen dan bij in zijn eerste, algemeen ontoereikend geachte antwoord op de ,,Volk"-onthullingen deed. ,,D e (R.-K.) T ij d" heeft, toen dr. Kuy per van zijn reis terugkeerde, bericht, dat er weldra een brochure van zijn hand zou verschijnen. Het gerucht liep, dat daarin de beschuldigingen schitterend zouden wor den weerlegd. Waar blijft de brochure? Wij hebben vroe ger, uit zeer goede bron, de verschijning van een brochure Westmeyer aangekondigd deze echter is nooit verschenen; men eegt, dat Mathilde, naeen bezoek in de Kanaalstraat, van het uitgeven van het ge schrift heeft afgezien. Wij kunnen ons zeer goed voorstellen, dat dit door dr. Kuypers invloed is geschied maar mag men aan nemen, dat thans het omgekeerde zou plaats hebben en de brochure Kuyper ach terwege zou blijven op aandrang van Ma- thilde? Het zou niet te gelooven zijn, in dien er in deze zaak nog iets om zijn on waarschijnlijkheid te verwerpen ware! Hoe dit zij wij vragen met eenigen aandrang om de verklaring, welke dr. Kuy per aan te openbare meening van zijn land op 7 Juli 1903 begreep verschuldigd te blij ven. Het behoeft niet bepaald een brochure te wezen. Maar het wil ons voorkomen, dat een journalist en staatsman, als hij. in ons midden teruggekeerd, zijn pen of zijn woord tot iets anders niet kan gebruiken, Vóór hij de halve belofte, bij zijn vertrek afgelegd, heeft ingelost. In een kruiskopje De jaohtmaan- ir e n zegt „D e Maasbode" in haar ochtendblad mn heden: Ongeveer terzelfder tijd, dat in Nederland weer de jacht op grof wild geopend ia, is bok de groots klopjacht tegen dr. Kuyper weer begonnen. Voorop ging reeds de „Nieuwe Rot- terdamsche Courant", de opper jagermeester met groote biafhonden en de 18) ,,Gij wilt zeker niet gaarne door uw Vrienden herkend worden? Ik wed tien tegen één, dat gij er bij vergissing met het verkeerde mesje van door zijt gegaan. Ik u in het oog houden." Toen zij het politie-bureau betraden, keek iWarburton met eenige nieuwsgierigheid om ei ah heen, want dit was zijn eerste konnis- poaking met den arm der wet. Deze stond hem echter niet al te best aan. Het lokaal met zijn kale banken en zijn gemengd pu bliek kwam hem niet zeer uitlokkend voor.- Hij word op een stoel tusschen een paar opgedirkte dametjes gezet en een onaange name reuk van bedwelmende dranken en goedkoopen parfum deed zijn nieuwsgierig heid spoedig verdwijnen. Na verloop van eenigen tijd hoorde hij een 'dezer verwelkte schoonen aacht tegen de an dere zeggen: „Kijk toch de mooie dames eens Die zijn nu eens elegant 1" Op hetzelfde oogenblik keek Warburton naar de aangewezen richting en ontstelde hevig. Twee dames, beiden het gelaat ach ter een dichten, zwarten sluier verborgen 1 Do kleinste boog zich naar voren en hij waa Overtuigd, dat zij hem onderzoekend be schouwde, Hij zag, hoe zij haar gezellin iets in het oor fluisterde en daarop blijkbaar de zelfde opmerking tegen den commissaris van politie herhaalde. Warburton voelde, dat hij van schaamte bloosde, 't Waa ook 'een mooie positie, om daarin door een fat soenlijke dame gezien te worden 1 brieeahende paaiden, de opgesperd© neus vleugels hoog in den wind. Bij dit honorabel gezelschap gaat zich nu ook de meer beschaafde „Nieuwe Cou rant" aansluiten, die daar zoo pas met een artikeltje komt aandragen, dat heel sterk riekt naar kruit. De redactie is echter zoo beleefd om