V
L&I
D5CH DAGblAD
ALLERL EI.
No. 15207.
10 September.
Anno 1909.
'N!
.1
V:
r.
1
.5. 7
- i y s
?ONnAr^PviAn.i
Ps
f.
Z
VMUALODIZaIJ
t
8 P 8
VAN HELT
r* r 1 p\ a /«-v n 1 a rs
a
i
i
L
=r-i k
i t t i i i i i
sir
DE JUFFROUW AAN HET LOKET.
SMAKELIJK ETEN.
Omtrent de kookkunst der Chineezen ver
eelt een Fransch geneesheer, <ïr. Martlgnon,
die jarenlang in Ohina gewoorfd heeft, al
lerlei interessante bijzondorheden.
Hij heeft het daarbij over een van de
Kevelingsepijzon der Chineezen. De „Zonen
des Hemels" eten zeer veel eieren en in
him huishouding speelt hot ei een groot©
rol. Meestal worden zij gekookt ©n hard ge
geten; in allo logementen, zelfs in de klein
ste herbergen aan afgelegen wegen, rijn
eieren voorradig. Maar tevens hebben rij
een bijzondere manier om eieren toe te be
reiden, en de Chinoesche lekkerbekken rijn
erg op deze manior van toebereiding ge
stold. Men heeft er de zoogenaamde „hon
derd jaar-ei oren". Zij behoeven juist geeü
honderd jaar oud te zijn, maar niet solden
rijn rij versoheiden jaren oud, vóór ze gege
ten worden.
Frissohe eieren worden bij deze toe
bereiding mot welriekende kruiden in ge-
bluschte kalk gelegd. Hier blijven rij langen
tijd in liggen, in geen geval korter dan 5
of 6 wekon. Door den tijd neemt de dooier
een donkergroene kleur aan, terwijl het
eiwit hard en eveneons groen wordt. De lek
kernij heeft dan wel is waar een reuk van
bedorven eieren, maar zoo vertelt dï.
Martignon daaraan went men spoedig;
de eieren worden als spijs vooraf gegeten
en smaken ongeveer als kreeft.
Iets over onze katten.
Oncze huiskat stamt uit Egypte en nog
vroeger daaraan Voorafgaande uit Nubic.
Want de Nubischo of Libysohe Izabclkat,
elis manuculata. is reeds duizenden jaren
vóór Chr. in Aethiopië getemd en van daar
oit later naar Egypte geïmporteerd ge-
porden.
Tusschen de vijfde en vierde eeuw v. Ohr.
werd zij echter in Griekseh Boneden-Italiö,
Groot-Griekenland, als huisdier ingevoerd:
een reeks munten uit Tarente en Regium,
Reggio di Calabria en een aantal vaasver-
rieringen uit Apulië en Campanië leggen
voor deze tijdperiode een onwederlegbear
getuigenis er van ai, dat de kat als levend
speelgoed toenmaals zeer in trek was.
Wat de Romeinache geschiedschrijvers
aangaat, zoo treft men eerst omstreeks na
Nero's tijd bij Seneca en Plinins een
vermelding omtrent dit dier aan, waaruit
men mag besluiten, dat het althans af on
toe in! een paleis of villa op dergelijke wijze
ongeveer als apen of papegaaien gehouden
is geworden.
Voor het verdolgen van muizen bezigde
■men toentertijd nog algemeen de wezel,
zeldzamer slangen. Eerst in den loop der
vierde eenw vindon wij van de kat als alge
meen voorkomend huisdier bdj gelegenheid
'door Paüadius molding gemaakt, wanneer
er ter bescherming van de artisjok-aan-
plantingen op do mol jacht gemaakt wordt.
Drie recepten voor
rhabarberv ijn.
Van rhabswberstelen kan een aangenaam
smakende wijn gemaakt worden.
1. Men snijdt de stelen in kleine stukjes
en perst ze uit. Op 5 L. sap giet men 2 li-
water en voegt men 1 K.G. suiker. Men
toot alles een paar weken in een vaatje
gisten en handelt verder als niet bessenwijn.
2. Men snijdt de stelen in stukken van 1
d-M., kneust of maalt ze, perst 't moes eeni-
ge malen uit en voegt bij 4 L. sap 8 L. water
«n 3$ KG. suiker. Het voor de oplossing
der suiker benoodigde water is hieronder
begrepen. De snik er oplossing wordt nog
warm bij 30 gr. Celsius bij het sap gegoten.
