Oe slaapziekte. De oorsproDg der Sandwiches. Zooals bekend is, woedt deze besmette lijk© ziekte zoo hevig in een deel van den Congo, dat gansohe streken door haar reeds ontvolkt werden. Naar men beweert, zou haar kiem of bacil (de Trypanosoma gambiense) door bloedzuigende insecten, vooral door de Tsetse-vlieg of Glossina pal palis, worden overgedragen in het bloed, de hersenen of het ruggemerg van den mensch. Deze kiem vermenigvuldigt zich snel en veroorzaakt een slepende mekte met steeds doodelijken afloop. Zij openbaart zich, soms eerst na jaren, door matheid in de ledematen en zware hoofdpijn, vervolgens door verslapping van het spierstelsel, door krampen, en meestal ook door hooge koorts. De zieke vermagert aldoor, zijn geestvermogens nemen snel en blijvend af, en ten slotte vervalt hij in een toestand ,van steeds toenemende slaperigheid, totdat de dood intreedt. In 1905/'06 onderzocht proi Koch deze 'ziekte in Duitsch-Oost- Afrika en Oeganda, en behandelde de lij ders, nu en dan met eenig gevolg, met tttoxyL Ziehier ongeveer hetgeen mr. Hoomaert, rechter in den Congo, over die vreeselijke ziekte schreef in de „Gazette de Liège." Het bezoek aan die afdeeling, waar de lijders van het laatst© stadium verblijven, is droeviger dan ooit een pen zal kunnen schetsen; zelfs een Dante zou stom staan bij den aanblik zulk eener hel. Niet alleen rijn de lijders als verdierlijkt, in zooverre hun geestvermogens gansoh afgestompt rijn, doch hun lichaam verkeert nog daaren boven reeds in staat van ontbinding. Als levende geraamten liggen zij daar, overdekt met walglijke wonden, en Bterven lang zaam weg onder de vreeselijkste pijnen. De tneesten hebben niet eens meer het besef, de kracht om het voedsel te nemen, dat ncohitans vlak onder hun bereik staat. Keert de kracht soms ook al voor een oögenblik terug, dan is zij de kracht eener razernij, wier aanvallen z66 plotseling en onver hoeds zijn, dat men verplicht is de lijders voortdurend geboeid te houden. De ontvolking neemt overal schrikbarend toe. Waar men vóór eenige jaren nog dor pen zag van enkele honderden gezinnen, riet men thans nog slechts een groep verla ten en bouwvallige hutten. Al de bewoners werden weggemaaid door den dood. De zending van Beghe-St.-Marie is moe ten opgeheven en verplaatst worden, zoo zeer was de bevolking door de ziekte ge dund. De, zending van St.-Tmdo, een be koorlijk en weelderig plekje in een maagde lijk oerwoud, werd eveneens aangetast en zal waarschijnlijk eerlang ook moeten wij ken voor de doodza-aiende kwaal, die tevens de hoop verijdelt op alle vrucht van jaren lange zorgen en moeiten en arbeid. Dagelijks breidt de kwaal zich verder tn±; dagelijks sterft do bevolking meer weg. God bescherm© den Congo en behoede Bel gië voor een kolonie zonder volk Tegenover een kwaal van zulken aard en 'omvang kan wel niemand onverschillig blij ven eh memand minder dan 'de missionnaris. Zij trachten het grootst mogelijke aantal lijders op te nemen, hun smartvol lijden rooveel mogelijk te verzachten, hen te on derrichten en te doopen, hen uit deze «ardsche hel te winnen voor den hemel. Zij doen zulks niet alleen in het belang der zieken zelf, doch tevens in het belang der gezonden, die tot dvcverre nog onaan getast bleven. Zij die lijders op, bij wie nog hoop bestaRC. op herstel; zij zinnen op middelen om de kwaal te bestrijden, om haar te sfcmteö in haar voortgang. Zij bouwen zoogenaamde „Moesoko Na Koelala" of Slaapdorpen, nooals de Zwar ten zeggen, waar de rieken opgenomen en kosteloos verpleegd worden. Zij schenken daarenboven belooningen van enkele