niet precies naar een „brochure" te vragen. „Het behoeft niet bepaald een brochure te wezen," zegt het blad. We zijn tevreden met een „verklaring," Maar die „verklaring" moot en zal er komen. Zoolang die „verklaring" er niet is, mag dr. Kuyper geen woord meer in „D e Standaard" schrijven of in het parle ment spreken, meent de redactie. Ziedaar nu weer het komische element Hoort eens hier, heer en, gij hebt tot nu toe heel deze zaak met het noodigo ver toon van ernst behandeldgij hebt met de strakke tronie van een rechter uw pleidooi en gehouden, zeer streng doende tegen dien boozon man, tegen dat slechte individu, dat „buitenaf ging naar uw zeggen, om „het onweer te ontvluchten" en ge hebt u in uw pers voor het publiek opgesteld met zoo iet© in uw gezicht van iemand, dio daar pas een misdrijf, een complot tegen den staat heeft ontdekt.... Zorgt dan ook, dat ge de zaak ernstig houdt, blijft uw rol spelen tot het einde toe, want als gij zóó doorgaat, zijt giij mooi bezig om heel do affaire in het komische te verdrinken. Op dien weg voortgaande, moet ge er zelfs toe komen om uw redaotiestaf te laten posten voor het gebouw van de Tweede Kamer en het huis in de Kanaalstraat, maar zóó zoudt ge met nw grapjes op gevaarlijke wegen verzeilen, want nog altoos bestaat in Nederland de wot-Kuyper van 1903, die spreekt van „hinderlijk volgen." Hoe ,,D e Nieuwe Oourant" intus- schen over dit alles ook denke, zeker is, dat tusschen haar artikel van heden en het uit- aetten van posten bij de deur in de Kanaal straat nog maar één stap ligt. Het „Handelsblad" schrijft: De anbirevolutionnaire Kamerclub heeft dr. Kuyper tot haar voorzitter geko zen. Is het geschied onder voorbeding, dat hij zich zuiveren zal? Want het komt ons ongelooflijk voor dat, terwijl de ernstige beschuldigingen tegen dr. Kuyper nog vol strekt onweersproken zijn en door dr. Kuy per nog geen poging is aangewend' om de beschuldiging te weerleggen, de antirevo- lutionnaire Kamerclub, zonder !>eding, haar blijvend vertrouwen in den leider zou uit spreken. Ieder, die wel eens met antirevohitionnai- ren van naam gesproken heeft, weet, dat dit vertrouwen, het moge dan nog bij de meerderheid der antirevolutionnairen zete len, ook onder de leden van die partij niet meer algemeen is. Daarom blijven wij ge looven, dat door dr. Kuyper's partijgeuoq- ten een ernstige poging zal pc daan worden om klaarheid in deze zaak te krijgen. De m i 11 I o e n e n-n o t a heeft „H e t Huisgezin" (R.-K.) tot dc overtui ging gebracht, dat de financieele toestand des lands inderdaad nog treuriger blijkt dan reeds uit de openingsrede op te maken viel. Kan het verwondering baren, dat, waar het tekort zulke afmetingen aanneemt, mi nister Kolkman naar allo kanten vangt en grijpt om een sluitende rekening te krijgen? zoo vraagt het blad. En verder zegt het: „Met de 10 opcenten op de vermogens- en bedrijfsbelasting, de 30 op de invoerrechten, de 40 op den jenever-accijns komt hij er nog niet. Geen wonder dus, dat ook de successie belasting er aan zal moeten gelooven, en dat de directe belastingen (afgezien van de 10 op oen tenj in het vervolg meer rnillen moeten opbrengen. Het kan eenvoudig niet anders." En nu de toestand zoo bedenkelijk is, vindt ,,H et Huiegezin" de veerhoo- ging van den jeneveraccijns het eerst aan gewezen middel en een verhooging der di recte belastingen