Men laat alles bij een temperatuur van 20
28 gr. 0. gisten.
3. Men snijdt de stelen in vingerlange
stukken, doet ze in een pot, giet er water
op, totdat ze bedekt rijn, zot allee ©enige
Uren op een zwak vuur, zoodat do masRa
niet gaat koken. Zoodra do stelen zacht
'rijn, perst men de massa ak, en perst men
het moes nog eens goed met het in den pot
aanwezige vocht uit. Op 2 L. sap neemt
men 1 K.G.suiker, waarna men het meng
sel in een vat bij matige temperatuur laat
gisten. Daarna wordt de wijn afgegoten en
1 g. wijnsteenzuur per Liter bijgevoegd. Het
vat wordt schoongemaakt en de wijn er
weer in gegoten. Dan lost men 100 g. sui
ker per 10 L. wijn in 1 L. water op, terwijl
men per 10 L. wijn 5 g, vischlijm en dë
dunne schil van een bitteren oranje-appel
bijvoegt, waarna men alles bij do rest van
den wijn' in het vat giet. De wijn kan na
jaar gedronken worden. Men zorge, dat
hot vat vóór en bij het aftappen niet ge
schud wordt.
Ziektekiemen in vuil en afval.
Naar den tijd, dien ziektekiemen noodig
hebben om in afval en vuil af te sterven,
zijn opnieuw onderzoekingen ingesteld.
In gewoon kamerstof word de typhusbacdl
nog na 40* de kiem van het miltvuur en den
paratyphus nog na 80 dagen levend gevon
den. De dysenteriehacil bezweek daaren
tegen reeds na 19 dagen, en die van de
cholera zelfs al na één dng. Een verblijf in
osch bad ongeveer Hetzelfde effect. In keu
kenafval bezweken de kiemen in het alge
meen veel snoller.
STOFGOUD.
Draagt gij het kruis goedsmoeds, woder-
keerig zal het u dragen.
Thomas a Kemp Ia,
a
N
Een ramp ie een gelegei.heM tot deugd.,
8 e n e o a.
Weet iemand: iets betere tegen de ontze
nuwende kwalen dies tijds dan belangstel
ling te wekken in het leven 1
Bitter.
Ontsmetting van boeken.
Zeer zorgvuldige onderzoekingen hebben
aangetoond, dat vochtige heete lucht en
formaldehyde beide voor de ontsmetting
van boeken gebruikt kunnen worden. Het
laatste heeft op diahte boeken echter geen
invloed, wel als het boek open staat. Het
zekerst blijft het blootstellen aan vochtige
heete lucht gedurende voldoenden tijd. Bij
10 percent vochtigheid kan men in lucht
van 80 gr. in 32 uren een heel pak boeken
zeker ontsmetten. Bij een vochtigheids
graad van 40 heeft men er slechts 24 umn
voor noodig, en do boeken lijden ex niet van.
De Bambergen.
De Rambergen rijn van oudor tot ouder
goochelaars. Hun geslacht ia anderhalve
eeuw oud. Men vindt dit in den breede uit
eengezet in een uitvoerig en waard eer end
artikel over „The Bambergs Six genera
tions of Magicians" in het Augustusnum
mer van „The Sphinx", het offioieele or
gaan van de vereeniging van Amerikaan-
sche goochelaars.
De eerste goochelaar van dien naam, van
wien melding gemaakt wordt, was Eliaser
Bamberg, geboren te Leiden in 1700 en in
1833 op 73-jarigen leeftijd gestorven. Dan
volgen vorder: David Loondert Bamberg
1786—1869, TobiAs Bamberg 1817—1870, Da
vid Tobias Bamberg, gob 1843, thans 68 ja
ren oud, Theo „Okito" Bamberg, gek 1875
thans 3-1 jaren, en David Bamberg, geb. 1904
thans een 6-jarige knaap.
Hier zijn alleen genoemd de oudste zova
uit het geslacht; er zijn overigens nog ver
scheiden afstammelingen van allerlei pro
fessie, tooneelspeler, diamantbewerker,
goochelaar.
Zulk een opeenvolging van zes genera
ties van goochelaars, zegt „The Sphinx",
heeft de wereld nog nooit gezien.
„En wat zeg je nu van Hamman?"