va dems katoendoek aan al wie htm een slaap zieke aanbrengt. Het is slecht» met' schroom, dat ik spreek over de toewijding (Her edele Zusters, /(fier vrijwillige ballingen- Ja, bepaald roet schroom; want nooit voelde ik zoozeer de onmacht mijner! pen, dan no ik deciJndzok zou willen teruggeven, dien ik ontving tel kens als ik getuige was van zooveel zelf opoffering en zelfverloochening. Ik heb die Zusters gezien, urenlang ge kromd over een wegterend lichaam, en toch zoo gelukkig, als zij de pijnen dier vreese lijke wonden maar eenigszins konden stillen. En terwijl wij, mannen, huiverend terug schrikken bij de eerste inademing dier lucht, bij den aanblik van zooveel bederf, staat daar de vrouw met haar liefde en haar toewijding, lachend 'of schreiend, naar ge lang zij voelt, met haar fijn en diep gevoel, dat de smart een glimlach vraagt of een traan. En als heur zachte hand die wonden reinigt en verbindt, zweeft er een gebed op haar lippen voor dien lijdenden broeder of zuster, voor wie wij, mannen, wegvluchten met afgrijzen. Bij die zieken, daar eerst leerde ik, wat men verstaan moet door ware, volstrekte, onbegrensde heldendeugd, geen daad van het oogenblik, doch een gansch leven van zelfbeheer soiling, zelfvernedering en zelf vergetelheid. Vele zieken sterven eenzaam in hun hut of in het bosch, verlaten, verschopt door iedereen. Wat zou er kunnen gedaan worden? Men zou op eiken zendingspost enkele inboor- ligen kunnen huren, die de streek zouden doorkruisen, de stervenden zoo mogelijk onderrichten en doopen, de overigen ver voeren naar de ziekenhuizen, waar zij ver pleegd, waar hun laatste lijden zou kunr nen verzacht wordeD. Maar de ontzettende kosten? Zijn die kosten in werkelijkheid wel zoo ontzettend? Laten wij eens even rekenen: De gewone onkosten zijn bij den uiterst lagen loonstandaard van het land zeer ge ring. De buitengewone komen eigenlijk alleen in aanmerking: Kosten van „aan koop" 1.50 a 2; kosten van vervoer ge middeld f 1.50; kosten van voeding, onder houd, geneesmiddelen gedurende enkele da gen, maanden of jaren, bij begrooting f 5. Dit laatste getal schijnt wel laag, doch is het in werkelijkheid niet, als men bedenkt, dat verreweg de meeste rieken spoedig sterven, en dat het voedsel van een inlan der slechts 2 üt cent per dag kost! Stellen wij dus f 10 voor het geheel. Een stervende Bijstaan, een rie! redden voor zulk een geringe som, zou niet ieder iets daarvoor voelen Een nieuw hotel zonder oude gebruiken. De bekende restaurateurs van Londen J. Lyons en Co. maken gedurig meer furore door hun luxueuze inrichtingen met matige prijzen en het verbieden van fooien. Hun populair marmeren café in Piccadilly werd in enkele jaren het meest gezochte restau rant van Londen, waar men soms queue voor een tafeltje moet maken. Hun nieuw „Corner House", in Coventry Street (Lei cester-square), in het voorjaar geopend, verheugt zich ook in een welverdiend, druk bezoek en stelt alle tea-rooms verre in de schaduw. En thans heeft deze ondernemen de firma een reusachtig nieuw hotel in het Strand ingericht, dat een heelen ommekeer in het hotelwezen der stad belooft te zullen brengen. De Young Men's Christian Association" (Bond van Christelijke Jongelingen) had haar hoofdkwartier in Exeter Hall, vond dat voor haar doel te klein, verkocht het groote gebouw aan Lyons en Co., die er met groote kosten een der keurigste hotel-palei zen van Londen van hebben laten maken, het „Strand Palace Hotel" geheeten. Daar kan men als een dollarkoning logeeren en eten, zonder er nu juist zoo dik in te ritten. De prijzen rijn niet