alleszins billijk. „James Osborne 1" riep de klerk Een jx>iitie>-agent wenkte James en deze begaf zich J^aar de bank der beschuldigden. De conuniesaris van politic beschouwde hem koel van het hoofd tot do voeten. „Kaam V „Jamee Osborne." „Waar geboren?" „Te Nieuw-York" „Hoe oud?" „Acht en twintig." „Getrouwd?" „Neen, mijnheer de commissaris." „Hoe lang zijt gij reeds koetsier?" „Nog niet heel lang." „Hoe lang?" „Nog geen vier en twintig uren." Een glimlach gleed over de geziohten der aanwezigen. „Hm! Gij wordt beschuldigd van wange drag, woest rijden en een poging tot aan randing. Deze laatste beschuldiging is inge trokken, tot uw geluk. Dus vijf en twintig dollars voor woest rijden en tien voor wan gedrag of dertig dagen." „De paarden zijn op hol gegaan, mijnheer de commissaris." „Ja, wijl gij de zweep hebt gebruikt. De agent verklaart, dat gij dronken zijt ge weest „Mijnheer de commissaris, ik heb een ver. keerd rijtuig genomen. Ik had nummer een en zeventig en heb op zeventien geant woord." Hij vroeg zich af, of zij wel aan deze beweringen geloof zou schenken? „Moet dat verklaren, waarom gij een ren baan van een onzer hoofdstraten hebt ge maakt?" vroeg de commissaris hoonend. ..Ik kan slechts zeggen, mijnheer de oom- „D e T ij d" concludeert: „Hetzij men meegaat mot de vroeger gangbare opvatting van gewonen en buiten gewonen dienst, hetzij men die van den te- genwoordigen Minister van Financiën hul digt, steeds blijkt, dat in 17 jaar de „bui tengewone dienst" de voordeelige saldi niet alleen heeft opgeslokt, maar dat hij boven dien een tekort veroorzaakte. Zeer zeker kan dit nog „bevredigend" genoemd war den uit een algemeen financieel oogpunt} maar voor de belastingschuldigen, die aan houdend deze tekorten moesten aanzuive ren, ware toch een andere boekhouding, waarbij eerst de overschotten werden vast gesteld en daarna bepaald voor welke bui tengewone diensten ze werden besteed, heel wat aantrekkelijker." Over Z on dag 8 viëTin g zegt „Het Huisgezin": Men behoeft geen droogstoppel en geen kwezel te zijn, om te vinden, dat het tegen woordig met de Zondagsrust on de Zondags heiliging niet geheel is, zooals het behoort. Wie het zoo zegt, drukt zich stellig zeer ge matigd uit. Indien men zei, dat het met. de schending der Zondagsrust en de ontwijding van den Zondag de spuigaten uitloopt, zou men niet zoo heel ver bezijden de waarheid zijn. In den ouden tijd was zeker niet alles goed, maar den Zondag hield men toch beter in eere dan tegenwoordig. Men deed meer aan Zondagsheiliging en aan Zondagsrust. Wat de godsdienstoefeningen betrof, haalde men 's Zondags in wat men a n do week moest te kort schieten: men had des Zondags den tiid. het kon er af en men wilde het er dan eens goed van nemen. En al sloot men zich het verdere van den dag niet ge heel en al in zijn huis als in een kluis op, men bleef toch meer te zpmen in den familie kring, en aan het lezen van oen goed boek, een stichtelijk boek vooral, werd meer gedaan. En tegenwoordig Gelukkig niet allen, maar toch velen vol doen ternauwernood, haastig, omdat het zoo moet en men er goedschiks niet buiten kan, aan den meest dwingenden godsdienstplicht. En al vroeg op den dag zwermen zij uit, om eerst laat in den avond thuis te komen. Er is altijd en overal wat te doen, men heeft veelal de moeilijkheid der keus, en iedere on, jong en oud, arm