„Ik zeg, dat de man wel dood is, maar.
dot de herrie blijft."
Wateenkooris. Een zeeman was
bij een feest met verschillende kameraden
onthaald op een opera-uitvoering.
„Was 't mooi, Jan?" vroeg rijn maak
„Zij zongen in koor, zeg je. Wat is dat
eigenlijk?"
„Wat?" zei Jan. „Weet je niet wat eel
koor is?"
„Neen."-
„Nu, dan cal ik het je vertellen. Als ik
tot je zei: „Kees geef me die handspaak,'
dan zou dat niet passen in een koor. Neen,
dan gaat het zoo: „Kees! Keesl Keest
K - o - e - sK-e-e-e-e-e-sGeef, geef, geef
geef me die handspaak, geef me, g-e-o-f
me, g-e-e-e-f mo, geef me die handspaak,
die, die, die, die, die hand, hand, hand
spaak!"
Zoo iets noemen ze een koor."
Ook een slager. Heer (tot sla-
gerslccrling): „Wel, vent, moet je slager
werden?"
J o n g e n: „Ja, mijnheer."
Heer! „Is je vader ook slager
Jongen: „Ja, mijnheer."
Heer: „Varkensslager
Jongen: „Neen, mijnheer, blikslager."
Uithangbor don. Gelezen in de
Uitstalkast van een winkel in huishoudelij
ke artikelen:
„Does met slang f 1.70".
Voor een mangelwinkeltje gelezen:
,-Hier mangelt men en maakt
Blaade op wasborde".
Een ZwitseTsch blad zegt, dat te Auve-
nier, in het kanton NeuchAtel, een hotel
houder op zijn inriohting ©en groot uit
hangbord heeft doen plaatsen, waarop ge
schilderd staat:
GARAGE
•NOILVXS-SatrWIJOBHV
Drt onderste opschrift, dat goed leesbaar'
ie als men het van boven naar onder riet,'
is opzettelijk voor de luchtvaarder bestemd.
Toohnog winst. Een apothekers
bediende had oen recept klaargemaakt col
bemerkte, toen de klant er mee verdwenen'
was, dat hij een vnlschen halven gulden en.
een dubbeltje had ontvangen.
„Doet er niet toe", *ei de apotheker la
coniek. „Als het dubbeltje maar echt W
verdienen we toch nog vijf centen."
Br rijn zoo sommige dingen, die, Koe ge
makkelijk ze schijnen, toch erg moeilijk rijn,,
BijvoorbeeldL
Als je hoed te water is gewaaid, door te'
loopen precies of je er nog een op het hoofd
draagt.
Als je pas gedecoreerd bent, zóó te kijken
alsof je het lintje in je knoopsgat met riet,
en alsof je niet merkt, dat iedereen, die
je aanspreekt, döaroip het eerst bet oog
vestigt
Als je altijd hebt afgegeven op bet vieren
van jubileums en den draak hebt gestoken'
met dergelijke huldigingen, en je vrien
den handelen dienovereenkomstig wanneer
je zelf een jubileum beleeft, om dan net te
doen of je dat uitstekend vindt
Als de trein voor je neus gaat vertrok-,
ken, om dan op juiste oogcnblïk in te zien
dat je te laat bent en dat hollen niet meer
helpt
Te gelooven, dat er in een ander beroep
'dan je zelf beoefent, ook hard gewerkt
wordt
Als je je gaat indenken in bet geval, dat
je een kunst machtig bent, waarvan je niets,
verstaat om dan in dat verbeeldings geval
je zelf niet voor een eersten meester te hoo-ï
den.
•i?
jfc.
ii ï?v?i
00
m
L
Koert de Wilden verlangde naar het slot
der booneelvoorstelling. De geschiedenis der
heldin, die nog steeds wc-igerde haar hand
aan den held van het stuk te geven, liet
hem koud. Zijn oogen keken meer naar het;
parket dan naar het toon eel. Daar tooh zat
een jonge dgune, wier profiel men zelfs La
hot schemerdonker der zaal bewonderen
kon- Reeds bij bet begin der voorstelling
was er tusschen die twee een beetje ge
smoesd, langzamerhand was dat vrijmoedi
ger geworden, aoodat mijnheer De Wilden
ten slotte niet andere denken kon dan dat
hij de sohoone onbekende belangstelling
inboezemde.