hooger dan van derde rangs-hotels, doch de omgeving en inrichr ting doet voor Ritz en Carlton niet onder. En dan... Behalve kapitaal van omvang te rijn, luxueus van inrichting en zoo com fortabel als men. maar kan wenschen, met ruime, van heet- en koudwater-kranen voor ziene waschbasrins in alle logeerkamers, een wintertuin en tapijten, waarop geen voet- efcap is te hooren* hoeft dit hotel mat ©ode gebruiken gebroken. In de eerste plaats doet het er niet toe, welke logeerkamer men huurt, op de eerste of tweede, derde, vierde, vijfde of zesde verdieping, men be-i taalt overal 6 shillings per nacht en perj persoon, met ontbijt, bad, licht en bediening l inbegrepen, terwijl aan al het personeel1 verboden is, fooien aan te nemen. Men krijgt er een civiele behandeling, zonder er extra voor te betalen PAKIJS EN LONDEN. In een Fransoh blaadje van een twintig, jaren geleden vond men de volgende ver gelijkingen met betrekking tot de twee hoofdsteden van twee groote volken: Parijs doet rechts wat Londen links doet;, de Parijsche koetsier wijkt rechts uit, die in Londen doet het linksde eerste rit vóórop en die laatste achter op zijn rijtuig. Parijs is ingesloten (binnen de vesting wallen), Londen spreidt zich uit. Parijs neemt toe in inwoners naar binnen, Londen naar buiten. Parijs is gebouwd uit gehouwen steen, Londen uit gebakken steen. Parijs heeft hooge huizen en veel nauwe straten, Londen daarentegen veel breede straten en in het algemeen niet zulke hoo ge huizen- Parijs heeft vensters met spanjoletslratin- gen, die rich als deuren openen; Londen heeft schuiframen. Parijs heeft rijn stores of jaloezieën aan de buitenzijde^ Londen heeft x aan den bin nenkant. Te Parijs wonen de mensch en in kazernes, te Londen heeft elke familie haar woning. Te Parijs worden de huizen geopend' er. gesloten door den „portier", te Londen met den 8lentel. Te Parijs zegt men „cacao", te Londen cocoa". Te Parijs staan de bedden tegen den muur, te Londen staan ze midden in de kamer. Een Parijzenaarr dineert, een Londen aar eet Te Londen, zegt Voltaire, vindt men honderd godsdiensten en maar één saus; Parijs heeft wel honderd! sausen, maar geen godsdienst. Te Londen eet men met drie- tands-vorken, te Parijs met viertandsche. Parijfe ziet er vroolijk, Londen riet er triestig uit. Te Parijs wordt geflaneerd, te Londen loopt men. Te Londen rijn weinig, zelfs te weinig soldaten; ParijB heeft er te veel. De 6oId!aton te Parijs hebben blauwe tu nieken met roode broeken, te Londen heb ben ze rood© tunieken met blauwe broeken. Te Parijs worden de huwelijken door priesters gesloten; te Londen doet mem het zonder deze. Een gehuwde Parijsche vrouw is vrij in' haar doen, een Londerisch© niet. Te Parijs rijn de zelfmoorden het grootst in getal, te Londen worden de meeste moor. den op anderen gepleegd. Te Parijs wordt gewerkt, te Londen doet men nering. Te Parijs wordt gevochten door te trap pen en te schoppen, te Londen wordt met de vuisten gebokst. De kleine man te Parijs noemt de bank- van-leening „ma tante", te Londen noemt hij haar „my uncle". Spreekwoorden in het Riffgebied. Een soldaat zonder wapenen, een vogel zonder vleugels. Het geduld is de sleutel tot het succes. De arme is een vreemdeling in zijn eager vaderland. Die koren bezit, vindt gauw genoeg iemand, die hem meel leent. Wanneer het oog niet riet, behoeft Set hart niet te lijden. Een voornaam vijand 5a beter dan een?" minderwaardig vriend. Schrijf langraam een brief, waar haast Zondagswetten in Envopeescbe landen. In Rusland is een wettelijke rusttijd van 2i uren voor de Zon- en feestdagen. In