ZO M DAG 5 E> LA Df
L&ID5CM DAGBIAD
ilJr
Axlho 1009.
»o. 1518?1?.
14 Augustus.
•*J ••'^9fö* '\f\* o •vfi
m il jhi»JJh»ii|t«iil jhxiihi i 11 i i a a I a t 11
•v VAN HÜT
G£EN KEUS.
Aan een huis in een drukke straat prik
kelde sinds lang een geel biljet mijn nieuws
gierigheid. Ik dacht eerst, dat het van het
Biosoope-theater was; maar het bleek te
zijn van een bureau, waar aan dienstmeisjes
kosteloos een betrekking werd bezorgd.
Het viel mij in, dat ik hier wel iets kon
leeren, en ik volgde een dame, die juist het
huis binnen stevende en blijkbaar met de
localiteit op de hoogte was.
Zij ging een trap op, door een gang naar
een openstaande kamer. Mijn onvrijwillige
geleidster had zóó iets energieks in haar
optreden, dat ik reeds in stilte het arme
Bchepsel beklaagde, dat zich onder het juk
van die forsche meesteres zou moeten bui
gen. Ik zag echter in, dat ik mij vergist
had, toen mijn dame door iemand van het
personeel der inrichting werd ontvangen
met de woorden: „Is u daar alweer, juf
frouw? U heeft toch gisteren pas uw be
trekking aanvaard»0
De gewaande dame snoof minachtend:
„Dat was geen betrekking; dat was een.
hel 1 Zes dames in pension; die speelden den.
heelen dag piano; en toen ik er bij begon
te zingen, had je het spektakel gaande.
Dat was niets 1 Is er niets behoorlijks?"
„Ik zal eens zien," zei de dame van de
Inrichting. „Maar u moet in de wachtkamer
gaanik kan u toch niet op een presenteer
blaadje rondreiken!"
Toen wendde zij zioh beleefd tot mij:
„Als 't u belieft* meneer; het salon is aan
het eind van de gang, rechtuit."
Ik kwam in een groote kamer, gemeubeld
als salon van een tweede-rangs-botel. "Ule
zitgelegenheden waren ingenomen door
dames; enkele spraken met elkaar, andere
onderhandelden met de voor haar staande
dienstboden.
Buiten mij was er nog slechts één heer,
wien men het kon aanzien, dat hij getrouwd
was. Met het onderworpen gezicht van een
tot levenslangen dwangarbeid veroordeelde
stond hij rechtop achter den stoel zijner
betere helft en deed of hij haar gesprek
met het voor haar staande meisje opmerk
zaam volgde. Het jonge ding had een
schijnheilig gezicht gezet; maar hen bru
tale gezichtje en het weerbarstige rood-
blonde haar verrieden duidelijk, wat voor
persoontje zij was. Ik kon uit de verte
slechts de stem der vrouw hooren, die op
een onaangenaam-ruwen toon zoo iets zeide
alC: „Kleedjes-kloppen doet mijn man, de
laarzen poetst mijn man, bij het mangelen,
kan mijn man je helpen."
Telkens knikte de ongelukkige achter
haar stoel heel gehoorzaam, en het meisje
mat hem met een snellen, spottenden blik
yan haar ondeugende oogen.
Ten slotte liet zij ook het masker van
schijnheiligheid vallen en riep lachend:
„Daar moet ik eerst nog eens over den
ken. Met zoo'n tweede-meid heb ik nog
nooit gediend 1"
Ik had intussehen een mij bekende dame
ontdekt en ging naar haar toe. Zij waa
verdiept in een roman, groette mij tocÜ
vriendelijk. Op mijn vraag, of zij ook een
meid zocht, antwoordde zij met een diepen
zucht: „Ja, al een week. Eiken middag
zit ik hier volle drie uren. ELijk, dit boek
heb ik al haast uitgelezen."
Ik betuigde haar mijn verbazing, dat het
zoo moeilijk was, iets geschikts te vinden,
„Er is toch keuze genoeg," meende ik.
Zij schudde het hoofd over mijn naïeve
opmerking. „O, dacht u, dat wij hier kie
zen? Dan heeft u het mis. 't Komt er heel
weinig op aan, of ik het meisje goed vind;
hoofdzaak is, of het meisje den dienst goed
vindt. En bij een dokter willen ze geen van
allen graag wezen. U moet ze maar hooren 1
Bij een dokter, zeggen zo, kan je van de
deur naar de telephoon vliegen. En dan het
instrumenten schoonmaken en de wachtka
mer vegen 1 Neen, iemand, die al eens bij
een dokter heeft gediend, krijg ik in 't
geheel niet."
Een juffrouw van de inrichting kwam ons
storen met de vraag, wat ik verlangde. Ik
gaf te verstaan, dat ik een meid-alleen
zocht, en kort daarna stond een stevig
kind van buiten voor mij, wier geheele uiter
lijk deed vermoeden, dat ±e tot dusver meer
in den koeienstal dan in de eetkamer had
gewerkt. Zij kon alles, wat ik verlangde:
koken, wasschen strijken. Daar ik haar de
zaken niet te licht wilde voorstellen, ver
klaarde ik, dat mijn vijf-'en-ze ventigjarige
schoonmoeder bij ons inwoonde.