on rijk, wil er bij zijn. £oo blijft voor velen van de Zondagsheili ging maar een schijntje over, en de Zondags rust gaat geheel teloor, voor zichzelf en voor de velen, die men tot schending van Zon dagsrust en -heiliging dwingt. Ku moet men, om volkomen billijk te zijn, met de veranderde tijdsomstandigheden ©eni germate rekening houden. Het gaat dikwijls niet aan, vergaderingen op een dag in do week te houden. Er is een goedkoope reisge legenheid, en men profiteert daarvan om een familielid op te zoeken of eens een mooie ctrook io zi&n, waar ïncn anders niet licht komt. Er is eens een keer een feestje: ker mis, tentoonstelling, 'wedstrijd, uitvoering, en men kan toch niet altijd thuis zitten en zich overal "buiten houden. Indien het hij een keer bleef, zou niemand klagen, tenzij misschien de strenge en stroeve Puriteinen, wier meening men kan en behoort te eerbiedigen, zonder daarom gohouden te zijn hen "na te volgen. Maar het blijft niet bij een keer; wat uit zondering diende te zijn en als zoodanig lichtelijk zou worden verschoond, dreigt meer en meer Tegel te worden. Uitstapjes, pret jes, vermakelijkheden beheerschen den Zon dag, en het groote gebod: Wees gedachtig, dat gij fden Sabbatdag heiligt, komt leelijk in het gedrang. Het jonge volk ziet het slechte voorbeeld der ouderen en vervalt zoo licht in do ergste overdrijving, waar de moerhejaarden in hun leeftijd en iii andere omstandigheden nog een, zij 'het soms zwakke, rem vindon. Er heerscht onder ons, katholieken, op allerlei terrein groote bedrijvigheid. Voor een aantal goede zaken zijn wij in de weer. Veler lei misstanden trachten wij uit den weg te ruimen. Het is alleszins loffelijk. Maar verliezen we hij pDs ijveren ook de Zondagsviering niet uit (het oog. Laat wie invloed heeft dien aanwenden, om medé te werken tot miesaris, dat alles op een vergissing be rust." „De vergissing was, dat gij van den bok staptet, om iemand onverhoeds te overval len. Wie zich vergist, moet de schade dra gen. Deze vergissing kost u vijf en dertig dollars." „Ik heb geen penning in den zak." „Sluit hem op, agent, en houd hem vast totdat zijn straf betaald is. Ik kan er niets afdoen. Geen woord meer I'' riep hij, toon Warburton tegenwerpingen wilde maken. Toen James in zijn cel was teruggekeerd, vroeg hij dadelijk om pen, inkt en papier. Om halfelf 's morgens van dienzelfden dag ontving ik het volgende briefj'et „Beste Chuck! Ik bevind mij in den provoost en verkeer in een zeer netelige positie. Ik wilde mij gisteravond met de beide d mes een grap veroorloven en trok daarom de liverei van een koetsier aan, nam het verkeerde rijtuig en werd in hechtenis genomen. Breng mij vijf en dertig dollars en een kostuum en wel zoo spoedig mogelijk. En zog er niemand wat van, het allerminst mijn familie. Ik heb den naam James Osbo-ne opgegeven. Maar haast je. Bob." Ik haastte mij VIII. Toen men Bob miste ©d zijn bed onaan geroerd, zijn hoed en overjas aan den kap stok, zijn van hem onafsoheidenlijke stok in den parapluiestander vond, werden allen zeer ongerust. Ook in den stal kon Jack niets te weten komen. William hod de da- stuiting der te ver gedreven Zon dage verma kelijkheden en laat ieder onzer in zijn kring althans een goed voorbeeld govcn. De wet zou misschien iets vermogen, maar tooh al leen indien 'de goedgezinden wilden moe wer ken. Laat deze actie