De Prinses Van O... schudde glimlachend
het hoofd.
,,Dat is een verrassing", zeide zij.
En waarlijk nooit had een verrassing groo-
cer succes.
Bij het opgaan van het gordijn staan de
Prinsjes Frans-Jozef, een zoontje van Aarts
hertogin Blanche en Clement, een zoontje
van Aartshertogin Marie Valerie (de eer
ste is nog geen vier jaar en de tweede nau
welijks vier) op het tooneel, gekleed als bal-
letmeesters, de een zwaaiend met een hoo-
gen hoed, de ander met een viool. Na het
publiek gegroet te hebben, gaven zij hun
dansers en danseressen een teeken het too-
aeel te betreden en het ballet begon.
Gekleed in prachtig satijn en fluweel, met
oude kant en kostbare steenen, draaiden de
kleine dansers zich in onberispelijke regel
maat, aldus figuren vormend van Oosten-
rijksche dansen.
Tot slot deed een apothéose te midden van
bloemslingers en ontplooide vlaggen, het
portret des keizers verschijnen, gedragen op
de sohouders van vier kleine pages.
De keizer, die van niets wist, weende let
terlijk Van vreugde, toen bij het vallen van
het scherm, de beide prinsjes tot op den
grond bogen, om de toejuichingen van het
verrukte piibliek te beantwoorden.
ITienwe Eaadsels.
Ingez. door Izak Piket, te Leiden.
I.
Mijn geheel bestaat uit 23 letters en ia
een inrichting te Leiden, waar men van
flinke Hollandsche jongens nuttige mannen
maakt.
Een 1, 13, 5 vindt men in groote keukens.
Een 6, 7, 8, 13, 11 is een platte visch.
Een 9, 14, 22 ontbreekt niet aan uw hoofd,
Veeleer hebt ge er twee.
In het ijs vindt men dikwijls een 2, 20, 1,
terwijl de 21, 15 snel over de sneeuw glijdt.
In menig vogelnestje vindt men meer dan
ten 19, 3, 4, 15.
In de 16, 17, 18 vinden velen hun graf.
12, 10, 14, 22, 23 moet het paard, wanneer
^et tijdig den warmen stal bereiken wiL
Ingezonden door Martha Segaar.
II.
Mijn geheel bestaat uit 7 letters en is een
plaats in Noord-Brabant.
2, 3 is een lengtemaat.
1, 5, 6, 7 is een huisdier.
1, 2, 3, 4, is een hoofddeksel, doch ook een
p-nssoort.
Met' den 4, 5, 6, 7 eet men.
Ingez. door Lena en Willem v. d. Reyden.
m.
Het geheel is een plaats in Gelderland.
1, 2, 2, 4 is een verpakkingsmiddel.
6, 6, 7 een gedeelte van den dag.
1, 6, 6, 7 is niet goedkoop.
8, 6, 6, 7 is het tegenovergestelde van zacht
weer.
5, 6, 4 is ook een verpakkingsmiddel
1, 2, 8 is een hondensoort.
6, 7, 6, 8 is een verbindingsweg.
Ingez. door David Oudshoorn.
IV.
Neem uit eiken zin één woord, zoodanig,
dat zij te zamen een bekend spreekwoord
vormen.
Zoo, hebt gij bloemen meegebracht, Anna?
Oom ik heb de paarden op stal gezet.
Ik heb den waard' al betaald.
Die man is gevallen op die stoep.
Marie vertrouwt dien man niet.
Hij is de beste uit de klas.
Hebt gij zijn pet al gezien, Jan?
De kastelein heeft het druk met zijn gas-
\em
Ingezonden door ,,Rosa Fluweeltje."
V.
1, 2, 3, 4, 5 is een vrucht.
4, 5 is een lengtemaat.
9, 8, 6 is een knaagdier.
Kent gij de Fransche 10, 7, 8, 5?