„O, met die zal ik het wel klaarspelen",
antwoordde zij vol zelfvertrouwen
Ik vertelde haar, dat die dame erg zenuw
achtig was, en betwijfelde, of zij voldoende
kalm en gerüischloos kon optreden.
„Die oude moet dan maar watjes in de
ooren stoppen," luidde haar voorstel.
Toen informeerde zij, of er ook kinderen
waren.
„Driezei ik, en daar ik den ongunsti-
gen indruk dezer mededeeling in haar
oogen zag weerspiegeld, zocht ik dien te
verzwakken door de toevoeging: maar
kleintjes,"
Het meisje schudde het hoofd.
„Dan is het toch niets voor mij. Oudjes,
daar geef ik niet om; maar met kinderen
gebeurt er zoo licht iet* en dan kom Je
maar in de nesten."
Ik zag in, dat ik te optimistisch was ge
weest in mijn opvatting over dit meisje en
besloot, bij een volgende wat voorzichtiger
te zijn. Ik liet dus mijn bejaarde schoon
moeder sterven, verdonkeremaande het
jongste kind en stuurde de twee anderen
naar school. Toch scheen een plaats in
mijn huishouding de nu voor mij staande,
ontzettend verdrietig uitziende, goed der
tigjarige juffer niet toe te lachen.
Ik zag in, dat ik nog meer meest doen,
en beloofde dus, de wa-scli buitenshuis te
geven. Daardoor schoten wij zoover op,
dat wij begonnen over het loon te onderhan
delen. Plotseling echter stak het meisje den
spitsen neus in de lucht, als rook het on
raad.
„Waarom komt u eigenlijk zonder uw
vrouw hier?"-
Ik bloosde verlegen onder den inquisi-j
teursblik, dien zij uit de grijze oogen op mi/1
richtte.
„Mijn vrouw is ongesteld," stotterde ik]
Een zuur lachje trok om de bleeke lip*
pen.
„O, een zieke vrouwDan kan de meid
alles doen en de vrouw nog verplegen ookq
Daarvoor ben ik te zwak De dokteT heeft
gezegd, dat ik niet te veel van mijn krach
ten mocht vergen; ik moest mij wat in acht*
nemen."
„Neem u dan in acht! Beterschap 1" zoo
besloot ik het gesprek
Ik was stouter geworden, wijl ik ihzag,'
dat ik niet zoo licht vastgehouden zouj
worden; dus schilderde ik mijn huishouding',
als een paradijs aan het meisje, dat mij!
vervolgens werd voorgesteld. Zij zag er!
uit, of Ze tot een dameskapel behoorde,;
en verspreidde een zoctelijken geur omj
zich heen. Ik vroeg haar niet wat zij kon,!
ik zag ook haar getuigschriften niet injr'
ik liet ditmaal mij-zelf uitvragen.
„U bewoont een heel huis? Hoeveel per-»
eonen?"
„Twee; ik en mijn vrouw, en dan nog een'
keukenmeid er bij."
„Is zij aardig?"
„Wie...-, mijn vrouw of de keukenmeid?"
„Uw vrouw natuurlijk."
„Mij bevalt ze heel goed."
„Hoe is het gesteld met den huissleutel?"
„O, dien krijg ik nu en dan, als het niet
te dikwijls voorkomt."
„Och, onzinIk bedoel, of ik voor mij een
huissleutel krijg."
„Zeker."
„En u heeft heusch geen kinderen?"
„Nog niet.'*
„Zoo! Zeg, meneer, dan deedt u beter,
haar een oude baker of zoo iemand om'
te zien. Dat is toch niets voor een jong,
meisje. Wat durven de lui tegenwoordig aV
niet vragen 1"
Verontwaardigd keerde het knappe meis-'
je mij den rug toe.
De resolute figuur, wier voetspoor ik ge«>
volgd had om hier binnen te komen, verliet
juist met rood, verstoord gezicht een paar
schuchtere oude dametjes. Zij wilde naar-'
de wachtkamer terug keeren, toen zij mij in-
h.; oog kreeg. Zij bleef voor mij staan,)
grijnsde en vroeg:
„Wat zoekt u, mijnheer, als ik' vragen'
mag?"
Ik kon niets beters bedenken dan "de meid-
alleen.
Zij lreek naar mijn handen en werd vrien
delijker
„Is u vrijgezel?"
„Ja, helaas..."
„O, dat is iets voor mijIk ben al eer
bij een heer-alleen geweest als huishoudster.
Ik ben heel gemakkelijk van humeur en eer
lijk als goud."
„Ja, maar u zult missohien te veeleischend
rijn."
„Volstrekt niet. Ik ben een eenvoudig
meisje. Ik hecht meer aan goede behande
ling en huiselijk verkeer."
Zij glimlachte nu coo zoet als een oliebol