"VALKEIV. Ill do „VogelkiekjeB" van J. Daalder Dz., in het Handelsblad" la'aen wij: Hoog stonden ze in aanzien, ook in ons land, de valken, waarmede men in vroegere eeuwen ter jaoht toog. Edelen en jonkvrou wen liefkoosden de jaöhtvalken en gaven ze dikwijls de teederste benamingen, wanneer een ridderlijk weispel gehouden werd. En van zeer hooge waarde waren de valken. Was het de hertog van Bourgondië niet, die in 1396 voor twaalf valken honderden edellieden verkocht, die bij Nioopolis door Sultan Bajesdid I krijgsgevangenen go- maakt waren? Wat men voor goud niet ver krijgen kon, dat wist men met een dozijn valken te bewerkstelligen. Bij gelegenheid, dat de Fransche koning Filips Augustus de stad Akka, in Syrië, be legerde vloog op de jacht een zijner valken weg, en kwam in het bezit der Turken, die niet geneigd waren den vogel voor duizend goudstukken af te staan. Keizer Karei V stond aan d"e Johannie- ters, die ook wel „Ridders van de Orde van Sint-Jan van Jeruzalem" genoemd werden, het eiland Malta in volle leen af, onder de enkele voorwaarde, dat ze hem ieder jaar een jachtvalk leveren zouden. Reeds in 700 vóór Chr. moet de valken jacht in Midden-Azië in zwang geweest zijn, wat de Chineeeche jaarboeken vermel den. Pas 12 eeuwen later begon men ©r in Europa mede, en in de dagen der Kruis tochten kwam ze er tot hoogen bloei. Ook in ons land beoefende men deze jacht en de valkerij op Het Loo had wereldberoemd heid. De Nederlandsche valkeniers Btonden in hoog aanzien, daar ze handig waren, zoo wel in het vangen, als het africhten van valken. De dichter Van Lennep zingt in zijn „Ne derlandsche Legenden"- in „Jaooba en Bertha" s „Haar (Jacóba n.L) volgde een aantal eed'le heer en, Op 't jachtvermaak belust, Met pijl en boog en korte speren, Volkomen toegerust; Terwijl de blijdste tochtgenoot, De kloosterheer, den trein besloot, Gedost in jachtgewaad. Een witte valk, een edel dier, Zat op zijn vuist en pronkte fier Met kap van inkarnaat. 't Blijkt hieruit, dat ook de abt van Eg- mond, heer Gerard van Ookenburg, die mot bijna vorstelijke macht bekleed was, deel nam aan de ridderlijke valken j ach ten. Het houden van jachtvalken was evenwel aan de geestelijkheid verboden. De valkenjacht is geheel in onbruik ge raakt. Alleen te Valkenswaard wonen nog een paar personen, die zich bezig houden met het vangen en africhten van valken, die dan wel door Engelschen gekocht wor den. En wat voor valken het zijn, die voor het doel de meest gewenschte zijn? Voor eerst de Slechtvalk (Falco peregrinus Tun; S.), die ook wel Passagier en Noordsche valk geheëten wordt, en zich des winters vooral bij ons vertoont, 't Is de Edelvalk uit den Riddertijd, waarvan het mannetje een lengte verkrijgt van 4 d.M., terwijl het wijfje 5 o.M. langer wordt. Deze soort ken merkt zioh door bijzonder lange teenen, waarvan de middelste 5 c-M. meet, alsmede door een groote, zwarte kncvelvlek. De ve- derkleuren zijn varieer end, vooral in do eerste levensjaren. Het volwassen kostuum geeft een donkerbruin op de boven deel en en een fraai blauwachtig grijs met donkere dwarsbandjes op borst en buik. 