Eindelijk vied het scherm voor de laatste
Met een „gelukkig" snelde De Wilden
naar de vestiaire, waar hij de komst der
jonge dame wachtte Eindelijk kwam zij en
achter haar een ander vrouwelijk wezen,
een mama, een tante of iets dergelijks eer-
bi ©d$f dwingends. In het gedrang schoof
De Wilden naar de jonge dame om haar
©enige woorden toe te fluisteren. „Pardon
juffrouw, zou ik me misschien bij een gun
stiger en aangenamer gelegenheid aan u
mogen voorstellen?"
Een oogenblik bedacht rij zich; toen klonk
het: „Ik zal u mijn besluit schrijven
onder het adres „Viooltje 100", poste
restante".
De Wilden maakte een buiging en ver
trok, na nog een blik van veretandbouding
met haar schoon© oogon gewisseld tc hebben.
Goed gemutst keerde hij huiswaarts, waar
hij droomde van zijn avontuur.
Voordat den volgenden morgen het poste-
restante-loket geopend was, stond Do Wil
don er reeds voor. En er achter een jonge
'dame, die, in een zakspiogeltje kijkend,
ecnige weerbarstige haren in orde bracht.
Eindelijk opende zij met haar lief klein
bandje het loket en vroeg De Wilden met
een glimlach en een warm stemmetje naar
rijn wensah.,
„Juffrouw, b hier ook iet» voor „Viooltje
100"?"
De juffrouw zocht en zooht, maar ant
woordde ten slotte met een stemmetje, waar
in bijna spijt klonk, dat er niets waa.
Hé, dat verwonderde hembij had er vast
bp gerekend en nu niets.
Op weg naar rijn bureau rekende bij on-
'dertuasohen even uit, dat er nog geen brief
bon rijn. Aannemende, dat zij direct na
thuiskomst had geschreven, kon de brief
tooh niet vóór hedenmorgen aan het post
kantoor bezorgd worden.
Op het bureau wae De Wilden verstrooid.
Herhaaldelijk overwoog hij do vraag of de
schoon© onbekende haar brief, die nu zijn
brief zou worden, reeds gepost had. Na
bureautijd weer voor bet loket. En weer er
jchter die leuke blondine van 's morgens
met hoor geestig gezichtje. Es herhaling
van hetgeen 's morgens was voorgevallen
Dezelfde vraag van Koert, het gelijke ant
woord van de juffrouw. Langzaam verliet
Koert het kantoor en mopperende wandel
de hij naar huis. Maar dan wensohte hij
zichzelf ook weer gerust te stellen. „Och, ze
heeft vanmorgen niet direct geschreven, zo
zal een gunstig onbewaakt oogenblik moeten
afwachten," sprak hij t^r geruststelling tot
zichzelf.
Werd de volgende dagen het loket ge
opend, dan posteerde Koert de Wilden reeds
in de wachtkamer, en na opening van het
loket vroeg hij naar „Viooltje 100."
„Viooltje 100?" herhaalde op zekeren mor
gen een meer bedaagde loketfee met een
strengen, verwijtenden blik, alsof zij pro
testeerde tegen een dergelijk lichtzinnig ge
bruik van den postdienst voor een verboden
oor r espond ent i e
Haar „niets" klonk dan ook met leedver
maak.
Koert ging weer aan het iedeneeren. Mis
schien was het haar bedoeling niet geweest
zoo spoedig te schrijven; misschien was zij
oen rijke erfgename, die door hebzuchtige
familie bewaakt wordmisschien was haar
reeds een bruidegom opgedrongenmisschien
dit of misschien dat in cindeloozc afwisse
ling.
lederen dag stond De Wilden voor het lo
ket. Omdat de andere loket-dame steeds
strenger en vcrwijtender keek ©n haar
„niets" stood© boosaardiger Het hooren,
lichtte hij het zoo in, dat hij steeds kwam
in de uren, wanneer de blonde juffrouw, die
hom zoo vriendelijk to woord gestaan had,
over de poste-restante-brioven hoerschte.
Koert werd een stamgast op het postkan
toor.
Zonder dat hij of rij iets anders zcide dan
de cLagelijksche groet, greep de jufftouw
reedis naar de brieven om ze te doorzoeken
en dan met een gericht alsof het haar
schuld niet was, ontkennend te schudden.
Koert zuchtte en ging.