in ieder geval jaiet op de wet wachten, maar zich reeds thans ont plooien. Het is waarlijk meer dan hoog tijd. Onder het hoofd De Standaard en de Grondwet zei „De Nieuwe Oou rant": In het 'artikel, dat „De Standaard" aan de Openingsrede wijdt, ii nogal merk waardig de half bedekte aansporing om de Grondwet van liberale smetten te zuiveren en daarin op te nemen „de grondbeginselen, waarvan een Christelijk staatsbeleid moet uitgaan." Het blad schrijft zelfs: „Zal 1848 blijven, of zal wat toen in den grondslag van ons Staatsrecht feil ging, in zijn beginsel Worden verbouwd?" Dit ziet er zeer gevaarlijk uit. De strijd tusschen Thorbecke ën Groen van Prinsterer heropendeen „antirevolutionair staatsrecht" fn de Grondwet; de beginselen van 1818 daar uit verwijderd I Het artikeltje is typeerend voor do zucht Qm onrust in do politiek te bevorderen, do partijen tegen elkaar op te jagen, uitgevoch ten geschillen een nieuw leven in te bla zen welke do hoofdredacteur van „D e Standaard" bezielt. Hot stelt tevens op nieuw in het licht, dat de antirevolutionaire afdeeling van 'do ooaLitie de zetel is van het hardnekkigste 'en onverzoenlijkste anti- libcralisme. Maar heel ongerust over deze aangekon- digdc.n aanslag op de Grondwet behoeven liberalen, zich met dat al, naar ons voor komt, niet fe maken. Dc beginselen van onze Grondwet zitten er goed in bij ons volk, liberaal of niet; die krijgt men er zoo licht niet uit. En om van de christelyk- historischcn nog te zwijgen wio weten wil hoe diep 'de sympathie van de sterkste partij der coalitie, 'do roomsch-katholieken, voor de anti-rovolutionaire beginse len en practijk van Jiot staatsbestuur wor telt, die zie maar eens wat er in de Room- sche pers al zoo naar aanleiding van Breu- kolcn geschreven wordt en mot name wat in „De Geld er 1 an dor" te lezen staat. Onder het opschrift Internationaal Centrum schrijft „De Standaard": Het groote Congres van de veeart sen is oen ongemeen eucoes geweest, on zoowel aan minister Talma als aan prof. Schimmel komt de cere toe dit succes op tactvolle wijze bevorderd te hebben. To meer stellen we dit op prijs, omdat het voor ons van het hoogste belang is, dat het Hof van Arbitrage niet geïsoleerd blijve staan. Er kan in dit Hof van Arbitrage een waarborg voor onze toekomst liggen, maar alleen zoo het door andere oentrale bureaux versterkt worde. Op zichzelf staat het te zwak. En zoo het aan Genèvo of Brussel gelukt, om dc andere centrale bureaux naar zich te trekken, missen we zelfs allo zeker heid, dat het Hof van Arbitrage hier blijft. Het was daarom, meer dan velen gisten, een zaak van aanbelang, toen men te Buda- Pesth op het medisch Congres besloot, het oentraai medisch bureau in Den Haag te vestigen en prof. Wenokebach tot directeur- generaal van dit bureau te benoemen. Hot ia dan ook zeer t© hopen, dat onze Regecring mot milde hand de middelen zal vorstrek- ken, om de vestiging van .dit bureau in Den Haag mogelijk te maken. Het hiorvoor uitgegeven geld zal strekken om onze positie in Europa nogmaals vaster te maken. Zelfs zal men eerlang nog verder moeten gaan en ook de oprichting van oen Hof van Internationaal Privaatrecht in onze Resi dentie moeten ter hand nemen. Nu eenmaal een codex van dit recht allengs tot stand komt, i ets, waarvoor mr. Asser zoo schoonen grondslag heeft gelegd, kan de eindbeslis sing in