't Is een echte roofvogel, de Slechtvalk, die zoowel hazen en konijnen als allerhande vogels aanvalt. Deze soort, die van zoo groote beteekenis was voor de valkeniers, werd dikwijls in Noorwegen door hen gevan gen. Het Smelleken (Faloo aesalon Tun; S.), de kleinste der valken', was eenmaal de lie velingsvogel van keizerin Catbarina II van Rusland, die hem .vooral bezigde voor het vangen van kleine vogels. Ook elders in de valkerijen werd deze soort hiervoor afge richt. In moed en volharding evenaart dan ook geen der andere soorten hem, en niet gemakkelijk ontkomt hot vogeltje aan zijn vlugge bewegingen dat hij als slachtoffer van zijn nimmer te verzaden honger uitver koren heeft, 't Is overigens een mooi valkje, met een grijsachtig blauw bovenlijf. Boven de oogen heoft het een witte streep en zijn keel is ook wit. Zijn onderlijf is roestkleu rig en voorzien van zwarte dwarsbandjes. Beide genoemde valksoort- broeden niet bij ons. Dit doet wel de boomvalk (Fal co subbuteo; L.), die als Baillet bij de val- kenieren bekend is, en elders in ons land ook Blauwe Wiekei en Stootvalk genoemd tvordt. Hij kenmerkt zich door zeer lange vleugels, die in rust tot over den staart reiken, door een donkerblauwe kleur op rug en vleugels en door wit op voorhoofd en orderdeelen met zwartachtige lengtevlek- ken op borst en buik. Het is mede een bru tale roover, die niet licht muizen en insec ten zal nemen, wanneer hij versch vogel- vleesch kan bemachtigen. Op hoornen maakt hij zijn nest en de bijna kogelronde eieren zijn geel-rood van grond, met donkerder vlekken. "Voor de valkerijen was h'.j, wegens mindere vlugheid In het grijpen van vogels, niet zoo gezocht als andere soorten, 'en ook was hij minder verstandig en daardoor moeilijker af te richten. Alleen in onze plaatsnamen Valkens waard, Valkenberg, Valkeveen, Valkoog, Valkenhuizen en Valkenisse leven de herin neringen voort aan do grootheid en macht, vertoond hij de jachtvermaken der vroegere edelen, bij wie de valken in scK/n hoog aan zien stonden. Bacteriën in de Kucht. Volgens onderzoekingen van den Fran- schen geleerde Miquel bevinden rich in tien kub. meter dampkringslucht de volgende hoeveelheden bacteriën, die schadelijk voor onze gezondheid kunnen rijn: In het hartje van een groote Btad (Rue Rivoli te Parijs) 65,000 In een stadspark (Paro de Mont- eouris) 7,600 Bij het in de Alpen gelegen Thu- ner-Hotel r 25 Op het Thuner-meer, gelegen op 650 meter boven A.P. 8 Op een hoogte van 2000 tot 4000 meter r -• 0 Iets van Vorsten. Koning Eduard VII dronk eens op een „Ferme" in het zuiden van Frankrijk als eenvoudig burgerman een glas melk en de boerin had zeker uit het gesprek, dat hij met rijn adjudant voerde, bemerkt, dat hij een Engelschman was. „Wat zouden we dien dikken Engelschman laten betalen," vroeg rij haar man. „Ik zal u het portret van den dikken Engelschman geven", zoi de Koning en bij gaf haar een guinje. Zoo iets gebeurde ook met den Koning van Italië. Op de jacht gebruikte ook hij iets bij boerenmensehen, en ook hij betaalde met zijn „portret". De vrouw keek dea Koning aan en zag dan weer naar het munt stuk. ,,U lijkt veel op den Koning", was hf.t slot van haar overwegingen. „Ja, dat heb ik meer gehoord", antwoordde de Koning „Maar ik vind toch den Koning knapper dan u", besloot de vrouw, na nog een blik op beiden. Evenals de Koning van Italië is ook Tsaar Nicolaas niet grOot van gestalte. Toen hij daags na de vreeselijke catastrophe bij de kroning een hospitaal te Moskou be zocht, waar velen der gewonden verpleegd werden, vroeg hij aan een van hen: „Maar waarom was je zoo in 't gedrang gegaan?" „Ik wou den Keizer zien 1" „Nu, dien kun je dan nu goed opnemen, nu hij naast je staat," zoi de Keizer, die als eenvoudig of ficier gekleed was. „Ja, dat kunt ge den ken", zei dc man, „zooveel weet ik er wel van dat een Keizer er heel anders uitziet, veel grooter en flinker." Iets dergeli. p "s den jongen Koning van Spanje voor korten tijd overkomen, wien een vrouw, aan wie hij zich bekend maak-1 te, of liever, aan wie hij na een opmerkingi zoi, da t hij de Koning was, toevoegrie: „Dat kunt ge wel zeggen, maar