Noorwegen is de Zondagsrust verplich tend van 's Zaterdagsavonds 6 uren tot 's Zondagsavonds 10 uren. In Zweden wordt alle werk, niet nood zakelijk geoordeeld, gestraft, wanneer het geschiedt des Zondags tusschen 6 uren 's morgens en 9 uren 's avonds. In Roemenië m-oeten de nijverheids- en handelshuizen des Zondags om 6 uren ge sloten zijn* Terwijl in Zwitserland reeds van af het jaar 1878, in Oostenrijk reeds van af 1885 het werken op fabrieken door vol wassen arbeiders geheel en al verboden werd, heoft men in Duitschland in 1891 bet werken op Zon- en feestdagen verboden voor de volgende bedrijven: le. In alle mijnen en steengroeven. 2e. In alle werkplaatsen. 3e. In alle fabrieken. 4c. Op a-lle bouwhoeven, scheepstimmer werven e.d., terwijl diezelfde wet voor het handelsbedrijf slechts hoogstens 5 uren werk o-p Zondag toestaat. In Spanje is de Zondagsrust verzekerd aan de minderjarigen en Frankrijk heeft ten minste één wettelijken rustdag per week. Maar er is wellicht geen land ter wereld, waar men de beteekonis van den Zondag zoo goed begrijpt als in Groot-Britannië (Engeland en Schotland.) In de grootste Schotsche stad Glasgow, een zeer industrierijke plaats met kolossale werven en een millioen inwoners ligt op Zondag letterlijk alles stil De eenige per soon, daar dan bezig, is do melkboer. Men kan de langste straten van Glasgow, waar honderden wdnkolpaleizen en magazijnen el kander afwisselen, op Zondag doorloopen,. men zal er alles gesloten zien, en zou iemand het wagen, rijn zaak op Zondag te openen, hij ware voor altijd rijn krediet kwijt, en de wetgever zou hem spoedig op de hielen ritten. Het gaat in Glasgow met de Zondags rust zelfs zoo ver, dat alle drank gelegen heden (waaronder er vele door de gemeente zelf worden geëxploiteerd) gedurende den Zondag gesloten of slechts enkele uren geopend rijn. In de hotels kan men echter terecht. Aan de werven, waar door de week de drukte ontzaglijk is, waar de zwaarste arbeid ter wereld, het zoogenaamde ketting maken, plaats grijpt, iets, wat een reus achtig, maar van den anderen kant ook een afzichtelijk schouwspel oplevert, wordt des Zondags slechts do allernood zakelijkste arbeid gedaan. Van de tien duizenden arbeiders, die hier werken, kan men er des Zondags nauwelijks enkelen voor de vuurovens terug vinden. O, nergens komt meer het contrast uit tusschen den Zondag en den werkdag't Is alsof uit die reusachtige werven in alle majesteit een gtem klinkt: „Des Zondags werkt men niet; de Zondag is de dag van God; geen mensch sla schendend de hand aan dien dag, die den Heer toebehoort." En de middenstander in Glasgow? Hij kan rich des Zondags met geheel rijn familie begeven „naar buiten"; hij tan de heerlijke oevers van de rivier de Clyde opgaan; hij kan met rijn familie naar het park of de bosschen trekkenhif kan rich bewegen in de schoon© tuinen rondom het reusachtige Glasgowhij kan op dien dag alle beslommeringen aan den kant zetten en rich geheel en al geven aan rijn huisgezin. OUDE MUZIEK. In de muziekwereld is een krachtige bewe ging merkbaar om de oude muziek, vooral die uit de 18de eeuw, te doen herleven. Het is eigenaardig, dat in die richting in de eerste plaat» gestreefd wordt door een jonge kunstenares, die zich sinds jaren te Parijs een goeden naam als pianiste heeft Tgmwarrm, nadat rij, als Hoolsgha uaj£ ge boorte, te Berlijn haar studiën had volein digd. Meviouw Wanda Landowska heeft zich ge heel in dienst gesteld van de denkbeelden, welke zij voorstaat, dat het n.L een groote dwaling is in de muziek steeds van „voor uitgaan te willen spreken en de