Langzamerhand meende hij in don blik der
juffrouw dednem***11: en medegevoel te be
speuren; iets, dat v5j zeer noodig had bij
het allengB minderen zijner hoop en het da
len zijner ver^ach^ug. Het klein© theater-
avonfcunr maakte Foert zwaarmoedig. En in
ncw/n bui antwo -dde bij eens op bet
„niets" van de juffrouw, d5e hem met haar
groot© oogen treurig en bedroefd aan
zag:
„Maar dat kan toch nietzij heeft bepaald
gezegd onder „Viooltje 100" te sullen schrij
ven."
„Och", klonk h©t antwoord, „ook onder
ons vrouwen rijn er velen, die lichtvaardig
beloven...."
Koert schrok. In zijn droeve stemming
bad hij zijn geheim ontsluierd. Hij maakte
een veronteohuldiging voor rijn vertrouwe
lijke uiting.
„Gij zult wel zeer ongelukkig rijn", zei-
de de juffrouw.
En hij stemde toe, «prak iets van een ver-
Hogen hoop, die iemand aangrijpt; van
diepe smart, die overwonnen moet worden-
enz., enz.
„Zij was poker mooi", meende de juffrouw.
Koert werd verlegen, hij keek in de mooie
oogen van de loketjuffrouw, zag aar aardig
gezichtje, de krulletjes op haar voorhoofd
en dan: „Zij was zoo mooi als.... als u."
Zij maakte een afwerend gebaar.
Koert beweerd©, dat het waar was. Zij
kon zelf8 wel eehs niet zoo mooi zijn ge
weest als de juffrouw, want hij had haar
maar ééns en slechts heel even gezien.
„Maar ééns gezien?" was de verwonderd*
vraag.
Koert achtte zich verplicht nu de geheeld
geschiedenis t© vertellen, maar juist kwa
men er andore menschen.
Koert vertrok en kwam don volgenden
dag opnieuw vragen. Weer „niets". Toen
bedankte hij de juffrouw voor haar welwil
lendheid en beweerde niet te zullen terug
komen. Er cou wel geen brief komen.
„Maar u wilde mij de geschiedenis nog
vertellen", merkte zij op.
„O, ja, nu, ik kan die gauw vertellen."...
Weer kwamen er andere menschen voor-
poste-restanto-brieven. Koert wachtt?, maar
het was te druk voor een praatje.
„Er zal wel niets anders opzitten, dan
dat ik u vraag, mij na de bureau-uren do.
mogelijkheid te openen om mijn kleine be
lofte te volbrengen."
„Heden heb ik geen tijd", zeide de be
koorlijke juffrouw, „maar ik .zal u nehrij-
ven
„Dan moet ik me eerst even voorstellen
om u mijn adres te geven."
„Dat is voorloopig niet noodig. Ik zal on
der „Viooltje 100" schrijven", antwoorddJe
de Bchelmsche postjuffrouw.
Koert ging cr mee aoooord en vertrok.
Thans niet in de gedrukte stemming der
laatste dagen. Allerlei overwegingen ver
vulden rijn geest. Hij verwond orde rich;
over zichzelf. Dat dit bloodje bera niet eer
der wae opgevallen. Hij vergeleek haar met
do scho ne onbekende, die... steeds leelijkcar
vurd. Hij was nooit op haar verliefd ga-
we eet; hot was slechts het gehe. "zinnige en
onverwachte, dat hem trok.
Toen Koert den volgenden dag aan het kv
ket kwam, had de dikke oude juffrouw
dienst.
„Viooltje lOOt" herbaalde rij streng; uit
haar stem klonk het verwijt, dat er mannen
rijn, die hun tijd roet nietigheden verkwis
ten. Reeds opëade zij haar mond voor het
onvermijdelijke „niets", toen rij plotseling
het gevraagde adres ontwaarde.
Haar trekken toekenden verwondering,
toen zij den brief overhandigde. Triomfan
telijk verliet Koert de wachtkamer. Nadien
kwam Koert de Wilden nop herhaaldelijk op
het postkantoor, maar met meer aan bet
bewuste loket. Meestal wachtte hij aan heft
einde dor di/msturcn eon zekere blonde
bemizmeh'jke jonge dame, wie hg aller
lei gewichtige mededeolingen had te
deen, terwijl zjj vertrouwelijk op nfa
Mm