De Toov©§*bnS,
Er was eens een koning, die altijd zóó
ontevreden, ongelukkig en uit zijn humeur
was, dat het letterlijk niet mogelijk scheen
te zijn voor hem ook maar één enkelen dag
in kalme, vreedzame gemoedsstemming
door te brengen
„O, mijn volk, mijn volk 1 wat verveelt
mij dat toch 1" placht hij uit te roepen, tel
kens als zijn ministers hem naderden met
den een of anderen voorslag, of het een of
ander verzoek, ten bate van zijn onder-
aanern
„Wat moeten ze nou weer van mij heb
ben?" riep hij wanhopend toen zijn eerste
minister met de onvermijdelijke rol papier
in de hand binnentrad. „Een tehuis voor
oude ezels? of een asyl voor verlamde oli
fanten, of een stellage, om de maan te be
reiken? Wat voor een fraaiigheid zal het
zijn, dezen keer?"
„Het is toch allemaal werkelijk in het
belang van Uw Majesteits volk," waagde
de minister even op te merken.
„Jawel, zeker, maar altijd voor mijn
volkmijn volkIk wou, dat ze eens voor
één minuutje uit mijn oogen waren, zooals
ze daar reilen en zeilen, al die leelijke, lom
pe misvormde menschen, met hun domme,
ontevreden gezichten. Laat ze hangen voor
mijn part!"
„Uwe Majesteit vergeve mij de opmer
king, maar ze zijn toch niet allen zoo dom
en leelijk; als Uwe Majesteit alleen maar
eens denkt aan de bevallige Hertogin Hitte-
petit, met haar"
„Ochzwijg van je Hertogin Hittepetit,
vooruit dan maar liever met dat nare
smeekschrift, dat je daar onder den arm
draagt, en gauw een beetje."
Tegelijk rukte de koning zich woedend de
kroon van het hoofd en smeet die op min-
vorstelijke wijze onder den kostbaren
troon. Geen wonder, dat zijn dienaar ver
bluft stond te kijken, maar dadelijk snauw
de de koning hem weer too:
„Nu, sta daar niet zoo beduusd; anders
lijk jij nog wel de domste onder al die
aartsdomme onderdanen
„Maar Hertogin Hittepetit dan," begon
de eerste minister weer, die toch niet kon
hebben, dat die edele vrouw zoo l'chtyaar
dig betiteld werd.
„Uit mijn oogen!" brulde de koning,
„laat ik je geen oogenblik meer zienen
de brave dienaar moest wel verdwijnen,
wilde hij zich niet de vernedering zien aan
gedaan, van uit de Kamer gesmeten te
worden. Zoo ging het toch niet langer,
dacht hij bij zichzelf, v^ant Lij moest den
koning toch te spreken krijgen over die
zaak van belang; dat was hij verplicht
tegenover het volk, dat hem die opdracht
gegeven had. Hij zou maar eens naar de
„Vroede Vrouw" in het bosch gaan, die zou
hem wel uit de moeilijkheid weten te hel
pen. Onmiddellijk begaf hij zich dus op
weg en van verre zag hij al de twee roode
schoorsteenen en het roode dak, waar de
„Vroede Vrouw" in woonde met haar goe
dig rood gezichtje en rooden bril op den
rooden neus.
„Treed binnen, treed binnenkwam ze
hem dadelijk te gemoet, toen ze den eersten
minister het roode hekje zag openmaken,
dat liaar rood huisje van het groene bosch
soheidde.
„Ik kom u hier opzoeken „Vroede
Vrouw", sprak de vernederde dienaar, nog
altijd wat ontsteld over de ruwe bejege
ning van zijn vorst om u te vragen" pof
daar viel hij languit over een paar zoden
frisch gras, die voor in de hiut lagen. Maar
onmiddellijk stond hij weer op van dien
overbodigen voetval en voltooide zijn zin:
„om u raad in te winnen voor den ruw-
sten, lompsten, wreedsten, ongenietbaar-
sten mensch, dien ik ken onzen koning,
eenvoudig, met wien ik, uit kracht van mijn
ambt dagelijks te doen heb, helaas. Hij ziet
alles even leelijk; in zijn oog zdjn z'n onder
danen allen even dwaas en dom en afschu
welijk, zelfs Hertogin; Hittepetit maakte
geen uitzondering volgens hem. Nu, en gij,
Vroede Vrouw, zult toch wel weten, dat de
Hertogin de schoonste, liefste, edelmoedig
ste vrouw is van de heele wereld, maar gij-
ziet ook alles door zoo'n rozerood waas,i
dat het u wel schoon moet lijken."