oude kunst als verouderd te willen beschouwen. Gedurende lange, nauwgezette studie ia het haar gelukt een repertoire samen te stellen van echte paarlcn uit vergeten en lialf vergeten schatten. En wanneer rij op haar concerten op het clavecin* waarop de oude stukken moeten worden gespeeld, aan den meester uit vervlogen dagen weer nieuw leven geeft, dan heeft zij nauwelijks een ander bewijs noodig om haar verdediging van het verleden te rechtvaardigen. Toch stolt de kunstenares zich niet tevreden met de oude meesters zelf in tonen te laten spre- ken, rij heeft ook een schitterend pleidooi geschreven, dat xn de Fransch© taal wordt uitgegeven. In dat boek, „De oude Muziek," heeft rij veel kostbaar materiaal uit het verleden bijeen gebracht. Er wordt bijzonder op ge wezen, dat in de 18de eeuw de vrouw veel grooter aandeel in de muzikale beweging had dan tegenwoordig; een feit, dat ook 'bevestigd wordt, daar op de oude schilde rijen zoo dikwijls musiceerende vrouwen rijn afgebeeld. Mevrouw Landowska keert zich tegen de meening, als zou een nieuwe kunstvorm steeds een vooruitgang wezen en van een geringschatting van het verlcdene verge zeld mogen gaan. Zij wijst er op, dat elke tdjd rijn eigen schoonheid heeft en dat heb onverantwoordelijk is de schatten der oude muziek verloren te laten gaan, en zij eischt een zorgvuldige instandhouding. Zij hoopt op een tijd, waarin men, om zoo t© zeggen, muzikale musea zal hebben; musea waarin de muzieklief hebbers de oude meesters zul len kunnen booren, evengoed als de tegen woordige musea de werken van beeldendo en schilder-kunst voor een ieder toeganke lijk maken. De beweging, welke door mevrouw Lan dowska is begonnen en zoo warm wordt voorgestaan, verwekt in alle beschaafde lan den een levendig verschil van meeningen. De angst voor het manuscript. Nog steeds komt het voor, dat heeren be stuurders van een tooneelgezelschap de hun toegezonden manuscripten, vergezeld van uitvoerige redenen van weigering, terug zenden, zonder dat rij één blik in het werk geslagen hebben. Door schade wijs gewor den auteurs richten hun manuscripten thans .zóó in, dat zxj na terug-ontvangst kunnen nagaan, of hun werk gelezen is, ja dan neen. Dit bereikt men bijv. door op ver scheidene plaatsen van het manuscript een paar vellen aan elkander te plakken; willen deze bladzijden gelezen rijn, dan moeten ze eerst zorgvuldig losgemaakt worden. Meest al komen z© eohter terug, zooals ze verzon den werden, d. Lvastgekleefd. Een Italiaansch auteur, die den directeur Terravilla, bekend om zijn voortdurend wei geren van jongere werken, niet vertrouw de, bedacht er iet® anders op. Hij zond den manuscript-schuwe, een lijvig boekdeel met het dreigende bijschrift: „Komedie in vijf bedrijven", en het 'bescheiden verzoek: „Veroorloof mij u mijn poover blijspelletje te zenden en aan te bevelen, dat mij en mijn vrienden wel een opvoering waardig schijnt. Ik zou u hoogst dankbaar zijn, wan neer u het zoudt willen lezen, en mij uw geëerd oordeel doen toekomen." Na een maand kreeg de „auteur" rijn boekdeel terug, met het bijschrift: „Ik heb uw werk gelezen en herlezen, doch kwam helaas tot de overtuiging, dat het niet voor een opvoering in aanmerking kan komen. Vooral de derde act© zou op het tooneel een onmogelijkheid rijn. Vergeef mij mijn openhartigheid," enz. Per koerende post kwam van den inzen der het antwoord: „Uw critiek is volkomen rechtvaardig, en vooral zeer consciëntieus. Slechts in een bijzaak ben ik 't met u oneens; Gij zegt, dat. gij mijn kaïnedie gelezen! en herlezen hebt..., terwijl ik er geen minuut aan gedacht