zóó leelijk is geen. Koning." Alfonso was in ohauffeurskostuum, dat hem al bijzonder weinig sohijnt te flattee- rcn. Ook Keizer Wilhelm is het meer dan eens gebeurd, dat hij niet herkend of eigenaar- d'g ontvangen werd. Een trompetter, wien hij aan de poort der kazerne te Hannover gelastte aJnrm te blazen, antwoordde: „Zu Befehl, Herr Leutnant", wat den Kei zer zeor amuseerde, want ook deze trompet ter ontving een geldstuk, waardoor hij „den Herrn Leutnant" beter kon leeren kennen. I Anders ging het den Keizer, toen hij opi een goeden avond te Kiel zijn „tante Hen-,' riëtte," die met prof. von Esmareh gehuwd was, een visite wou maken. Hij belde aan, de dienstbode deed open, en met een: „O Hemel, de Keizer", flapte zij hem de deur voor den neus weer dicht. i*a Toeneming van den gemiddelden levensduur. Volgens de nieuwe, door het „Kaiserliche Statistisch Amt" in Duitschland gepubli ceerde sterftotafels is de gemiddelde levens duur in den la^tsten tijd sterk toegenomen. De jongste sterfte tafels zijn berekend op, grond van gegevens van 10 jaren, van 18911900; de vroegere, door Becker be werkte, waren gegrond op gegevens van 18711881. De vergelijking der laatstgö-J noemde eterftetafels met de nieuwste leert, djat de gemiddelde levensduur van een mannelijk individu thans 40.56 jaren be-' draagt, terwijl die vroeger niet meer dan 35.58 jaren bedroeg, zoodat een toeneming j van 6 jaren wordt geconstateerd. Bij het vrouwelijk geslacht is de toeneming van den ^middelden levensduur nog grooterdo gemiddelde levensduur bedraagt voor de' vrouw thans 43.97 tegen 38.45 jaren volgene de oudere sterftotafels, d.i. een verhooging van 6.42 jaren. Zeer opmerkelijk is, dat de levenskans van een vrouwelijk kind 3$ jaar grooter is dan van een mannelijk. Dit verschil in levenskans ten gunste van het vrouwelijk geslacht houdt aan tot de hoog ste levensjaren. 1 De levenskans van een tienjarig manne^ lijk kind bedraagt 49.66 (volgens oudere ta fels 46.61), die van een vrcuwelijk kind van! dien leeftijd 61.71 (vroeger 47.18) jaren. Op' 20-jarigen leeftijd bedraagt de levenskans bij het mannelijk geslacht 41.32 (vroeger 38.45), bij het vrouwelijk geslacht 43.37! (40.19); met 30 jaren bij het mannelijk gc-j 6lacht 33.-46(31.41), bij het vrouwelijk ge slacht 32.62 (33.03) jaren. Zoo blijft steechj de levenskans voor de vrouw grooter dam die van den man; met 70 jaren is die voorl den man 7.76 (vroegere cijfers 7.34), voor de vrouw 8.10 (7.60;) bij hoogeren leeftijd' is dit verschil afnemend. Verder blijkt uit de tafels het opmerke-, lijko verschijnsel, dat de sterftekans thans' bij het mannelijk geslacht tot het 14de! levensjaar afneemt, daarna toeneemt tot bet 21ste jaar, om vervolgens vrijwel op de-! zelfde hoogte te blijven tot 27 jaren, en; daarna weder te stijgen, wat tot hoogen', ouderdom voortduurt. Bij het vrouwelijk! geslacht bemerkt men niets van dien stil-' stand in de sterfelijkheidskans gedurende; de jaren van 21 tot 27. maar na 33 jaren neemt de sterfelijkheidskans toe, eerst langzaam tot 47 jaren, en daarna met grooter snelheid. Dc toeneming van den gemiddelden, levensduur wordt aan de verbeterde hygië-! nische toestanden toegeschreven. De stil-i 6tand in de sterfelijkheidskans van 2127 jaren bij de mannen wordt ook bij de Fran- schen, niet bij de Engelschen, waargeno-l men. Dit verschijnsel wordt toegeschreven^ aan den gunstigen invloed van militaire; tucht et hygiënische zorg in landen met persoonlijken dienstplicht, bij volken met staand leger zonder dienstplicht valt daar van niets waar te nemen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1909 | | pagina 17