Anno 1809.
.1»
ZONDAG5BIAD+
IEID5CM DAGB1AD
111'
DOÜÜE AURELBA.
Ho. 15171.
7 AngfustTras.
•I#
A-=-A
•V 5- VAN HET
De heer Lef able, kantoorhoofd!, sinds
lang weduwnaar, woonde samen met rijn 25-
jarigen zoon Albert, die in betrekking was
op de Handelsbeurs.
Een dienstbode zorgde voor het huishou
den, want de heeren kwamen thuis ontbijten
en dineeren. Zij konden het in hun woning
goed met elkander vinden en hun wederzij d-
sohe toegenegenheid was met die van oude
kameraden gelijk te stellen.
Bij vader en zoon vertoonde zich dezelfde
overheersehende karaktereigenschapzij
hadden een goed hart, doch waren licht ge
raakt en daarenboven trotsch. Ondanks de
.wederzijdsehe toegenegenheid hadden er
dikwijls tusschen hen nogal ernstige discus
sies plaats, omdat de ideeën van de eeno
generatie en de andere verschillen en ook
omdat men het leven niet op dezelfde wijze
beoordeelt.
Een tragisch voorval deed zich in hun be
staan voor. Zij kregen twist over Gertrude,
die ging trouwen. Lefable, die aan haar
trouwe diensten gewend was geworden, wil
de haar door voordeelige aanbiedingen van
haar besluit doen terugkomen. Albert be
weerde, dat Gertrude groot gelijk had te
trouwen, aangezien de behoefte om te be
minnen even onweerstaanbaar was als de
behoefte om te eten-
De twist liep zóó hoog, dat Albert in een
kwade bui van zijn vader 6cheidde, op den
zelfden dag, dat de dienstbode vertrok.
Lefable gevoelde zich uiterst ongelukkig;
hij doolde in het eenzame huis rond, had
!in niets meer smaak en was afgetrokken,
als had een wreede slag hem getroffen.
Spijt martelde zijn liefhebbend hart, maar
1 waarom Hij kon toch Albert met gaan op
zoeken Hij kon hem tooh geen verontschul
digingen gaan aanbieden
Albert moest om de verzoening verzoeken.
Maar ook hij, evenals zijn vader, kende een
ontembaren trots, en beider eergevoel en
stijfhoofdigheid zouden de oneenigheid im
mer kunnen doen voortduren.
Een maand verliep. Alle hoop op verzoe
ning scheen verloren.
II.
Ondertusschen had Lefable zich van een
andere dienstbode moeten voorzien. Op het
dienstbodenkantoor werd zijn keuze op kod
dige manier gemaakt. Een 20-jarig meisje
dommelde in de wachtkamer, met de armen
over elkaar gezeten en het hoofd op den
Bohouder.
„En hier hebt u er een, mijnheer", zei
de verhuurster, „die ik u niet aanbeveel;
ce is zoo dom, dat niemand haar kan hou
den. Men heeft nog nooit zoo'n domheid ge-
aien."
„Dus!" vroeg Lefable.
„Dus, mijnheer, alleen uit medelijden zou
men haar kunnen plaatsen. Zij heeft zelfs
geen thuis om er terug te keeren; het is
©en vondelinge. Kijk eens, mijnheer, kijk
eens, men zou zeggen, dat ze in het lijken
huisje lag!"
Lefable sprak gehaast: „Ik neem haar,
juffrouw. Dat is heelemaal mijn zaak. Ja,
ziet u, ik zoek juist een zeer domme meid;
de domste, die ik maar vinden kan."
III.
Aurelia was gekleed in nauwe katoenen
japon, versleten en versteldzij had leelijke
blonde haren, een puntig, kleurloos gelaat
en ronde, vreesachtige oogen.
Haar domheid vond haar oorzaak in de
yreeselijke omstandigheden, onder welke zij
steeds geleefd had. Zij was door de vrees
voor mishandelingen, waaraan zij voortdu
rend blootstond, in lichamelijke en
geestelijke ontwikkeling achter gebleven.
Sedert haar elfde jaar at zij het bit
tere brood van den lagen dienstbaren
stand, zonder ooit teederheid of vriendelijk
heid ondervonden te hebben, een dier zacht
heden, die de menschelijke plant doen ont
wikkelen en ontluiken.
Lefable begreep goed, dat Aurelia voor
al behoefte had aan welwillendheid. Waar
lijk, zooals hij verwacht had, bij het eerste
teeken van vriendelijkheid, scheen zij min
der ter neer gedrukt.