heb, er een te schrijven. Het u toegezonden manuscript bestond voor* meer dan de helft uit schoon, wit, onboi schreven papier...I" Aardrijkskundige namen. Neem de eerste de beste kra.ut ter hand1 en stellig komen er tal van namen in vocayj die overbekend zijn, maar waarvan de be»' teekonis niet begrepen wordt. Azorische eilanden Sperwer-eilandeojj Altai Gouden Berg; Bab-el-Mandeb Poort dor tranenCairo Overwinnende;] Belour-Tagh Nevelgebergte-; Daghestan =3) Land der bergen; Formosa De Schoone;! Ganges Rivier; Fez Spade; Hima-; laya Bevroren bergen; La Plata Het| zilver; Lakkadiven Honderd duizend' eilanden; Madera Timmerhout; Patago uiers GrootvoetenParamaribo Plaats: der bloemenPundsjaab Land der hon© derd waterenSingapoer Stad der leeu wenVenezuela Klein-VenetiëValpa raiso Paradijsdal. Natuurlijk is dit nog met tal van namen te vermeerderen. Sommige geographiscke eigennamen komen veelvuldig voor; zoo von den wij in het alphabetiscli register van een gxooten atlas vermeld, dat de Arabische uitdrukking a n voor bron er niet min der dan 116-maal in verschillende samen- stellingen .in voorkomt. Dit wijst op het, groote belang, dat de bronnen in Noord- Afrika en Arabië bezitten voor de bevol king. Eveneens vindt men er niet minder dan 81 plaatsnamen in samengesteld met; bir d. i. put Niet minder dan 42 ver schillende berggroepen zijn bestempeld niet den naam A 1 p berg en 17 borgen mot don; naam.Hagios (heiligeof hl i as ziin op de Grieksche kaart te vinden. Aan het voor»; komen van zout herinnert de naam hall zout of hal le, veelvuldig in Duitsch land voorkomende. Het gebruik van persoonsnamen voor plaat sen is gewoonlijk een bewijs van hoogach ting of wsardecring, maar ook hier kan overdaad werkelijk schaden. De Engolschen o. m. hebben in den loop der jaren de namen van Victoria en Albert in alle wereldstre ken zoo veelvuldig op de kaart geplaatst dat het hoofd begint om te loopeii, als men ze wil opzoekenterwijl de Amerikanen in dertijd veel met kalender heiligen op had den. Er wordt beweerd, en, wie lust ge voelt rekene het na dat aan rotsen, haaien en kapen de naam St.-George 108-maal is gegeven, Johan 31-maal, Jean 30-maal, John 37-maal en Juan 38-maal, terwijl de naam van de heilige Maria in 148 geographische namen is weergegeven, waar hij 30-maal in den Engelschen vorm Mary. De heilige Mar tin is 76-, en Michel 66-maal herdacht. Jef ferson 14-maal in de Vereenigde Staten; Washington 17-maal, Humboldt lö-maai, Smith (welke?) 24-maal. OnlangB stierf te Londen, in den ouder dom van 71 jaar, het hoofd der familie^ Sandwich, die aan de welbekende Sandwich zijn naam heeft gegeven. Ieder kent wel de, dunne, rechthoekig gesneden plakjes brood, waar tusschen een stukje ham of iets anders] gelegd wordt, doch slecht» weinigen weten iets van de geschiedenis van zujn oorsprong. Charles Sandwich, een der voorvaderen van den pas overleden Sandwich, leefde inj de tweede helft der achttiende eeuw. Hij; was een hartstochtelijk kaartspeler, en het] ging hem zeeT aan het hart, wanneer het spel onderbroken moest worden voor 't sou per. Zijn lust om deze ergernis uit den weg te helpen, bracht hem op een goeden dag op het idee het tijdroovendo souper over bodig te maken, door kleine sneden brood,, met ham belegd, op schotels naast de speel- tafeltjes te zetten, sneetjes, die door hun handig formaat den kaartspelers toeston den hun honger te stillen, zonder dat de kaarten neergelegd behoefden te worden. Zijn naam is aan deze boterhammen veJV bonden gebleven,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1909 | | pagina 16