voorkomende twistgedingen niet aan elk land in het bijzonder worden overge laten. Daarvoor loopt dc rechtsbedoeling in de verschillende landen te zeer uiteen. En alleen een opperste Centraal-Gerechtshof kan in deze bedoeling van het internationaal privaatrecht do vereischte, ja, dc onmisbare eenheid brengen. mee zelf naar huis gereden en durfde niet spreken. Jack telefoneerdSe mij en ik snelde naar hem toe. „Misschien heeft hij vannacht nog een paar vrienden opgediept", veronderstelde ik. „Maar rijn hoed hangt immers aan den kapstok!" riep Nancy. „Er bestaat zeker niet de minste reden om ons ongerust te maken. Ik zal hem in de stad zoeken. Misschien is hij in een club. Gelukkig voor den heer James Osborne ging ik eerst nog eens naar huis en vond daar zijn brief 's Middags was ik op het politiebureau met vijf en dertig dollars ge wapend en een van mijn eigen kostuums. „Ik zoek een als koetsier gekleeden jon gen man, die hier den nacht heeft doorge bracht. Ik wil rijn straf betalen." „James Osborne?" „Ja, dat is de naam, James Osborne l" En ik tastte in mijn zak. „De straf is zooeven betaald. Wij wilden hem juist op de vrije voeten stellen. Hier, agent, breng dezen heer naar de oei van James Osborne en zeg dezen, dat hij kan heengaan." Zijn straf was reeds betaald I Hij had dus toch geld in een zak gevonden. Op weg naar de cel vroeg ik mij af ,wat do schavuit toch wel mocht uitgevoerd hebben, dat men hem in hechtenis had genomen. Ik was ten hoog ste geërgerd, maar bij het zien van hom los te zich mijn ergernis in een onbedaarlijk gelach op. „Goed zoo. Lach maar, oude baas. Ik wou, dat gij eenige uren in mij® vel badt gestoken." Ik lachte opnieuw. „Hebt gij de vijf en dértlg?" vroeg hij. Een vaste post op ons budget om <lcz^ internationale belangen te bevorderen, en dd bureaux er zooveel mogelijk voor naar onzej Residentie te lokkeu, zal dan ook niet kunnen' uitblijven. En daarom te meer juichen waf het toe, dat de Regeering dit Voeartsenij- kundig Congres zoo uitstekend ontvnngoa en bejegend heeft. Niet het minst ook aan den Prins voor zijn voortref lijk optreden onze dank. 8prekende over de onder w ij spa ra* graaf uit de Troonrede zegt „De Bod e," orgaan van den Bond van Ned,- Ondorwijzers De taak van de Regering bepaalt zich' dus tot begunstiging vau 't biezonder onder wijs. Er staat niet, dat de uitkeringen ver hoogd zullen wordon cn er is misschien niet zo heel veoi kans, dat „De School mot don Bijbel" zijn zin krijgt, maar als wij voor een bepaald wetsontwerp slaan, dan zal 't zeker nog wel meevallen. Af wachten in de boodschap. In een kruiskopjo Broukolou zegt ,,D e Maasbodo" (R.-K.), dat wen nta^, aamnoraon, dat de cijfers der eersto stem ming ten naasten bij den stand der partij en in het district weergeven. Ten minst©, wat de Ka&iolioken on do anti's aangaat, zal men wel de uiterst© elec toral© spanning bereikt hobben. Aangezien in geen twaalf jaren zulk oou krachtmeting beproefd is, weet men nu wat men te Breukelen aan elkander heeft, en dit is dan ook onzes inziens het eenige voor deel, wat men te Breukelen bereikte. Alles, wat daar vorder plaats greop, lijkt ons in het. nadeel der coalitie te zijn. Do tweede bus zaJ dit, naar wij nu be ginnen te vermoeden, nog meer uitwijzen. Want daar zal, beziet men de oijfors goed, voor den Katholieken oandidaat eon zwaro wijs opgaan. Wél heeft de Katholiek een beduidenden voorsprong, zoodat, wilden de anti's billijk rijn, rij diendon to erkonnon, dat Breukelen aan ons hoort. Maar veilig kan men zeggen, dat het grootste gedeelto dor Christ.