Toen, door zijn eigen leed geleerd, deed
hij iets beters dan haar medelijden te be
tuigen, dan haar als goede meester toe te
spreken, dan haar stoffelijke weldaden te
bewijzen; hij koos het beate van alles, het
toovermiddel om bedeesden te beteren en
ze toegenegen en gehecht te maken; hij
behandelde Aurelia als een menschelijk
wezen, dat gelijk staat met hemzelf; hij
vergat, dat zij een nietig schepsel was,
zonder opvoeding, zonder gaven; hij ver
gat haar minderwaardigheid en sprak met
haar over alles en niets, eenvoudig, zonder
gemaaktheid, zooals hij steeds met zdjn
Eoon had gesproken. Het feit alleen, dat
hij met Aurelia sprak over het weer, over
straatgeluiden, wilde reeds zeggen: „Wij
zijn lotgenooten; er is geen afstand tus
schen ons.'*
Spoedig vertrouwde de treurende vader
aan Aurelia toe, dat hij een grooten zoon
had, die voor het oogenblik afwezig was,
maar die den een of anderen dag zou te-
rugkeeren. Hij vond er een kleinen troost
in de goede hoedanigheden van Albert te
prijzen, te spreken over zijn deftig voorko
men, zijn bruin snorretje, zijn dichterlijke
haren.
Aurelia begon te droomen over mijnheer
Albert; zij stelde zdoh hem voor, zij ver
heugde er zich reeds over hem spoedig te
zullen zien.
IV.
Op zekeren dag zette de heer Lefable
zich, melancholiek en zonder eetlust, aan
tafel om te ontbijten. Met het servet aan
den hals begon hij zijn ei te pellen, toen
op den drempel van de zaal Aurelia ver
scheen en lachte:
„O, mijnheer. Ik heb uw zoon gezien,
mijnheer AlbertV'
Lefable rukte zijn servet af, sprong op,
wierp de stoelen omver.
„Hebt gij hem gezien.... wanneer
„Ja, ja! Ik heb hem gezien yanmorgent-
mijnheer Albert."
„Vanmorgen! Hier?"
„Ja, hier I**
Lefable hoorde niets meer; zijn zoon waf
teruggekeerd, hij had den eersten stap ge
daan; de oneenigheid was uit den weg ge
ruimd 1
Lefable kon niet meer wachten, haj wil
de onmiddellijk zijn zoon in zijn armeni
sluiten, hij wilde onmiddellijk toonen, dat
bij hem geen wrok bestond. Als Albert
eens aan het vaderlijk hart ging twijfelen!
Het zou een wreedheid zijn het antwoord
op zijn teederen en vriendschappelijken
stap ook maar één oogenlblik uit te stellen.
„Ik ontbijt nietl Ik ga niet naar het kan
toor terug! Het kan me niets schelen F*
riep hij uit, naar buiten stormende.
Hij sprong in een auto-taxi en Het zich
naar de patroons van zijn zoon brengen.
Albert was op de Handelsbeurs.
Lefable liep er 'been, trad hijgend het ge
bouw binnen en vroeg aan tien personen!
te gelijk:
„Mijnheer Albert Lefable, alsjeblieft, on
middellijk Onmiddellijk
De uitwerking was verbijsterend. Aan
stonds verspreidde zich het gerucht, dat
het huis, door Albert Lefable vertegenwoor
digd, een kolossale order uitvoerde, die de
koersen van den dag geheel zou omver
werpen.
Een tiental makelaars liepen Lef&blr
Sr. achterna. „Daar! D&krl"
Lefable haastte zich4 duwde de men*
schen op zij, en snelde met uitgestrekte
armen ten aanschouwen van honderd ver-
bouwereer de getuigen op zijn zoon toe.
Doch ondertusschen had op de Beu»»
een gTOOte daling plaats in de granen,
waardoor drie groote huizen van de Parij-
6che markt moesten liquideeren..
V.
Lefable keerde verjongd, dol van vreug
de, thuis terug.
„AureHa! Luister toch eensl" riep hip
„Ik heb mij met Albert verzoend. Ik moet
je nog zeggen, dat wij met elkaar in on
min lagen. O, ik dank je, dat je me onmid
dellijk gezegd hebt, dat gij Albert gezien
hadtl Hij komt vanavond zelfs bier, we
dineeren samenJe moet een feestmaal ge
reed maken. Champagne moet er zijn, en
jij zult ook meedrinken, Aurelia l"
Lefable ging zitten, stond weer op en
praatte dan verder:
„O, wij waren weer dadelijk goed met
elkaar, hij heeft zoo'n uitmuntend hart!
Ik lreb geweend, hij heeft geweend, heel
de Handelsbeurs was ontroerd.
Maar toch had ik hem niet zoo stijf
hoofdig gewaandVerbeeld je eens, Aure-;
lia, door rijn trots hield hij halsstarrig vol,:
dat hij niet hier is geweest! Je hebt het
toch niet verzonnen, dat gij mijnbeer Al-^
bert hier vanmorgen gezien hebt?"
„O neen mijnheer, ik heb het niet ver
zonnen Ik heb mijnheer Albert werkelijk
gezienIk heb hem vanmorgen op uw
schoorsteen op een portret gezien I"
Lefable bleef een oogenblik als versteend