En tegelijkertijd kreeg hij een heerlijken)
inval, want zijn gelaat stond ineens zoo voll
blijde verwachting en eenigszinB bedeesd'
stamelde hij
„Zoudt uzoudt u, misschien uw,
bril eens willen leenen aan den Koning?"
En de Vroede Vrouw glimlachte wel wil-)
lend, vond het eveneens een kostelijke ge-;
dachte en maakt haar rooden bril schoon,
met een rood-zijden doekje, waarna ze hem
overreikte aan den dankbaren eersten Mi
nister.
„Geeft u dien aan den Koning," sprak
zij, „en zoodra hij 'm op heeft, zal hij de1
heele wereld veel vroolijker, en vriendelij
ker zien, en hüj zal 'm nooit weer &f wil-1
len zetten." i
„Maar u dan?" vroeg de Minister, getrof
fen door zooveel edelmoedigheid. „Hoe
zult u dan doen?"
„O, ik kan mij wel redden zonder dien:
rooden bril; ik heb toch zoo mijn eigen blik
op menschen en dingen," en daaruit 2ie je
al weer, dat ze werkelijk een zeer vroede
vrouw was, daar ze volstrekt niet die groote
waarde hechtte, aan zoo'n kunstmatig ver
kregen zienswijze.
„Dank u, dank u; duizendmaal dank,"'
stamelde de eerste Minister gretig het roo
de instrument in zijn zak bergend.
Toen hij nu voor den Koning verscheen,
ditmaal zonder acte om te teekenen, of an
der officieel stuk, was de Koning door dit
feit alleen, al reeds zoo gunstig gestemd,
dat hij hem ditmaal niet met zoo'n on-
vriendelijken snauw begroette, maar on
middellijk den rooden bril van hem aan
nam, die de minister in zijn uitgestrekte
hand hield.
„Wel, wel," zeide de Koning, toen hij er
even doorkeek: „ik heb je nog nooit zoo
mooi gezien, man, als vandaag," en vrien
delijk, schoon wat hardhandig, klopte hij
den ijverigen dienaar op den schouder.
„En Hertogin Hittepetit dan?"
„O, de liefste, aardigste, schoonste
vrouw, die ik ooit ontmoette," riep de
koning.
„En al uw onderdanen?"
„O, het intelligentste, beschaafdste,
meest belangwekkende volk op de wereld
en met een eersten minister, die alleen al
reeds meer waard is, dan alle andere mi-'
nisters van alle andere landen samen
De gekweekte roos en haar
bet-over-grootmoeder.
Juni is d© echte rozenmaandde tuinen
zijn geparfumeerd van haar heerlijken geur
en het schijnt wel of er een korte pauze
was, in het bloeien der voorjaarsbloemen,
als wilden die even plaats maken voor haar.
schoon© koningin, de roos. En even zullen
we stil blijven staan bij het belangwek
kend feit, hoe de mensoh door kweeking
en verzorging de soort veredeld heeft,
wat zoo dikwijls voorkomt in de bloemen
wereld, en wat hier al zeer sterk is, maar
tegelijk nog duidelijk te onderkennen valt.
Neem maar eens een wild roosje: dan zul
je 5 witte of gekleurde bloemblaadjes
zien en tegelijk een groot aantal gele meel
draden. De bloesem van een appel, kers,
pruim of aardbei, vertoont precies het
zelfde, want die rijn allemaal van één en
dezelfde koninklijke rozenfamilie. En
neem nu eens een gekweekt soort: „Gloire
de Dyon" b.v. Waar is nu het groot aantal
meeldraden? Die zijn tot bloemblaadjes
vergroeid en daardoor heeft de bloem nu
dat heerlijke, volle aanzien. Natuurlijk
rijn er enkele overgebleven, di'e noodig
blijven voor het zaadwinnen; maar die zijn
nu geheel verborgen in den dichten krans
van bloembladeren. En zoo is het nu ook
met honderde|n andere .bloemetn gegaan.
Ik hoef zeker niet te zeggen dat het eeö
uiterst verrassende studie is, de voorouders
van onze gekweekte bloemsoorten na te
gaan: altijd zijn die heel eenvoudig en
nederig, vergeleken bij hun achter-achfceiy
kleinkind.