- Hist, stemmen op den anti zal gaan, terwijl een andor ge deelte der partij eenvoudig thuis blijft. Yan de liberale kiozers geldt, hetzelfde. Zelfs mag men, dunkt ons, beweren, dat verreweg het grootste deel hunner rich ont houden zal, terwijl een klein deel slechts den anti stemmen zal. Liover Turkseh dan paapsoh, is bij dië partij altooe het paiool. De Katholieke candidaat komt dus wel een beetje in de verdrukking, en zoo hij er komt, zal hot wol eon buitengowone mee valler zijn. Wat de thuisblijvers betreft, hot blijkt, dat ruim duizend kiezers zich van het geval niets hebben aangetrokken. De»o zullen och tor wol alleen uit Christ.* historisohon on liberalen hebben bestaan. Duidelijk ia thans gebleken, aldus „H e t (R.-K.) C entr u in", dat Breukelen behoort tot de districten, waar de Recht- sche zetel geen gevaar loopt, ook al trok ken de christelijke partijen niet gemoenf schappelijk ter stembus. Natuurlijk bcteekent dit geenszins, dat daarmee op hot afzonderlijk ter stembus trekken een premie zou worden gesteld. Maar wel is b e w e z e n, dat de zetel van Breukelen onneembaar is en dat do pessi mistisch© voorspellingen over het vcrloron- gaan van dit distriot „door het optreden dier katholieken" geen grond hadden. Breukelen blijft behouden, hoe ook het verder verloop van de campagne moge zijn. De katholieken en anti-re volutionnair en voeren thans een wedijver, waarbij de regee- ringsmeerdorheid geen verlies kan lijden, en de coalitie blijft, wat rij was, een strijd, die, welke de uitslag wezen mag, althans dit voordeel kan hebben, dat de kennis van het terrein er door wordt verruimd, hot po litieke leven opgewekt en de inwendige or- ganisati© versterkt.. Bij de herstemming zal het er spannen, zegt. „D o Residentiebode" (R.-K.),- „Je straf is immers reeds betaald", lief- nam ik, oonig8zins verrast. „Hebt gij die niet betaald;?" „Ik niet! De klork heeft mij gezegd, dal die zoo juist is betaald." Warburton zette een lang gezicht. „Be' taaldl? Wie kan die betaald of daarvan iets gowoten hobben „Vertel eerst, wat gij uitgevoerd hebt." Terwijl hij zich verkleedde, vertelde hij brokstukken van zijn avontuur, on het is zeer de vraag, wie van ons beiden het mc-est moest lachen. Maar van den geroofden kus reide hij geen woord en ik denk daarom niet slochter van hem. „Wie waren de dames vroeg ik. Eerst keek hij mij weifelend' aan, toen schudde hij zijn hoofd. „Weet gij het niet?" vroeg ik ongeloovig., Hij haalde zijn schouders op, lachte en trok rijn schoenen aan. „Ik heb altijd geweten, Chuck, dat ik ds hansworst der familie ben, maar dat ik mijn rol zoo goed zou spelen, rou ik zelf nooit geloofd hebben. Maar kom mee uit dit boL Wanneer ik slechts wist, wie de straf bo- taakL heeft. Neon, d&t is toch onmogelijk I"- „Wat is onmogelijk?" „Niets, niets", antwoordde hij lachend, maar zijn levensgeesten waren plotseling eenige graden gestegen. „De geheele geschiedenis zal in de avond bladen te lezen rijn," zeide ik. Een klein© sohrik kon niet anders dan hem goed doeni en ik kende rijn afschuw, van alle publiek teit. (Wordt vervolgd*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1909 | | pagina 13